Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kat en Sneller over het bericht 'Een witbrood stelen om de kinderen te laten eten: de oneindige spiraal van schulden en criminaliteit'
Vragen van de leden Kat en Sneller (beiden D66) aan de Ministers voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en voor Rechtsbescherming over het artikel «Een witbrood stelen om de kinderen te laten eten: de oneindige spiraal van schulden en criminaliteit» (ingezonden 25 januari 2023).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming), mede namens de Minister voor Armoedebeleid,
Participatie en Pensioenen (ontvangen 6 maart 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2022–2023, nr. 1548.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Een witbrood stelen om de kinderen te laten eten: de
oneindige spiraal van schulden en criminaliteit»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Erkent u dat schulden een risico kunnen vormen op recidive en dat het mede daarom
belangrijk is om mensen in de gevangenis te ondersteunen in schuldenproblematiek?
Antwoord 2
Uit het promotieonderzoek door mevrouw Van Beek,2 waarop het krantenartikel is gebaseerd, blijkt dat op basis van theoretisch onderzoek
er een sterke relatie is tussen schulden en delictgedrag, waarbij deze elkaar wederzijds
in negatieve zin versterken. Schulden leiden tot delicten en delicten leiden tot schulden.
Andere wetenschappelijke onderzoeken laten dit ook zien. Het is daarom inderdaad belangrijk
om aandacht te hebben voor de financiële problemen van mensen die met justitie in
aanraking komen. Om die reden is er binnen de gehele tenuitvoerleggingsketen aandacht
hiervoor, zoals binnen het gevangeniswezen, bij de reclasseringsorganisaties en het
Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).
In de beantwoording van vragen 5, 6 en 7 ga ik hier dieper op in.
Vraag 3
Klopt het dat 80% van de gevangenen kampt met schulden?
Antwoord 3
Het promotieonderzoek is gericht op cliënten van de reclassering en niet op de gevangenispopulatie.
Uit de vijfde monitor nazorg ex-gedetineerden3 blijkt dat in 2013 ongeveer 77% van de gedetineerden voor detentie schulden heeft.
Het gaat niet in alle gevallen om problematische schulden. Er zijn geen recente gegevens
bekend over het totale percentage gedetineerden dat kampt met schulden. Naar verwachting
zal het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) in september 2023
de 7de monitor nazorg (ex-)gedetineerden uitbrengen. Hierin is een nieuwe meting over het
percentage gedetineerden dat met schulden kampt opgenomen.
Vraag 4
Welk percentage hiervan ontvangt een vorm van schuldhulpverlening?
Antwoord 4
Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) heeft mij laten weten geen informatie te hebben
over het percentage van gedetineerden dat een vorm van schuldhulpverlening ontvangt.
Vraag 5
Welke toegang hebben gevangenen momenteel tot schuldhulpverlening, via de gemeente,
de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) of een bewindvoerder?
Antwoord 5
Waar mogelijk ondersteunt DJI de gedetineerde bij het voorkomen van nieuwe schulden
en het aangaan of voortzetten van betalingsregelingen met bestaande schuldeisers.
Een casemanager van de penitentiaire inrichting (PI) brengt samen met de gedetineerde
zijn financiën in kaart. Indien er (problematische) schulden zijn, dan informeert
de casemanager de gemeente over een eventuele hulpvraag. De gemeente kan de gedetineerde
al tijdens detentie ondersteunen bij het vinden van een oplossing voor diens schuldenproblematiek
na afloop van detentie, zoals het opstarten van een schuldregeling en adviseert de
PI hierover. De gemeente heeft hierbij de regie.
De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening gaat uit van brede toegankelijkheid voor
alle burgers. Ook voor die situaties waarin iemand (nog) geen inwoner is van een gemeente,
is het mogelijk gemaakt om schuldhulpverlening aan te bieden. Dit geldt ook voor (ex-)gedetineerden
die op termijn zullen terugkeren in de samenleving. In de praktijk is het lastig een
schuldregeling op te zetten zolang iemand in detentie zit, omdat er geen inkomen is
en niet bekend is wat de afloscapaciteit van de betrokkene is. Pas als een schuldhulpregeling
niet is gelukt, kan een aanvraag voor een Wsnp-traject worden ingediend. Aan de toelating
van een Wsnp-traject zijn verdere wettelijke voorwaarden verbonden: de aanvrager moet
zich inzetten om een inkomen te verwerven en verder geldt de regel dat de schulden
te goeder trouw moeten zijn ontstaan. Ook moet de aanvrager kunnen voldoen aan eisen
rondom het vergroten van budgetteringsvaardigheden, zoals het volgen van trainingen.
Hierdoor is het in de praktijk voor de meeste gedetineerden lastig haalbaar om in
aanmerking te komen voor een Wsnp-traject, zolang zij gedetineerd zijn. Indien een
gedetineerde voorafgaande aan detentie reeds in een Wsnp-traject zit, wordt ernaar
gestreefd dit gedurende detentie door te laten lopen. Dit wordt getoetst door de rechter-commissaris.
Wanneer een gedetineerde voorafgaand aan de detentie onder een vorm van bewind stond,
wordt het bewind in beginsel voortgezet, tenzij de detentie langdurig is. Dan wordt
de bewindvoering beëindigd en kan deze weer worden aangevraagd voordat de detentie
eindigt.
Vraag 6
Wat zijn de richtlijnen van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) als het gaat
om het kwijtschelden van schulden als dat een rol kan spelen bij het bevorderen van
de re-integratie in de samenleving en het voorkomen van recidive? En wordt hierbij
een onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten schulden?
Antwoord 6
Na afloop van een goed doorlopen gemeentelijk of wettelijk traject stopt het CJIB
met de inning van (restanten van) verkeersboetes die dan nog openstaan. Op die manier
kan de betrokkene zo veel mogelijk een nieuwe start maken. Voor financiële strafrechtelijke
sancties geldt echter dat deze niet saneerbaar zijn in het gemeentelijk of het wettelijk
traject. Wel kan de inning tijdens een traject worden gepauzeerd. Na afloop van het
traject hervat het CJIB de inning, zodat de veroordeelde alsnog zijn sanctie ondergaat.
Hierbij kan een betalingsregeling worden getroffen.
Vraag 7
Welke initiatieven bestaan al om de samenwerking tussen reclassering en schuldhulpverlening
te bevorderen?
Antwoord 7
Er zijn verschillende initiatieven waarbij de reclassering samenwerkt met lokale partners
om schuldhulpverlening te bevorderen. Voorbeelden hiervan zijn «Schuldenlab 070» in
Den Haag, het aansluiten van de reclassering bij het schuldhulpspreekuur in Amsterdam,
het project «Schuldenrechter» in Rotterdam en samenwerkingsafspraken tussen de reclassering
en het Expertise Team Financiën van de gemeente Rotterdam. Tevens kan de reclassering
justitiabelen, in Noord- en Zuid-Holland, verwijzen naar Materieel Juridische Dienstverlening,
onderdeel van zorginstelling Fivoor.
Vraag 8
Hoe kijkt u naar de oproep om schadevergoedingsregelingen die de rechter oplegt onder
de normale schuldbemiddeling te laten vallen? Welke argumenten voor en tegen ziet
u hier?
Antwoord 8
De inning van de schadevergoedingsmaatregel is ten behoeve van het slachtoffer. Naast
het belang van de veroordeelde die te maken kan hebben met problematische schulden
is er dus ook een slachtofferbelang. Vanwege dit specifieke karakter zijn deze sancties
niet saneerbaar. Wel kan een regeling worden getroffen met het CJIB. In geval de veroordeelde
hiertoe een aanvraag doet werkt het CJIB – nadat een persoonsgerichte beoordeling
heeft plaatsgevonden – mee aan de totstandkoming hiervan, ook in het geval sprake
is van een schadevergoedingsmaatregel. Doordat het CJIB medewerking verleent worden
veroordeelden in de gelegenheid gesteld hun financiën op orde te krijgen.
Het CJIB heeft ten opzichte van andere (private) schuldeisers een bijzondere positie.
Het CJIB heeft een wettelijke tenuitvoerleggingsplicht van rechterlijke uitspraken.
Vraag 9
Hebben rechters voldoende inzicht in de financiële positie van verdachten wanneer
zij boetes of schadevergoedingen opleggen en kunnen ze hiermee voorkomen dat personen
door een straf verder in financiële problemen geraken?
Antwoord 9
Rechters kunnen bij het opleggen van boetes op meerdere manieren inzicht krijgen over
de persoonlijke omstandigheden, waaronder de financiële positie, van een verdachte.
Zij doen onderzoek ter zitting, door in gesprek te gaan met de verdachte, en maken
gebruik van het sociale verhoor bij de politie. Ook kunnen rechters, via het Openbaar
Ministerie, verzoeken om een reclasseringsadvies, indien dit niet al beschikbaar is.
Bij het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel houden rechters geen rekening
met de financiële situatie van een verdachte. Het gaat hier immers om geleden schade
van het slachtoffer die vergoed dient te worden – ongeacht de draagkracht van de verdachte.
Vraag 10
Kunt u zich voorstellen dat er situaties zijn waarbij het opleggen van een boete of
schadevergoeding niet billijk is als het in de rede ligt dat de verdachte dit niet
kan betalen en er een alternatieve straf voorhanden is zoals een taakstraf?
Antwoord 10
De rechter weegt bij het opleggen van een straf of maatregel, met uitzondering van
de schadevergoedingsmaatregel, ook de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde
mee.
Vraag 11
Heeft u kennisgenomen van het recent verschenen proefschrift «Mea culpa: De complexiteit
van financiële problematiek onder reclasseringscliënten»?4
Antwoord 11
Ja.
Vraag 12
Wat is uw reactie op de aanbevelingen (implicaties voor de praktijk) uit dit proefschrift?
Antwoord 12
Het proefschrift van mevrouw Van Beek richt zich primair op de reclasseringspraktijk.
Het onderzoek laat zien dat relatie tussen delict gedrag en financiële problemen het
risico op recidive vergroot en kan leiden tot
een opeenstapeling van problemen voor verdachten of daders. Zij doet een aantal waardevolle
aanbevelingen die kunnen bijdragen aan het verminderen van recidive en financiële
problemen bij verdachten en daders. De reclassering heeft de afgelopen jaren al verschillende
initiatieven ontplooit gericht op schulden bij verdachten en daders. Ik ben in gesprek
met de reclassering over de wijze waarop deze aanbevelingen kunnen bijdragen aan deze
initiatieven. Ik zal uw kamer hier eind 2023 over informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.