Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Mohandis over het feit dat GGZ patiënten niet thuis mogen slapen
Vragen van het lid Mohandis (PvdA) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over het feit dat GGZ patiënten niet thuis mogen slapen (ingezonden 18 januari 2023).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 6 maart 2023).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1477.
Vraag 1
Kunt u uitleggen waarom beantwoording van eerdere schriftelijke vragen zo lang heeft
geduurd, terwijl het antwoord eigenlijk alleen de mededeling betreft dat een experiment
«herstel ondersteunende begeleiding met nachtverlof» is gestart, waarbij patiënten
in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) drie keer thuis mogen slapen? Is gewacht met
het sturen van de antwoorden aan de Kamer, totdat het experiment was gestart? Zo ja,
waarom?1
Antwoord 1
De beantwoording van de vragen heeft langer geduurd omdat afstemming nodig was met
verschillende partijen, waaronder de toezichthouders (NZa en IGJ). Er is niet gewacht
met het sturen van de antwoorden naar de Kamer totdat het experiment is gestart, het
experiment is namelijk al gestart op 29 april 2020.
Vraag 2
Is dit experiment gestart naar aanleiding van de eerdere vragen over het feit dat
GGZ-patiënten niet thuis mogen slapen? Zo nee, wat was de aanleiding? Zo ja, waarom
wordt dat niet in de beantwoording benoemd?
Antwoord 2
Nee, dit experiment loopt al sinds april 2020. De aanleiding was een aanvraag van
dit experiment bij de NZa van zorgaanbieder Yulius en zorgverzekeraar VGZ.
Vraag 3
Welke eerdere signalen hebben het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) of Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) gekregen
dat GGZ-patiënten niet thuis mogen slapen en wanneer, gezien uw antwoord dat «mede»
door de schriftelijke vragen dit feit onder de aandacht van toezichthouders is gebracht?
Antwoord 3
Er zijn eerder geen signalen ontvangen door het Ministerie van VWS, de NZa of de IGJ
dat patiënten niet met nachtverlof mogen in verband met financiële afwegingen. Bij
de NZa was wel bekend dat er behoefte was om te experimenteren met andere vormen van
bekostiging van het nachtverlof.
Naar aanleiding van uw vragen is vanuit het Ministerie van VWS contact gezocht met
zorgverzekeraars, zorgaanbieders en zorgprofessionals die aangeven dat zij dit signaal
herkennen. Vervolgens zijn uw vragen samen met de signalen van zorgverzekeraars, zorgaanbieders
en professionals onder de aandacht gebracht bij de NZa en de IGJ.
Vraag 4
Waarom wordt gekozen voor een experiment «herstel ondersteunende begeleiding met nachtverlof»,
terwijl duidelijk is dat patiënten alleen maar geholpen kunnen worden door toe te
staan dat zij thuis mogen overnachten, ter voorbereiding op ontslag uit de inrichting?
Welke argumenten zijn er om dit nu niet meteen toe te staan? Wat is de meerwaarde
van een experiment?
Antwoord 4
Het huidige financieringssysteem voorziet reeds in de bekostiging van het nachtverlof
via een «opslag» in het tarief voor een verblijfsprestatie. Het tarief voor verblijfsdagen
is gebaseerd op de feitelijk geleverde verblijfszorg en houdt rekening met leegstand
van bedden door bijvoorbeeld patiënten die met nachtverlof zijn.
Het experiment «herstel ondersteunende begeleiding met nachtverlof» is gestart omdat
de betreffende zorgaanbieder «Yulius» meer nachtverlof wilde inzetten en daarvoor
andere financiering van belang vond. Door het inzetten van meer nachtverlof verwacht
Yulius dat terugval kan worden voorkomen. Ook verwacht Yulius dat de gemiddelde opnameduur
en -intensiteit wordt verlaagd met nachtverlof. Eind april 2023 loopt dit experiment
af en zal de NZa samen met betrokken partijen bezien welke vervolgstappen nodig zijn.
Ik heb de NZa gevraagd mij hierover t.z.t. te informeren.
Vraag 5
Hoe is het instellen van een experiment te rijmen met uw stelling dat «de zorginhoudelijke
afwegingen altijd moeten prevaleren boven financiële afwegingen» en dat «als een weekendverlof
ten goede komt aan het herstel van de patiënt, of bijdraagt aan de resocialisatie
voorafgaand aan het ontslag, dan moet dit mogelijk gemaakt worden door de instellingen.»?
Antwoord 5
Een deel van het experiment «herstel ondersteunende begeleiding met nachtverlof» omvat
een andere manier van financiering. Buiten dit experiment om is het al mogelijk om
patiënten met nachtverlof te laten gaan, zie ook het antwoord op vraag 4.
Vraag 6
Voor hoeveel instellingen en patiënten geldt dit experiment? Voor hoeveel instellingen
en patiënten geldt dat zij nu nog steeds geen slaapverlof krijgen?
Antwoord 6
Het experiment is een initiatief van Yulius in samenwerking met VGZ. Er zijn tot op
heden geen andere zorgaanbieders die zich bij dit experiment hebben aangesloten. Voor
hoeveel instellingen het geldt dat patiënten geen slaapverlof krijgen is niet bekend.
De NZa en de IGJ hebben hier eerder geen signalen over ontvangen.
Vraag 7
Waarom is gekozen voor maximaal drie nachten slaapverlof in het experiment? Is dit
overlegd met behandelaren? Waarom zou het niet denkbaar zijn dat een patiënt in voorbereiding
tot ontslag vaker thuis mag slapen? Welke argumenten zijn er voor de keuze van maximaal
drie nachten?
Antwoord 7
De keuze voor maximaal drie nachten slaapverlof is gemaakt door de aanvragers van
het experiment, Yulius en VGZ.
Vraag 8
Klopt het dat patiënten die zijn opgenomen in (academische) ziekenhuizen wél een weekend
naar huis kunnen wanneer hun behandelend arts dat goed vindt? Zo ja, wat is precies
het verschil tussen de regeling die geldt voor de GGZ en voor ziekenhuizen? Waarom
is er sprake van verschil?
Antwoord 8
Er zijn geen verschillen tussen de bekostigingsregels die gelden voor ggz-zorg binnen
ggz-instellingen en voor ggz-zorg binnen (academische) ziekenhuizen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.