Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over de betrokkenheid van het ministerie van Justitie en Veiligheid en de DJI bij de zaak Engel
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de betrokkenheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de DJI bij de zaak Engel (ingezonden 18 januari 2023).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 6 maart 2023). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1485.
Vraag 1
Bent u bekend met de zaak Engel (dossiernummer 10-043746-22)?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u op de hoogte gehouden van het onderzoek van het Openbaar Ministerie (OM) en
de rechtszaak? Zo ja, waarom1?
Antwoord 2
Nee, ik ben niet op de hoogte gehouden van dit onderzoek.
Vraag 3
Is er in deze procedure een conceptdagvaarding gedeeld met Justis? Zo ja, waarom?
Antwoord 3
Justis behandelt aanvragen voor een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) namens de Minister
voor Rechtsbescherming. Ik ga er daarom vanuit dat u met deze vraag doelt op een VOG-aanvraag.
Over specifieke VOG-aanvragen doe ik geen uitspraken. Een VOG-beoordeling verloopt
via een vaste procedure, die ik hieronder verder toelicht. Hierbij wordt eerst getoetst
aan een objectief criterium, en vervolgens aan het subjectieve criterium. Voor het
zorgvuldig nemen van een beslissing kan door Justis daarnaast nadere informatie bij
het OM worden opgevraagd over (lopende) strafzaken. Dit in navolging van artikel 36,
lid 3 van de Wjsg.
Binnen het objectieve criterium wordt allereerst beoordeeld of de justitiële gegevens
op naam van de aanvrager in het Justitieel Documentatie Systeem, wanneer de gedragingen
die aan de gegevens ten grondslag liggen herhaald zouden worden, een belemmering vormen
voor het doel waarvoor de VOG is aangevraagd, gelet op het risico voor de samenleving.
Als voldaan wordt aan het objectieve criterium, oftewel er is sprake van relevante
strafbare feiten binnen de terugkijktermijn, wordt de aanvraag getoetst aan het subjectieve
criterium.
Bij de subjectieve beoordeling wordt afgewogen of er omstandigheden zijn die aanleiding
geven om toch over te gaan tot afgifte van de VOG. Bij die afweging worden in elk
geval betrokken: de hoeveelheid antecedenten, de strafrechtelijke afdoening daarvan
en hoelang geleden de strafbare feiten zijn gepleegd. Daarbij wordt beoordeeld of
het belang van de aanvrager bij het verkrijgen van de gevraagde VOG zwaarder dient
te wegen dan het risico voor de samenleving.
Vraag 4
Werd er een instructie gegeven om op 23 maart 2022 de Verklaring Omtrent Gedrag (VOG)
op basis van deze dagvaarding af te wijzen? Zo ja, waarom?
Antwoord 4
Ik doe geen uitspraken over de inhoud van specifieke VOG-aanvragen. Een VOG-beoordeling
vindt altijd plaats volgens de beschreven procedure in het antwoord op vraag 3. Binnen
het proces van de VOG-beoordeling is geen ruimte voor eventuele beïnvloeding of instructies
door derden. Dit geldt voor alle VOG-aanvragen.
Vraag 5 en 6
Heeft u bij de rechtbank een verzoek tot geheimhouding van een of meerdere stukken
gedaan?2 Zo ja, waarom?
Waarom werd het document uiteindelijk toch vrij gegeven?
Antwoord 5 en 6
Over een specifieke procedure doe ik geen uitspraak. Ik kan wel uitleggen hoe de algemene
procedure eruitziet. Een VOG-aanvrager kan een beroepsprocedure starten om een weigering
van een VOG te laten toetsen door de bestuursrechter. Voor een beroepsprocedure moeten
alle relevante stukken worden ingebracht door de betrokken partijen. Bij het indienen
van de stukken kunnen beide partijen op grond van artikel 8:29 van de Awb de rechtbank
verzoeken om een stuk onder geheimhouding in te brengen. Dit houdt in dat uitsluitend
de rechtbank kennis mag nemen van het desbetreffende stuk. Justis maakt zeer terughoudend
gebruik van deze mogelijkheid, maar kan genoodzaakt zijn om zo’n verzoek in te dienen
als zij een stuk heeft ontvangen van het Openbaar Ministerie over een openstaande
strafzaak. Het verzoek tot geheimhouding wordt door de rechtbank beoordeeld of kan
tussentijds worden ingetrokken door de verzoeker. Als de rechtbank het verzoek afwijst
of het verzoek wordt tussentijds ingetrokken, dan kan het desbetreffende stuk alsnog
worden vrijgegeven aan de andere procespartij.
Vraag 7 en 8
Is het gebruikelijk dat stukken van het OM op deze manier worden gedeeld met andere
diensten?
Is het gebruikelijk dat het ministerie zich op deze wijze bemoeit met zaken die nog
voor de rechter moeten worden gebracht?
Antwoord 7 en 8
Door het meenemen van een openstaande strafzaak in de VOG-beoordeling bemoeit het
ministerie zich niet met de lopende strafzaak. In het kader van de VOG-beoordeling
geldt dat in artikel 36, lid 1 van de Wjsg staat dat de Minister alle justitiële gegevens
bij de beoordeling kan betrekken. Voor een goede en volledige oordeelsvorming in het
kader van de VOG vallen daar ook openstaande strafzaken onder. Deze zaken worden enkel
voor de beoordeling van de VOG-aanvraag betrokken. De strafzaak staat geheel los van
de VOG-beoordeling. De VOG-beoordeling betreft een bestuursrechtelijke procedure,
er wordt daarin geen oordeel gegeven over de (on)schuld van de betrokkene. Door het
meenemen van een openstaande strafzaak in de VOG-beoordeling bemoeit het ministerie
zich dan ook niet met de lopende strafzaak.
Vraag 9 en 10
Waarom mocht het Kamerlid Van Haga niet op bezoek bij Engel in de Penitentiaire Inrichting
(PI) Hoogvliet?
Bent u het eens dat deze beslissing verkeerd was, gelet op art. 68 en 70 van de Grondwet
die resulteren in art. 37.1b Penitentiaire beginselenwet: de geprivilegieerde status
van Kamerleden?
Antwoord 9 en 10
Op 28 maart 2022 heeft de directeur van de PI Rotterdam, locatie Hoogvliet, het lid
Van Haga per mail laten weten dat hij van harte welkom is in de inrichting om een
aldaar verblijvende gedetineerde te bezoeken. Daarbij is randvoorwaardelijk dat de
gedetineerde hiertoe het initiatief neemt. De directeur heeft hem geïnformeerd dat
hij, als lid van de Tweede Kamer, volgens de Penitentiaire beginselenwet behoort tot
de groep van geprivilegieerd bezoek en toegang heeft tot de gedetineerde op de in
de huisregels vastgestelde tijd en plaats (art. 38.7 PBW).
Vraag 11
Is er contact geweest tussen het ministerie en de directie van PI Hoogvliet? Zo ja,
waarom?
Antwoord 11
Nee, er is geen contact geweest met tussen de directie van de PI en het ministerie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.