Schriftelijke vragen : De vragenlijst Wwft & Sw voor beleggingsondernemingen van de AFM en de Vragenlijst integriteitsrisico van DNB
Vragen van het lid Grinwis (ChristenUnie) aan de Minister van Financiën over de vragenlijst Wwft & Sw voor beleggingsondernemingen van de AFM en de Vragenlijst integriteitsrisico van DNB (ingezonden 2 maart 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met de vragenlijst «Wwft & Sw voor beleggingsondernemingen» van de Autoriteit
Financiële Markten (AFM) en de «Vragenlijst integriteitsrisico» van De Nederlandsche
Bank (DNB)?
Vraag 2
Bent u ervan op de hoogte dat de AFM in deze uitvraaglijst kerkgenootschappen, andere
religieuze instellingen en charitatieve instellingen in dezelfde lijst plaatst als
onder andere massagesalons, pandjeshuizen en de wapenhandel? Bent u er tevens van
op de hoogte dat DNB in de «Vragenlijst integriteitsrisico» naast coffeeshops, kansspelen,
«relaxbedrijven, prostitutie, adult industry (incl. internet)» expliciet ook religieuze
instellingen en charitatieve instellingen (o.a. stichtingen) benoemt als sector waarvan
zij wil weten hoeveel klanten een onder toezicht staande instelling heeft?
Vraag 3
Kunt u uitleggen wat religieuze organisaties volgens DNB en AFM precies zijn? Omvat
deze definitie alle organisaties met een bijzondere grondslag?
Vraag 4
Kunt u aangeven op basis van welke specifieke data kerkgenootschappen op deze lijst
zijn gekomen? Hoeveel verdacht verklaarde FIU-meldingen zijn er de afgelopen drie
jaar geweest binnen deze categorie en over hoeveel kerkgenootschappen gingen deze
meldingen ten opzichte van het totaal aantal kerkgenootschappen?
Vraag 5
Kunt u aangeven op basis van welke specifieke data religieuze instellingen op deze
lijst zijn gekomen? Hoeveel verdacht verklaarde FIU-meldingen zijn er de afgelopen
drie jaar geweest binnen deze categorie en over hoeveel religieuze instellingen gingen
deze meldingen ten opzichte van het totale aantal religieuze instellingen?
Vraag 6
Kunt u aangeven op basis van welke specifieke data charitatieve instellingen op deze
lijst zijn gekomen? Hoeveel verdacht verklaarde FIU-meldingen zijn er de afgelopen
drie jaar geweest binnen deze categorie en over hoeveel charitatieve instellingen
gingen deze meldingen ten opzichte van het totale aantal charitatieve instellingen?
Vraag 7
Kunt u zich voorstellen dat, gelet op deze aanpak van toezichthouders, Wwft-instellingen
zich gedwongen voelen altijd een verscherpt cliëntonderzoek te doen naar kerkgenootschappen,
religieuze instellingen en charitatieve instellingen nu de wet aangeeft dat er een
verscherpt cliëntonderzoek dient plaats te vinden indien de zakelijke relatie naar
haar aard een hoger risico op witwassen met zich meebrengt en de toezichthouders middels
de vragenlijsten ook suggereren dat de genoemde instellingen een dergelijk hoger risico
met zich meebrengen?
Vraag 8
Kunt u met een voorbeeld uitleggen hoe een Wwft-instelling bij een onderzoek naar
een kerkgenootschap – zonder dat er duidelijke witwastransacties en/of sanctiealerts
zijn – dit onderzoek inclusief transactieanalyse moet vormgeven zonder in strijd te
komen met de beginselen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) onder
meer inhoudende dataminimalisatie en doelbinding? Is het daarbij de bedoeling dat
bijvoorbeeld banken een transactieanalyse doen en het kerkgenootschap onderzoek moet
doen naar de legitimiteit van de gevers van de gelden?
Vraag 9
Kunt u met een voorbeeld uitleggen – rekening houdende met de AVG – hoe een Wwft-instelling
verscherpt onderzoek moet doen naar de donateurs aan een charitatieve instelling die
bijvoorbeeld opkomt voor de LHBTI+-doelgroep zonder dat persoonsgegevens van mogelijk
direct betrokken gevers worden vastgelegd door middel van een transactieanalyse?
Vraag 10
Kunt u met een voorbeeld uitleggen hoe een verscherpt cliëntonderzoek – rekening houdende
met de AVG – moet plaatsvinden bij een charitatieve instelling die onderzoek ondersteunt
naar een specifieke erfelijke ziekte nu het vaak niet uitgesloten is dat de soms grote
gevers hier soms directe betrokkenheid bij deze erfelijke ziekte hebben, en de registratie
van dergelijke persoonskenmerken niet mag binnen de AVG?
Vraag 11
Is de benadering van kerkgenootschappen, religieuze instellingen en charitatieve instellingen
door AFM en DNB de door u voorgestane invulling van de bankierseed waarin wordt gesproken
over zorgvuldige afweging, gedragen naar wetten (dus inclusief de AVG-risico’s)?
Vraag 12
Zo ja, kunt u per aspect van de bankierseed mede in het licht van het voorgaande aangeven
hoe zich dit verhoudt tot voorgaande vragen?
Vraag 13
Zou het zo kunnen zijn dat de benadering van de toezichthouder ervoor zorgt dat er
in de praktijk een wezenlijke toetredingsdrempel wordt opgeworpen tegen kerkgenootschappen,
religieuze instellingen en charitatieve instellingen en dat religie en giftgedrag
op deze wijze in de hoek worden gezet als potentieel verdachte activiteiten gerelateerd
aan financieel economische criminaliteit? Acht u dat wenselijk en, zo nee, wat gaat
u daar concreet aan doen?
Vraag 14
Bent u bereid uit te spreken dat u het zeer onwenselijk acht dat Wwft-instellingen
verscherpt cliëntonderzoek doen naar kerkgenootschappen, religieuze instellingen en
charitatieve instellingen zonder dat daar in het individuele geval een duidelijke,
concrete aanleiding voor is?
Vraag 15
Bent u bereid de Autoriteit Persoonsgegevens te vragen om zowel bij DNB als AFM een
onderzoek te doen om te bezien of de AVG onder meer in zaken als religie, seksuele
gerichtheid en gegevens over iemands gezondheid voldoende op het netvlies staat, gelet
op de wijze waarop zij hun toezichthoudende rol invullen in het kader van de Wet ter
voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en Sanctiewet (Sw)?
Vraag 16
Kunt u, nu u eerder bij vragen over het acceptatiebeleid voor zakelijke klanten bij
Knab expliciet heeft gesteld dat het maken van onderscheid tussen organisaties met
en zonder religieus karakter in strijd is met artikel 1 van de Grondwet, aangeven
waarom DNB en AFM dit wel zouden mogen in hun uitvragen? Handelen deze toezichthouders
hiermee in strijd met hierop van toepassing zijnde wetgeving zoals onder meer opgenomen
in het Wetboek van Strafrecht (cf. artikel 137 c-g en artikel 429)?
Indieners
-
Gericht aan
S.A.M. Kaag, minister van Financiën -
Indiener
Pieter Grinwis, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.