Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 9 maart 2023, over Elektriciteitsnet, energie-infrastructuur & RES
31 239 Stimulering duurzame energieproductie
30 196
Duurzame ontwikkeling en beleid
Nr. 372
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 3 april 2023
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft op 9 maart 2023 overleg
gevoerd met de heer Jetten, Minister voor Klimaat en Energie, over:
− de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 17 november 2022 inzake transportschaarste
op het elektriciteitsnet (Kamerstuk 29 023, nr. 358);
− de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 4 november 2022 inzake vergunningverlening
windenergie op zee IJmuiden Ver (4 GW) (Kamerstuk 35 092, nr. 33);
− de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 10 november 2022 inzake uitslag:
vergunningverlening windenergie op zee Hollandse Kust (west) kavel VII (Kamerstuk
33 561, nr. 55);
− de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 16 november 2022 inzake voorzorgbeleid
voor magneetvelden bij elektriciteitsvoorzieningen (Kamerstuk 29 023, nr. 356);
− de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 15 december 2022 inzake uitslag
van de vergunningverlening voor het bouwen en exploiteren van een windpark op zee
in kavel VI van het windenergiegebied Hollandse Kust (west) (Kamerstuk 33 561, nr. 56);
− de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 20 december 2022 inzake Landelijk
Actieprogramma Netcongestie (Kamerstuk 29 023, nr. 385);
− de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 23 december 2022 inzake voortgang
RES-proces (Kamerstuk 32 813, nr. 1166);
− de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 23 december 2022 inzake hoofdlijnen
Programma Energiehoofdstructuur (Kamerstukken 31 239 en 30 196, nr. 369).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De griffier van de commissie, Nava
Voorzitter: Bontenbal
Griffier: Van Dijke
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Bontenbal, Boucke, Erkens, Kröger en
Thijssen,
en de heer Jetten, Minister voor Klimaat en Energie.
Aanvang 13.30 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik open deze vergadering van de vaste Kamercommissie voor Economische
Zaken en Klimaat. Aan de orde is het commissiedebat Elektriciteitsnet, energie-infrastructuur
& RES. Ik heet allereerst de Minister voor Klimaat en Energie van harte welkom. Ik
heet de aanwezige Kamerleden welkom. U bent met z'n tweeën, maar er zullen er vast
nog meer volgen, mijn andere collega's kennende. Ik wil natuurlijk alle mensen op
de publieke tribune en iedereen die het debat digitaal volgt van harte welkom heten.
We hebben vijf uur voor dit commissiedebat, van 13.30 uur tot 18.30 uur. Dit betekent
dat we een spreektijd hebben vastgesteld van vijf minuten per fractie. Ik stel voor
om het aantal interrupties op vier te houden, maar mocht dit aantal van aanwezigen
zo blijven, dan is er misschien iets meer ruimte, tenzij u heel snel iets anders wilt
gaan doen. Mijn voorstel is ook om ernaar te streven om uiterlijk om 17.30 uur de
tweede termijn te starten. Dat geeft meteen een soort inkadering aan dit debat. Dus
tot 17.30 uur hebben we de eerste termijn. Dat is handig volgens mij. Daarna hebben
we eventueel nog een uur voor de tweede termijn.
Dan geef ik allereerst het woord aan collega Erkens, van de VVD.
De heer Erkens (VVD):
Dank u, voorzitter. Voor ons is het van belang dat we meer aandacht hebben voor de
uitvoering van de energietransitie. We stellen vaak met elkaar hoge ambities die we
dan in de praktijk niet waarmaken. Goed uitgevoerde plannen kunnen immers ook leiden
tot meer CO2-uitstoot dan misschien op dit moment verwacht wordt. Ondernemers, huishoudens en
de industrie willen verduurzamen, zoals we met name sinds de energiecrisis zien, maar
lopen nu vaak vast op complexe regels, op ontbrekende infrastructuur of op het vollopende
stroomnet. De focus moet dus echt gaan liggen op hoe we verduurzaming mogelijk maken
voor al die ambities en plannen die nu in de samenleving bestaan.
Voorzitter. Het vollopende stroomnet is volgens mij hét knelpunt van de energietransitie.
Dit moet met grote urgentie worden opgepakt. We zagen vandaag in het nieuws dat ook
het laagspanningsnet problemen ondervindt, dat mensen thuis er niet van uit kunnen
gaan dat ze een betrouwbare stroomvoorziening hebben. Zonder een oplossing voor die
netproblematiek zal een groot deel van de klimaatplannen onhaalbaar blijken te zijn.
We zijn positief over het Landelijk Actieprogramma Netcongestie. Echter, het programma
richt zich met name op het hoogspanningsnet. Het lijkt ons, ook gezien het nieuws
van vandaag en de opgave in de gebouwde omgeving, logisch dat we ook voor het laag-
en middenspanningsnet een actieprogramma opstellen. Is de Minister bereid om dit toe
te voegen aan het Landelijk Actieprogramma Netcongestie?
Daarnaast hebben de netbeheerders onlangs aangegeven dat veel geplande uitbreidingen
van het stroomnet worden vertraagd als er geen stikstofruimte is. Hoe staat het met
de zogeheten Europese go-to areas voor projecten die cruciaal zijn voor de verduurzaming
van onze energievoorziening? En hoe staat het met de inzet van de Minister om uitbreidingen
van het stroomnet onder die go-to areas te laten vallen? Hoe lopen de gesprekken in
Brussel? Wanneer verwacht hij hier duidelijkheid over te kunnen geven?
Voorzitter. We willen dat er binnen de RES meer ruimte komt voor andere technieken,
zoals groen gas, aardwarmte en kernenergie. Met groen gas en aardwarmte wordt het
stroomnet minder belast, maar bereiken we nog steeds CO2-reductie. Wellicht is er dan wel meer mogelijk dan we tot nu toe als doel hebben
gesteld. Hoe gaat de Minister ruimte bieden aan groen gas en aardwarmte in de toekomst
van de RES-regio's? Hoe ziet hij dit? Hoe geeft de Minister daarnaast uitvoering aan
een motie van mij en collega Bontenbal om ook verkenningen op het gebied van kernenergie
onderdeel te maken van de RES voor de energiesystemen na 2030? Deze motie zagen wij
namelijk niet terugkomen in de stukken over de RES.
Voorzitter. Er zijn ook nog geen regels omtrent normen voor wind op land, zoals afstandsnormen,
ondanks meerdere moties vanuit de Kamer en ook heldere uitspraken in het coalitieakkoord.
We lezen nu dat er begin 2024 helderheid komt in plaats van in de zomer van 2023.
Ik heb daar geen heldere uitleg over gekregen of gezien. Is de Minister het ermee
eens dat snel duidelijkheid geven over de normen het juist mogelijk maakt om de energietransitie
te versnellen, maar ook om het maatschappelijk draagvlak voor wind op land te verstevigen?
Wanneer komt hij met duidelijkheid? Kan hij toezeggen dat hij toch alles op alles
gaat zetten om die duidelijkheid rond de zomer van 2023 te geven, zoals oorspronkelijk
was gepland?
Voorzitter. Ook bedrijven willen vaak aan de slag met verduurzaming, maar voordat
zij investeren, willen zij zekerheid over de vraag of de benodigde infrastructuur
er wel op tijd gaat zijn en of zij een aansluiting kunnen krijgen op het stroomnet.
Het gaat vaak over honderden miljoenen aan investeringen. Het is logisch dat je dat
niet uitgeeft zolang je erover twijfelt of er de komende jaren überhaupt ruimte is
op het stroomnet. We horen ook signalen dat bedrijven zich zorgen maken over de infrastructuur
bij wind op zee. Graag een reactie van de Minister op deze zorgen.
De businesscase moet dus in verhouding staan met het gelopen risico. We hebben eerder
een motie ingediend bij de begrotingsbehandeling van EZK omtrent de inzet van mogelijke
financiële garanties, zoals de Minister dat nu ook bij Porthos gedaan heeft, om ervoor
te zorgen dat deze projecten geen vertraging oplopen. Garanties kunnen ook een kosteneffectief
instrument zijn dat onzekerheid kan wegnemen, zodat bedrijven sneller een investeringsbesluit
kunnen nemen dat leidt tot verduurzaming. Hoe staat het met de uitvoering van deze
motie, vraag ik aan de Minister.
Voorzitter. Daarbovenop wil de VVD dat voor cruciale energie-infrastructuurprojecten
die binnen het MIEK vallen standaard de Crisis- en herstelwet kan worden toegepast,
zodat we ook op dat vlak gaan versnellen. We hebben daar eerder moties over ingediend,
onder anderen samen met collega Boucke. Hoe kijkt de Minister hiernaar? Er liggen
immers ondertussen wel een flink aantal moties en oproepen om dit te gaan doen. Ik
merk bij mezelf in ieder geval een forse behoefte om daar snel duidelijkheid over
te krijgen.
Voorzitter. Tot slot hoor ik graag van de Minister hoe het staat met de uitvoering
van de Delta Corridor. De uitvoering hiervan lijkt te haperen en moet wat ons betreft
sneller. Juist voor de verduurzaming van zowel de Rotterdamse haven als Chemelot is
de Delta Corridor van cruciaal belang. Graag een reactie van de Minister hierop.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank, collega Erkens. Gelukkig hebben we er een collega bij. Je verwacht toch iets
van oppositie! Maar de harde kern is er nu, dus we kunnen verder. Ik geef het woord
aan collega Boucke van D66.
De heer Boucke (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben een klein beetje verkouden.
Voorzitter. We hebben het vandaag over de RES en over het elektriciteitsnet. Dat zijn
allemaal heel inhoudelijke onderwerpen, maar we moeten niet vergeten waar we het voor
doen, namelijk voor een leefbare planeet voor ons en de generaties na ons. Daar wordt
al hard aan gewerkt. Vorig jaar zaten we op 30%, konden we gisteren lezen. De eerste
stap is dus gezet, maar de grote sprong moeten we nog wel maken. Daarvoor moet nog
veel gebeuren.
Voorzitter. Ik heb drie punten. Allereerst het elektriciteitsnet. Dat blijft toch
wel een van de taaiste dossiers voor deze Minister. Het Landelijk Actieprogramma Netcongestie
kwam geen dag te vroeg. De netbeheerders deden er vorige week nog een schep bovenop
door op te roepen om geen zonnepanelen meer aan te sluiten op locaties met weinig
vraag naar energie. Ik vind dat de wereld op zijn kop. Ja, de netcongestie moeten
we oplossen, en dat is niet van vandaag op morgen geregeld, maar dat kan en mag geen
reden zijn om nu maar op de rem te trappen bij de energietransitie. Bovendien zijn
er veel oplossingen, zoals opslag, elektrisch laden en congestiemanagement. Ik ben
benieuwd naar de reactie van de Minister op de oproep van de netbeheerders. Is de
Minister het met mij eens dat we niet de luxe te hebben om nu op de rem te trappen?
Uit meerdere rapporten blijkt dat de netbeheerders ook lang niet alle mogelijke oplossingen
toepassen. Ze bestempelen een gebied net iets te makkelijk als rood, maar heel vaak
is dat slechts een papieren werkelijkheid. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat
de netbeheerders amper gebruikmaken van de mogelijkheid om bij acuut dreigende congestie
een verzoek tot terugschakelen in te dienen. Dat zij dat niet doen, betekent dus dat
er geen sprake is van een feitelijke congestie. Ik ben benieuwd of de Minister dit
beeld herkent en of de Minister hierop kan ingrijpen, zodat gebieden van het slot
kunnen gaan en er weer nieuwe aansluitingen kunnen komen.
Voorzitter. Ik ga nog even door op het elektriciteitsnet en de uitbreiding daarvan.
Bedrijven hebben ook hier een grote rol te spelen. Ze moeten zo snel als mogelijk
hun verduurzamingsplannen definitief gaan maken, zodat het net op de juiste plekken
kan worden uitgebreid. Hoe zorgt de Minister ervoor dat de bedrijven hun verduurzamingsplannen
op tijd af hebben, zodat de netbeheerders ook aan de slag kunnen? Bedrijven moeten
ook flexibeler worden in het afnemen van elektriciteit – dat is al vaker genoemd –
zodat er capaciteit vrijkomt. We hebben niet jaren de tijd om dit te regelen. Er zit
haast achter. Hoe wil de Minister dit aanpakken? Welke instrumenten en welke prikkels
kan de Minister inzetten als te weinig bedrijven zich melden?
Voorzitter. Dan de opwek van duurzame energie. Als we het hebben over de Regionale
Energiestrategieën, moeten we het wat mij betreft vooral ook hebben over participatie.
We moeten ervoor zorgen dat omwonenden kunnen meebeslissen, maar ook kunnen meeverdienen
in de energietransitie, juist de mensen die het financieel moeilijk hebben. Daarom
wil D66 dat er landelijke regels komen voor financiële participatie. Nu wordt het
lokaal en per project bekeken en is het de omwonenden versus de commerciële ontwikkelaar,
David versus Goliath. Dat moet echt beter. Is de Minister het daarmee eens? Kan hij
toezeggen dat hij landelijke regels voor financiële participatie gaat opstellen, zodat
dit een duidelijke randvoorwaarde wordt voor elk energieproject?
Mijn tweede vraag over de opwek van duurzame energie gaat over het op maandag getekende
IMVO-convenant. Dat is een nodige impuls richting een verantwoorde energietransitie,
met oog voor circulariteit en mensenrechten. Kan de Minister toezeggen dat hij de
ondertekening van het convenant als voorwaarde opneemt bij alle subsidies voor energietransitie,
waaronder de SDE++ en de maatwerkafspraken?
Voorzitter. Tot slot wil ik het hebben over wind op zee. We staan aan de vooravond
van grote tenders. De Minister schreef eerder dat we moeten oppassen voor de ecologische
grenzen van wind op zee. Zoals we allemaal weten, moeten we ook oppassen voor de grenzen
van het systeem, met name van het elektriciteitsnet. Beide punten zouden wat ons betreft
prioriteit moeten hebben in de tenders. Ik heb een vraag aan de Minister. Kan hij
toezeggen dat hij zowel maximale natuurversterking als optimale systeemintegratie
als selectiecriteria opneemt in de tenders, nog voor het financiële criterium?
Tot slot, voorzitter. Ik had het ook over het kwaliteitsbudget willen hebben, maar
daar heb ik geen tijd meer voor. Misschien stelt mijn collega Kröger daar nog een
vraag over. Ik heb wel schriftelijke vragen in de maak.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dat was heel netjes binnen de tijd, collega Boucke. U had nog vijf à zes seconden
door kunnen praten, maar er is een interruptie, dus u krijgt extra spreektijd.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik wil het inderdaad hebben over het kwaliteitsbudget. Er ligt een mooie aangenomen
motie waarin staat dat er een kwaliteitsbudget moet komen om ervoor te zorgen dat
– ik citeer – de kwetsbare natuur en biodiversiteit integraal onderdeel worden van
projecten op land. Ik ben persoonlijk heel teleurgesteld over hoe die motie nu wordt
uitgevoerd. Ik vind dat er heel snel zo'n budget moet komen. Dit heeft haast. Hoe
kijkt de heer Boucke daarnaar?
De heer Boucke (D66):
Ik deel de frustratie van mevrouw Kröger. Om die reden zal ik hier schriftelijke vragen
over stellen aan de Minister. Het paste daarnet niet meer in mijn betoog. De Minister
schrijft hier het een en ander over in zijn brief. Hij zegt dat het kwaliteitsbudget
niet de grootste bottleneck is en dat er al mogelijkheden zijn. Ik heb hierover de
volgende vragen. Het gaat mij niet om de vraag wat de grootste bottleneck is. Volgens
mij is het een heel goed instrument om ervoor te zorgen dat deze projecten vlotter
van de grond komen. Ik deel de frustratie van mevrouw Kröger en ik wil hier schriftelijk
op terugkomen bij de Minister.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
We hebben nu een debat met de Minister. Het staat ook op de agenda, dus laten we de
Minister nu tot spoed manen. Er komt een heel groot pakket met nieuwe klimaatmaatregelen
aan. Een kwaliteitsbudget dat er echt voor zorgt dat projecten op land veel beter
zijn voor de biodiversiteit en de natuur kan voor meer draagvlak zorgen en is daardoor
een cruciaal onderdeel. Ik heb nog een specifieke vraag. In de brief van de Minister
gaat het opeens over gebiedsversterkende maatregelen, terwijl het in de motie van
de heer Boucke gaat over kwetsbare natuur en biodiversiteit. Is hij het met mij eens
dat dit echt gaat over kwetsbare natuur en biodiversiteit, en dat we dat budget zo
snel mogelijk willen hebben?
De heer Boucke (D66):
Het korte antwoord is ja. Dat zie ik ook. Dat is ook waar de motie het kabinet toe
opriep. Ik ben het daar dus mee eens.
De voorzitter:
Inmiddels is ook collega Thijssen van de Partij van de Arbeid aangeschoven. Welkom.
We gaan nu luisteren naar de spreektekst van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. We hebben wat mij betreft – ik denk ook wat de collega's betreft
– vandaag een belangrijk debat. Hoe zorgen we ervoor dat we onze elektriciteitsproductie
zo snel mogelijk verduurzamen en dat het net het ook aankan?
Om met het eerste punt te beginnen: wat GroenLinks betreft zijn energiecoöperaties
en eigen opwek het hart van de energietransitie. Daar hebben we het ook vaker over
gehad in debatten. Toch blijkt in de praktijk dat energiecoöperaties tegen allerlei
obstakels aanlopen. Dat kan zowel financieel zijn als organisatorisch of meer bestuurlijk.
Als we een schaalsprong willen maken en juist veel meer mensen erbij willen betrekken,
dan moeten we kiezen voor projecten met veel maatschappelijk rendement. Ik wil de
Minister vragen om hier echt werk van te maken. Hij is eerder het gesprek aangegaan,
maar ik denk dat daar toch een stap meer nodig is, door een soort actieplan te maken
om te zorgen dat energiecoöperaties het hart van de transitie op land zijn. Maar ook
op zee kan dat. Is het mogelijk dat energiecoöperaties gaan participeren in wind op
zee, net als in België? Wat is daarvoor nodig in de tendervoorwaarden?
Het PBL schat dat er een potentieel is van 46 terawattuur opwek op land, maar constateert
ook dat die ontwikkeling niet automatisch tot stand komt en dat het aantal projecten
dat in de pijplijn zit afneemt. Wat gaat de Minister doen om hier vaart in te houden?
Wat ons betreft speelt het kwaliteitsbudget daarin een belangrijke rol; dat noemde
ik net al in het interruptiedebat. Kan de Minister zorgen dat dit voor projecten op
land ook de norm wordt? We willen de Minister met klem vragen om geld vrij te maken
voor dat kwaliteitsbudget, in lijn met de eerdergenoemde motie van collega Boucke,
waarin de bescherming van kwetsbare natuur en biodiversiteit centraal staat. Dat is
echt iets anders dan gebiedsversterkende maatregelen. Hebben we het over hetzelfde?
Kan de Minister dat bevestigen?
Een groot punt van maatschappelijke zorg is netcongestie. Dat is een punt waar wij
al heel lang voor waarschuwen. Gegeven de energie- en klimaatcrisis is het eigenlijk
onacceptabel als er geen zonneparken meer aangesloten kunnen worden. Er is nu een
Landelijk Actieprogramma Netcongestie, en daar zijn wij natuurlijk blij mee, maar
er hangen drie grote bottlenecks boven, namelijk geld, personeel en grondstoffen.
Kan de Minister een perspectief schetsen op wat de grote stappen daarbij zijn?
De marktconsultatie flexibiliteit verloopt moeizaam, begrijpen we, en levert nog weinig
op. Naar welke meer dwingende prikkels is de Minister bereid te kijken om die flexibiliteit
op het net te regelen, zoals verplichtingen of de mogelijkheid van verschillende tarieven?
Wat is de tijdlijn om dat voor elkaar te krijgen? Hoe zou je kunnen zorgen dat er
veel beter wordt samengewerkt tussen bedrijven of industrieterreinen die op dezelfde
aansluiting en vergunning zitten, waardoor de ruimte op het net veel efficiënter wordt
gebruikt? Is dit ook onderdeel van de maatwerkafspraken voor de industrie? Zou dat
kunnen? En wat betekent dat?
Voorzitter. Als er bij een SDE++-subsidieaanvraag een verklaring moet worden gegeven
of er plek is op het net, vinden wij het ook belangrijk om het niet zomaar op rood
te zetten maar echt aantoonbaar te toetsen of er netcongestiemaatregelen zijn genomen.
Of dat echt gepoogd is voordat een project wordt afgewezen, is wat ons betreft erg
belangrijk.
We zijn blij met de stap van ACM dat nu kan worden afgestapt van het «first come,
first served»-principe, maar we zien die afweging vervolgens wel als een maatschappelijke
taak. Kunnen regionale of lokale overheden betrokken worden bij het kader dat geschetst
wordt, zodat dat niet louter iets is van de netbeheerders? Dan kan worden voorkomen
dat een woonwijk niet kan worden gebouwd, terwijl een datacenter wel wordt aangesloten
op het elektriciteitsnet.
De voorzitter:
Ik heb een interruptie van collega Erkens.
De heer Erkens (VVD):
Een vraag aan mevrouw Kröger of het loslaten van het «first come, first served»-principe.
Dat principe hebben we om een goede reden: omdat je wil voorkomen dat er willekeur
plaatsvindt. Tegelijkertijd snap ik de discussie over dat je gegeven de schaarste
op het net zou willen sturen bij wat het eerst aangesloten wordt of niet. In een bepaalde
mate kan ik dat volgen. Als je projecten hebt die congestie misschien juist verminderen
– denk aan opslag – dan is het wel logisch om die naar voren te kunnen halen, als
de netcongestie daarmee snel wordt verminderd. Maar als je gaat naar maatschappelijke
afwegingen, bijvoorbeeld over een bedrijf in de ene sector wel en een bedrijf in een
andere sector niet, dan vind ik het wel moeilijker worden. Dan wordt het eigenlijk
een hellend vlak of een politieke keuze, die misschien ook afhangt van de politieke
kleur van degene die het besluit neemt. Hoe ziet mevrouw Kröger dat?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik denk dat dat eigenlijk een heel belangrijk vraagstuk is. We hebben nu een situatie
van schaarste. Hopelijk is dat een tijdelijke situatie, omdat we er gewoon in een
heel rap tempo voor gaan zorgen dat ons net het aankan. Maar binnen deze situatie
van schaarste vind ik het een maatschappelijke weging hoe je die schaarste verdeelt.
De heer Erkens noemt het een politieke keuze. Ik zou zeggen dat het belangrijk is
dat het juist een maatschappelijke afweging is en dat die in die zin ook democratisch
geborgd is. Dat is juist iets waar ook lokale bestuurders een rol in spelen. Ik denk
dan aan het stellen van een kader. Je kan dan bijvoorbeeld zeggen dat projecten rondom
duurzaamheid voorrang krijgen, evenals projecten die bijdragen aan het tegengaan van
netcongestie. Maar je zou ook een afweging kunnen maken waarbij bepaalde groepen,
bijvoorbeeld ziekenhuizen of scholen, in een andere categorie vallen dan commerciële
bedrijfsactiviteiten. Projecten die gaan over de elektrificatie van bedrijven – die
zie je natuurlijk ook vaak – zitten dan weer in het bakje verduurzaming. Maar goed,
ik bedoel eigenlijk vooral dat het me belangrijk lijkt dat regionale bestuurders meedenken
over de kaders. Ik vind dat een belangrijk signaal.
De heer Erkens (VVD):
Dank aan mevrouw Kröger voor haar antwoord. Ik worstel nog steeds met het volgende.
Er kunnen natuurlijk ook provinciale besturen zijn die zeggen dat verduurzaming misschien
wel achterin de rij komt te staan. Bent u dan nog steeds bereid om te accepteren dat
het een democratische afweging is?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik kan me voorstellen dat de landelijke overheid een bepaald kader schetst en dat
je daarbinnen als regionale bestuurder ruimte hebt. De afweging bij het inzetten van
schaarste, of het nou CO2-budget, geld of, zoals hier, netcapaciteit is, is democratisch. Dat betekent dus
ook dat het een afweging kan zijn die ik niet zou maken, maar we gaan er volgende
week heel erg ons best voor doen dat het wél de mijne is.
De heer Erkens (VVD):
Dat is een eerlijk antwoord! Ik ben wel bereid om mee te denken over deze richting,
maar ik ben er ook huiverig voor, bijvoorbeeld om de volgende reden. Mijn angst is
dat we juist enorme vertraging gaan krijgen in de verduurzamingstransitie. Stel dat
je nu op basis van «first come, first served» een aantal jaren zit te wachten en je
binnenkort een netaansluiting verwacht te krijgen. Dan komt er een kader vanuit de
rijksoverheid en de provinciale overheid, in combinatie met een netbeheerder of hoe
de verhoudingen ook precies liggen. Er wordt gezegd: «Jij gaat toch nog twee jaar
wachten. Jouw netaansluiting komt een stuk later, want wij hebben een andere prioritering
toegepast.» Dan is het risico natuurlijk ontzettend groot dat er ook weer heel veel
juridische procedures ontstaan en dat er een mogelijke vertraging voor de energietransitie
ontstaat, of voor projecten die wat ons betreft veel sneller uitgevoerd moeten worden.
Is mevrouw Kröger het er dus wel mee eens dat, als de Minister hiernaar zou kijken,
de analyse in het kader van de juridische houdbaarheid, dus of we verwachten of al
die besluiten aangevochten gaan worden of niet, wel onderdeel van de besluitvorming
moet zijn? Ik maak me daar namelijk echt zorgen om.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik denk dat het over het algemeen goed is als wij kijken hoe juridisch houdbaar de
besluiten zijn die wij nemen. Dat «first come, first served» werd de hele tijd heel
klakkeloos gehanteerd. Volgens mij hebben we de Minister in de Kamer ook van een heleboel
kanten uitgedaagd om erop te gaan sturen, omdat het een maatschappelijke rol is. Ik
vind dat belangrijk. Ik ben heel blij dat we dit nou eens even niet alleen aan de
markt overlaten, maar dat we hier juist ook veel meer op gaan sturen. Ik zou de Minister
dus willen uitdagen om hier juist stevig op in te zetten.
De voorzitter:
Dan gaan we nu door met uw inbreng. U was nog niet klaar, hè?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik ben halverwege, voorzitter.
De voorzitter:
U heeft nog krap twee minuten.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Oké, krap twee minuten. Wind op zee. Er is een waarschuwing van TNO over de rendabiliteit
van windparken op zee na 2030. Daar zijn zorgen over. We moeten eigenlijk zeker stellen
dat de elektrificatie van de industrie gelijk oploopt, of dat de vraag daarnaar er
in ieder geval wel komt. Is de Minister bereid om te kijken naar een afnameverplichting
van windenergie op zee of van duurzame energie en, zo ja, op welke termijn?
Voorzitter. Dan een aangelegen punt, namelijk dat we begrijpen dat Nederland zich
in Europa rondom energiebesparing en hernieuwbare energie op de vlakte houdt, en niet
echt proactief de kant van ambitie kiest. De Minister schreef in zijn brieven dat
hij zich inzet voor een energiebesparingsdoel van 13% binnen de Energy Efficiency
Directive en een doel van 45% voor hernieuwbare energie binnen de Renewable Energy
Directive. Zet de Minister zich daar ook echt proactief, stevig voor in? Kan hij mij
toezeggen dat hij hierin vooroploopt?
Tot slot, voorzitter. Ik heb een vraag over het Programma Energiehoofdstructuur: waar
sturen we precies op? Ik begrijp dat dat nog steeds uitgaat van een klimaatneutraal
energiesysteem in 2050, terwijl we zien dat er in de tussenrapportage van het Expertteam
Energiesysteem 2050 eigenlijk met veel scherpere doelen wordt gewerkt, die meer in
lijn zijn met het 1,5 gradenscenario. Zou ons Programma Energiehoofdstructuur daar
ook geen rekening mee moeten houden in de scenario's? Zouden de investeringen die
we doen met het Klimaatfonds en de investeringsagenda van de netbeheerders daar ook
mee in lijn moeten zijn? Hoe houdt de Minister toezicht op de investeringsagenda van
de netbeheerders? Hoe komt die in lijn met de doelen voor een CO2-neutraal energiesysteem?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Dan geef ik het woord aan collega Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank, voorzitter. PvdA en GroenLinks hebben deze week laten weten dat het klimaatbeleid
de doelen moet halen en dat die doelen op een sociale manier gehaald moeten worden.
Immers, de klimaattransitie zal sociaal zijn of zal er niet zijn. We moeten groen
doen, omdat mensen rood staan. De energierekening kan en moet bijvoorbeeld naar beneden,
door een goed geïsoleerd en warm huis. Het leven kan beter worden van het juiste klimaatbeleid.
Anders zullen onze fracties dit kabinet niet aan een meerderheid helpen in de Eerste
Kamer. Dat was de boodschap van mijn partijleider en die van GroenLinks afgelopen
week.
In een tweet zie ik dat de Minister dit niet al te serieus lijkt te nemen, want hij
denkt dat hij op onze steun kan blijven rekenen. Ik wil zeggen dat deze Minister dan
echt bedrogen uitkomt. Al vijf jaar achter elkaar worden er doelen gesteld en maatregelen
genomen, maar worden die doelen vervolgens niet gehaald. Dit jaar bleek dat 80% van
de klimaatsubsidies terechtkomt bij hogere inkomens. Nog steeds gaan er miljarden
naar fossiele subsidies en zitten 600.000 mensen in energie-armoede. Dus nee, Minister
Jetten kan niet blijven rekenen op onze steun. Ik druk hem op het hart om de uitspraken
van mijn partijleider ter harte te nemen als hij tussen nu en 1 mei dat enorme gat
tussen de doorrekening en de doelen gaat dichtlopen.
Verder hebben we het vandaag over het elektriciteitsnet. Dat piept en kraakt. We horen
allerlei waarschuwingen van netbeheerders. Gisteren kwam er weer één: het licht zou
weleens kunnen gaan knipperen of zou misschien zelfs uit kunnen gaan. Mijn vraag is:
wat vindt de Minister hiervan?
Er is lof van velen, ook van mijn fractie, voor het Landelijk Actieprogramma Netcongestie.
Nu moet natuurlijk snel de uitvoering komen, want we horen ook dat dit waarschijnlijk
niet genoeg is. Er moet nog radicaler worden ingegrepen. Daarom heb ik hierover een
aantal vragen. Een van de bottlenecks van de congestiepunten zijn de mensen die kabels
kunnen trekken, transistorhuisjes kunnen bouwen en die die hele transitie dus mogelijk
maken en kunnen uitvoeren. In het Actieplan Groene Banen staan natuurlijk een aantal
ideeën, maar geen echt radicale plannen. Ik wil de Minister uitdagen of we misschien
toch niet een stapje verder kunnen gaan. Ik heb bijvoorbeeld eerder in deze Kamer
gepraat over een werkgarantiefonds: laat mensen met behoud van inkomen instromen in
een groene baan en geef ze vervolgens een baangarantie van tien of twintig jaar, want
zo lang gaat deze energietransitie nog wel duren. Is de Minister bereid om daarnaar
te kijken?
De commissie kansrijk opleiden deed een voorstel om het collegegeld te verlagen bij
broodnodige opleidingen. Wil het kabinet hier serieus naar kijken? Ik heb in deze
commissie al eerder gezegd: trek een groot deel van de arbeidskrachten naar je toe.
We moeten heel veel huizen isoleren. We moeten heel veel huizen bouwen. We moeten
keihard werken aan het elektriciteitsnet. Kan de rijksoverheid ervoor zorgen dat we
een groot deel van het arbeidspotentieel op de een of andere manier binden aan de
belangrijke doelen die we hebben? Vervolgens kan er bekeken worden welke projecten
beschikbaar komen om uit te voeren, zodat die arbeidskrachten daaraan gaan werken.
Nu blijkt dat dat niet alleen belangrijk is voor de klimaatdoelen, maar ook gewoon
om het licht te laten branden.
Het LAN, het Landelijk Actieplan Netcongestie, is een belangrijke stap, maar er ontbreekt
nog een plan voor de versterking van het laagspanningsnet, waar ook netcongestie wordt
verwacht. In Vlaanderen is wel zo'n plan opgesteld – dat is vergelijkbaar met het
LAN – en ik vraag me af hoe de Minister dit plan apprecieert. Is de Minister van plan
om resultaatafspraken met netbeheerders te maken?
Voorzitter. Dan vergunningen versnellen. We lezen dat de Minister het proces voor
vergunningen wil versnellen. Dat is goed. Maar ondertussen hebben we ook een probleem
met stikstof en stikstofvergunningen. We zien dat daar heel veel bottlenecks komen,
bijvoorbeeld bij het bouwen van huizen. Hoe wil de Minister ervoor zorgen dat er dadelijk
wel vergunningen afgegeven kunnen worden, ondanks de stikstofproblematiek in Nederland?
Kan hij de netbeheerders daarover geruststellen? Dan is er natuurlijk het idee vanuit
Europa om renewable go-to areas aan te wijzen. Hoe wil de Minister dit vertalen naar
de Nederlandse context?
Dan het «first come, first served»-principe. De ACM wil daarvan af, zodat projecten
met een maatschappelijk belang voorrang krijgen. Een school zou dus bijvoorbeeld eerder
aangesloten worden dan een datacenter, ook als dat datacenter zich eerder aanmeldde.
We hebben al vernomen dat de VVD dat riskant vindt. De VVD laat die keuze liever aan
de markt, terwijl het de PvdA een heel goed idee lijkt als de politiek hierin kan
meebeslissen. De Minister zegt er ook wel iets over, maar ik vraag mij af hoe lagere
overheden daarbij betrokken gaan worden, want daar lees ik dingen over, en welke rol
de Tweede Kamer hierin krijgt, want dit zijn hele grote, belangrijke maatschappelijke
afwegingen.
Dan is er nog een wereld te winnen aan de vraagkant door flexibilisering, maar dat
gaat bij bedrijven niet automatisch. Hoe wil de Minister ervoor zorgen dat die flexibilisering
bij grootverbruikers wel gaat gebeuren? Kunnen de netwerkbedrijven niet worden betrokken
bij de maatwerkafspraken die worden gemaakt met de grootverbruikers, zodat zij suggesties
kunnen doen voor hoe zij het net kunnen ontlasten?
Mijn collega zei het al: we moeten het vooral ook samen doen. Er is een advies van
Greetje Bos met allerlei interessante observaties, dus daar moeten we vooral mee aan
de slag. Maar zijn de randvoorwaarden die daarin worden geschetst hard genoeg om verder
te komen dan de 35 terawattuur? We zien ook dat het een enorme opgave is. Het is belangrijk
om dat te doen met zo veel mogelijk mensen. Is de Minister bereid om lokale initiatieven
voorrang te geven bij het toekennen van vergunningen en van SDE-subsidie?
De voorzitter:
Collega Thijssen ...
De heer Thijssen (PvdA):
Tot slot nog een paar punten over wind op zee. Is de Minister bereid om punten te
geven in een tender als burgers worden betrokken bij een wind-op-zeeproject? Is hij
van plan om te komen met een actieplan voor waterstof op zee? En tot slot: we gaan
heel veel meer windmolens op de Noordzee bouwen, maar de ecologie van de Noordzee
is nog niet in goede staat. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de uitrol van wind
op zee en de ecologie hand in hand gaan?
Dank, voorzitter. Dat was een hele lange inbreng.
De voorzitter:
Ja, maar ik heb iedereen meer tijd gegeven. Volgens mij is het een mooi debat. Dat
is natuurlijk allereerst in mijn eigen belang, omdat nu mijn eigen inbreng komt. Maar
ik zie dat er eerst nog een interruptie van collega Erkens is.
De heer Erkens (VVD):
De voorzitter werd iets te enthousiast om al aan zijn eigen inbreng te beginnen, maar
dat is geen probleem. De heer Thijssen had het over het «first come, first served»-principe.
Hij zei dat de VVD het maar aan de markt overlaat, maar zo werkt het op dit moment
niet. Het gaat erom dat wie zich als eerste aanmeldt, ook als eerste een aansluiting
krijgt. Het is dus juist niet zo dat de bedrijven met het meeste geld zichzelf naar
voren kunnen werken in die rij; zo werkt het niet. Het is wat dat betreft best neutraal,
maar het is soms ook frustrerend, want dat betekent soms dat hele cruciale projecten
misschien jaren langer moeten wachten op een aansluiting. Is de heer Thijssen het
met mij eens dat het loslaten van het principe van wie het eerst komt, die het eerst
maalt ook risico's met zich meebrengt? Stel dat een van de voorwaarden zal zijn dat
opslag wel eerst mag, omdat die de netcongestie vermindert. Maar stel dat iemand die
een casino wil aanleggen – die persoon is heel slim – ook een hele grote batterij
op het terrein aanlegt en de aanvraag gezamenlijk indient. Dan kom je in de uitvoering
natuurlijk best wel knel te zitten, want dan komt het casino misschien nog wel eerder
in die volgorde terug dan die school. Daarnaast zitten er natuurlijk ook nog heel
veel juridische haken en ogen aan, want bedrijven kunnen dit soort processen ook gaan
aanvechten, waardoor misschien iedereen langer moet wachten op een aansluiting. Kan
de heer Thijssen hier dus in ieder geval op reageren?
De voorzitter:
Het is creatief gevonden. Wilt u reageren op de combinatie van een batterij en een
casino, meneer Thijssen?
De heer Thijssen (PvdA):
Ik hoor iets anders. Eerlijk gezegd vind ik de risico's veel groter als we het gewoon
maar op deze manier op zijn beloop laten. Volgens mij is het ontzettend belangrijk
dat de dilemma's die dan naar voren komen, worden bekeken met de politici, op landelijk
en op regionaal niveau, in een democratisch proces om te bepalen wat in het maatschappelijk
belang als eerste moet worden aangesloten en wat daarna moet komen. Ik zie daar dus
eigenlijk geen risico's in. Ik zie een groter risico dat, als we het op deze manier
op zijn beloop laten, we inderdaad casino's met batterijen krijgen op het net, terwijl
we denken: laten we die school als eerste aansluiten op het net, want die is toch
veel belangrijker?
De voorzitter:
En dan hebben we het nog niet gehad over scholen met batterijen enzovoorts, maar er
zijn heel combinaties denkbaar. Collega Erkens, zou u het voorzitterschap even van
mij over willen nemen?
Voorzitter: Erkens
De voorzitter:
Bij dezen. Dan geef ik de heer Bontenbal, van het CDA, het woord voor zijn inbreng.
De heer Bontenbal (CDA):
Dank, voorzitter. Ik mag dat mede doen namens collega Grinwis, die druk bezig is met
een ander debat.
Voorzitter. We zitten in een spannende en fascinerende fase van de energietransitie,
namelijk de fase van de uitvoering. Daarin komen alle knelpunten naar boven. Ik heb
het al vaker gezegd: discussies over nieuwe ambities of nog hogere doelen leiden vaak
maar af van wat er daadwerkelijk moet gebeuren, namelijk door heel hard werken en
vooral samenwerken de knelpunten een voor een te lijf gaan.
Ik sprak afgelopen maandag met CDA-wethouder Stef Luijten van de gemeente Bergeijk.
Dat is een leeftijdsgenoot. Hij is ongeveer net zo jong als ik. Hij is hard aan de
slag met het realiseren van concrete energietransitieprojecten in zijn gemeente. Dat
is inderdaad in het mooie Brabant; ik hoor het iemand hier zeggen. Dat zijn bestuurders
waar wij als CDA natuurlijk trots op zijn. Stef staat met zijn poten in de modder
en voert het beleid uit dat wij hier in Den Haag bedenken. In Bergeijk weten ze alles
van schaarse netcapaciteit. Daarom is de wethouder aan het onderzoeken of slimme afstemming
van de elektriciteitsvraag tussen bedrijven op een bedrijventerrein extra ruimte kan
creëren op het elektriciteitsnet. Ik weet uit verschillende businesscases dat er eigenlijk
tientallen procenten aan ruimte op het net zitten als je het slim afstemt. Maar een
goed project opzetten kost de gemeente best veel geld. Dat geld heeft de gemeente
niet. Mijn concrete vraag aan de Minister is: is hij bereid om een bedrag vrij te
spelen voor gemeenten die dit soort projecten willen beginnen en financieren? Is dat
wat bedoeld wordt met «het ondersteunen van lokale energy hubs», zoals ergens in een
van de brieven staat?
In het Landelijk Programma Netcongestie wordt een groot aantal acties beschreven om
het probleem van netcongestie aan te pakken. Dat is echt goed. Ik wil ook mijn grote
waardering uitspreken voor alle partijen die hierin samenwerken, want alleen door
deze samenwerking gaan we echt verder komen. Maar ik mis één punt, en dat is het aspect
cultuur. Er staan heel veel technische maatregelen in het programma, maar ik mis het
aspect cultuur. In gesprekken krijg ik namelijk vaak te horen dat initiatiefnemers,
ook overheden, aanlopen tegen netbeheerders die onvoldoende bereid lijken om de luiken
open te zetten en zich te laten helpen door bedrijven die met slimme oplossingen hun
congestieproblemen oplossen of kunnen oplossen. Er is dus ook een cultuuromslag bij
de netbeheerders nodig. Ik weet ook dat die gaande is. Dat zien we, maar toch zou
ik de Minister willen vragen om, als hij de netbeheerders gaat helpen met eigen vermogen
en het Rijk dus op de een of andere manier aandeelhouder wordt, ook op die cultuuromslag
te gaan sturen.
Je zou natuurlijk heel zwart-wit kunnen zeggen dat er eigenlijk geen congestieprobleem
is en de vraag kunnen stellen of het op dit moment niet vooral een administratief
congestieprobleem is. Als je de capaciteitsfactor hangt aan het elektriciteitsnet
– maar er zullen vast mensen in de zaal zijn of op de publieke tribune die een ander
cijfer hebben – gok ik dat je zult zien dat we qua kilowatturen het elektriciteitsnet
voor een kwart of een derde echt gebruiken. Dus er is eigenlijk nog ontzettend veel
ruimte als we meer slimmigheid toepassen. Ik denk dat we op dat gebied dus nog meer
kunnen doen. Daar is echt die cultuuromslag voor nodig, denk ik.
Dan de RES'en. Op basis van de nieuwste cijfers van het CBS en op basis van de meest
recente lijst van de RVO met vergunde projecten, dus projecten die in de pijplijn
zitten, kom ik tot de conclusie dat die 35 terawattuur vrij makkelijk gehaald gaat
worden. Ik heb gisteravond zitten rekenen en daar kom je eigenlijk best wel makkelijk
aan. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat kleinschalige zon-PV moet optellen tot
7 terawattuur in 2030, maar wat daarboven komt, mag, als ik het goed begrepen heb,
meetellen bij het doel van 35 terawattuur. Ik heb gisteravond berekend dat we aan
die 7 terawattuur zitten. Dus als er nog sprake is van verdere autonome groei van
kleinschalige zon-PV, zou dat dus meetellen voor die 35 terawattuur. Ik ben wel benieuwd
of dat klopt en hoe u daarnaar kijkt.
Daarnaast is het denk ik belangrijker dat er helderheid komt over de opgave na 2030,
want de vraag naar CO2-vrije elektriciteit zal fors groeien. Wind op zee en kernenergie gaan een flinke
bijdrage leveren, maar ik denk dat het goed is dat we helderheid gaan scheppen over
wat de opgave wordt voor hernieuwbaar op land na 2030. Er is namelijk niet onbeperkt
ruimte in Nederland. Het Nationaal plan energiesysteem zou hier duidelijkheid over
moeten geven.
De voorzitter:
Meneer Bontenbal, ik zie een interruptie van mevrouw Kröger, GroenLinks.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Toch over de doelen en de ambities. Als je 60% CO2-reductie wilt bewerkstelligen in 2030, is de afspraak over 35 terawattuur op land,
die geënt is op het Klimaatakkoord, natuurlijk onvoldoende. Zelfs als je voor 55%
gaat, zul je toch op land meer moeten willen doen. Is het CDA het ermee eens dat we
de Minister uitdagen om boven die 35 te gaan? Het PBL heeft het over 46 terawattuur.
Dat is een mooi richtsnoer om voor te gaan.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik heb nadrukkelijk gevraagd om dat Nationaal plan energiesysteem, omdat ik op dit
moment het totaaloverzicht mis. Overigens heeft het CDA de motie ingediend om de 35
terawattuurgrens uit de SDE te halen. Voor mij is 35 terawattuur dus het minimum.
Als er meer kan, ben ik daarvoor. Dan moeten we wel kijken naar draagvlak, randvoorwaarden,
elektriciteitsnet, participatie en alles wat net ook al genoemd is, maar voor mij
is die 35 terawattuur het minimum. Als we de gemeentes en provincies gewoon laten
doen waar ze goed in zijn, denk ik dat we daar vrij snel op gaan komen en dat er meer
mogelijk is.
De voorzitter:
Heeft u een vervolgvraag, mevrouw Kröger?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja. Dat is dus het minimum en er is meer mogelijk. Nu verwijzen we nog heel vaak naar
die 35, die gewoon gelinkt is aan de 49% CO2 uit het Klimaatakkoord. De volgende stap is dat we zeggen: als je die 49 heb veranderd
in 55 c.q. 60, moet je ook je ambitie op land verhogen. De Minister zou dus in ieder
geval een indicatie moeten geven van waar we nu op koersen.
De heer Bontenbal (CDA):
Dat is precies wat ik net vroeg: wat is het plaatje, ook na 2030? Want ik vind dat
we te veel alleen op 2030 focussen. Ik wil vooral weten wat er daarna gaat gebeuren.
Voor mij is die 35 terawattuur een minimum, maar ik zou niet zeggen dat we nu een
nieuw doel moeten stellen. Dat vind ik goed aan het advies van Greetje Bos: laten
we niet weer een heel circus optuigen met nieuwe doelen en een RES 2.0 enzovoorts.
De gemeentes zijn gewoon aan de slag. Die gaan dit doen. Die hebben het nodig dat
wij de andere randvoorwaarden op orde brengen. Dan heb ik er voldoende vertrouwen
in dat zij gewoon die terawatturen gaan leveren. Ik ben dus niet voor een nieuw doel
dat hoger ligt dan dit.
De voorzitter:
Meneer Bontenbal, u kunt uw betoog vervolgen. U heeft nog 40 seconden.
De heer Bontenbal (CDA):
Dat zou tamelijk oneerlijk zijn, zeg ik even tegen de vervangende voorzitter. Maar
goed, daar komen we uit.
Ik heb nog drie concrete suggesties over deze RES'en. De eerste is een vervolg van
de discussie van net: laten we die 7 terawattuur voor kleinschalig zon-PV en die 35
terawattuur gewoon bij elkaar optellen. Maak daar dus één doel van. De tweede is wat
collega Erkens ook zei: kunnen we ruimte geven aan groene elektriciteitsproductie,
bijvoorbeeld uit biogas en bio-wkk's? Die kan ook meedoen. Het derde punt gaat over
de zonneladder. Heel veel provincies zijn daar allang mee aan de slag en hebben een
provinciale zonneladder. De vraag is: moeten we ook nog een landelijke zonneladder
hebben?
Dan het Programma Energiehoofdstructuur. Daar hebben we ook nog wel een paar vragen
over. Een aantal daarvan zijn al gesteld, dus die ga ik niet stellen. Ten eerste.
De investeringen die gedaan worden, zijn veelal no-regret. Die investeringen komen
dus in elk scenario terug. Maar die zijn misschien niet voldoende om de klimaatdoelen
te halen. Hoe kijkt u daarnaar?
De voorzitter:
Afrondend, meneer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Voor mijzelf is een belangrijke vraag hoe de subsidie eruit gaat zien voor de extra
terawatturen die we nodig hebben uit regelbare, CO2-vrije elektriciteitsproductie. Kan de Minister daar al wat contouren van schetsen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u, meneer Bontenbal. U bent normaal altijd zo netjes op tijd, maar nu spreekt
u één keer namens de heer Grinwis en loopt u net als de heer Grinwis uit de tijd.
Ik draag het voorzitterschap terug over aan u.
Voorzitter: Bontenbal
De voorzitter:
Ik had stiekem gehoopt dat u mij twee keer zo veel spreektijd zou geven, namelijk
met die van meneer Grinwis erbij, maar dat hoeft niet.
Volgens mij hebben we het in een hele nette, keurige tijd gedaan. Ik kijk even naar
de Minister hoeveel tijd hij nodig heeft om deze toch tamelijk briljante lijst van
vragen te beantwoorden.
Minister Jetten:
Voorzitter, het is zo snel gegaan dat ze boven nog niet helemaal klaar zijn met de
voorbereiding van mijn deel. Als we tot 14.30 uur zouden kunnen schorsen, dan kan
ik in één keer alles beantwoorden.
De voorzitter:
Dat lijkt me een perfect voorstel. Dan gaan de leden even een kopje thee of koffie
drinken. Ik wens uw ambtenaren en u veel succes bij de voorbereiding.
De vergadering wordt van 14.13 uur tot 14.35 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan het debat vervolgen. De Minister is er en we gaan naar zijn beantwoording
luisteren. Mijn voorstel is om niet heel hard aan een aantal interrupties vast te
zitten. Volgens mij kunnen we er een mooi debat van maken. Als het te gortig wordt,
dan grijpt de voorzitter vanzelf in. De Minister.
Minister Jetten:
Dank u wel, voorzitter. Dank voor een, denk ik, goed en inhoudelijk debat over een
zeer belangrijk onderwerp willen we onze klimaatdoelen halen, namelijk de problematiek
op ons net. Ik zal zo meteen de beantwoording clusteren langs enkele thema's. Het
eerste thema is netcapaciteit, het tweede thema is de Regionale Energiestrategie,
het derde thema betreft de SDE-subsidies en het vierde thema is wind op zee. Tot slot
heb ik nog een blokje met overige vragen.
Als u mij toestaat, wil ik beginnen met een heel korte inleiding. Precies een week
geleden was het Green Energy Day en dat is de dag waarop alle groene energie die we
in een jaar produceren in Nederland opgebruikt is. Gelukkig schuift ieder jaar die
dag een beetje op naar achteren, zodat die uiteindelijk ooit op 31 december pas plaatsvindt
omdat alle energie die we in Nederland produceren groen of CO2-vrij is. Het initiatief van die Green Energy Day komt van de Nederlandse Vereniging
Duurzame Energie en laat zien dat we jaar op jaar een stap in de goede richting aan
het zetten zijn met betrekking tot het aandeel groene energie. Dat bleek ook eerder
deze week uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De productie van
hernieuwbare energie is vorig jaar met 20% is gestegen ten opzichte van 2021.
De voorzitter:
Heeft u veel tijd nodig om deze intro af te maken?
Minister Jetten:
Een paar minuten.
De voorzitter:
Dan geef ik u de tijd daarvoor en dan krijgt mevrouw Kröger daarna gelijk het woord.
Minister Jetten:
Oké. Dank, voorzitter. Het feit dat die Green Energy Day is opgeschoven, dat we inmiddels
op 20% stijging zitten, betekent niet dat we tevreden achterover mogen leunen, want
het tempo waarin we overschakelen naar meer groene energie moet nog verder omhoog.
Een hoger tempo in groene energie helpt om de klimaatdoelen te bereiken, maar helpt
ons ook om de afhankelijkheid van landen als Rusland af te bouwen. Dat doen we de
komende jaren door meer gebruik te maken van windenergie, van zonne-energie, van kernenergie
en van meer duurzame warmtebronnen, bijvoorbeeld uit water en bodem. Dat kunnen we
als rijksoverheid niet alleen. We hebben andere overheden, inwoners, bedrijven, netbeheerders,
energiecoöperaties en maatschappelijke organisaties nodig die samenwerken in de 30
energieregio's. Ze werken daar aan die Regionale Energiestrategieën.
We zien dat de vraag naar energie-infrastructuur heel snel toeneemt en om het tempo
van de uitbreiding van die infrastructuur te verhogen, pakken we als rijksoverheid
meer regie bij de aanleg van die energie-infrastructuur. Dat doen we met het MIEK
– dat is het landelijke Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat – waarbij
we een duidelijkere prioritering vastleggen, onzekerheden wegnemen en ook de bereidheid
om te investeren bij publieke en private partners vergroten. Andere belemmeringen
van netcongestie worden ook via dit programma weggenomen. Denk aan zorgen voor investeringszekerheid
bij de netbeheerders. Want we weten één ding en dat is dat die ontwikkelingen in de
energietransitie eigenlijk bijna niet bij te benen waren de afgelopen jaren. Dus meer
vooruit investeren is gewoon onontkoombaar.
Tegelijkertijd moet ik ook een waarschuwing afgeven. Als ik een vergelijking mag maken
met onze wegeninfrastructuur: als er in een jaar tijd drie keer zo veel auto's bij
komen, dan krijg je dat simpelweg niet in meer snelwegen bijgebouwd. Het gaat dus
niet alleen maar om meer infrastructuur. Het gaat ook om het slimmer benutten van
de beschikbare infrastructuur. Daar heeft u ook allemaal bij stilgestaan. Die netverzwaringen
doen we nu inmiddels met zo'n 4 miljard euro per jaar. Dat slimmer benutten gaat vooral
via het Landelijk Actieprogramma Netcongestie. Een aantal van u heeft er net op gewezen
dat het Landelijk Actieprogramma Netcongestie – grote complimenten voor de mensen
die daarmee bezig zijn – focust op het hoogspanningsnet. Inmiddels zien we ook op
het laagspanningsnet problemen ontstaan. Alliander heeft daar vandaag terecht op gewezen.
Ik zal zo meteen uitgebreider ingaan op het uitbreiden van het Landelijk Actieprogramma
Netcongestie, ook met laagspanning. Ik ben blij dat Alliander vandaag aan de bel heeft
getrokken, want dan kunnen we tijdig aan de slag om daar zaken op te lossen.
Voorzitter. Ik zal hier zo in de blokjes nader op ingaan, maar dit even ter aftrap.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik had een heel korte vraag. De Minister begon met het schetsen van Green Energy Day.
Het is aan één kant positief dat het een paar dagen verder is, maar het is natuurlijk
ook nog heel, heel, heel ver van een heel jaar rond. Wanneer is wat de Minister betreft
de dag dat we gewoon Green Energy Day op 31 december vieren? Wanneer is dat?
Minister Jetten:
Ik ben het met mevrouw Kröger eens dat het sneller moet. Het zal de komende jaren
ook wel snel gaan, zodat het in ieder geval flink opschuift in het jaar. Met elke
grote kavel van wind op zee die wordt aangesloten, maak je meteen een enorme klapper.
Zeker in het tweede deel van dit decennium gaat dat hard. Ik wil zo meteen nog wat
uitgebreider ingaan op onder andere de vraag van mevrouw Kröger over het moment waarop
het hele energiesysteem CO2-vrij moet zijn. Daarbij sturen we nu nog op 2050, maar ik ben het met mevrouw Kröger
eens dat het ergens rond 2035 eigenlijk al moet lukken, willen we heel Nederland klimaatneutraal
maken voor 2050. Dus ergens halverwege het volgende decennium zal Green Energy Day
aan het einde van het jaar moeten liggen en niet in het eerste kwartaal van het jaar.
De heer Erkens (VVD):
Ik twijfel of ik mijn vraag nu al moet stellen. De Minister begon zojuist al over
de netcapaciteit. Ik weet niet of hij daar nog verder over gaat uitweiden, of dat
dit het was.
De voorzitter:
Zullen we eerst de netcapaciteit doen? Dan heb ik als voorzitter nog één vraag: waar
schaart u het stukje over het Programma Energiehoofdstructuur onder?
Minister Jetten:
Onder overig, denk ik.
De voorzitter:
Dus PEH komt onder overig. De Minister vervolgt.
Minister Jetten:
PEH kan eigenlijk op heel veel plekken terugkomen.
Voorzitter. Dan kom ik nu meer in de diepte te spreken over het netcapaciteitsdeel.
Daar zijn veel vragen over gesteld en dat is ook zeer begrijpelijk. Ik ben het eens
met iedereen die zegt dat netcapaciteit een cruciale randvoorwaarde is om de energietransitie
en de klimaattransitie voor elkaar te krijgen. Zoals ik net ook al zei, is het elektriciteitsnet
de afgelopen jaren al flink verzwaard, maar het gaat nu zo hard met zowel de productie
van hernieuwbare energie als de afname van elektriciteit dat de investeringen die
we de afgelopen jaren hebben gedaan, nog onvoldoende zijn om dat bij te kunnen benen.
De afgelopen jaren zat er ongeveer 4 miljard per jaar in het uitbreiden en verzwaren
van het net, maar we zullen meer moeten doen. Dat gaan we op een aantal manieren doen,
allereerst door de komende tijd ervoor te zorgen dat de netbeheerders meer ruimte
hebben om überhaupt te investeren en meer vooruit te investeren. Binnenkort zal ik
samen met TenneT de Kamer informeren over hoe TenneT de komende jaren veel meer vooruit
gaat kijken, gaat anticiperen en vooruit gaat investeren. Dat wordt een integraal
onderdeel van het investeringsplan van TenneT. Daarbij zal TenneT in zijn interne
voorbereiding ook veel meer uitgaan van de meest extreme scenario's betreffende elektrificatie
en de toename van de vraag naar elektriciteit. Je kunt er immers maar beter op voorbereid
zijn en dan misschien minder van die projecten en programma's moeten inzetten dan
dat je elke keer moet denken: hé, we hadden nóg meer moeten doen. Dus op die manier
gaat TenneT echt met een andere mindset met dat hoogspanningsnet om.
Daarnaast weet u dat we als rijksoverheid ook mee gaan participeren in de regionale
netbeheerders, zodat hun kapitaalkracht toeneemt. Dat hebben we vorig jaar al bij
Stedin besloten en dat zullen we de komende tijd ook voor de andere regionale netbeheerders
gaan doen. Die gesprekken lopen en verlopen constructief. Zo hebben ook de regionale
netbeheerders meer ruimte om vooruit te kijken en vooruit te investeren. Ook de ACM
heeft op dit punt het afgelopen jaar echt een andere mindset aangenomen, namelijk
om ook in de beoordeling van de investeringsplannen meer ruimte aan die netbeheerders
te bieden. Dat gaat echt helpen bij de netuitbreidingen.
Dan zijn er een aantal specifieke vragen daarover gesteld. De heer Boucke en mevrouw
Kröger stonden stil bij een keuze die in ieder geval een aantal netbeheerders nu afgeven
ten aanzien van de aansluiting van grootschalige zon. Simpel gezegd, de oproep is:
zorg dat je de projecten vooral ontwikkelt op plekken waar ook vraag is naar die elektriciteitsafname,
zodat je niet het hele land door die elektriciteit hoeft te produceren. Ik ben iets
minder kritisch dan de leden Boucke en Kröger. Ja, je hebt elk hernieuwbare-energieopwekproject
nodig. Maar als het gaat om prioriteren en programmeren is het wel handig als je die
opwek zo veel mogelijk dicht bij de vraagbron organiseert, want dan heb je veel minder
transport nodig om vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Daarbij is het dus verstandig
om ook projectontwikkelaars uit te dagen: als je nieuwe locaties zoekt voor grootschalige
zon- of windprojecten, probeer die dan te vinden bij een industrieel cluster in de
buurt of bij andere plekken waarvan je weet dat de afnamevraag snel te matchen is.
Ik kom daar zo meteen nog terug op de specifieke vraag van mevrouw Kröger hoe je daar
de maatwerkaanpak en de verduurzaming van de industriële clusters bij kan gebruiken.
Het is ook de simpele waarschuwing van de regionale netbeheerders dat als ze zonder
daar meer op te programmeren en te prioriteren alles moeten aansluiten, je soms daarmee
andere projecten later in de tijd kan uitvoeren die misschien een grotere maatschappelijke
meerwaarde hebben. Dat moeten we volgens mij gewoon meenemen in de ruimte die de ACM
nu biedt om op een andere manier dan alleen maar het platte «first come, first serve»
te kijken naar waar je projecten gaat aansluiten.
Ik vind tegelijkertijd ook wel dat we het afgelopen jaar, ook op aandringen van de
Kamer, in de SDE-voorwaarden gewoon andere spelregels hebben opgenomen ten aanzien
van piekbelasting van de capaciteit. Ook bieden we meer ruimte om hernieuwbare-opwekprojecten
te combineren met opslag. Dus behalve de waarschuwing die de netbeheerders nu hebben
geuit, zijn er ook wel echt andere mogelijkheden om die hernieuwbare opwek maximaal
aan te sluiten. Ik kom zo meteen nog terug op de 35 terawattuur, want dat hangt hier
natuurlijk mee samen.
De heer Boucke en de heer Bontenbal zeiden terecht dat de kaart van Nederland steeds
roder wordt waar het netcongestie betreft, zowel voor invoeding als voor afname. Maar
wat zegt die kaart eigenlijk? Is er sprake van feitelijke congestie en een overvol
net? Of is het een administratief probleem? Het is, denk ik, allebei een beetje waar.
We hebben natuurlijk afspraken over de administratieve congestie op het net, om te
voorkomen dat het op een gegeven moment echt in de knel komt en de leveringszekerheid
en de stabiliteit van het net in gevaar komen. Dus het heeft wel degelijk zin om deels
te sturen op die administratieve waarde.
Tegelijkertijd heeft u allebei gelijk: de echte, feitelijke netcongestie doet zich
niet 365 dagen 24/7 voor. Het zijn echt heel specifieke momenten waarop je een dubbele
piek kunt krijgen waardoor er daadwerkelijk sprake is van netcongestie in de praktijk.
Dat was wel écht de les van Zuid-Nederland vorig jaar. We gingen met z'n allen een
beetje in de paniekstand toen die netcongestie voor Zuid-Nederland werd afgekondigd,
maar als je er dieper indook, bleek het toch zeer genuanceerd te zijn wat er allemaal
nog wel mogelijk was in Zuid-Nederland. Daar hebben we enorm van geleerd: niet meer
meteen zo'n netcongestie afkondigen, op een andere manier de onderzoeken naar de netcapaciteit
vormgeven, niet meteen de wachtrij sluiten maar die openhouden, zodat mensen zich
toch kunnen melden. Je ziet dat we er nu vooral slimmer op inspelen, met beter congestiemanagement,
non-firm ATO's en de gesprekken die we voeren met het bedrijfsleven over meer flexibele
afname. Het is dus eigenlijk beide waar, zou ik tegen de heer Bontenbal en de heer
Boucke willen zeggen, en we moeten er met maximale creativiteit naar kijken.
Mevrouw Kröger stelde een vraag in het verlengde hiervan, over de transportindicaties
in de rode gebieden, in samenhang met de SDE-subsidieaanvragen. Netbeheerders proberen
het hele jaar door zo snel mogelijk die congestieonderzoeken af te ronden. We zitten
nu echt in een andere fase dan vorig jaar, want je kunt gewoon onderzoeken doen en
ondertussen de winkel en het loket openhouden, in plaats van dat je de deur sluit.
De SDE-transportindicaties worden eens per jaar afgegeven, bij de openstelling van
de SDE. Dat loopt dus niet helemaal parallel, maar ik zal de netbeheerders oproepen
om de congestieonderzoeken gewoon zo veel mogelijk en tijdig te blijven afronden.
Dat willen zij zelf ook.
De voorzitter:
Er is een interruptie. Ik vraag de collega's wat zij fijn vinden: interrumperen tijdens
de blokjes of erna? We kunnen nu ook eerst dit blok afronden en dan alle vragen in
één keer ruim doen. Ja? Dan wachten we het blokje af. De Minister geeft aan wanneer
hij klaar is en dan kunt u uw spervuur aan vragen afvuren.
Minister Jetten:
Dank, voorzitter. Dit is het langste blok; dan weet u dat.
Mevrouw Kröger noemde een drietal knelpunten die deels ook in een aantal andere inbrengen
terugkwamen, namelijk geld, personeel, en natuur en grondstoffen. Ten aanzien van
het geld voor de netuitbreidingen hebben we met het Ministerie van Financiën een afsprakenkader
opgesteld dat door kredietbeoordelaar S&P zodanig positief is beoordeeld dat de netwerkbedrijven
daardoor 2,7 miljard euro minder eigen vermogen nodig hebben in de komende jaren.
Dat helpt enorm, naast de kapitaalstortingen waar ik het net al over had. Daardoor
kunnen de regionale netbeheerders ook meer vooruit investeren.
In een vorig commissiedebat hebben we het al gehad over natuur en grondstoffen. De
klimaattransitie vraagt om heel veel grondstoffen. We hebben het vandaag met name
over windmolens en zonnepanelen, maar dat geldt ook voor elektrolysers, hybride warmtepompen
en noem het allemaal maar op. De klimaattransitie lukt alleen maar als we niet alleen
de CO2-tonnen proberen te verminderen, maar ook op een slimmere manier omgaan met de grondstoffen,
want het gaat uiteindelijk om planetaire grenzen. Daarom ben ik ook heel blij dat
ik deze week bij de Sociaal-Economische Raad met echt tientallen bedrijven het IMVO-convenant
voor de wind- en zonsector heb kunnen sluiten, waarvan beter omgaan met grondstoffen
naast arbeidsvoorwaarden, mensenrechten et cetera een heel belangrijk onderdeel is.
Het zijn echt de allergrootste spelers die zich daaraan committeren. Dit is wat mij
betreft een voorbeeld voor andere sectoren.
Ik ben ook zeer blij dat een consortium van Nederlandse bedrijven nu zegt – u heeft
het denk ik allemaal gelezen deze week – dat Nederland dé hub moet worden voor wat
betreft de productie van circulaire zonnepanelen. Wereldwijd lopen we daarin eigenlijk
al voorop en we kunnen er de komende jaren enorm in opschalen. Hier liggen dus grote
kansen. Tegen mevrouw Kröger zou ik dus willen zeggen: wij kijken echt of we via het
Nationaal Groeifonds, maar ook via andere routes, juist dit soort hubs voor circulaire
productie de komende jaren kunnen ondersteunen, omdat dat echt cruciaal zal zijn,
ook voor het draagvlak van de energietransitie.
Ook bij het punt van het personeel heeft bijna iedereen stilgestaan en het zat ook
in de mooie drieslag van mevrouw Kröger. Het Actieplan Groene Banen is een actieagenda
van meerdere ministeries om meer arbeidskrachten voor de energietransitie aan te trekken.
Het gaat over het opleiden van jonge mensen, over zijinstromers, over mensen behouden
voor de energiesector. Gelukkig zien we dat langzaamaan meer mensen kiezen voor die
opleidingen en dat ook meer mensen willen zijinstromen. Ik was een tijdje echt bezorgd
over de snelle uitstroom bij een deel van deze bedrijven, maar er wordt nu door de
sector hard aan oplossingen daarvoor gewerkt. Ik kom straks nog terug op de vraag
van de heer Thijssen of er nog meer mogelijk is om mensen naar deze mooie sector te
verleiden.
Voorzitter. Dan wil ik nu naar de vragen over het laagspanningsnet gaan en daarna
nog een paar zaken zeggen over de verduurzaming van de industrie in het kader van
netcapaciteit. Zal ik deze punten nog afmaken?
De voorzitter:
Wat mij betreft wel.
Minister Jetten:
Over het laagspanningsnet. Het is zonet al gezegd en de heer Thijssen haalde het ook
aan: er is door Alliander aan de bel getrokken dat ook op het laagspanningsnet de
komende jaren problemen zijn te voorzien. Dat heeft te maken met de snelle elektrificatie
in de gebouwde omgeving, met meer warmtepompen, laadpalen, zonnepanelen, en ook met
de elektrificatie van de mobiliteitssector. Dat zijn allemaal ontwikkelingen die we
natuurlijk met elkaar toejuichen, want ze zijn cruciaal voor de transitie naar de
klimaatneutrale samenleving, maar huishoudens doen daarmee dus ook een groter beroep
op het laagspanningsnet. Dat vraagt de komende jaren vier tot vijf keer meer capaciteit
van het laagspanningsnet. Vier tot vijf keer meer. En het is in sommige gebieden nog
veel forser dan die vier tot vijf keer, het ligt er maar net aan wanneer het net is
aangelegd, wat daar de bestaande capaciteit voor is, et cetera. Dat net uitbreiden
in de binnenstad van Amsterdam is echt een stuk ingewikkelder dan in een nieuwbouwwijk.
Samen met de netbeheerders en de medeoverheden waarmee we het Landelijk Actieprogramma
Netcongestie hebben opgezet, heb ik nu afgesproken dat we het laagspanningsnet als
thema toevoegen. Dat kan ik dus meteen toezeggen aan u allen, want u hebt daar allemaal
naar gevraagd daarstraks. De landelijk coördinator gaat met alle betrokken partijen
een specifieke analyse uitvoeren om de belangrijkste problemen en mogelijke oplossingen
voor het laagspanningsnet in kaart te brengen. Daarbij zijn natuurlijk geen supersnelle
oplossingen beschikbaar. Maar het belangrijkste is dat netbeheerders straks echt op
wijkniveau sneller vooruit kunnen plannen en sneller kunnen gaan bouwen aan de verzwaring
van dat net en dat we vooral ook de mensen in die wijken gaan helpen om dat net slimmer
te gebruiken. U weet dat de Energiewet eraan zit te komen. Juist in die Energiewet
komen straks heel veel mogelijkheden voor het delen van lokaal opgewekte energie met
lokale afnemers. Dat is in de wijk het geval, maar ook op bedrijventerreinen is het
straks zo dat je lokale en regionale energiehubs kan creëren waardoor de uitwisseling
van elektriciteit makkelijker wordt en je dus met elkaar minder te verstouwen hebt
op het net.
Op dit punt wil ik nog wel één ding benadrukken. Alliander trekt aan de bel en geeft
een voorspelling voor de komende jaren, maar het is niet zo dat in Nederland vanaf
volgende maand in het hele land de lampen gaan flikkeren omdat het laagspanningsnet
het niet meer aankan. De betrouwbaarheid is op dit moment meer dan 99,99%. Dat is
wereldwijd top of the bill, wil ik maar even zeggen. De netbeheerder slaagt er ook
echt in om grote storingen en uitval tegen te gaan. Maar goed, we hebben de afgelopen
jaren ook gezien dat elke voorspelling over de uitrol van zon en elke voorspelling
over elektrisch rijden elke keer weer overtroffen werd. Dit gaat gewoon heel hard.
Dus ja, meneer Erkens en alle anderen na u: ik ben bereid om het laagspanningsnet
aan het Landelijk Actieprogramma Netcongestie toe te voegen. Er zijn misschien wat
andere partijen bij nodig om dit goed uit te voeren. Ook de medeoverheden VNG en IPO
zitten hier bovenop. Ik ben zelf niet bekend met het plan Vlaanderen dat de heer Erkens
of de heer Thijssen aanhaalde. Daar zullen we dus naar kijken. We hebben binnenkort
weer een kennisuitwisseling met de collega's uit Vlaanderen, dus dan nemen we dit
meteen mee.
Voorzitter. Dan weer even terug naar het hoogspanningsnet en het middennet. De overbelasting
hangt voor een groot deel samen met de toenemende elektriciteitsvraag vanuit het bedrijfsleven.
Ik zie daarbij wel echt veel kansen, want het bedrijfsleven is ook onderdeel van de
oplossing.
Minister Adriaansens van Economische Zaken en Klimaat zal binnenkort het Nationaal
Programma Verduurzaming Industrie aan de Kamer aanbieden. In dat Nationaal Programma
Verduurzaming Industrie zie je per industrieel cluster veel meer nauwkeurig wat het
transitiepad gaat zijn naar een klimaatneutrale, circulaire industriecluster en de
vraag naar elektriciteit die daarbij komt kijken. Dan moeten we vraag en aanbod dus
veel beter op elkaar gaan afstemmen. Wanneer is een windpark op zee gereed? Over welk
jaartal hebben we het dan? Waar landt dat dan aan? Hoe zorgen we er dan voor dat dat
industriële cluster ook in dat jaar klaar is, om die groene elektronen van de Noordzee
ook af te nemen?
In de Cluster Energiestrategieën en in de maatwerkafspraken kun je daar ook wederkerige
afspraken over maken, zoals mevrouw Kröger zei. Er is een inspanningsverplichting
van mij en mijn team met alle bouwers van die windparken dat we op tijd klaar zijn
met die parken en met de infrastructuur. En er is een inspanningsverplichting van
medeoverheden en bedrijfsleven om min of meer op hetzelfde moment klaar te zijn met
de vergunningverlening en de ombouw van industriële installaties. Mochten we dan ergens
uit de tijd lopen, dan hebben we dat Nationaal Programma Verduurzaming Industrie om
dat beter op elkaar af te stemmen.
We zijn bezig met het opbouwen van datasafehouses per industrieel cluster, zodat bedrijven
op een veilige manier informatie kunnen uitwisselen. Dan kunnen we het delen van energie
ook makkelijker maken. Er komen ook betere gebiedsregisseurs in het kader van het
NP Verduurzaming Industrie die gaan helpen om vraag en aanbod te matchen.
Via het MIEK en het provinciaal MIEK sturen we op de uitvoering van die projecten,
waar de heer Boucke specifiek naar vroeg. Zoals u weet ben ik bezig met voorstellen
om de MIEK-projecten en de provinciale MIEK-projecten een betere wettelijke borging
te geven, vergelijkbaar met de MIRT-aanpak, zodat er ook meer zekerheid is over de
financiering en de realisatie van die projecten.
Een groot deel van de oplossing is flexibiliteit aan de afnamekant. De heer Boucke,
mevrouw Kröger en de heer Thijssen hadden het daarover. U heeft alle drie gevraagd
of ik bereid ben om er ook sterker op te sturen dat er sprake is van flexibiliteit
en om op een gegeven moment ook te gaan dwingen. Daar kijken we zeker naar. We kijken
naar alternatieve transportrechten en herziening van de nettarievenstructuur. Je kunt
financieel prikkelen met een hogere prijs, maar je kunt ook financieel prikkelen met
financiële voordelen als je flexibeler bent.
Wat voor mij een eyeopener was het afgelopen jaar, ook dankzij onze landelijk coördinator,
die echt geweldig werk heeft verricht in Zuid-Nederland, is dat het gewoon begint
met het gesprek aangaan en kennis helpen opbouwen. Veel bedrijven hebben al decennialang
op een bepaalde manier geproduceerd en elektriciteit afgenomen; die was er altijd.
Dan kun je dat niet van de ene op de andere dag flexibel gaan doen. Dat vraagt een
heel ander bedrijfsproces en dat vraagt ook een cultuuromslag, zoals de heer Bontenbal
beschreef. Ben Voorhorst heeft gesprekken gevoerd met een aantal bedrijven in Zuid-Nederland,
waarvan ik de namen niet zal noemen. Als je gewoon de hele dag met dat bedrijf gaat
zitten, en niet alleen met de board praat maar ook met de energie-experts in zo'n
bedrijf, dan vallen zeg maar de oogkleppen af. Dan denken mensen: we kunnen door flexibeler
af te nemen ons eigen bedrijfsproces verbeteren en er ook een betere businesscase
uitslepen.
Het begint dus echt met dat gesprek voeren, kennis vergroten en bedrijven ook heel
gericht adviseren. Volgens mij moeten de alternatieve transportrechten en de tarievenstructuur
in de toolkit. Maar door te beginnen met het gesprek, betere informatievoorziening
en die energiehubs waar mevrouw Kröger naar vroeg, kunnen we die flexibilisering al
voor een heel groot deel voor elkaar krijgen. Bij de maatwerkgesprekken vragen we
ook heel gericht door hoe men een meer flexibele afname voor elkaar kan krijgen in
het verduurzamingsplan.
Ik ben er bijna, voorzitter, in dit blok. De «first come, first served»-methodiek
hangt hier ook mee samen. De ACM heeft meer ruimte geboden om op een andere manier
invulling te geven aan de volgorde van aansluiting. Daarmee is «first come, first
served» niet volledig overboord gegooid, maar de ACM biedt nu meer ruimte om daarvan
af te wijken. De ACM zegt daarbij dat netbeheerders en decentrale overheden als eerste
aan de lat staan, maar ik voel met u wel aankomen dat er ook naar mijn ministerie
zal worden gekeken om dat voor het hele land een beetje op dezelfde manier te doen.
De ACM verwacht eind mei met een voorstel voor de codewijziging te komen. De ACM zal
dat dan gedurende twaalf weken in consultatie brengen en alle belanghebbenden kunnen
dus tot de zomer reageren. Ik denk dat na een jarenlange discussie nu een opening
geboden is, maar het is nog niet zo dat er al een kant-en-klare oplossing op tafel
ligt. Dat zal echt in de komende maanden duidelijker moeten worden. Ik zal u zelf
informeren. Ik denk dat we hier in het bestuurlijk overleg met de medeoverheden over
van gedachten gaan wisselen en ook met de netbeheerders over van gedachten gaan wisselen.
Ik zal u dus de komende tijd informeren over wat ik verwacht wat voor opvolging we
aan deze ruimte die de ACM biedt, kunnen gaan geven. Ik hecht er wel aan te benadrukken
dat de ACM primair de bal bij anderen dan bij mij heeft neergelegd, ook vanwege uitspraken
van het Europees Hof over de rol die de ministers in Europa hierin te spelen hebben.
Het Programma Energiehoofdstructuur komt dus in dit blokje. Het zit nu in mijn mapje.
Dit is wel het grootste. Ik heb er nog twee.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Het is nu wel erg veel. Het zijn wel heel veel onderwerpen.
De voorzitter:
Ja, maar u heeft ermee ingestemd. Het zijn nog twee blaadjes.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Toen hadden wij niet door dat ongeveer het hele debat in dit blokje viel.
De voorzitter:
Dan ga ik een compromis voorstellen, zoals u van mij gewend bent. Het ene kan bij
de RES en het andere bij het PEH, denk ik. De Minister vindt wel een creatieve manier
om het in een ander blokje te doen. Dan gaan we gewoon een rondje maken. Volgens mij
was collega Erkens de eerste die net zijn vinger opstak.
De heer Erkens (VVD):
Ik ben blij dat de Minister het laagspanningsnet toevoegt aan het Landelijk Actieprogramma
Netcongestie. Tegelijkertijd schrik ik er ook wel van dat de Minister zegt dat er
vier tot vijf keer meer capaciteit nodig is de komende jaren op het laagspanningsnet.
Als ik kijk naar de krapte op de arbeidsmarkt, de moeite waarmee we nu al eigenlijk
de energie-infrastructuur uitbreiden, tempo erop zetten, maak ik me wel zorgen of
het snel genoeg kan, of we het gaan bijbenen met elkaar. De Minister had het over
4 miljard aan investeringen in het net elk jaar. Hij had het erover dat TenneT nu
uitgaat van meer extreme scenario's en probeert voor te investeren, ook met toestemming
van de ACM, die er nu iets anders inzit. Is die 4 miljard per jaar genoeg de komende
jaren? Heeft de Minister ook inschattingen op basis van de scenario's, zowel van TenneT
als van de regionale netbeheerders, van welke jaarlijkse investering nodig is en of
de kapitaalinjecties die hij nu voor ogen heeft genoeg zijn? Het gevoel bekruipt me
wel nog steeds dat we toch een beetje achter de feiten blijven aanlopen de komende
jaren.
Minister Jetten:
Het zijn een paar vragen. Ik zal proberen om ze allemaal te beantwoorden. Ten aanzien
van de uitbreiding van het laagspanningsnet: gelukkig is dat een ander soort uitbreiding
dan die van het hoogspanningsnet, waarbij je vaak echt heel nieuwe lijnen moet trekken
en een grote ruimtelijke impact hebt. Hier is de impact natuurlijk dat de straat een
keer open moet, maar dan kun je wel in één keer heel veel doen. Door dat meer wijkgericht
te doen in plaats van, zoals nu vaak, straat voor straat naar aanleiding van een melding,
ga je daar ook veel meer vooruit uitbreiden. Ik heb deze week al gesproken met Bouwend
Nederland, dat de komende tijd met de netbeheerders samen gaat kijken hoe de beschikbare
capaciteit bij de aannemerij die hier goed in is veel beter ingezet kan worden. Daar
is de crux ook weer langjarige programmering, zodat, zoals de heer Thijssen eigenlijk
zei, zo'n aannemer weet: ik heb gewoon de komende vijftien jaar een volle orderportefeuille,
dus ik ga op een andere manier mensen aannemen en opleiden, inkopen, et cetera. Ik
zal binnenkort terugkomen op hoe we daar juist ook in de uitvoering extra tempo in
kunnen aanbrengen.
De simpele vraag was of die 4 miljard genoeg is. Nee. Die 4 miljard was de afgelopen
paar jaar de investering, maar dat is dus niet genoeg. Daarom is die kapitaalstorting
van het Rijk in die regionale netbeheerders nodig en daarom is ook die andere aanpak
vanuit TenneT nodig. Ik kan u over een aantal weken samen met TenneT informeren over
over hoeveel miljarden het bij TenneT gaat, want dat moet eerst intern bij TenneT
worden vastgesteld en daar moet de aandeelhouder, de Minister van Financiën, dan goedkeuring
aan geven. U zult de komende tijd zien dat het echt om fors hogere bedragen gaat dan
we de afgelopen jaren zagen.
De heer Erkens (VVD):
Wat betreft de route die de Minister voornemens is met TenneT, dus investeringen in
hoogspanningsnet, wacht ik op de brief en de informatie die daarin staat. Is hij ook
bereid om diezelfde toets te doen met de regionale netbeheerders? Want we doen nu
inderdaad kapitaalinjecties, maar het gevoel bekruipt me ook hier: gaan we de komende
jaren niet nog meer nodig hebben en is het misschien ook noodzakelijk om er dan dit
jaar voor te zorgen dat we daarop voorbereid zijn?
Minister Jetten:
Dat ben ik wel met de heer Erkens eens. Ik verwacht dat we de komende tijd ... Het
verschilt een beetje per regionale netbeheerder hoe snel hun kapitaalruimte te beperkt
is. Dat heeft met de financiële situatie van die netbeheerders te maken of met hun
investeringsplan. Daarom was Stedin als eerste aan de beurt. Daar was de nood het
hoogst. U zult op een gegeven moment per netbeheerder van mij en de Minister van Financiën
horen: dit is de kapitaalstorting die voor deze regionale netbeheerder nodig is. U
zult ook de komende tijd zien in jaarverslagen dat ook regionale netbeheerders nu
al meer financiële ruimte aan het creëren zijn om die investeringen veel sneller te
laten oplopen. Ik kan nu geen exacte bedragen noemen. Ik denk dat het goed is dat
ik in mijn volgende brief op basis van de jaarverslagen en de investeringsplannen
u daarover bijpraat.
De voorzitter:
Collega Boucke, tenzij mevrouw Kröger op dit punt wil doorvragen. Heeft u daar moeite
mee, collega Boucke? Nee? Dan gaan we naar collega Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik wil het toch nog even hebben over dit punt. De zorg en de vraag zijn natuurlijk
in hoeverre de investeringsplannen in lijn zijn met de doelen die we hebben voor elektrificatie.
We hebben allemaal bij een aantal technische briefings gezeten waarin bleek dat dit
op z'n minst vrij onduidelijk is. Daarmee kom je toch weer op het energiesysteem in
2050. Wat is de energievraag en wat zijn de investeringen die nodig zijn? En hoe kan
deze Minister gaan sturen op de investeringsagenda van zowel TenneT als de regionale
netbeheerders? Wat is daarvoor het strakke tijdpad? Want dat mis ik nog.
Minister Jetten:
Ik snap dat mevrouw Kröger het tijdpad nog niet helemaal voor ogen heeft, want dat
moet ik in de komende tijd nog helderder maken. U noemde zelf het Expertteam Energiesysteem.
Zij hebben in hun tijdelijke rapport inderdaad al een stip gezet wat betreft CO2-vrije elektriciteitsproductie, namelijk 2035. Het gaat dus niet om energieproductie,
maar om elektriciteitsproductie. Ik publiceer voor de zomer het concept van het Nationaal
plan energiesysteem. Daarin verwerk ik het definitieve advies van het expertteam,
maar ik zal alvast een klein tipje van de sluier oplichten. Het jaartal voor CO2-vrije elektriciteitsproductie staat nu op 2050, maar dat zal fors naar voren moeten.
U krijgt van mij in het tweede kwartaal een nieuw jaartal. Dat nieuwe jaartal zal
uiteindelijk moeten doorwerken in alles wat we doen, in het meerjarige investeringsprogramma,
in het Programma Energiehoofdstructuur en in de investeringsplannen van de netbeheerders.
We zitten goed qua timing, omdat er volgend jaar een grote herziening van de investeringsplannen
plaatsvindt, volgens de reguliere cyclus. Als we in het komende halfjaar met elkaar
kunnen vaststellen dat jaartal x het nieuwe jaartal wordt waarop we gaan sturen voor
een CO2-vrij elektriciteitssysteem, dan zal alles wat daaronder hangt, daarna moeten worden
doorgeakkerd. Voor het scenario van 1,5 graden zul je veel eerder een 100% CO2-vrij elektriciteitssysteem moeten hebben. Dat vraagt in de volle breedte om een versnelling
van de investeringen. Het zal daarom om veel meer miljarden gaan dan de 4 miljard
per jaar in de afgelopen jaren.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Oké. De eerste vraag is natuurlijk: wat is het jaartal waarin er een CO2-vrij elektriciteitssysteem moet zijn? De andere vraag is: op hoeveel elektriciteit
richt je je systeem in? Dat is het punt dat mij het meest zorgen baart. We moeten
heel flink elektrificeren en we hebben daarnaast de discussie over datacenters en
andere sectoren die een grote elektriciteitsvraag hebben. Op een elektriciteitsvraag
van hoeveel terawattuur richten we een CO2-vrij systeem in voor 2035 en welke investeringen horen daarbij? De meest prangende
vraag die ik heb, is: welke middelen hebben deze Minister en de Minister van Financiën
om ervoor te zorgen dat de investeringsagenda van TenneT daarmee in lijn is?
Minister Jetten:
Ik zal met dat laatste beginnen. Het grote voordeel van bijna al deze investeringen
is dat ze rendabel zijn. Dat maakt mijn gesprek met de Minister van Financiën een
stuk makkelijker. Dit zijn investeringen waar ook andere publieke financiers van houden:
langjarige investeringen met een zeker rendement. Als we een goede onderbouwing hebben
van de elektriciteitsbehoefte in de komende decennia en van het netwerk dat daarbij
hoort, dan denk ik dat we wel uit de financieringsvraag zullen komen. Maar het moet
wel goed onderbouwd zijn.
Het Nationaal plan energiesysteem wordt wel heel erg belangrijk, want de doorkijk
waar mevrouw Kröger nu naar vraagt, moet ook uit het NPE gaan blijken. Als je alles
gaat faciliteren, dan gaat het om heel veel elektronen en moleculen, die niet te produceren
en niet te transporteren zijn. We zullen dus in de komende tijd scherpere keuzes moeten
maken in de schaarste. Dan begint de trias energetica. Gaan we al die energievragen
inderdaad faciliteren in de komende twintig jaar of moeten we eerst beginnen met energiebesparing?
Daarbij komen de energiebesparingsdoelen weer om de hoek kijken en ga je andere gesprekken
voeren met bedrijven die nu aan het verduurzamen zijn et cetera et cetera.
In hun investeringsplannen moeten de netbeheerders rekening houden met de maakbaarheid
van die plannen. Als je allerlei plannen gaat opschrijven terwijl je al van tevoren
weet dat je daar niet de vergunningsruimte, de arbeidskrachten, de grondstoffen et
cetera voor hebt, dan is een investeringsplan niks meer waard. Er is dus wel sprake
van een maakbaarheidstoets. Via die maakbaarheidstoets kom je weer terug op het punt:
verrek, er is nog steeds schaarste, dus we moeten opnieuw gaan prioriteren en programmeren.
We moeten in die zin blijven sturen binnen de bandbreedtes, die hopelijk steeds kleiner
worden omdat we met meer informatie gerichter kunnen sturen.
De voorzitter:
Collega Thijssen op dit punt, toch?
De heer Thijssen (PvdA):
Ja, op dit punt. Als ik de Minister goed begrijp, krijgen we in het tweede kwartaal
preciezer te zien wat er echt allemaal precies nodig is om, in dit geval, al die elektronen
getransporteerd te krijgen. Dan begrijp ik dat Financiën niet het grootste probleem
is, want voor het overgrote deel zijn het rendabele investeringen, dus dat moet goed
gaan. Maar dan is de vraag of er nu genoeg wordt gedaan op materiaal en mensen om
het voor elkaar te krijgen. Kan de Minister daarnaar kijken? Er gebeurt een heleboel.
Ik heb de Minister ook complimenten gegeven over bijvoorbeeld het LAN, dus dat is
echt wel goed. Maar volgens mij hebben alle collega's er behoefte aan om in de vingers
te krijgen van: we doen nu wat nodig is om dat ook te halen.
Minister Jetten:
Ik denk dat het goed is om nog even toe te voegen aan wat ik net al zei dat je in
het Nationaal plan energiesysteem niet één voorspelling krijgt voor hoe het er richting
2050 uit komt te zien, maar meerdere scenario's. Het gaat om vier stromen. Zowel op
elektronen als op moleculen als op warmte als op opslag – opslag is volgens mij de
vierde die erin zit – krijg je verschillende scenario's waarop we kunnen anticiperen.
De investeringsplannen van de verschillende netbeheerders moeten tien jaar vooruitkijken.
Zij moeten dus die tien jaar vooruit hun investeringsplan maken, waarbij het onder
meer gaat om hun kapitaalbehoefte en de vraag of het maakbaar is.
De heer Thijssen vraagt specifiek naar de grondstoffenschaarste. Die schaarste verschilt.
Misschien mag ik even het netwerk op de Noordzee erbij pakken, want dat is denk ik
het beste voorbeeld. TenneT is daar wereldwijd een van de grootste inkopers vanwege
het tempo waarin wij wind op zee uitrollen. Dat gaat zowel om kabels als om transformatoren
als om de aansluitingen. We hebben TenneT de afgelopen tijd maximale ruimte geboden
vanuit EZK en Financiën om echt vooruit in te kopen en langjarige inkoopcontracten
aan te gaan. TenneT heeft volgens mij deze week nog een aantal van die afgesloten
contracten aangekondigd. Juist ook nu in het licht van de onderhandelingen met Duitsland
zijn we de synergievoordelen van een gezamenlijke, Nederlands-Duitse inkoop aan het
bewaken, omdat we de komende jaren met die maximale inkoopkracht verder kunnen. Er
zijn altijd tegenvallers. Er kwam bijvoorbeeld heel veel uit Oekraïne in de hele supply
chain voor kabels. Daar zie je dat de markt zich opnieuw aan het settelen is, maar
gelukkig wordt er ook geïnvesteerd in uitbreiding van productiecapaciteit in Nederland,
waaronder in Twente, waar er kabelfabrieken bij komen.
Als we dadelijk met de betere scenario's en de aangescherpte investeringsplannen met
de aannemerij al meerjarig vooruit kunnen programmeren, dan kunnen we dus ook betere
inkoopcontracten gaan afsluiten. Over de arbeid heb ik vorige week nog gesproken met
de netbeheerders. Zij geven aan meer aanwas te zien, zowel in jonge mensen als in
zijinstroom. Het lukt ook beter om mensen binnen te houden. Waar je in het verleden
nog zag dat mensen na twee, drie jaar toch weer de sector uitgingen, blijven mensen
nu toch ook meer binnen. Maar we weten dat er nog gewoon duizenden vacatures zullen
komen. Dat actieplan voor groene banen is dus cruciaal. Ik ga in juni met de FNV op
werkbezoek om te kijken hoe we mensen die nu nog in fossiele sectoren werkzaam zijn,
nog beter kunnen verleiden om voor de groene-energietransitie te kiezen. Ik kan me
zomaar voorstellen dat de FNV ook met het idee van de baangarantie komt. Daar ga ik
met haar over doorpraten.
De heer Boucke (D66):
Ik wilde heel even terugkomen op de feitelijke netcongestie versus de netcongestie
op papier. De Minister onderkent dat dit wel een issue is. Hij noemde Zuid-Nederland
en geeft daarbij aan dat er maximale creativiteit voor nodig is. Kan hij aangegeven
hoe dat eruitziet? Je wil bewerkstelligen dat gebieden van het slot af gaan. Ik vroeg
me af hoe we dat zo snel als mogelijk kunnen doen. Kan de Minister aangeven hoe hij
invulling geeft aan die creativiteit?
Minister Jetten:
Dat zit op twee dingen. Eén. Eigenlijk alles wat in het landelijke actieprogramma
zit zo snel mogelijk uitvoeren. In een eerder debat hebben we ook gesproken met elkaar
over de vraag of je kan handelen in de geest van de nieuwe Energiewet die eraan komt.
Binnen de huidige wetgeving kan al heel veel met de inzet van opslag, met de inzet
van energiedelen et cetera. De ACM speelt daarbij gewoon een belangrijke rol. Zij
biedt in de gesprekken met netbeheerders en grote afnemers nu ook al meer ruimte.
De laatste ontwikkeling is het nieuwe standpunt van de ACM: first come, first served.
Dat is waarmee alle stakeholders met maximale creativiteit proberen binnen de huidige
netcapaciteit het maximale mogelijk te maken. Uiteindelijk zullen we in de nieuwe
Energiewet gewoon veel meer van die wettelijke grondslagen moeten bieden, zodat dit
nog veel sneller kan gaan. Ik weet niet of de brief u al heeft bereikt, maar ik heb
per brief aan de Kamer gevraagd om zodra het kan die wet zo snel mogelijk te gaan
behandelen met elkaar. Ik ben ook heel blij dat u daar speciale rapporteurs voor heeft
aangesteld. Het is echt wel een heel dik wetsvoorstel en het zal ook niet makkelijk
zijn om dat te behandelen met elkaar, maar goed, de noodzaak van die wet is denk ik
duidelijk.
De voorzitter:
Zijn er nog vervolgvragen in dit eerste blok over netcapaciteit? Ja, mevrouw Kröger
was eerst; dames eerst.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Toch nog heel even over het gat tussen de energievraag enerzijds en de investeringsagenda
van de netbeheerders anderzijds. Op dit moment rekenen ze op 180 tot 230 terawattuur
in 2030, maar is er zicht op wat het gat is tussen de vraag en wat ze nu kunnen leveren?
Als we weten wat het gat is, weten we ook wat erbij moet. Hoe gaan we daar dan op
sturen?
Minister Jetten:
Ik ga hier sowieso op een later moment nog wat uitgebreider op terugkomen, maar er
is een gat en het verschilt per scenario hoe groot dat gat is. Wordt elektrificatie
de hoofdroute, dan is het gat vele malen groter dan wanneer warmte en opslag met groene
moleculen ook een belangrijke rol gaan spelen. Er is dus niet één antwoord op te geven,
maar in het meest extreme scenario is het gat gewoon heel erg groot. Qua terawattuur ...
Nee, dan moet ik het uit mijn hoofd gaan doen en laat ik dat niet doen. Ik ga even
kijken of ik voor de tweede termijn wat dingen kan doen en anders moet het in de eerstvolgende
brief die nog voor de zomer uw kant op komt. Laat ik dat doen, want anders ga ik uit
mijn hoofd aantallen terawattuur noemen en dat is altijd onverstandig. Misschien zit
er boven in het gebouw iemand die het weet, zodat ik zo meteen in tweede termijn een
meer gedetailleerd antwoord aan mevrouw Kröger kan geven. Anders zeg ik toe dat ik
daar in de volgende brief een nadere analyse van geef.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Want volgens mij is er eerder een inschatting van de vraag gemaakt van 140 en ik begrijp
dat het nu 180 tot 230 is. Dat is een flinke range. Dan is de vraag: maar hoeveel
kunnen ze leveren? Hoe groot is het gat? Ik zou graag in tweede termijn een beeld
hebben, want dat geeft ook een vrij directe indicatie van waar de investeringsagenda
op geënt moet worden. Dan hoeven we niet te wachten op een energiesysteem 2050-document,
wat zeker weer nieuw perspectief zal bieden, maar dit is nu al vrij urgent, dus het
gat dat er is.
Minister Jetten:
Nu snap ik het zelf ook beter. Dank. Ja, je hebt verschillende getallen in terawattuur
wat de groei betreft van de vraag naar elektriciteit. Maar dat is niet per se een-op-een
door te vertalen naar waar en hoe netcongestieproblemen zich gaan voordoen. Stel dat
de toegenomen elektriciteitsvraag vooral zit in de industriële clusters aan zee, dan
is dat best wel snel te faciliteren met de aanlanding van wind op zee. Maar als de
elektriciteitsvraag in Chemelot, in allerlei nieuwe wijken of in nieuwe economische
ontwikkelingen ergens in het land zit, dan krijg je netcongestie op het land en die
is veel moeilijker op te lossen dan aan zee via aanlanding van wind op zee. Het vraagt
dus wel een iets dieper inkijkje dan alleen maar in de getallen. Het verschilt dus
per scenario, maar ik ga kijken wat ik u er in tweede termijn nog meer over kan vertellen
en anders ga ik u vertellen wanneer ik het nog nader voor u kan schetsen.
De heer Erkens (VVD):
Ik hoorde de Minister ook aangeven dat hij rondom «first come, first served» in gesprek
gaat met de medeoverheden en dat hij de Kamer uiteindelijk zal informeren over de
uitkomst, maar ik heb er behoefte aan dat de Kamer wat meer wordt betrokken bij de
besluitvorming. In de onderlinge debatjes zijn zorgen uitgewisseld. Hoe juridisch
houdbaar is het? Tot welk niveau wil de Minister de criteria gaan uitwerken? Waar
wil hij de bevoegdheid gaan beleggen? Is de Minister in ieder geval bereid om de Kamer
een brief te doen toekomen met voorstellen, zodat wij die kunnen betrekken bij een
volgend debat hier?
Minister Jetten:
Het punt is hier: ik ga er eigenlijk niet over en u eigenlijk ook niet. Ik denk dat
het goed is ... Ik hoor mevrouw Kröger iets buiten de microfoon zeggen en ik snap
dat. Wij hebben in Europa afgesproken dat de toezichthouder, de ACM, daar uiteindelijk
over gaat, samen met de netbeheerders. Een betere toezegging aan de heer Erkens is
denk ik dat ik op basis van wat de ACM heeft aangekondigd de afgelopen week even schets
in een van de volgende brieven wat de uitspraak van de ACM betekent, wat het vervolg
is dat de ACM daar met de netbeheerders aan geeft en wat de ruimte is die ik als Minister
en u als Kamer hebben om daarover mee te praten en mee te beslissen. Ik kan u hier
niet toezeggen hoe ik daarover ga meebesturen en meebeslissen, want die ruimte zie
ik op dit moment gewoon niet voor mijzelf, hoe gek we dat misschien ook allemaal vinden
aan deze tafel.
De voorzitter:
En je kunt natuurlijk altijd bij de ACM gaan werken; dan heb je er meer invloed op.
Maar dat is een ander punt.
De heer Erkens (VVD):
Ik hoor het antwoord van de Minister, maar ik vind het vrij absurd, want hier wordt
een grote maatschappelijke afweging gemaakt. Ik zou de Minister wel willen meegeven
om echt te gaan zoeken naar hoe we er toch grip op kunnen hebben, in ieder geval op
de hoofdlijnen, of hoe we erover kunnen meebeslissen. Ik ben ook wel benieuwd wat
de relatie is met de nieuwe Energiewet. Zitten daar misschien meer handvatten in om
er in ieder geval ook politiek wat van te vinden als Kamer?
Minister Jetten:
Dat lijken me allemaal goede dingen om mee te nemen als ik daar in de volgende brief
nader op inga. Zoals de heer Erkens volgens mij zelf in zijn eerste termijn of in
een interruptie zei: de juridische houdbaarheid voor vooral lopende aanvragen en projecten
vind ik relevant om mee te nemen.
De voorzitter:
Zullen we naar blokje RES gaan, Regionale Energiestrategieën? Tenzij meneer Thijssen
nog een heel korte interruptie heeft.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik had nog een paar suggesties gedaan over de arbeid en over de mensen die het allemaal
moeten gaan doen. De Minister zei: ik kom daar nog op.
De voorzitter:
Bij overig. De Minister over de Regionale Energiestrategieën.
Minister Jetten:
Voorzitter. We hebben nu volgens mij de crux van het debat net gehad, dus zal ik proberen
zelf ook wat korter van stof te zijn. De Regionale Energiestrategieën zijn een heel
belangrijk onderdeel van het waarmaken van alles waar we het net over hebben gehad.
Dat is immers het aanbod van de medeoverheden om hernieuwbare opwek op land mogelijk
te maken als onderdeel van de route naar een CO2-vrij energiesysteem. Volgens mij zei de heer Bontenbal in zijn inbreng dat we gewoon
de ruimte moeten bieden aan gemeenten en provincies om te doen waar ze goed in zijn.
Daarop zat de vertegenwoordiger van het IPO heel nadrukkelijk te knikken op de tribune.
Dat is precies de crux van het advies van Greetje Bos, waar de heer Thijssen en de
heer Bontenbal naar verwezen. We hebben de afgelopen jaren gestuurd, zowel in ons
beleid als wat betreft de beschikbare subsidie, op 35 terawattuur hernieuwbare opwek
op land. Maar het aanbod van de medeoverheden in de Regionale Energiestrategieën ligt
ver boven die 35 terawattuur en daarom heb ik ook in lijn met de motie-Bontenbal c.s.
besloten dat we niet meer een plafond op de subsidie gaan zetten, maar gewoon gaan
proberen om, zoals Greetje Bos ons adviseerde, het maximale te verzilveren van het
aanbod dat de medeoverheden hebben gedaan. Hoe verder we boven die 35 terawattuur
uit komen, hoe groter het deel dat we van de toekomstige groene elektriciteitsvraag
hebben ingevuld. Ga je meer doen dan 35 terawattuur – plannen maken is één ding, maar
het uitvoeren is iets anders – dan levert dat in de samenleving vragen en spanningen
op, want die projecten gaan ergens impact hebben op de fysieke ruimte. Je hebt omwonenden
die daar dan wat van vinden. Het moet op een nette manier gebeuren.
De heer Bontenbal vroeg: is het nog nodig om een landelijke zonneladder te hebben
als de provincies inmiddels allemaal al een provinciale zonneladder hebben? Ik ben
allereerst heel blij dat de provincies de afgelopen twee jaar zo snel een provinciale
invulling hebben gegeven aan de voorkeursvolgorde zon-PV zoals ook in de NOVI is opgenomen.
Je ziet ook dat als er nog sprake is van zon op land, er de afgelopen tijd veel beter
wordt nagedacht over: waar kan het wel en waar kan het niet en wat zijn de randvoorwaarden
die je daaraan verbindt? Samen met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening ben ik met de medeoverheden in gesprek om te kijken of we de voorkeursvolgorde
zon-PV nog verder moeten verankeren in landelijk beleid en wetgeving. Dat zou bijvoorbeeld
in de Omgevingswet kunnen. Maar goed, de medeoverheden hebben meteen al aangegeven:
ga niet overdoen wat wij al hebben gedaan, maar benut vooral wat er op provinciaal
niveau de afgelopen tijd is uitgewerkt. Samen met de Minister voor VRO ga ik u voor
het zomerreces per brief laten weten hoe dit landelijk wordt verankerd.
De heer Bontenbal stelde nog een heel specifieke vraag. Hij zei: er zit nu 7 terawattuur
aan kleinschalige zon-PV aan te komen de komen. Ja, dat mag je meetellen bij de doelstelling
voor hernieuwbaar op land. We zijn nu niet voor niks in Europa nummer één en wereldwijd
nummer twee qua kleinschalige zon-PV. Dat zit onder andere in dit succes.
De heer Bontenbal vroeg ook: hoe voorkomen we dat we in het Programma Energiehoofdstructuur
alleen naar de no-regretinvesteringen kijken? We kijken daarbij naar de gewenste ruimtelijke
keuzes richting het energiesysteem 2050. Er zijn inderdaad al ruimtelijke ontwikkelrichtingen
geschetst die no-regret zijn, maar er is natuurlijk veel meer mogelijk. In de analyses
wordt ook aandacht besteed aan mogelijke ruimtelijke consequenties van andere systeemkeuzes.
Het programma wordt ook periodiek geactualiseerd, zodat niet alleen het Rijk maar
ook medeoverheden daarop kunnen anticiperen. Ik denk dat het ook echt helpt dat we
weer ruimtelijkeordeningsbeleid voeren op landelijk niveau, want dan kun je veel meer
over regio's heen daar rekening mee houden.
Mevrouw Kröger zei: het PBL schat nu dat voor hernieuwbaar op land – er is voor 46
terawattuur aan mogelijke projecten – de pijplijn afneemt. Ik heb daarover met de
medeoverheden gesproken. Het PBL heeft aangegeven dat vooralsnog het doel voor 2030
binnen bereik zit. Maar ja, de pijplijn moet op een gegeven moment gevuld gaan worden
met nieuwe projecten, want anders droogt het op een gegeven moment op. Daar is het
advies van Greetje Bos heel erg belangrijk geweest, net als het verwijden van de cap
op 35 terawattuur. U had het vorig jaar al voorspeld en we hebben dat uiteindelijk
met de motie-Bontenbal gedaan. We hopen en verwachten daarmee wel dat de pijplijn
de komende tijd weer gevuld gaat worden. Maar in mijn reguliere bestuurlijke overleggen
met de medeoverheden in het Nationaal Programma RES staan we hier ook regelmatig bij
stil.
De heer Erkens vroeg, net als een aantal anderen: kan die Regionale Energiestrategie
niet nog wat breder dan alleen maar de focus op wind en zon? Ik ben dat zeer met hem
eens. Het richt zich primair op de doelstelling hernieuwbaar op land met bovenregionale
afstemming in de warmtetransitie. Dat is ook gewoon de opdracht die we ooit bij de
RES 1.0 aan de medeoverheden hebben gegeven, maar we zien dat steeds meer regio's
breder aan het kijken zijn. Zeeland doet dat met de gesprekken over uitbreiding van
de nucleaire productie in Borssele en volgens mij was het de provincie Limburg die
deze week nieuwe onderzoeken presenteerde over SMR's, dus kleine nucleaire reactoren
die kunnen helpen in de Regionale Energiestrategie. Die ruimte is er ook volledig.
Ik sluit daarbij dus niks uit. Als medeoverheden met goede plannen komen, dan kijken
we hoe we daarbij kunnen faciliteren. Ik denk dat regio's wel zitten te wachten op
een van de uitwerkingen van het coalitieakkoord, namelijk de bijmengverplichting groen
gas en de leidraad voor productielocaties voor groen gas. Dat gaan we volgens mij
voor de zomer naar de Kamer sturen. De businesscase voor de groengasproductie wordt
in één keer goed geregeld met die bijmengverplichting. Maar ik ben bijvoorbeeld ook
in gesprek met de regio Twente, waar een aantal wethouders zeggen: geef ons nu iets
meer richting ten aanzien van waar bijvoorbeeld mestvergisting op een goede manier
kan worden ingepast, zodat de groengasproductie in de regio op een goede manier handen
en voeten kan krijgen.
Ik ben bijna aan het einde van dit blokje, voorzitter. We hebben nog de normen voor
wind op land. Ik ben het eens met de heer Erkens dat hoe eerder die normen er zijn,
hoe beter. Maar u weet ook, ik ga er niet over. Het is de Staatssecretaris van IenW
die een onafhankelijk advies heeft lopen om tot nieuwe normen voor wind op land te
komen. De laatste stand van zaken is – ik heb mij laten vertellen dat dat echt niet
sneller kan – dat de nieuwe normen naar verwachting voor de zomer 2023, dus voor aankomende
zomer, ter inzage worden gelegd, zodat de Staatssecretaris van IenW daar later dit
jaar over kan besluiten en de nieuwe regels begin 2024 ingaan. Dus over een paar maanden
weten we in ieder geval de richting van de nieuwe normen. In de tussentijd moeten
medeoverheden een extra toets doen op de inpassing van wind op land.
Op het kwaliteitsbudget kom ik zo meteen terug, want ondanks dat ik op mijn telefoon
lees dat het in het mapje RES zit, tref ik het daarin niet aan, zeg ik even tegen
de ambtenaren die via de camera meekijken.
De voorzitter:
Die komt dan in het mapje overig terecht. Dit is het blokje RES. Mevrouw Kröger mag
als eerste een vraag stellen. Daarna volgt collega Boucke.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De opmerking dat nu kleine kerncentrales onder de RES gaan vallen laat ik maar even
passeren, want dat is zo'n utopische onzin ... Goed, 2030. Ik hoorde de Minister zeggen
dat het PBL zegt dat het doel binnen bereik is, maar dan heeft hij het neem ik aan
over het doel van 35 terawattuur. Maar dat is een doel, en nu val ik in herhaling,
dat achterhaald is, omdat het is gekoppeld aan 49% CO2-reductie en deze Minister schijnt te koersen op 60%. Dan blijft mijn vraag staan:
hoeveel terawattuur op land wil hij voor 2030 realiseren, in lijn met die 60%?
Minister Jetten:
Eigenlijk hebben we dat hele aanbod van de medeoverheden nodig. Het klopt dat het
bij de PBL-inschatting of we de doelen voor 2030 gaan halen met de projecten die nu
in de pijplijn zitten, inderdaad gaat om 35 terawattuur. Als je ruim over die 35 terawattuur
wil, in lijn met het advies van Greetje Bos, dan is dat gewoon nodig richting die
doelen die we voor 2030 hebben. We gaan vooral met wind op zee de komende jaren de
grote klapper maken, en in de loop van het volgende decennium met de eventuele uitbreiding
van de nucleaire capaciteit. Maar de 35 tot 46 terawattuur die medeoverheden kunnen
bieden, is een cruciaal onderdeel daarvan.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Kröger ...
Minister Jetten:
Maar ik ga dus op advies van Greetje Bos nadrukkelijk geen nieuw doel aan de RES opleggen.
Daarvan zeggen ook de medeoverheden: doe ons dat niet aan, want dat leidt weer tot
allerlei bestuurlijke rompslomp op lokaal en regionaal niveau, dus laten we vooral
op projectbasis proberen de bottlenecks weg te halen om die projecten gewoon uitgevoerd
te krijgen.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Kröger vragend kijken.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja. Het ene is een hard doel voor overheden neerzetten, maar het andere is om als
te Minister zeggen: oké, voor 60% ga ik sturen of ik wil een bepaalde hoeveelheid
op land opgewekt. Hoor ik hem nu zeggen dat het 35 tot 46 is? Of zegt hij: nee, ik
ga echt wel sturen op die 46; dat probeer ik te bereiken? Iets meer plan, want die
60% krijgen we niet vanzelf.
De voorzitter:
Die krijgen we niet vanzelf, Minister.
Minister Jetten:
Nee, dat laatste klopt. Dat grenst aan het haalbare en het maakbare, zoals het PBL
ook zegt. Ik ga dus nadrukkelijk geen nieuw hard afrekenbaar doel afspreken, want
ik volg het advies van Greetje Bos. Willen we de klimaatdoelen richting 2030 halen,
dan zou het heel mooi zijn als we die 46 terawattuur weten te verzilveren. Bij de
ondersteuning van de medeoverheden en de openstelling van de subsidie in de komende
jaren zal ik proberen daarin het maximale aan te bieden.
De heer Boucke (D66):
Ik had ook nog een vraag bij dit blokje over participatie en regels om te komen tot
financiële participatie. Kan de Minister die nog beantwoorden? Oké, dat komt nog.
De voorzitter:
Die gaan we dan bij het blokje wind op zee, blokje vier, parkeren. Ik zet het er even
bij, dus ik zal erop toezien dat het daar komt.
De heer Erkens (VVD):
Ik zal maar geen vragen stellen aan de Minister over kleine kerncentrales, maar ik
ben blij om te zien dat onder andere D66 in Limburg er heel enthousiast mee aan de
slag gaat, dus wie weet wat dat voor potentie biedt voor de landelijke toekomst van
kernenergie.
Ik heb een vraag over de afstandsnormen bij wind op land. De conceptnormen worden
voor de zomer ter inzage gelegd, zei de Minister. Zal daar ook een begeleidende brief
van het Rijk bij zitten, zodat provincies en gemeenten handvatten hebben om er deels
mee aan de slag te gaan? Anders voorzie ik nog verdere vertraging, dat er weer een
halfjaar niks gebeurt.
De voorzitter:
Toen collega Erkens begon over SMR's, vond de voorzitter het heel moeilijk om neutraal
te blijven, maar dat zal hij wel doen.
Minister Jetten:
Dit moet ik even bespreken met de Staatssecretaris van IenW. Zodra zij de normen ter
consultatie voorlegt, zullen die ook voor iedereen bekend zijn. Dat is voor de zomer
het geval. Nu moeten medeoverheden projectspecifieke analyses maken die best wel uitvoerig
zijn en daarmee ook veel waarborgen bieden voor de omgeving die zich zorgen maakt
over de goede inpassing. Ik kan me ook voorstellen dat gemeenten niet staan te trappelen
om al te gaan werken met een norm die nog niet formeel is vastgesteld. Binnenkort
hebben de Staatssecretaris en ik een regulier bestuurlijk overleg over klimaat en
energie, waar dit onderwerp ook op de agenda staat, en dan zal ik deze vraag van de
heer Erkens meenemen.
De heer Thijssen (PvdA):
Die kleine kerncentrales, die moeten we niet doen.
Ik had een vraag gesteld over burgerinitiatieven die ook kunnen bijdragen aan het
halen van de doelstelling. Soms worden die de pas afgesneden door commerciële partijen.
Kan daar iets aan gebeuren? Ik weet niet of de Minister daarop ingaat bij de SDE of
hier bij de RES.
Minister Jetten:
Voorzitter, excuses. We hadden net wat IT-problemen, maar ik kom nu in het blokje
SDE terug op het kwaliteitsbudget, op de participatie, waar de heer Boucke naar vroeg,
en ook op deze vraag van de heer Thijssen. Zal ik dat blokje dan maar meteen openen,
voorzitter?
De voorzitter:
Ja, tenzij collega's nog vragen over de RES hebben. Zo niet, dan gaan we inderdaad
door naar dat SDE-blokje. Daarin neemt u het kwaliteitsbudget en de participatie mee.
Minister Jetten:
Eigenlijk gingen alle vragen namelijk vooral over deze drie thema's en niet zozeer
over de SDE zelf; dat had ik bij de inleiding wat nadrukkelijker kunnen zeggen. Ik
begin gewoon bij de heer Thijssen. Hij vroeg in de eerste termijn heel specifiek of
lokale initiatieven meer voorrang kunnen krijgen bij de toekenning van de vergunningen
en de SDE-subsidies. Ik denk dat het idee van de heer Thijssen is om energiecoöperaties
en projectaanvragen met mede-eigenaarschap gewoon meer kans te geven om die projecten
daadwerkelijk te verzilveren. Ik vind het eigenlijk best wel een interessante gedachte.
Ik heb net de openstellingsbrief SDE++ 2023 gepubliceerd. Daar zit het dus nog niet
in, maar voor de openstellingsronde in 2024 wil ik eigenlijk wel verkennen hoe ik
dit idee van de heer Thijssen daar eventueel in zou kunnen verwerken, naast alles
wat we al hebben gedaan om de subsidieregelingen voor energiecoöperaties verder te
verbeteren. Daar kom ik dus in de brief over de SDE in 2024 op terug.
Dat geldt ook voor de suggestie van de heer Boucke voor de imvo-eisen. De sector heeft
nu zelf dat IMVO-convenant afgesloten. Dan is het ook goed om dat soort mooie initiatieven
te ondersteunen en te belonen. Hoe dat dan precies moet, weet ik nog niet, maar ik
zal dus ook in de brief over de SDE in 2024 schetsen hoe we dit IMVO-convenant en
de imvo-eisen een betere plek kunnen geven in de toekenning van de SDE-subsidies.
Ook zal ik in de beleidsbrief zon – ik ben namelijk samen met de Minister voor VRO
een tweede zonnebrief aan het maken – alvast kijken hoe ik kan ingaan op de kansen
die het IMVO-convenant biedt specifiek voor zonprojecten.
De heer Boucke had ook gevraagd naar bewonersinitiatieven en de financiële participatie
van bewoners. In het derde kwartaal komt de vierde monitor financiële participatie.
Daarin wordt dit keer niet alleen maar gekeken naar de kwantitatieve participatie
maar ook naar de kwalitatieve participatie. Het was volgens mij de heer Heerma die
daar ook tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen bij heeft stilgestaan. Het is
namelijk heel leuk als je qua aantallen projecten goed oploopt met die 50% participatie,
maar als dat altijd kleine projecten zijn en er bij de grote projecten geen participatie
is, vraag ik mezelf af welk doel we eigenlijk aan het nastreven zijn met elkaar. De
vierde monitor financiële participatie, die dus in het derde kwartaal komt, wordt
dus heel erg belangrijk om met elkaar te wegen of we andere dingen moeten gaan doen
om nog meer mede-eigenaarschap in de projecten mogelijk te maken. Dat geldt dan voor
projecten op land, maar de heer Boucke en mevrouw Kröger vroegen of je ook op zee
daar meer mee zou kunnen doen. Daar kom ik zo meteen bij wind op zee nog iets specifieker
op terug.
Tot slot ga ik nog in op het kwaliteitsbudget. Ik heb even goed zitten luisteren naar
het interruptiedebat tussen mevrouw Kröger en de heer Boucke. Ik zal eerst het antwoord
geven dat u eerder van mij schriftelijk heeft gekregen. Daarna zal ik mijn nieuwe
inzicht naar aanleiding van dat interruptiedebat met u delen. Allereerst heb ik naar
aanleiding van de motie een verkenning uitgevoerd. Daarvan was de uitkomst dat een
kwaliteitsbudget bij sommige projecten meerwaarde zou kunnen hebben, maar in de praktijk
is uit die inventarisatie gebleken dat het eigenlijk niet de belangrijkste bottleneck
is. Daarom heb ik u eerder schriftelijk laten weten dat ik vooral op andere manieren
aan het kijken ben hoe we met kwaliteit in de leefomgeving kunnen omgaan. Je kunt
namelijk aan allerlei knoppen draaien. Ik wil zelf in vergunningverleningen en subsidiebeschikkingen
steeds scherpere kwaliteitseisen gaan stellen, zodat ecologie, circulariteit, biodiversiteit
et cetera daar al veel meer in worden verankerd. Medeoverheden kunnen dat ook doen
in de vergunningverlening. Op die motie heb ik toen geantwoord dat je zo eigenlijk
op heel veel manieren de kwaliteit van de leefomgeving al kunt versterken. Geld in
de vorm van een kwaliteitsbudget is dus niet hét issue bij lokale inpassing. Maar
in het interruptiedebat net maakte u volgens mij allebei wel duidelijk dat het u veel
specifieker gaat om ecologie en biodiversiteit. Daar zal ik gewoon meer huiswerk voor
moeten doen. Bij wind-op-zeeaanlandingen hebben we bijvoorbeeld zo'n budget waarbij
juist met vaak hele betaalbare projecten de biodiversiteit fors kan worden versterkt.
U heeft mij beiden net getriggerd om nog een keer naar die motie te kijken. Ik noem
het gewoon even een budget voor ecologie en biodiversiteit bij hernieuwbare-energieprojecten
op land. Voor de zomer kom ik daar bij u nader op terug.
De voorzitter:
Eerst was collega Boucke nog. Hij had een vervolgvraag, maar als die al beantwoord
is, ga ik naar mevrouw Kröger.
De heer Boucke (D66):
Nee, die is niet beantwoord, voorzitter. Ik heb een paar vragen en ik begin met mijn
vraag over dat IMVO-convenant. De Minister geeft aan dat hij daarmee aan de slag gaat.
Ik dacht dat hij daarbij de SDE++ benoemde, maar ik noemde ook de maatwerkafspraken.
Neemt hij het daar dus ook als voorwaarde voor op?
Minister Jetten:
Dan moet ik even checken of we het over hetzelfde hebben. Aan het IMVO-convenant dat
deze week is afgesloten, heeft de Sociaal-Economische Raad namelijk echt een paar
jaar gewerkt met de wind- en zonsector. Dat gaat over maatschappelijk verantwoord
ondernemen in de gehele keten van wind en zon. Dat gaat dus over waar de grondstoffen
vandaan komen en over hoe je windturbines, bladen, palen, zonnepanelen et cetera produceert.
Ook gaat het over hoe je omgaat met die installatie, hoe je omgaat met arbeids- en
mensenrechten zowel in Nederland als in landen van herkomst en hoe je omgaat met circulariteit
nadat een windmolen of een zonnepaneel zijn exploitatieperiode heeft gehad. Ik zie
dus nog niet helemaal de link van de maatwerkafspraken met dit specifieke IMVO-convenant.
Die maatwerkafspraken gaan namelijk echt over die 25 grote emitters die met de Minister
van Economische Zaken en Klimaat gewoon goede maatwerkafspraken moeten maken. Brede
welvaart en verantwoord ondernemen zijn daarbij gewoon onderdeel van die gesprekken,
maar dat is iets anders dan het IMVO-convenant dat we deze week hebben afgesloten.
De heer Boucke (D66):
Ik heb nog een korte vervolgvraag. Ik hintte namelijk meer op het volgende. Als je
industrie hebt die ook zelf aan opwek wil doen, kun je mogelijk onderdelen van dit
convenant wel daarvoor gebruiken. Dat wilde ik even meegeven aan de Minister. Ik was
namelijk wel tevreden met zijn eerste antwoord, maar ik was ook vooral benieuwd hoe
hij het voor de maatwerkafspraken wilde gebruiken.
Minister Jetten:
Ik ga er gewoon verder op kauwen. Het mooie is dat sommige van de partijen die onder
de maatwerkaanpak vallen ook ondertekenaar van het convenant zijn omdat ze ook in
de wind- en zonnebranche actief zijn. Het leeft dus ook al voor een groot deel bij
die bedrijven.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik vind het een klein beetje wonderlijk dat de Minister zich pas gedurende een interruptiedebatje
realiseert dat deze motie over het beschermen van kwetsbare natuur en biodiversiteit
gaat; dat is namelijk gewoon de tekst van de motie. Er is een studie uitgevoerd. Die
hebben wij ook bekeken. Nou ja, «studie» is misschien een groot woord voor wat het
is, maar goed. Ik kan daar in ieder geval niet uit concluderen dat geld niet een bottleneck
zou zijn. Een van de projecten die worden beschreven, is namelijk juist een project
waarbij het door extra middelen mogelijk is geweest om een heel mooi project neer
te zetten. Ik wil de Minister dus toch echt het volgende vragen. Er zijn zo veel mooie
projecten die voortgang kunnen vinden. Met wat extra geld is het mogelijk om die kwaliteitseisen
qua biodiversiteit en natuurinclusiviteit te borgen. Dat is wat je nodig hebt voor
het draagvlak van energie op land. Nu komt er pas tegen de zomer weer een update,
maar ik zou echt heel graag zien dat er als onderdeel van de voorjaarsbesluitvorming
serieus wordt gekeken naar een kwaliteitsbudget, conform de motie zoals die is ingediend
en aangenomen.
Minister Jetten:
Als ik het kan doen bij het voorjaarspakket, zal ik het dan al doen.
De voorzitter:
Dat is kort en krachtig. Meneer Thijssen, heeft u nog vragen over het derde blokje?
Nee. Dan gaan we naar het vierde blokje: wind op zee.
Minister Jetten:
Voorzitter. De heer Erkens en de heer Thijssen hadden gevraagd naar de go-to areas.
Ik probeer altijd te bedenken wat de Nederlandse vertaling daarvan zou kunnen zijn,
maar dit zijn dus aanwijsbare gebieden waar je extra tempo kan maken met de energietransitie;
zoiets zou de vertaling volgens mij zijn. Onder de derde herziening van de hernieuwbare-energierichtlijn,
de RED III, zijn die go-to areas benoemd. Eind maart is naar verwachting de laatste
triloog over dit onderwerp. Trilogen zijn overigens de onderhandelingen tussen de
Europese Commissie, de Europese Raad en het Europees Parlement. Naar verwachting zal
dus in die hernieuwbare-energierichtlijn worden vastgesteld hoe je op nationaal niveau
gebieden kan aanwijzen waar je meer tempo maakt met hernieuwbare-energieopwekprojecten.
Ik heb daar zelf ook altijd in de Europese gesprekken aan toegevoegd dat er niet alleen
naar hernieuwbare-energieopwek gekeken moet worden maar ook naar uitbreiding van de
energie-infrastructuur omdat dat eigenlijk minstens zo belangrijk is; zie het eerste
blok van dit debat. Het lijkt te lukken om ook die energie-infrastructuur nadrukkelijker
op te nemen in RED III. Dat is dus een succes van de lobby van Nederland en een paar
andere landen. Als RED III is vastgesteld, zullen we als Rijk samen met de provincies
en de gemeenten moeten kijken hoe en waar we dan die go-to areas in Nederland aanwijzen.
Dat zouden we dan hopelijk al in de tweede helft van dit jaar kunnen doen.
Die RED III draagt bij aan een versnelde vergunningverlening. Daarbij spelen twee
dingen mee. Eén: stikstofruimte. Het is namelijk heel fijn als je een vergunningverlening
kan versnellen, maar als je dan alle vergunningen hebt behalve een stikstofvergunning,
loop je nog steeds vast. Zoals ik u in het vorige debat al heb toegezegd, kom ik later
nog met een aparte toelichting naar de Kamer van hoe de noodverordening van de Europese
Commissie helpt om ook binnen de beschikbare stikstofruimte energieprojecten te vergunnen.
Dat is dus geen nieuwe toezegging, maar een toezegging uit het vorige debat. Daar
krijgt u binnenkort van mij en de Minister voor Natuur en Stikstof informatie over.
In RED III zit ook de ruimte die de Europese Commissie biedt om ... Dat gaat over
de Vogel- en Habitatrichtlijn: hoe kun je meer tempo maken in de vergunningverlening
voor energieprojecten? Daarbij ga je soms iets sneller dan de Vogel- en Habitatrichtlijn
eigenlijk van je vraagt, maar dan moet je dus andere manieren vinden om de instandhouding
van die soorten op een goede manier te beschermen. Ik ben met de Minister voor Natuur
aan het kijken hoe we daar een goede balans in vinden. En die go-to areas zullen dus
voor een groot deel op zee zijn.
Mevrouw Kröger vroeg ook naar de waarschuwing van TNO over de rentabiliteit van de
wind-op-zeeprojecten, ook in combinatie met de verduurzaming en elektrificatie van
de industrie. Ik heb het net bij de netcapaciteit ook al gezegd, maar het is ontzettend
belangrijk dat we hierbij vraag en aanbod in tijd en omvang bij elkaar gaan brengen.
Het heeft namelijk geen zin om een groot deel van de Noordzee vol te zetten met windparken,
als je vervolgens die groene elektronen niet kwijt kan. Dit hebben we net in het eerste
blok volgens mij al gehad, maar hierbij moeten we er heel goed voor zorgen dat we
via die clusterbenadering van de industriële clusters aan zee aanbod en vraag bij
elkaar brengen. Bij de begrotingsbehandeling is hier ook een motie-Erkens/Boucke aangenomen
die de Minister van Economische Zaken en Klimaat nu ook betrekt bij de maatwerkafspraken
en bij die CES-aanpak.
Mevrouw Kröger vroeg ook of we bij de tendering van wind op zee meer ruimte kunnen
geven aan participatie van coöperaties. Volgens mij zijn er verschillende vormen waarin
dit kan. Dat kan met energiecoöperaties die een deel van de projectontwikkeling voor
hun rekening nemen. Vroeger had je in Nederland een initiatief dat volgens mij «Meewind»
heette. Maar je ziet het ook in een paar andere landen. Daarbij zit de participatie
niet zozeer in de projectontwikkeling maar in de financiering en het eigenaarschap
van die projecten op zee. Vanuit het Klimaatakkoord zijn hier in het verleden ook
afspraken over gemaakt. Toen zagen ook heel veel partijen de meerwaarde van dat mede-eigenaarschap.
Maar we zien dat in de praktijk natuurlijk vooral op land ontstaan en eigenlijk weinig
bij die projecten op zee. Bij de tendering van wind op zee in de komende jaren – dit
betrof ook een vraag van de heer Boucke – geef ik vooral aandacht aan ecologie en
systeemintegratie, want dat zijn de twee belangrijkste lessen die we bij de komende
tenders moeten trekken. Hoe kunnen we de ecologie op de Noordzee niet alleen maar
beschermen maar zelfs verbeteren op plekken waar een windpark komt? En hoe kunnen
we met systeemintegratie ervoor zorgen dat je op een slimme manier waterstof produceert
of op een slimme manier de afname garandeert in die industriële clusters? Ecologie
en systeemintegratie wegen daarbij het zwaarst mee in die tenders, zwaarder dus ook
dan het financiële bod. Daar moet ik binnenkort nog formeel over besluiten, maar het
is wel mijn inzet dat ecologie en systeemintegratie het zwaarst meewegen. Ik wil participatie
daar nu dus niet aan gaan toevoegen, want dan ben ik de kerstboom gewoon te veel aan
het optuigen. Maar het staat natuurlijk elke partij die de komende tijd aan tenders
meedoet vrij om ook concepten te bedenken waarbij burgers of coöperaties ook mee kunnen
doen aan die projecten. Dat zou volgens mij een hele mooie invulling zijn van de afspraken
uit het Klimaatakkoord. Ik denk dat we dan bij die voortgangsmonitor in het derde
kwartaal, waarnaar ik net ook verwees richting de heer Boucke, met elkaar kunnen vaststellen
of we vinden dat we op zee nog andere dingen moeten gaan organiseren, faciliteren
of verplichten, als we daar ook meer participatie van burgers en coöperaties zouden
willen.
Tot slot in dit blok, de heer Erkens. Partijen maken zich zorgen over of we de uitrol
van die wind op zee en met name ook de aanlanding van die wind op zee halen, gekoppeld
aan de behoefte die er in die industriële clusters leeft. Dat Nationaal Programma
Verduurzaming Industrie wordt eigenlijk gewoon een soort van overlegtafel, waarbij
we die matchmaking veel beter moeten gaan doen. TenneT heeft dus ook de opdracht gekregen
om veel meer vooruit te plannen en vooruit in te kopen, om in ieder geval qua uitrol
van het netwerk op zee geen vertraging op te lopen. We zijn zelf echt op koers om
de vergunningverlening aan onze kant, EZK, op tijd af te hebben. Maar u krijgt van
mij natuurlijk gewoon regelmatig de updates van onze wind-op-zeeaanpak. Dan zullen
we hier ook in nader detail op ingaan.
Dat ten aanzien van wind op zee, voorzitter.
De heer Erkens (VVD):
Ik heb twee vragen, maar ik zal ze even opknippen. Dat is wel zo netjes, denk ik.
Over die go-to areas zei de Minister dat dat mogelijk ook op de energie-infrastructuur
toegepast kan worden. Dat zou fijn zijn, dus ik ben wel benieuwd naar de tijdlijn
daarbij. Wat ziet hij voor zich? Maar hij zei dat het specifiek voor wind op zee en
energie-infrastructuur was, terwijl we op het land natuurlijk ook veel knelpunten
zien.
Minister Jetten:
Dan heb ik het niet goed gezegd. Het is niet specifiek voor wind op zee, maar daarbij
verwacht ik voor de Noordzeelanden voordelen te behalen met deze Europese aanpak.
Ik merk zelf in de Energieraad dat deze discussie gewoon heel erg verschilt per lidstaat.
Als je als heel groot land verantwoordelijk bent voor de energietransitie, dan denk
je bij go-to areas: hartstikke fijn, ik hoek gewoon een gebied uit – in Nederland
is dat dan de provincie Utrecht – en dat is een go-to area. Dat zijn bij ons natuurlijk
veel kleinschaligere gebieden, waar we dus vaak via die RES'en al heel ver zijn. Maar
ik ga dus wel met de medeoverheden kijken of we die go-to-area-aanpak kunnen benutten
om in die RES'en-aanpak nog meer tempo te maken.
De voorzitter:
Dan de tweede vraag.
De heer Erkens (VVD):
De tweede vraag gaat over de rol van financiële garanties. Ik ben blij dat ik hoor
dat het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie aan matchmaking doet, maar dat
doen we natuurlijk al in een aantal programma's. We hebben MIEK, provinciale MIEK's,
CES'en, PIDI's en nu komen er weer andere overlegtafels bij. Ik probeer het niet cynisch
te vertellen, maar volgens mij blijft het probleem gewoon het maken van keuzes, zoals
welk cluster op welk moment wordt aangesloten op een waterstofbackbone. Ik ben benieuwd
naar hoe de Minister kijkt naar de rol van financiële garanties daarin. Als je namelijk
het risico wegneemt dat er een vertraging van één jaar opgelopen wordt, dan zijn bedrijven
ook eerder bereid daarin te investeren. Dat heeft de Minister nu ook met Porthos gedaan,
om vertraging te voorkomen. Ik ben dus wel benieuwd naar zijn kijk daarop.
Minister Jetten:
De heer Erkens heeft volgens mij nog niet eens alle afkortingen genoemd waarin we
de afgelopen jaren al van alles hebben bedacht. Afgelopen zomer heb ik met de Minister
van EZK gezegd: we zien door de bomen het bos niet meer, dus dat moet samenkomen op
één plek. Dat is het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie geworden. Daarin
moet alles straks samenkomen. We hebben daarbij per cluster overlegtafels. Ook de
netbeheerders en de medeoverheden gaan daaraan deelnemen. Daar zullen dus ook dit
soort vraagstukken, zoals financiële garanties of andere manieren, aan de orde komen.
Je moet het namelijk ergens borgen: hoe breng je vraag en aanbod bij elkaar? En wat
als een van de twee partijen niet levert? Wat zijn daar dan de consequenties van?
Dat is dus een gesprek dat we de komende tijd hebben. We hebben binnenkort volgens
mij ook een apart commissiedebat over dat NPVI.
De heer Boucke (D66):
Ik wilde nog heel even terugkomen op mijn vraag over landelijke regels voor financiële
participatie. In mijn betoog benadrukte ik het belang van participatie, ook om weerstand
weg te nemen. Ik merkte aan het antwoord van de Minister dat hij heel terughoudend
is om een toezegging te doen over het maken van zo'n landelijke regel. Ik zou de Minister
willen vragen om hier bij de kabinetsvisie op burgerparticipatie aandacht aan te besteden.
Daarbij wil ik aangeven dat ik het belangrijk vind dat er zo'n landelijke regel komt.
Ik weet dat het argument is dat het de energietransitie in de weg kan zitten, maar
daar is geen onderzoek naar gedaan. Je kunt het dus ook omdraaien en zeggen: we gaan
met een landelijke regel werken, tenzij het leidt tot vertraging in de energietransitie.
Kan de Minister daar nu al op reflecteren?
Minister Jetten:
Ik hoor de heer Boucke, maar ik vind hem dan toch iets te snel gaan door voor te stellen
dat ik nu al zeg: het wordt de regel, tenzij. Maar ik ben wel blij met zijn suggestie
om hier niet pas bij de voortgangsmonitor in het derde kwartaal nader op in te gaan.
Dat kan ook bij de brief over burgerparticipatie en klimaatbeleid. Dat gaan we daar
dus in ieder geval in de eerste stappen al in verwerken.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Goed om te horen dat ecologie leidend wordt in die tender voor wind op zee. Dat is
wel frappant in het licht van de hele discussie die we hebben over het kwaliteitsbudget,
want juist op land wil je natuurlijk ook dat ecologie een veel sterkere rol speelt.
Dat is precies waar je dat kwaliteitsbudget voor wil hebben. Mijn vraag gaat over
de energiecoöperaties, want ik hoor nu toch best wel een afwachtende Minister. Eigenlijk
zegt hij: ik wil de kerstboom niet verder optuigen. Maar andere landen om ons heen
geven energiecoöperaties wel actief een rol in wind op zee, bijvoorbeeld België. Ik
zou de Minister willen vragen of hij daar goed naar wil kijken om te kijken hoe je
burgers ook voor wind op zee een rol kan geven.
De voorzitter:
Het is ook weleens leuk om iets te leren van de Belgen.
Minister Jetten:
We hebben gelukkig binnenkort weer allerlei samenwerkingsevents met de Belgen, dus
dan neem ik dit ook gewoon mee. Maar mijn boodschap net was vooral: juist omdat ik
in die komende tenders stuur op ecologie en systeemintegratie, wil ik daar niet in
de verplichtende vorm nog meer aan toevoegen, want ik denk dat het voor de bedrijven
dan te ingewikkeld wordt om nu goede tenders te maken. Maar we kunnen natuurlijk nog
veel meer activeren en leren van de Belgen. Laten we ook kijken hoe dat dan bij hun
volgende tender uitpakt. Dat is, denk ik, gewoon goed om te doen. In die tenders voor
wind op zee wordt ecologie dus een heel zwaarwegend criterium waar je punten op kan
scoren. Ik wil dat bij hernieuwbaar op land ook in de vergunnings- en subsidievoorwaarden
gaan opnemen. Dus een kwaliteitsbudget kan daar een goede aanvulling op zijn, maar
hoe meer we qua ecologie kunnen voorschrijven, hoe beter dat is, denk ik. Ik kreeg
via de app nog één aanvulling van mijn wind-op-zeeteam in het kader van die go-to
areas. We gaan in 2025 al besluiten over de ruimtelijke reservering voor de infrastructuur
voor aanlanding van wind op zee in de periode 2031–2040. Dat zijn dus feitelijk go-to
areas die we dan al aanwijzen daarvoor. We gaan dat dan in principe echt grootschalig
benutten.
De voorzitter:
Ik denk dat we aankomen bij het blokje overig. Of had collega Thijssen nog een vraag?
Ja. Ik doe hem tekort.
De heer Thijssen (PvdA):
We gaan netjes het rijtje af, toch? Dan komen we uiteindelijk bij u, voorzitter. Misschien
heeft u ook nog wel vragen. Ik had nog een vraag over die samenwerking, dus die participatie
van coöperaties met wind op zee. Dat is misschien dan niet voor de komende tenders,
maar voor de tenders daarna. Ik denk namelijk dat het heel belangrijk is dat burgers
mee kunnen doen, maar ook dat zij gewoon kunnen meeprofiteren van de hele interessante
business die dat natuurlijk is. Ik had nog een vraag over de ecologie en de punten
die daarmee verdiend kunnen worden in de tender. Gaat dat er nou over dat die parken
bijdragen aan de natuurdoelen op de Noordzee? Want die ecologie op de Noordzee moet
natuurlijk verbeteren. Als er meer windmolens komen, kan dat er natuurlijk ook toe
leiden dat de ecologie niet verbetert. Dus kunnen de punten er nou mee verdiend worden
dat parken bijdragen aan de natuurdoelen? In hoeverre krijgt natuurversterkend en
beschermd bouwen een plek in die tender? Kan de Minister daar nog wat over zeggen?
Minister Jetten:
Het zit er allebei in. Daar hecht ik ook aan, want we kunnen het houden op «u moet
de huidige staat van de ecologie in stand houden en daar kun je punten mee scoren»,
maar die staat is niet zo lekker. Die projecten moeten de ecologie dus beter maken.
Het mooie van de laatste tender die gewonnen is, is dat je daarbij ziet dat er al
heel veel verschillende projecten in zitten en dat er afspraken worden gemaakt met
kennisinstellingen en wetenschappers, die heel uitvoerig gaan monitoren wat de toegevoegde
waarde ervan is voor zowel de bovenwater- als de onderwaternatuur. In de volgende
tender, waarbij ecologie dus zwaarder gaat wegen, willen dat nog veel nadrukkelijker
opnemen. Op basis van de evaluaties van deze tenders willen we dan op een gegeven
moment kijken: is dat iets waar je punten mee kan scoren in de tender of hebben we
nu zo veel kennis en expertise opgedaan dat we het gewoon verplichtend gaan voorschrijven?
Zo willen we steeds beter worden in ecologie. Het volgende heb ik ook eerder gezegd.
Ik ben nu voorzitter van het Noordzeeoverleg NSEC. Daar is ecologie ook een van de
thema's dit jaar, zodat we dat niet alleen als Nederland doen, maar ook met de andere
landen rondom de Noordzee.
De heer Thijssen (PvdA):
Heel goed. Ik denk dat het natuurversterkend en beschermd bouwen wel alvast een norm
kan zijn voor alle tenders. Er moeten geen punten mee verdiend kunnen worden, maar
het moet gewoon een soort drempelwaarde zijn waaraan alle tenders moeten voldoen.
Maar dat we steeds meer parken kunnen bouwen die bijdragen aan de natuurdoelen, klinkt
heel erg goed. Mijn laatste vraag gaat over het actieplan over waterstof op zee. Of
zit die bij overig? Ja? Oké, dan wacht ik tot het blokje overig.
De voorzitter:
Dan gaan we meteen – een goed bruggetje – naar het blokje overig.
Minister Jetten:
Laat ik daar dan ook maar mee beginnen. Er lopen nu al verschillende acties om waterstof
op zee te realiseren. We zijn volop bezig met waterstofproductie op land op basis
van groene elektronen die van zee komen, maar er is ook een enorme potentie om op
zee meer te gaan doen. Er zijn meerdere moties aangenomen waar u allemaal, denk ik,
al wel een keer onder heeft gestaan. Op de korte termijn zijn de acties gericht op
de ontwikkeling van demonstratieprojecten. Daarbij is nu de inschatting dat we in
2027 tot zo'n 100 megawatt aan offshore waterstofproductie gerealiseerd kunnen hebben
in de demonstratieprojecten en in 2030 rond de 500 megawatt. Daarnaast zijn we volop
bezig met de ontwikkeling van het waterstoftransportnet op zee. Ik ben van plan om
binnenkort de netbeheerder daarvoor aan te wijzen. Daarbij gaan we zo veel mogelijk
gebruikmaken van bestaande infrastructuur die we kunnen ombouwen tot de waterstofbackbone
op de Noordzee. Ik denk dat ik u in de loop van het jaar – ik denk dat dit net na
het zomerreces zal zijn – een tijdpad kan schetsen van wanneer we de demonstratieprojecten
voor offshore waterstofproductie kunnen gaan tenderen. Dat komt later dit jaar uw
kant op. Ik zie, samen met de heer Thijssen, echt heel veel potentie op dit vlak.
Dit is het blok overig, voorzitter. Ik ga nu dus wel een beetje van de hak op de tak.
We hebben het net al even gehad over het meerjarige investeringsprogramma. De heer
Erkens vroeg nog specifiek hoe we de Crisis- en herstelwet daarop loslaten. Dat is
een belangrijke afspraak uit het coalitieakkoord. Veel van de versnellingsmogelijkheden
uit de Crisis- en herstelwet zijn overgenomen in de Omgevingswet. De Eerste Kamer
gaat daar, als het goed is, aankomende dinsdag hoofdelijk over stemmen. Als de Omgevingswet
is aangenomen, is een groot deel van de Crisis- en herstelwet ook verankerd voor versnelling
van de MIEK-projecten. Op basis van het coalitieakkoord heb ik nog een aanvullende
analyse laten uitvoeren waarna we toch nog extra kansen zien om op basis van de Crisis-
en herstelwet nog meer juridische versnelling uit te voeren. Binnen enkele weken krijgt
u van mij daar de Kamerbrief over. Daarin staat de opsomming van welke mogelijkheden
we nog zien. Zoals mevrouw Kröger dat laatst met een heel slim amendement heeft gedaan,
ga ik zelf ook proberen om bij lopende wetstrajecten dit soort versnellingen aan te
brengen.
De voorzitter:
Dan is het wel belangrijk dat het wetsvoorstel door de Eerste Kamer komt.
Minister Jetten:
Iets met saldering, voorzitter!
De voorzitter:
Sorry, mevrouw Kröger!
Minister Jetten:
Kijk, voorzitter. Ik moet nu even bijlezen, want bij elk blaadje denk ik: welk onderwerp
hebben we nu te pakken?
De heer Bontenbal heeft gevraagd naar regelbare elektriciteitsproductie. Dat wordt
straks echt een heel belangrijk onderdeel van het nieuwe energiesysteem. Laten we
even halverwege het volgende decennium pakken. Dan hebben we als het goed is uitgebreide
nucleaire capaciteit. Die is dan zo'n 10% tot 15% van onze elektriciteitsproductie.
We hebben een gigantische capaciteit aan wind op zee, die tot 80% kan bedienen, en
we hebben nog veel meer hernieuwbaar op land. Maar ook dan zullen er momenten zijn
dat we door weersomstandigheden of door vraag vanuit het buitenland nog meer piekcapaciteit
nodig hebben. Er moet dus een goed flexibiliteitsmechanisme in dat systeem worden
ingebouwd. Dat kun je deels gewoon gaan verplichten. Je kunt gewoon voorschrijven
dat de sector een bepaalde flexibele capaciteit levert. We kunnen dat financieel prikkelen.
Andere landen om ons heen hebben daarvoor al elementen in hun elektriciteitssysteem
ingebouwd, al veel meer dan Nederland die heeft. Ik ben in ieder geval van plan om
de afspraken over de subsidieregelingen voor CO2-vrij regelbaar vermogen die in het coalitieakkoord zitten, het komende halfjaar ook
vast te stellen. Ik hoop dus dat ik u daarover voor de zomer kan informeren. Maar
zeker als we het jaartal van CO2-vrij naar voren gaan halen – daarover hadden we het aan het begin van dit debat –
zullen we nog andere dingen dan alleen de subsidieregeling moeten doen. Dus daarop
kom ik dan ook rondom dat NPE bij u terug.
Ik heb hier nog een blaadje met vragen over de maatwerkafspraken, maar daarop heb
ik net al deels geantwoord richting mevrouw Kröger en de heer Thijssen, denk ik. Maar
misschien is het goed om nog even te benoemen dat nu niet alleen TenneT, maar ook
de relevante regionale netbeheerder betrokken zijn bij de verdere aanscherping van
de Cluster Energiestrategie en bij het ontwikkelen van de afspraken in de maatwerkaanpak.
Daarvan zijn dus niet alleen vraag en aanbod bij elkaar brengen, maar ook gesprekken
over flexibiliteit gewoon een belangrijk onderdeel. Ik zou ook die grote afnemers
vanaf deze plek willen uitdagen: hoe meer oplossingen u zelf biedt op het gebied van
flexibiliteit, hoe sneller we u waarschijnlijk kunnen bedienen met de benodigde uitbreiding
van die capaciteit.
Dan kom ik bij de heer Thijssen en de vraag over de arbeidsmarkt. Ik moet even kijken,
want ik heb daar net al het een en ander over gezegd. Wij hebben dus met werkgevers,
werknemers, onderwijsinstellingen en verschillende overheden nu het Actieplan Groene
en Digitale banen vastgesteld. Daarbij proberen we ook geld vanuit de rijksoverheid
te matchen met geld dat de werkgevers bereid zijn de komende jaren te investeren in
betere opleidingen en het aantrekken van mensen. De heer Thijssen heeft ook een van
de mogelijke oplossingsrichtingen genoemd en dat is verlaging van het collegegeld
voor specifieke opleidingen. Daarover is nog geen definitief besluit genomen, maar
dat is wel onderdeel van de gesprekken waarbij ook de beide Ministers van Onderwijs
betrokken zijn.
Een werkgarantiefonds, waar de heer Thijssen naar verwijst, compenseert eigenlijk
vooral mogelijk inkomensverlies. Maar wij zien dat eigenlijk niet, want er zijn gewoon
heel veel banen. Een paar jaar geleden hadden wij bijvoorbeeld nog de vrees dat mensen
die nu in de fossiele industrie werken, niet meer aan de bak zouden komen wanneer
een kolencentrale dichtgaat. Voor iedereen die nu bij een kolencentrale of bij een
hele grote fabrikant ergens in Noord-Holland werkt en van wie de fossiele baan op
een gegeven moment verdwijnt, geldt dat – het verschilt wel een beetje per regio –
er nu zomaar tussen de vijf en de tien banen in de energietransitie beschikbaar zijn.
Zo'n garantie is dus eigenlijk niet nodig. Sterker nog, we moeten vooral bekijken
hoe we mensen veel eerder kunnen opleiden, zodat ze ook matchen met de banen die er
zijn. We kijken dus vooral naar die omscholingsprogramma's en de aantrekkelijkheid
van die sector via dat Actieplan Groene en Digitale banen.
Voorzitter. Tot slot in het blok overig, vroeg mevrouw Kröger naar de onderhandelingen
in Europa over de EED. Dat is dan weer de Energie-Efficiency Richtlijn, of de energiebesparingsrichtlijn.
Nederland heeft de afgelopen tijd en in de onderhandelingen die we vorig jaar hadden
in de Raad van Energieministers, echt ingezet op hoge ambities, ook aangemoedigd door
uw Kamer. Nu zijn we onder Zweeds voorzitterschap bezig om daarvoor tot een eindakkoord
te komen. Het Europees Parlement heeft wel echt nog fors hogere ambities dan wat we
als EU-lidstaten met elkaar hebben afgesproken. TNO heeft voor Nederland aangegeven,
en eigenlijk hebben adviseurs in alle landen wel aangegeven, dat de ambities die het
Europees Parlement nu heeft, praktisch eigenlijk onuitvoerbaar zijn in de jaren tot
2030. Dit is dus wel onderdeel van de onderhandelingen die nu plaatsvinden: je kunt
heel veel doelen opschrijven, maar die moeten ook wel waar te maken zijn de komende
jaren. Tegelijkertijd wil iedereen van die afhankelijkheid van Russische fossiele
brandstoffen af. Iedereen zit de komende jaren nog met een tekort aan gas, zeker in
de koude winters. Dat er dus meer moet gebeuren aan energiebesparing, daarover is
iedereen het wel eens. Voor Nederland zijn in die onderhandelingen een paar dingen
relevant. Sturen we op verplichtende doelen op Europees of nationaal niveau? Op dat
punt hebben we steeds gehamerd op verplichtend op Europees niveau, zodat ook alle
landen aan de bak moeten. Sturen we op primaire of op finale energiebesparing? Daarbij
is de Nederlandse inzet finale energiebesparing, juist vanwege de elektrolysecapaciteit
en CCS-ontwikkelingen die we in Nederland zien. Die onderhandelingen van de EED vormen
nu dus eigenlijk best een veelkoppig monster, maar de Zweden zijn echt voornemens
om die onder hun voorzitterschap af te ronden. Ik denk dus dat we u in een van de
komende voortgangsbrieven over Fit for 55 over de uitkomst kunnen informeren.
De voorzitter:
In mei is er overigens een apart commissiedebat over het Actieplan Groene en Digitale
banen. Dat zeg ik ook even tegen collega Thijssen. Volgens mij stak hij ook zijn vinger
op. Heeft u een interruptie? Dan krijgt u die.
De heer Thijssen (PvdA):
Ja, ik heb een interruptie over groene banen. Uiteraard dank voor de beantwoording.
Kijk, het idee van dat werkgarantiefonds is natuurlijk om bij heel veel werknemers
gewoon rust te creëren. Ook al is het nu inderdaad zo dat er heel veel banen lijken
te zijn voor al die mensen, het signaal vanuit mijn partij en de vakbonden is toch
wel dat het gewoon zou kunnen helpen. Ik snap dat de Minister kijkt naar omscholingsprogramma's
en de verlaging van het collegegeld. In het eerste blok hadden we het natuurlijk over
wat nou de uitdaging is om dit allemaal voor elkaar te krijgen en of dit dan afdoende
is om in ieder geval het stukje op het punt van arbeid op te lossen. Ik heb er toch
nog wat weinig gevoel voor of dat nou zo is. Ik weet dus niet of de Minister daar
nog iets over kan zeggen. Moeten we tot het tweede kwartaal wachten op het antwoord
op de vraag of dit actieplan genoeg is en of er toch nog stappen gezet moeten worden,
omdat er dan meer inzicht is in wat er allemaal moet gebeuren? Ik krijg nu namelijk
dit gevoel en deze signalen: ja, er worden nu stappen gezet, maar het is niet genoeg
en we hebben echt nog meer handen nodig om die enorme klus met elkaar te klaren.
Minister Jetten:
Ik ben het gewoon met de heer Thijssen eens. Het groenebanenactieplan is nu niet de
silver bullet waarmee de komende jaren alle vacatures ingevuld gaan worden. Dat zou
ook echt te makkelijk zijn. Er zijn namelijk ook nog vijf andere tekortsectoren die
concurreren om dezelfde jonge mensen en die ze bijvoorbeeld vooral naar zorgopleidingen
willen lokken. Zeker als ik zelf met met name de uitvoering en de aannemerij praat,
hoor ik dat de langjarige investeringszekerheid – daar hadden we het net over – eigenlijk
net zo belangrijk is. Dan ga je je namelijk als werkgever ook anders gedragen richting
potentiële werknemers. Dan ga je ze namelijk andersoortige contracten bieden. Dan
weten mensen waar ze de komende jaren aan toe zijn. Dit effect zie je nu bijvoorbeeld
rondom die stikstofonzekerheid gewoon ontstaan. Als projecten vertragen en wegvallen,
gaan mensen op een gegeven moment wat anders doen en is het heel moeilijk om ze weer
terug te halen naar die sector. Het is dus volgens mij en-en-en.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank u wel dat ik nu weet dat er in mei nog een debat aankomt. Maar is het dan misschien
mogelijk dat de Minister voor dat debat in een brief nog wat meer terugkomt op precies
het punt van die langjarige zekerheid en op wat er nou kan gebeuren om hierop nog
wat meer voortgang te krijgen? Ik weet namelijk dat daar vanuit Techniek Nederland
en Bouwend Nederland ook over nagedacht wordt. Het zou dus fijn zijn als het risico
dat in de sector toch nog wel ervaren wordt, wat meer geminimaliseerd kan worden en
dat we hier meters op maken.
Minister Jetten:
Voor wanneer is dat debat gepland, voorzitter?
De voorzitter:
Hier staat in mei, maar het moet nog gepland worden.
Minister Jetten:
Wat mij namelijk als aanvulling op die brief die er al ligt het nuttigst lijkt, is
eigenlijk de discussie van het begin van dit debat over de meerjarige investeringsplannen
en de voorspelbaarheid op dit punt, omdat dit, volgens mij, de aanleiding is om dan
met de netbeheerders en de aannemerij het gesprek te voeren over hoe je nou die betere
investeringsplannen, met meer dan de 4 miljard zoals in de afgelopen jaren is gebeurd,
naar langjarige programmering, opdrachtverlening en dat soort zaken brengt. Ik wil
eigenlijk niet nog een aparte brief gaan maken, want dan ben ik een beetje aan het
overvragen. Ik ga dus gewoon even kijken of die brief voor dat commissiedebat af kan
zijn. Dat is een inspanningsverplichting van mijn kant, zeg ik er maar even bij.
De voorzitter:
Ik heb nog een interruptie van mevrouw Kröger, maar er ligt ook nog een vraag over
de Delta Corridor, meen ik, van collega Erkens. Eerst de interruptie van mevrouw Kröger.
Wilt u daarna iets zeggen over de Delta Corridor?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Toch even over die energiebesparing. We begonnen het debat namelijk met hoe ongelooflijk
belangrijk energiebesparing is om die Green Energy Day überhaupt ooit op 31 december
te krijgen. Ik hoor de Minister hier toch niet heel duidelijk over. Hij geeft in zijn
antwoord iets aan over de inzet van het Europees Parlement. Mijn vraag was: zijn die
13% en die 45% hernieuwbare energie binnen de RED die hij in een Kamerbrief aan ons
heeft gecommuniceerd als zijn inzet, ook de inzet waarvoor Nederland zich nu heel
erg hard maakt in die onderhandelingen?
Minister Jetten:
Het is dus inmiddels wel iets complexer dan alleen dat. Het gaat namelijk uiteindelijk
om de volgende vragen en dus om verschillende dingen. Welk percentage spreek je met
elkaar af? Stuur je dan op een Europees bindend doel of op nationaal bindende doelen?
Stuur je dan op primaire of op finale energiebesparing? Welke ruimte krijgen lidstaten
dan om dat de komende jaren op een goede manier in te vullen? Daar heb ik het TNO-rapport
voor laten uitvoeren. Het heeft daarin ook een aantal risico's voor Nederland in kaart
gebracht. Als Zweden als voorzitter nu aan de lidstaten vraagt «kunt u leven met percentage
x dat nu mogelijk uit de onderhandelingen komt?», is de wedervraag van elke lidstaat:
is dat een Europees of een nationaal percentage en op welk punt in de Trias Energetica
stuurt dat? Nederland behoort tot de meer ambitieuze groep, maar daar zit wel een
komma bij, want ik weet nog niet precies waar ik ja tegen moet zeggen bij de Zweden.
Sorry voor dit wat ingewikkelde antwoord. Maar dit is de fase van die trilogen. Het
is altijd maar net de vraag wat eruit komt. We hebben vorige week gezien dat trilogen
soms een hele rare wending kunnen nemen als bijvoorbeeld een buurland opeens een heel
ander standpunt inneemt. In dit geval was dat op het punt van de CO2-eisen voor auto's. Ik zit eerlijk gezegd zelf ook te wachten op wat de Zweden ons
nu daadwerkelijk gaan voorstellen.
De voorzitter:
Heeft mevrouw Kröger nog een interruptie?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja. Ik vind het een beetje ingewikkeld. Is de inzet nu gewoon die 13%? Er kan in de
triloog met het Europees Parlement misschien worden afgesproken dat het hoger of minder
hoog is, maar staat die 13% in ieder geval? Want als dat ineens niet meer het geval
is, wijkt de Minister af van iets wat hij eerder aan de Kamer heeft gecommuniceerd.
Dan hadden we dat graag eerder gehoord, en niet nu, in antwoord op deze vraag. Zijn
die 13% en die 45% voor de RED dus wel gewoon de inzet van Nederland?
Minister Jetten:
Sowieso die 45%. Bij die 13% heb ik zelf toen ook randvoorwaarden geformuleerd over
Europees of nationaal en primair of finaal. Ik moet daarin wel een totaalafweging
kunnen maken.
De voorzitter:
Collega Boucke had nog een interruptie? O, sorry, de Delta Corridor nog.
Minister Jetten:
Dat klopt. Daar had de heer Erkens naar gevraagd. Er zijn op dit moment intensieve
gesprekken tussen het consortium dat in eerste instantie het initiatief had genomen
voor de Delta Corridor en een aantal andere partijen die er de laatste tijd bij zijn
gekomen, zoals de Gasunie, die intensiever deelneemt aan die gesprekken. Er is de
laatste tijd echt voortgang geboekt op helderheid vanuit Duitsland en het cluster
Chemelot over wat hun potentiële afname gaat zijn. Dat is belangrijk voor de businesscase
van de Delta Corridor. We hebben recentelijk de rijkscoördinatieregeling voorgehangen.
Dat is een hele belangrijke stap om de ruimtelijke inpassing en de ruimtelijke realisatie
van projecten voor elkaar te krijgen. Momenteel zijn we aan het bouwen aan een gezamenlijke
projectorganisatie. Mocht er een positieve investeringsbeslissing worden genomen,
dan staat die projectorganisatie al klaar om meteen met de uitvoering te beginnen.
We verwachten dat de definitieve «go/no go»-beslissing begin volgend jaar zal worden
genomen.
De voorzitter:
We hebben nu alle vijf de blokjes gehad. Mocht u voor de eerste termijn nog klachten,
suggesties of vragen hebben, dan moet u er snel bij zijn, want anders gaan we direct
door naar de tweede termijn. Ik stel voor dat we daar anderhalve minuut à twee minuten
per woordvoerder voor nemen. Wat mij betreft gaan we gelijk door, tenzij iemand van
jullie daar bezwaar tegen heeft. Nee? Dan geef ik het woord aan collega Erkens voor
zijn tweede termijn.
De heer Erkens (VVD):
Dank, voorzitter. Ook dank aan de Minister en zijn ondersteuning voor de goede beantwoording
van de vragen. Volgens mij zijn we het er allemaal wel over eens dat het stroomnet
de grootste prioriteit van deze Minister moet zijn. Het behalen van de doelen van
de klimaat- en energietransitie staat of valt met de oplossing van deze problemen
en het tijdig anticiperen op de knelpunten die zich voordoen. Er lijken ook niet echt
makkelijke oplossingen voor te liggen. Volgens mij moet de Minister op alle mogelijke
knoppen gaan duwen en blijven duwen de komende maanden en jaren. Investeren, meer
technici vrijmaken om de aanleg mogelijk te maken, versoepelen van de regels, de Energiewet
en ga zo maar door: de Minister moet op alle mogelijke fronten zwaar inzetten. Het
enige wat ik nog een beetje mis, is de integrale afweging of we in bepaalde gebieden
met netcongestie soms niet beter kunnen kiezen voor de moleculenroute of de warmteroute.
Ik ben benieuwd of de Minister daar in zijn tweede termijn wat meer over kan zeggen.
Kan hij in zijn volgende brief hierover ook wat specifieker ingaan op de vraag hoe
we die afwegingen beter kunnen maken en hoe we de netcongestie verder kunnen verlichten?
Voorzitter. Dan heb ik nog één vraag over de waterstofbackbone. Ik ben benieuwd naar
een update daarover. We hebben daar een tijd niets over gehoord. Volgens mij zit het
wel in het MIEK, maar ik hoor van veel partijen dat er angst voor desinvesteringen
bestaat en dat partijen elkaar een beetje aankijken om te zien wie als eerste over
de streep springt en haar commitment uitspreekt. Ik ben benieuwd hoe de Minister verwacht
dat knelpunt op te lossen.
De voorzitter:
Dank. We gaan naar collega Boucke.
De heer Boucke (D66):
Dank je wel, voorzitter. Dit is toch wel een mooi debat. Het zijn hele technische,
hele taaie onderwerpen. Er komt misschien wat minder politiek vuurwerk van af, maar
we zitten hier toch wel met de constructieve klimaatpartijen aan tafel en die laten
zien hoe het ook kan. Ik zeg bewust niet «constructieve middenpartijen», want dan
wordt de heer Thijssen weer boos.
Voorzitter. Ik ben blij met de toezegging van de Minister over het betrekken van het
IMVO-convenant bij de SDE++ en dat hij naar de maatwerkafspraken kijkt met dit IMVO-convenant
in de hand. Ik ben ook blij met de toezegging die de Minister, een beetje op aandringen
van mij, deed om zeer binnenkort in ieder geval terug te komen op de landelijke regels
voor financiële participatie.
Wat het kwaliteitsbudget betreft moet ik zeggen dat ik de frustratie van mevrouw Kröger
wel een klein beetje deel over het feit dat wij pas na aandringen in dit debat de
toezegging van de Minister krijgen dat hij hier bij de Voorjaarsnota op terug zal
komen. Ik wil de Minister dus op het hart drukken om er alles aan te doen om dat ook
bij de Voorjaarsnota te doen.
Dat waren mijn punten. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Ook voor mij nog een paar punten, allereerst inderdaad het kwaliteitsbudget.
De Minister gaf een toezegging in een als-danconstructie. Er ligt een aangenomen motie.
Het is gewoon ongelofelijk belangrijk dat we echt zorgen dat het kwaliteitsbudget
er komt, gericht op natuur en biodiversiteit. Daar kijken wij dus naar uit, zou ik
willen zeggen.
Dan energiebesparing. Ik vind het teleurstellend dat we niet meer helderheid krijgen
over een nationaal doel, maar we gaan het debat kennelijk nog hebben. Ik denk dat
dit ongelofelijk belangrijk is, ook als onderdeel van de huidige energiecrisis. In
die context heb ik een vraag aan de Minister over het vandaag uitgekomen TNO-rapport,
dat «Anders consumeren om de klimaatdoelen te halen» heet. Ik wil de Minister heel
graag vragen om daar een specifieke kabinetsreactie op te geven; dat hoeft niet in
deze tweede termijn.
Dan het investeringsgat van de netbeheerders. Ik hoop dat de Minister straks de cijfers
paraat heeft: wat is nou de vraag waar ze rekening mee houden, wat is wat ze echt
denken te kunnen leveren en hoe groot is dan dat investeringsgat? Als daar schriftelijk
op teruggekomen moet worden, lijkt me dat ook prettig.
Ten slotte de rol van energiecoöperaties. Ik had eigenlijk gevraagd om die obstakels
in kaart te brengen. Het gaat mij zowel om op land als op zee: hoe kunnen we energiecoöperaties
het hart van onze energietransitie maken? Ik hoop dat de Minister daar nog op wil
handelen.
Dank u wel, voorzitter. O ja, is er al een tweeminutendebat aangevraagd?
De voorzitter:
Er is geen tweeminutendebat aangevraagd, maar dat hoeft ook niet.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja, maar ik doe het met liefde, bij dezen.
De voorzitter:
Ja. Waarom? Want volgens mij hebben we afgesproken dat er iets van een noodzaak moet
zijn, iets wat niet afdoende beantwoord is.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Nou, of iets waar ik de Minister heel graag verder op wil laten bewegen. Volgens mij
zou de voorzitter moeten weten dat wij als GroenLinks wel wat noodzaak zien om deze
Minister op het punt van klimaat verder te laten bewegen.
De voorzitter:
Ik ga geen grapjes maken. Meneer Thijssen, het is uw beurt.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank, voorzitter. Dank aan de Minister voor alle antwoorden en natuurlijk ook aan
de ondersteuning. Over netcongestie is natuurlijk een hele hoop gezegd en er komt
in het tweede kwartaal ook nog meer aan. Ik blijf het lastig vinden om er echt grip
op te hebben, behalve op de financiën, want daarmee lijkt het goed te komen. Het blijft
echter lastig om grip te hebben op de arbeid en de stikstofruimte: gaat dit nou goed
of moeten hier nog heel veel stappen bij? Ik hoop dus dat we daar in het tweede kwartaal,
met de informatie die we gaan krijgen en ook met het gat dat mevrouw Kröger aangaf,
echt meer grip op hebben en dat we daar dan echt zicht op hebben: gaat het nou lukken
of waar loopt het spaak en waar is nog iets extra's nodig?
Ik ben blij dat de Minister zegt dat hij wil kijken naar hoe hij de participatieve
vormen om mee te doen aan de energietransitie, een plek wil geven in de SDE. Het is
jammer dat dat dit jaar niet meer gaat. Het zou misschien goed zijn als de Minister
daar eerder een signaal over geeft dan volgend jaar bij de SDE-brief, zodat al die
initiatieven ook zien dat daar ruimte voor gaat komen.
Heel specifiek: er is natuurlijk een organisatie voor de RES'en. Die is meerjarig
gefinancierd, maar er is bijvoorbeeld ook de Participatiecoalitie die ieder jaar weer
moet kijken of zij financiering kan krijgen. Ik wil vragen of de Minister er in de
tweede termijn iets over kan zeggen of die coalitie ook meerjarige financiering kan
krijgen, want ik denk dat dat het hart moet zijn van de energietransitie, zoals mijn
collega van GroenLinks al zei.
Dan inderdaad «first come, first serve». Gaat de Minister, als de ACM aangeeft hoe
dat vervangen moet worden, echt de grenzen van de mogelijkheden opzoeken? Want ik
zou het inderdaad van de zotte vinden als we daar als dit democratisch gekozen orgaan
helemaal niets over te zeggen zouden hebben. Ik roep de Minister dus op tot dapperheid
en het opzoeken van de randen.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Ik draag het voorzitterschap even over aan collega Erkens.
Voorzitter: Erkens
De voorzitter:
En ik geef het woord weer aan de heer Bontenbal van het CDA.
De heer Bontenbal (CDA):
Dank u. Ik heb nog vier punten, korte puntjes. Mijn eerste vraag gaat over dat potje
voor gemeenten om lokaal op bedrijventerreinen gewoon wat smeergeld te hebben om een
aantal van die pilotprojecten te doen. Dat is volgens mij nodig. Als je tien projecten
doet keer een ton, gaat het over een miljoen. Volgens mij zijn gemeenten daar enorm
mee geholpen en kunnen dat ook voorbeeldprojecten zijn voor de rest van Nederland.
Dan het tweede. U had het over de Groeifondsaanvraag SolarNL. Ik ben pas bij AMOLF
in Amsterdam geweest, allemaal natuurkundigen die zonnecellen verzinnen. Dat is prachtig.
Ik hoop dus echt dat het lukt om dat initiatief een succes te maken in Nederland,
dat we echt ook weer gewoon groene maakindustrie in Nederland krijgen. Ik vind dat
een mooi streven.
Het derde punt gaat over de RES. Ik heb niet helemaal duidelijk gehoord of inderdaad
dingen als bio-wkk's, die groene stroom produceren uit biogas, nou ook mee kunnen
doen in de terawatturen die ze moeten opleveren.
Tot slot toch nog iets over EED. Ik zit daar iets anders in dan GroenLinks. Ik zou
namelijk niet willen dat een subdoel de realisatie van het hoofddoel, namelijk CO2-reductie, moeilijker maakt. U had het over het verschil tussen primair en finaal.
Ik zou zeggen: doe dat vooral finaal. Laten we ook kijken naar dat die doelen niet
zodanig zijn dat ze het CO2-reductiedoel in de wielen gaan rijden, want dat zou namelijk wel kunnen. Dat zou
mijn oproep aan de Minister zijn.
De voorzitter:
Dank, meneer Bontenbal. Bij dezen draag ik het voorzitterschap weer aan u over.
Voorzitter: Bontenbal
De voorzitter:
We gaan even een paar minuutjes schorsen. Ik zou zeggen vijf, zes of zeven minuten.
Dat geeft u ook de kans om even naar het toilet te gaan. Althans, daar heb ik behoefte
aan. Dus over vijf minuutjes zijn wij terug en gaan wij door met de beantwoording
van de Minister.
De vergadering wordt van 16.27 uur tot 16.37 uur geschorst.
De voorzitter:
We vervolgen het debat met de beantwoording in tweede termijn door de Minister.
Minister Jetten:
Dank, voorzitter. Ik zal proberen alleen nog antwoord te geven op de aanvullende vragen
die in tweede termijn zijn gesteld.
Mevrouw Kröger had in eerste termijn gevraagd wat er nodig is aan elektriciteitsinfra
om de klimaatdoelstelling te halen en wat het gat is. Ik kan niet heel veel aanvullen
op wat ik al eerder heb gezegd, maar nog een aantal zaken daarover. Je hebt twee dingen
nodig: goede scenario's die steeds nauwkeuriger inzicht geven in wat er nodig is,
en vervolgens goede uitwerking via de investeringsplannen van die netwerkbedrijven.
De netbeheerders hebben vorige week scenario's gepresenteerd voor hun aankomende investeringsplannen.
Daarbij zijn ook marktpartijen en overheden betrokken. Die scenario's voldoen in ieder
geval aan minimaal 55% reductie in 2030 en klimaatneutraal in 2050. Daarbij komt de
elektriciteitsvraag in 2030 dus uit tussen 170 en 233 terawattuur, zoals mevrouw Kröger
net ook aangaf.
De komende tijd zullen we daar waarschijnlijk een verdere aanscherping op krijgen,
als we dat doel van 100% vrije elektriciteitsproductie naar voren halen in de tijd,
dus dan zullen de scenario's daarop moeten worden aangepast. Op basis van de scenario's
werken de netbeheerders nu gedetailleerde investeringsplannen uit. 2024 is de volgende
ronde waarin de tienjarige investeringsplannen moeten worden vastgesteld. Dan gaat
het om de periode 2024–2034. Die worden dan vastgeklikt. In die investeringsplannen
blijkt dan ook of je aan die 170 tot 233 terawattuur of meer kan voldoen en waar de
knelpunten zitten, maar ook welke mogelijke oplossingen je daaraan kan toevoegen in
de komende jaren. Het is niet zo dat zo'n investeringsplan dan voor tien jaar vaststaat
en dat er niks meer aan kan veranderen. Dat gaan we gaandeweg daarop aanpassen.
Ik zal in de volgende brief over netcongestie, die voor de zomer komt, proberen op
basis van de scenario's die recentelijk zijn gepubliceerd, verder inzicht te geven
in wat dat gat dan nog is en hoe je dat beter kan oplossen. Volgend jaar zal dat bij
de investeringsplannen van de netbeheerders definitief moeten worden vastgeklikt.
Daarbij gaat het niet alleen om wat wij in Nederland voor elkaar kunnen krijgen aan
aanbod van elektriciteitsproductie, want dat weten we: 70 terawattuur wind op zee
op een gegeven moment en 35 terawattuur of meer met hernieuwbaar op land. Je krijgt
hierbij ook de discussie over de moleculen en de import die dat gat voor een deel
kan opvullen.
Het antwoord is dus niet in beton gegoten, maar bij de brief over netcongestie en
volgend jaar bij de investeringsplannen van de netbeheerders gaan we proberen het
zo nauwkeurig mogelijk op te schrijven. Ik geef er als waarschuwing bij dat we de
komende jaren steeds betere informatie zullen krijgen en dus ook aanvullende plannen
moeten maken om het gat nog verder te vullen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Goed dat dat beter in kaart wordt gebracht, maar eerst ging men uit van een vraag
van 140 terawattuur, en dat is nu in deze scenario's opgeplust naar 170 tot 233 terawattuur
en dat wordt misschien nog meer. Van die 140 wisten we al dat die investeringsagenda
niet matchte met die vraag. Dat betekent dat dat gat nog veel groter is geworden.
Dat vind ik toch een heel zorgelijk beeld. Dan wil ik toch wel snel duidelijk hebben
hoe groot dat gat is tussen de prognose in de investeringsagenda's, terwijl je weet
dat dat onvoldoende zal zijn. Bij 170 en 233 wordt dat nog meer.
Minister Jetten:
Ja, precies. We willen eigenlijk met elkaar weten wat de no-regretinvestering is.
Die wordt steeds groter. Die was ooit 140 en is nu 233. Dat zit ik hier nu ter plekke
te bedenken, maar ik kan me zomaar voorstellen dat uit die scenario's blijkt dat er
nog meer gaat volgen. Daaruit volgt ook het belang om de komende tijd kapitaalstortingen
te doen om de investeringsruimte te laten toenemen.
Ik kan mevrouw Kröger hierop geen bevredigend antwoord geven, dus ik kan beter stoppen
in plaats van enorm te gaan freewheelen. De boodschap is volgens mij helder. We hebben
er allemaal een ongemakkelijk gevoel bij. We weten dat er nog heel veel moet gebeuren,
maar we hebben nu nog niet een kant-en-klaar antwoord. Er is veel werk te doen voor
EZK, Financiën en de netbeheerders om dit de komende tijd zo scherp mogelijk in kaart
te brengen. Ik zal ook eerlijk zijn over wat wij bij de brief voor de zomer nog niet
weten, want dan is ook duidelijk wat het huiswerk is richting de nieuwe investeringsplannen,
in het voorjaar van volgend jaar. Ik kan het niet leuker maken op dit moment, helaas.
De voorzitter:
Niet leuker, misschien wel makkelijker. Mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Om het heel specifiek te zeggen: ik wil gewoon weten, op basis van het huidige investeringsplan,
wat een reële energievraag is die gefaciliteerd kan worden. En dat is dus een gat.
Wat is dus het gat tussen de prognose, namelijk 170 tot 233, en wat op basis van het
huidige investeringsplan geleverd kan worden? Dan weten we hoe groot het probleem
is. Ik vind eigenlijk dat deze informatie er al zou moeten liggen, want dit is het
gat waar wij op afkoersen. Dat lijkt mij iets wat je zo snel mogelijk wil weten.
Minister Jetten:
Deze aanvulling van mevrouw Kröger helpt ons bij het schrijven van de brief van voor
de zomer en wat we daarin aan informatie kunnen geven. Het is alleen zo: het gat bestaat
niet, zoals ik net ook al zei. Als die vraag zit in de clusters aan zee en we daar
alle wind op zee aanlanden en kunnen faciliteren, dan is het gat in de maakbaarheid
veel kleiner dan wanneer het zich op andere plekken in het land voordoet. Die geografische
component is een hele belangrijke factor bij wat je als gat omschrijft. Dank aan mevrouw
Kröger voor deze aanvulling. We nemen het mee in de brief die voor de zomer komt.
De voorzitter:
Mag ik zelf nog een vraag stellen? Collega Erkens, wilt u dat faciliteren?
Voorzitter: Erkens
De voorzitter:
Ja, prima. Meneer Bontenbal, het woord is aan u, voor uw vraag aan de Minister.
De heer Bontenbal (CDA):
Ja, we willen het wel netjes doen. Als u die brief schrijft ... Ik meen dat TenneT
in de scenario's voor leveringszekerheid uitgaat van 180 terawattuur in 2030. Als
dat inderdaad een stuk meer is, dan zou ik ook wel een nieuw sommetje willen over
de leveringszekerheid en over plannen voor het wel of niet sluiten van bestaande capaciteit.
Minister Jetten:
De netbeheerders houden al rekening met meer dan dat. Ik heb aan het begin gezegd
dat ik u binnenkort samen met TenneT zal informeren over hoe TenneT zelf op die maximale
scenario's gaat sturen. Dan wordt u voor een groot deel misschien niet op uw wenken
bediend, maar dan krijgt u al veel meer inzicht van TenneT dan tot nu toe het geval
was.
Voorzitter: Bontenbal
De voorzitter:
Er zijn geen interrupties meer op dit punt. Dan gaan we over naar de Minister.
Minister Jetten:
Dan kom ik op de aanvullende vragen die u in tweede termijn heeft gesteld. Ik ga even
van achter naar voor. De heer Bontenbal vroeg nog specifieker of de bio-wkk's mee
kunnen doen in de RES. Ja, die kunnen meedoen in de RES, maar ook in de warmtetransitieplannen,
dus ze kunnen op twee momenten van nut zijn. Ze kunnen meedoen met het doel, maar
dan moeten regio's dat aanbod ook doen. Dat zullen we de komende tijd steeds vaker
gaan zien, als in zo'n regio bijvoorbeeld de businesscase van vergisting is gemaakt.
De heer Bontenbal noemde nog dat geweldige initiatief van de Nederlandse maakindustrie
voor zonnepanelen. Dat landt wellicht in een Groeifondsaanvraag. Ik ben er zelf ook
enthousiast over, maar ik moet ook benadrukken dat een Groeifondsaanvraag uiteindelijk
onafhankelijk wordt beoordeeld door de commissie. Wij kunnen vanuit de departementen
bijstand verlenen, maar het is uiteindelijk aan de Nationale Groeifondscommissie om
wel of geen geld toe te kennen.
Ik was in mijn beantwoording in eerste termijn helemaal vergeten om in te gaan op
de prachtige gemeente Bergeijk. Ik heb daar zelf ook familie wonen, dus ik kom daar
weleens. Het is echt een prachtig gebied, tegen de Kempen aan. Ik ga volgende week
maandag op werkbezoek in Brabant. De CDA-wethouder van Bergeijk is bij dat werkbezoek
ook aanwezig, dus ik ga goed naar hem luisteren, meneer Bontenbal. Bij de besluitvorming
over de Voorjaarsnota hoop ik ook financiering los te kunnen trekken voor dit soort
pilotprojecten, dus bij de Voorjaarsnota hoort u of dat gelukt is of niet.
De heer Thijssen vroeg ook naar een stukje financiering, namelijk voor de Participatiecoalitie.
Ook daarvoor geldt dat ik samen met de Ministers van BZK voor de Voorjaarsnota hoop
de Participatiecoalitie meer financiële zekerheid te kunnen geven, zodat zij hun goede
werk kunnen voortzetten. In de brief over burgerparticipatie bij klimaatbeleid zal
ik nader ingaan op de rol die de Participatiecoalitie daarbij speelt. Ik heb een tijdje
geleden nog met hen om de tafel gezeten. Er gebeuren gewoon supermooie dingen. Dat
moeten we benutten en op zo veel mogelijk plekken in het land uitrollen. Ik had de
heer Thijssen al gezegd dat ik bij de volgende SDE-brief zal ingaan op hoe we coöperaties
nog meer kunnen faciliteren, maar ik zal dat ook doen in het eerste NPE, dat voor
de zomer komt. Dan krijgt u al eerder dan bij die SDE-brief meer inzage in hoe coöperaties
daarin een rol kunnen spelen.
Mevrouw Kröger haalde het TNO-rapport over besparing aan, dat vandaag is gepubliceerd.
Ik ken dat zelf nog niet, maar dat maakt ook niet uit. We gaan daarop reageren, maar
dat is denk ik na de zomer. Dan krijgt u een kabinetsreactie op dat TNO-rapport. Dat
is simpelweg omdat ik niet weet wat er in dat rapport staat, maar als dat eerder kan
komt het eerder.
Mevrouw Kröger en de heer Boucke hebben mij nogmaals aangespoord voor het kwaliteitsbudget.
Uw boodschap is helder.
De heer Erkens had nog gevraagd naar de rol van moleculen in die netcongestie. In
de volgende brief over netcongestie, die voor de zomer komt, zal ik ook nader ingaan
op hoe we juist met moleculen, warmte en opslag een deel van het elektronenprobleem
kunnen oplossen.
De heer Erkens vroeg ook naar de waterstofbackbone. In april of mei krijgt u de volgende
voortgangsbrief over de waterstofbackbone. Er gebeurt heel veel op dit moment. Ik
ben zelf ook tot het inzicht gekomen dat het heel erg zal helpen om meer in detail
inzicht te geven in wat wanneer klaar is van die waterstofbackbone, zodat bedrijven
ook beter weten wanneer zij hun investering kunnen gaan doen en hoe zij de aanpak
rond die waterstofbackbone doen.
Voorzitter, dan ben ik er volgens mij doorheen. De heer Boucke had een aantal toezeggingen
al genoemd, maar dat gaat u vast ook nog zelf doen.
De voorzitter:
Dan komen we aan het eind van het debat. Ik heb een hele lijst met toezeggingen, dus
riemen vast.
− De Minister zal de Kamer over een aantal weken samen met TenneT informeren over hun
plan om meer vooruit te investeren in het hoogspanningsnet.
− Kunt u daar iets van een termijn aan hangen?
Minister Jetten:
TenneT is hier nu niet, maar ik denk dat het april wordt.
De voorzitter:
April.
− De Minister zegt toe de Kamer te informeren over welke opvolging er wordt gegeven
aan de ruimte die de ACM biedt inzake het «first come, first served»-principe.
Minister Jetten:
Dat zal ik dan ook doen in de brief over netcongestie die voor de zomer komt.
De voorzitter:
− De Minister zegt toe om aan het Actieplan Netcongestie het laagspanningsnet toe te
voegen.
Hetzelfde.
− De Minister zegt toe om in zijn volgende brief over het elektriciteitsnet, die hij
voor de zomer aan de Kamer stuurt, in te gaan op de investeringsplannen van de regionale
netbeheerders, het gat tussen de doelen en de investeringsagenda, de geografische
details en hoe dit gat te dichten is.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Volgens mij ging het niet alleen maar om de regionale netbeheerders, maar ook gewoon
om de netbeheerders.
De voorzitter:
Dan maken we er «de netbeheerders» van.
− De Minister zegt toe om de Kamer in Q2, dus voor de zomer, het Nationaal plan energiesysteem
toe te sturen, waarin hij de Kamer zal informeren over het nieuwe jaartal voor een
volledig CO2-neutraal energiesysteem.
Minister Jetten:
Elektriciteit.
De voorzitter:
Elektriciteit. Dat had ik moeten weten. En energie, hoor ik hier zeggen.
− De Minister zegt toe om de Kamer samen met de Minister voor VRO voor het zomerreces
een brief over de RES te sturen en daarin in te gaan op de norm voor zonne-energie.
Minister Jetten:
Dat is niet een RES-brief die ik met de Minister voor VRO maak, maar de tweede zonnebrief.
De voorzitter:
De tweede zonnebrief.
− De Minister zegt toe om de Kamer voor de zomer te informeren over de bijmengingsverplichting
groen gas. Ik denk dat u dat ook al eerder toegezegd heeft.
− De Minister zegt toe met de tweede zonnebrief in te gaan op de kansen die het IMVO-convenant
biedt.
− De Minister zegt toe in de brief openstelling ronde SDE 2024 in te gaan op de imvo-eisen
en het plan van de heer Thijssen inzake het introduceren van meer vormen van burgerparticipatie
in de SDE.
− De Minister zegt toe om indien mogelijk dit voorjaar, maar uiterlijk voor de zomer,
terug te komen op het kwaliteitsbudget en de natuur- en biodiversiteitseisen, naar
aanleiding van de motie-Boucke.
− De Minister zegt toe om in de tweede helft van 2023 de Kamer te informeren over de
aanwijzing van go-to areas, en daar misschien ook een nieuw woord voor te verzinnen.
− De Minister zegt toe om in Q3 2023 een voortgangsrapportage wind op zee aan de Kamer
te doen toekomen.
− De Minister zegt toe om net na het zomerreces het tijdpad voor tendering offshore
waterstof aan de Kamer te sturen.
− De Minister zegt toe om binnen een aantal weken een brief met een opsomming van de
versnelling van de juridische procedures energie-infrastructuur aan de Kamer te sturen.
− De Minister zegt ook toe om voor de zomer een brief over het CO2-vrij regelbaar vermogen aan de Kamer te doen toekomen.
Ik zit te kijken. Heeft u nu spijt van al die toezeggingen?
Minister Jetten:
Nee, dit is een les voor mijzelf, want ik ben nog slechts een jaar Minister. Veel
van deze dingen staan al in de planning, dus dat zijn niet per se nieuwe toezeggingen.
Maar goed, dat maakt niet uit. Het is een fijne samenvatting van het debat en we gaan
dit gewoon faciliteren.
De voorzitter:
Ja. Ik heb er nog een paar.
− De Minister zegt toe om in de brief over burgerparticipatie en klimaatbeleid in te
gaan op de landelijke regels voor financiële participatie en de mogelijkheid van het
introduceren van meer burgerparticipatieve vormen in de SDE. Dat is de suggestie van
collega Thijssen. Beter dubbel dan niet.
− De Minister reageert na de zomer, maar indien mogelijk eerder op het TNO-rapport dat
vandaag is gepubliceerd.
− De Minister zegt ook toe voor de zomer een voortgangsbrief over de waterstofbackbone
aan de Kamer te doen toekomen.
Minister Jetten:
En als u mij feedback kan geven hoe ik een andere term dan «ik zeg toe» te gebruiken
in de volgende debatten, dan gaat deze lijst overzichtelijker worden.
De voorzitter:
Ik vind dit wel een lekker lijstje.
Minister Jetten:
Volgens mij is het een prima samenvatting van dit goede inhoudelijke debat, voorzitter.
De voorzitter:
En er is een tweeminutendebat aangevraagd door mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik wil een vraag stellen over hoe de toezegging over het kwaliteitsbudget precies
is geformuleerd.
De voorzitter:
Er staat nu: de Minister zegt toe om indien mogelijk dit voorjaar, maar uiterlijk
voor de zomer, terug te komen op het kwaliteitsbudget en de natuur- en biodiversiteitseisen,
naar aanleiding van de motie-Boucke.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Volgens mij was de toezegging om het mee te nemen in de voorjaarsbesluitvorming, indien
mogelijk. Dat is iets anders dan erop terugkomen.
De voorzitter:
Ja. Daar heeft u gelijk in, dus die passen wij aan.
Dat was het. De griffier en ik hadden afgesproken om het aantal interrupties niet
te clausuleren, maar we dachten wel dat u voor elke interruptie een euro in de pot
voor Artsen zonder Grenzen zou moeten doen. Ik kom uit op: collega Erkens € 8, collega
Boucke € 4, mevrouw Kröger € 10, collega Thijssen € 5 en ik kom er met € 1 vanaf.
Ik dank de Minister. Ik dank alle ambtenaren die hier hard aan hebben meegeholpen,
uiteraard ook de Kamerleden en iedereen die dit debat heeft gevolgd, op de publieke
tribune of thuis. Ik wens u allen een fijne avond.
Sluiting 16.54 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.