Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van den Berg over het bericht 'Ziek, maar huisarts woont 90 kilometer verderop'
Vragen van het lid Van den Berg (CDA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Ziek, maar huisarts woont 90 kilometer verderop» (ingezonden 31 januari 2023).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 10 maart
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1621.
Vraag 1
Kent u het bericht «Ziek, maar huisarts woont 90 kilometer verderop»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat patiënten na verhuizing bij hun «oude» huisarts moeten blijven
omdat er geen huisarts in de nieuwe woonwijk voorhanden is of dat er plaats is?
Antwoord 2
Ik vind het onwenselijk dat mensen zonder huisarts komen te zitten of bij een huisarts
in hun oude woonplaats moeten blijven nadat ze verhuizen.
Vraag 3, 4 en 5
Bent u voorstander van het voorstel in het Actieplan bereikbaarheid huisarten dat
huisartsen regelmatig overleg hebben met gemeenten? Zo ja, hoe kan dit contact tussen
huisartsen en gemeenten worden gestimuleerd?2
Denkt u dat een positief vestigingsklimaat bij gemeenten kan bijdragen om het tekort
aan huisartsen af te remmen? Wat kan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)
hieraan doen?
Kunnen zorgverzekeraars gemeenten hierbij ook ondersteunen? Zo ja, hoe dan precies?
Antwoord 3, 4 en 5
Ik vind de huisvestingsproblematiek van huisartsen een urgent probleem. Daarom heb
ik in het Integraal Zorgakkoord (IZA) samen met de Landelijke Huisartsen Vereniging
(LHV), InEen, Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Zorgverzekeraars Nederland
(ZN) afgesproken om voor de zomer van 2023 tot werkbare afspraken en een handreiking
voor de huisvestingsproblematiek van huisartsen te komen. Ik zie dat de druk op de
huisartsenzorg momenteel groot is, en dat de huisvestingsproblematiek daar aan bijdraagt.
Daarom ben ik sinds september 2022 in gesprek met bovenstaande partijen in de landelijke
werkgroep huisvestingsproblematiek huisartsen. Hieraan nemen ook de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa) en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) deel.
Om de huisvestingsproblematiek op te lossen, is er van alle betrokken partijen iets
nodig, zowel landelijk als regionaal. Dit geldt voor gemeenten en zorgverzekeraars,
maar ook voor regionale huisartsenorganisaties en huisartsen zelf. Momenteel ben ik
met de landelijke werkgroep volop in gesprek over de rollen en verantwoordelijkheden
en de mogelijke oplossingsrichtingen. Ik wil niet vooruitlopen op de afspraken die
in deze werkgroep gemaakt zullen worden. Conform de afspraak in het IZA zal er rond
de zomer van 2023 een handreiking over de huisvestingsproblematiek van huisartsen
verschijnen. Via de landelijke werkgroep ben ik eveneens bezig met de uitvoering van
de motie Ellemeet en Kuiken over het in overleg met gemeenten maken van afspraken
over extra huisvesting van huisartsenpraktijken.3 Ik zal uw Kamer naar verwachting in de tweede helft van 2023 informeren over de uitvoering
van deze motie.
Vraag 6
Is bij gemeenten voldoende bekend dat er vooraf al rekening kan worden gehouden met
de huisvesting van een huisarts maar ook bijvoorbeeld met de vestiging van tandartsen
als er een nieuwe woonwijk van enkele duizenden woningen wordt gebouwd?
Antwoord 6
Ik weet niet of dit bij alle 342 gemeenten in Nederland voldoende bekend is. Zoals
aangegeven in het antwoord op vraag 3, 4 en 5 ben ik momenteel met onder andere de
VNG en het Ministerie van BZK in gesprek over de huisvesting van huisartsen en eerstelijns
gezondheidscentra. Hierin is ook de koppeling met de grote hoeveelheid woningen die
de komende jaren gebouwd zal worden in Nederland onderwerp van gesprek. Zie ook het
antwoord op vraag 7.
Vraag 7
Deelt u het standpunt dat nieuwe woonwijken met duizenden huizen alleen leefbaar zijn
en blijven als er bij de bouw rekening worden gehouden met allerlei voorzieningen
in die wijk, zoals een huisarts?
Antwoord 7
Ja. Samen met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening vraag ik gemeenten
als onderdeel van het volkshuisvestelijk programma ook om een woonzorgvisie te maken.
In de woonzorgvisie wordt onder meer gekeken naar de woonopgave voor verschillende
aandachtsgroepen en ouderen, maar ook of er voldoende voorzieningen zijn voor de bewoners.
Dit gaat onder meer om voldoende zorg- en welzijnsvoorzieningen, waaronder ook huisartsen.
Met de wet versterking regie volkshuisvesting, met als beoogde ingangsdatum 1-1-2024,
wordt geregeld dat de woonzorgvisie in elke gemeente een verplichting wordt.
Conform de afspraak in het IZA zal er rond de zomer van 2023 een handreiking over
de huisvestingsproblematiek van huisartsen verschijnen. Deze handreiking zal ik met
de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening betrekken bij communicatie
aan gemeenten omtrent het volkshuisvestelijk programma en de woonzorgvisies en richting
gemeenten met plannen voor grootschalige woningbouw.
Vraag 8
Hoe kan de vestiging van gezondheidscentra verder gestimuleerd worden zodat onder
andere de voordeur, administratie en telefoon gedeeld kunnen worden?
Antwoord 8
De eerstelijnszorg, waaronder de huisartsenzorg, is een belangrijke pijler onder ons
zorgstelsel. In het IZA heb ik daarom stevige afspraken gemaakt over de versterking
van de (organisatie van de) eerstelijnszorg. Daartoe ben ik in gesprek met eerstelijnspartijen
om te komen tot een visie (voor het jaar 2030) en een plan van aanpak (tot en met
2026). Een van de uitgangspunten die hiervoor in het IZA is afgesproken is dat «zorgverleners
worden ondersteund op het gebied van o.a. bedrijfsvoering, ICT en innovaties». De
vorm waarin eerstelijnszorgaanbieders zich vestigen kan zeker bijdragen aan het versterken
van de organisatie van de eerstelijnszorg. Ik leg dus ook de verbinding tussen de
visie op de eerstelijnszorg en de handreiking die in de maak is over de huisvestingsproblematiek.
Vraag 9
In hoeverre worden huisartsen die zich melden omdat zij interesse hebben om een praktijk
te starten voldoende ondersteund? Waar kunnen zij zich toe wenden om ondersteuning
te krijgen bij het vestigen in een bepaalde gemeente?
Antwoord 9
Huisartsen hebben veel vrijheid om zich ergens te vestigen en ook de vorm waarin ze
dat doen staat hen vrij. Daar staat tegenover dat er geen landelijk beleid is voor
de ondersteuning van huisartsen die zich op een nieuwe plek willen vestigen. Dat is
in eerste instantie aan de huisarts zelf. Bij het opzetten van een nulpraktijk kan
de praktijkhoudend huisarts maatwerkafspraken maken met de zorgverzekeraar om de praktijk
op vlieghoogte te krijgen. Ik zie dat naast de zorgverzekeraars ook regionale huisartsenorganisaties
en steeds vaker ook gemeenten meedenken en helpen wanneer huisartsen zich ergens willen
vestigen. Dat vind ik een goede ontwikkeling.
Wel zie ik dat, gezien de druk op de huisartsenzorg, de huisvestingsproblematiek van
huisartsenpraktijken een urgent probleem is. Het vinden van passende huisvesting zou
bij het vestigen van een praktijk geen onoverkomelijke drempel moeten zijn. Zoals
aangegeven in het antwoord op vraag 3, 4 en 5 ben ik daarom momenteel met partijen
in gesprek om afspraken te maken over het oplossen van de huisvestingsproblematiek
van huisartsen. Daarin zijn specifieke knelpunten bij het opstarten van nulpraktijken
ook onderwerp van gesprek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.