Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 23 februari 2023, over Exportkredietverzekeringen/Handelsinstrumentarium
26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Nr. 411
                   VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
            
Vastgesteld 23 maart 2023
De vaste commissie voor Financiën en de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en
                  Ontwikkelingssamenwerking hebben op 23 februari 2023 overleg gevoerd met de heer Van
                  Rij, Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, en mevrouw Schreinemacher, Minister
                  voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
               
− de brief van de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 13 december
                           2021 inzake beleidsevaluatie van het mvo-beleid voor de exportkredietverzekering (Kamerstuk
                           26 485, nr. 380);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 7 april 2022
                           inzake stand van zaken uitwerking COP26-verklaring (Kamerstuk 31 793, nr. 205);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 24 mei 2022 inzake
                           reactie op verzoek van het lid Van Raan, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden
                           van 12 april 2022, over exportkredietverzekeringen (Kamerstuk 26 485, nr. 397);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 8 juli 2022 inzake
                           rapport van consultant Partner in Compliance getiteld Beleidsevaluatie anti-omkopingsbeleid
                           voor de exportkredietverzekeringen (Kamerstuk 35 925 IX, nr. 39);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 7 juli 2022 inzake
                           stand van zaken uitwerking COP26-verklaring (Kamerstuk 31 793, nr. 209);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 28 september
                           2022 inzake stand van zaken uitvoering moties en toezeggingen inzake uitfasering fossiele
                           brandstoffen exportkredietverzekeringen en vergroening handelsinstrumentarium (Kamerstuk
                           36 180, nr. 23);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 3 november 2022
                           inzake uitwerking COP26-verklaring (Kamerstuk 31 793, nr. 230);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 9 november 2022
                           inzake Monitor exportkredietverzekering 2021 (Kamerstuk 26 485, nr. 402);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 17 november 2022
                           inzake plan van aanpak anti-omkopingsbeleid exportkredietverzekeringen (ekv) (Kamerstuk
                           36 200 IX, nr. 11);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 21 februari 2023
                           inzake Bevindingen en conclusies rapport onafhankelijke review naar veiligheidssituatie
                           lng-project Mozambique (26 485, nr. 407).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Tielen
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Wuite
De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Financiën, Schukkink
Voorzitter: Amhaouch
Griffier: Van den Bos
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Amhaouch, Dassen, Hammelburg, Klink,
                  Kröger en Teunissen,
               
en de heer Van Rij, Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, en mevrouw Schreinemacher,
                  Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
               
Aanvang 13.05 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Welkom bij de vaste commissie voor Financiën, vandaag in combinatie met
                     de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Daarom hebben
                     we ook twee bewindspersonen, namelijk de Staatssecretaris van Financiën en de Minister
                     voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, gesteund door de flanken, zou
                     ik zeggen. Aan de linkerzijde zitten mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren,
                     de heer Klink van de VVD, mevrouw Kröger – zij is geen lid van deze commissie, dus
                     als er bezwaren zijn tegen haar deelname van vandaag, hoor ik het graag – de heer
                     Hammelburg van D66 en de heer Dassen van Volt. Ik ben de heer Amhaouch van het CDA.
                     Ik zal aan het einde mijn eigen inbreng doen. Dan zal ik het voorzitterschap overdragen
                     aan iemand anders.
                  
De spreektijd is maar liefst vijf minuten. We hebben hiervoor van 13.00 uur tot 17.00
                     uur ingeruimd. We zullen zien of we al die tijd nodig hebben, maar in principe staat
                     dat ervoor. Als het sneller kan, gaat het sneller. We hebben vier interrupties en
                     vijf minuten spreektijd.
                  
Ik zie dat de heer Hammelburg een vraag heeft.
De heer Hammelburg (D66):
Ja, met de korte, verexcuserende mededeling dat ik over ongeveer anderhalf uur even
                     naar een ander debat moet, over vastgoed Defensie. Ik kom dan ook weer terug, maar
                     niet dat u denkt: de heer Hammelburg heeft geen interesse meer.
                  
De voorzitter:
Als we eerder klaar zijn, dan kan het.
Dan gaan we beginnen met mevrouw Teunissen, Partij voor de Dieren, voor haar inbreng
                     in eerste termijn.
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. De Glasgowverklaring over stoppen met exportsteun voor fossiele
                     projecten in het buitenland had van 2023 hét jaar moeten maken waarin de eerste fossiele
                     subsidies zouden worden afgebouwd, ware het niet dat het kabinet eind 2022 op de proppen
                     kwam met een vertragingstermijn van één jaar. De Minister voor Klimaat en Energie
                     zei dat er voor meer dan tien fossiele ekv-aanvragen, die nog in de pijplijn zitten,
                     nog zou moeten blijken of ze binnen het 1,5 gradenscenario passen. Kunnen de Minister
                     en de Staatssecretaris een 1,5 gradentoets toezeggen voor deze ekv-aanvragen? Daarnaast
                     zijn er uitzonderingen voor de 1,5 gradenproef fossiele ekv's. Maar het kabinet schrijft
                     ook dat de CO2-emissies van ekv's niet worden geregistreerd. Als we niet weten voor hoeveel CO2-uitstoot de ekv's zorgen, hoe weten deze bewindspersonen dan zeker dat het nieuwe
                     ekv-beleid met deze uitzonderingen 1,5 graden-proof is?
                  
Voorzitter. Ook is de leveringszekerheid opeens een uitzonderingsgrond. Sinds de oorlog
                     in Oekraïne is dit een troefkaart die te pas en te onpas wordt getrokken. Ekv's zijn
                     geen oplossingen voor kortetermijnproblemen met leveringszekerheid, maar wel een ramp
                     voor langetermijnklimaatbeleid. Er is geen enkel ander land dat dit heeft gedaan,
                     behalve België. Is het kabinet bereid om deze uitzonderingsgrond van leveringszekerheid
                     te schrappen? En waarom wordt in het nieuwe ekv-beleid met geen woord gerept over
                     de rechtvaardige energietransitie, die juist een essentieel onderdeel is van de Glasglowverklaring?
                  
Ik zie dat de heer Klink een vraag heeft, voorzitter.
De voorzitter:
De heer Klink, voor een eerste interruptie.
De heer Klink (VVD):
Ik heb een vraag aan mevrouw Teunissen over de leveringszekerheid. Zij geeft aan dat
                     zij graag ziet dat die eruit gekieperd wordt. Hoe ziet u dat dan met de leveringszekerheid?
                     Wat zegt u tegen de Nederlandse bevolking als we letterlijk in de kou komen te staan?
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het is wel goed om even precies te weten waar we het over hebben. We hebben het nu
                     over exportkredietverzekeringen. Dat gaat echt over exportsteun aan het bedrijfsleven
                     elders. Daar zitten ook olie- en gasprojecten bij, zoals vloeibaar gas. Een voorbeeld
                     is het lng-gasproject in Mozambique. Hoe dat bijdraagt aan de leveringszekerheid van
                     Nederland, is totaal onduidelijk. Bovendien denken wij dat je met die leveringszekerheid
                     misschien wel iets veiligstelt voor Nederland, als dat al het geval is, maar dat je
                     tegelijkertijd grondstoffen en energiecapaciteit aan andere landen onttrekt. Dat construct
                     vind ik fundamenteel verkeerd. Om de klimaatdoelen te halen moeten we er juist voor
                     zorgen dat andere landen ook energieneutraal worden. Daarom vind ik leveringszekerheid
                     in dit geval, bij exportsteun, een fundamenteel verkeerd uitgangspunt.
                  
De heer Hammelburg (D66):
Ik misschien niet. Ik kan me voorstellen dat je leveringszekerheid wel degelijk als
                     een uitzondering op zou nemen, ware het niet dat je dan wel moet kunnen bewijzen dat
                     dat het geval is. Op het moment dat je nu een ekv zou starten voor een fossiel project
                     over de grens, bijvoorbeeld in West-Afrika, zou starten voor de Nederlandse markt,
                     om onze leveringszekerheid te bewaken, dan gaat dat pas vijftien jaar later werken.
                     Is dat dan nog op tijd? Zijn er voldoende criteria? Is de Partij voor de Dieren het
                     met mij eens dat het wel mogelijk zou moeten kunnen zijn, maar dan wel onder hele
                     stringente voorwaarden, die nu nog niet duidelijk zijn?
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De heer Hammelburg heeft natuurlijk helemaal gelijk als hij zegt: het biedt geen oplossing
                     voor de korte termijn als we projecten in bijvoorbeeld Afrika gaan starten die mogelijk
                     in de toekomst ... Het duurt tien jaar voor zo'n project staat. Het biedt dus helemaal
                     geen oplossing voor de leveringszekerheid nu. Maar wat wel belangrijk is, is het volgende.
                     Het hele construct – misschien is dat een klein beetje een herhaling – van de exportsteun
                     voor projecten om zogenaamd leveringszekerheid te borgen, komt veel te laat. Bovendien
                     moeten we niet meer afhankelijk zijn van fossiele energie uit het buitenland. We moeten
                     ervoor zorgen dat we nu versnellen met onze eigen energietransitie, zodat we die tekorten
                     niet meer hebben. Dus ook dat pleit ervoor dat het wat betreft die hele leveringszekerheid,
                     die uitzondering, eigenlijk een non-argument is, gewoon om ervoor te zorgen dat er
                     meer projecten kunnen worden aangevraagd. Dat moet nu gewoon stoppen. Andere landen
                     doen dat ook niet, dus Nederland zou dat ook niet moeten doen.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen, zet u uw betoog voort.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. In 2018 is er een motie van de SP en de Partij voor de Dieren aangenomen
                     met het verzoek om geen exportportkredietverzekeringen te verstrekken voor te risicovolle
                     projecten. Onafhankelijk onderzoek laat zien dat het kabinet en Atradius niet in staat
                     zijn om te voorkomen dat mensenrechtenschendingen en natuur- en milieuschade mede
                     mogelijk gemaakt worden met Nederlands belastinggeld. Aan de voorkant worden duidelijke
                     waarschuwingssignalen genegeerd. Aan de achterkant wordt niks gedaan aan het herstellen
                     van de schade en het compenseren van de gedupeerden. Wat vindt het kabinet van de
                     conclusie uit de onafhankelijke review dat Atradius onvoldoende objectiviteit heeft
                     kunnen bewaken in de risicoanalyse? Erkent het kabinet dat, als het gaat om Mozambique,
                     honderdduizenden mensen hun huis en haard kwijt zijn? Op welke manier gaat het kabinet
                     ervoor zorgen dat die schade wordt hersteld? Zijn de bewindspersonen bereid om de
                     fossiele exportsteun voor Van Oord in Mozambique in te trekken nu dit de conclusies
                     zijn? Wat gaat het kabinet doen om ervoor te zorgen dat de grote vervuilers niet wegkomen
                     met de ellende die ze veroorzaken?
                  
Er worden ook ekv's verstrekt voor de opbouw van de intensieve veehouderij in landen
                     waar het voor dieren een hel is: 60 miljoen voor slachthuismateriaal in China, 60
                     miljoen voor plofkipfabrieken in Saudi-Arabië. Denk ook aan het exporteren van 500
                     koeien naar Oezbekistan. We exporteren dierenleed en we subsidiëren de expansiedrift
                     van de bioindustrie. Door deze ekv's bouwen we gestaag aan oneerlijke concurrentie
                     voor de Nederlandse boeren. Dat valt niet uit te leggen. Is het kabinet bereid om
                     te stoppen met exportkredietverzekeringen voor de intensieve veehouderij?
                  
Voorzitter. De Partij voor de Dieren heeft de balans opgemaakt en zegt het vertrouwen
                     in het instrument exportkredietverzekeringen definitief op. Het kabinet belooft de
                     Kamer al jaren groene bergen, en toch is exportsteun nog steeds een dikke, vette fossiele
                     subsidie, geschoeid op neokoloniale leest, puur bedoeld voor het nietsontziende winstbejag
                     van het Nederlandse bedrijfsleven in het buitenland. De wereld is beter af zonder
                     Nederlandse exportsteun met winstbejag als doel. Het instrument kan vervangen worden
                     door een vorm van klimaatfinanciering en ingezet worden voor de energietransitie in
                     Nederland, om energiearmoede tegen te gaan en de schade elders te beperken. Staan
                     de Staatssecretaris en de Minister open voor het afschaffen van het ekv-instrumentarium
                     zoals we dat nu kennen?
                  
Voorzitter, tot slot. Wat financieren we met elkaar toch een bak ellende. Dat doen
                     we alleen maar om te groeien, terwijl we niet kunnen blijven groeien op een planeet
                     die niet meegroeit. Dus ik zou zeggen: stop ermee!
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Precies getimed met de bel. Dat heeft u knap bedacht! Ik ga door naar de heer Klink
                     van de VVD, nadat de bel gestopt is.
                  
De heer Klink (VVD):
Voorzitter, mag ik direct beginnen, zonder dat het van mijn tijd afgaat, of loopt
                     de teller al?
                  
De voorzitter:
Nee, de teller loopt nog niet. De heer Dassen heeft nog een interruptie in slow motion
                     bij mevrouw Teunissen, als ik het goed heb.
                  
De heer Dassen (Volt):
De bel ging, dus ik dacht: ik wacht er even mee.
Begrijp ik het goed dat de Partij voor de Dieren eigenlijk zegt: we zien helemaal
                     geen heil meer in het instrument van ekv? Ook bij andere Europese landen, bijvoorbeeld
                     Denemarken, zien we dat dit ook een aanjager kan zijn voor de transitie, die in sommige
                     landen wat moeilijker van de grond komt. Ik begrijp dat u dan als argument geeft:
                     daarvoor willen wij klimaatfinanciering. Maar is het misschien niet ook juist een
                     voordeel voor landen om met de expertise die wij hier in Europa opbouwen en via een
                     groen ekv-instrument ervoor te zorgen dat ze geholpen worden om zo snel mogelijk die
                     groene transitie zelf te kunnen maken?
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik ga voor een deel mee met wat de heer Dassen zegt. Maar bij het instrumentarium
                     dat we nu kennen, is het fundamenteel verkeerde uitgangspunt dat we risicovolle projecten
                     van Nederlandse bedrijven verzekeren, met puur als doel dat die bedrijven winst kunnen
                     maken in een ander land. We hebben wel imvo-richtlijnen, maar we merken in de praktijk
                     al jaren dat die eigenlijk een lege huls zijn, dat er nauwelijks op te controleren
                     of te handhaven valt.
                  
Wat ons betreft is het instrument verzekering niet per se verkeerd, maar zou je er
                     andere uitgangspunten voor moeten formuleren. Dan zou je echt moeten kijken naar de
                     maatschappelijke opgaven die er in landen daar zijn, bijvoorbeeld de energietransitie,
                     naar waar de lokale bevolking behoefte aan heeft. Dat kan bijvoorbeeld een heel lokale
                     warmtevoorziening zijn, bij de mensen thuis, om zelf energie op te wekken. Het zou
                     ook een grotere installatie kunnen zijn.
                  
Maar van tevoren uitgaan van puur het businessmodel van een Nederlands bedrijf en
                     dan zeggen: jullie krijgen daarop garantie, dat zorgt ervoor dat er veel meer schade
                     wordt toegebracht dan dat het voordelen oplevert en leidt tot een betere wereld. Daarom
                     zeggen wij dat de ekv in de huidige vorm afgeschaft moet worden.
                  
De heer Dassen (Volt):
Ik hoor hier toch een soort van opening: «in de huidige vorm». Voor een groot gedeelte
                     kan ik daarin meegaan, maar er zijn ook voorbeelden van transities die in Afrika gaande
                     zijn, zoals de samenwerking tussen Zambia, Zuid-Afrika en Congo over elektrische auto's
                     – de winning van kobalt die daarmee gepaard gaat en de duurzame stroom die daarvoor
                     nodig is. Je ziet dat het heel moeilijk is voor Europese bedrijven om daarvoor financiering
                     te krijgen, juist vanwege de hoge risico's, om te zorgen dat ze dat lokaal kunnen
                     gaan maken, ook om de lokale economie op gang te krijgen. Zou de Partij voor de Dieren
                     bij dat soort projecten wel openstaan voor dit soort instrumenten?
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik ken de casus niet, maar natuurlijk, als het in een bepaald land nog niet rendabel
                     is om in te zetten op duurzaam, bijvoorbeeld elektrische auto's, dan kan ik mij voorstellen
                     dat we daar een bijdrage aan leveren door middel van een garantie. Dat sluit ik niet
                     uit.
                  
Maar ik zeg: als je kijkt naar het ekv-instrumentarium nu, is het zo omvangrijk ...
                     Ik heb net een aantal voorbeelden genoemd van het garanderen van projecten in de intensieve
                     veehouderij. Wat voor bijdrage levert dat aan duurzaamheid? De lokale bevolking wordt
                     daar ook de dupe van. Ik vind dat we veel specifieker moeten gaan kijken. Dan vind
                     ik dat klimaatfinanciering wat dat betreft beter is ingericht, want de uitgangspunten
                     en de doelen van die financiering zijn heel anders dan de doelen van dit instrumentarium.
                  
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we nu naar de heer Klink van de VVD, voor zijn inbreng in eerste termijn.
De heer Klink (VVD):
Dank, voorzitter. De VVD staat achter de groene energietransitie. Deze is nodig om
                     de klimaatdoelstellingen te halen. Het omzetten van de exportkredietverzekering van
                     fossiel naar niet-fossiel is daarom een logische stap en biedt ook kansen voor het
                     bedrijfsleven. Voor de leden van de VVD-fractie is het wel altijd van belang geweest
                     dat het bedrijfsleven deze transitie ook mee kan maken.
                  
Wat de VVD-fractie betreft is de uitwerking van de COP26-verklaring in de Kamerbrief
                     van 3 november 2022 een goede reactie. We willen nog wel op basis van deze Kamerbrief
                     in dit debat vier punten aanstippen: het gelijke speelveld, de transitieperiode, de
                     flexibiliteit en leveringszekerheid en de kansen voor de toekomst.
                  
Het is goed dat er rekening is gehouden met een internationaal gelijk speelveld. Landen
                     als Denemarken, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Frankrijk en België hebben allemaal
                     de verklaring ondertekend en hebben inmiddels ook beleid gemaakt en een uitfasering
                     van fossiel vergelijkbaar aan Nederland gemaakt. Maar een belangrijk buurland van
                     ons, Duitsland, heeft de verklaring ook ondertekend, maar bij mijn weten nog steeds
                     niet nieuw beleid gemaakt en ook fossiel nog niet uitgefaseerd. Hierdoor is er voor
                     Nederland dus geen sprake van een gelijk speelveld. In de Kamerbrief wordt ook naar
                     Duitsland verwezen. Voor Nederland en het Nederlandse bedrijfsleven is het belangrijk
                     om naar Duitsland te blijven kijken. Wat zijn de laatste geluiden van Duitsland over
                     de uitwerking van de COP26-verklaring? Op wat voor manier gaat Nederland nog aanpassingen
                     doorvoeren door nieuw Duits beleid op dit terrein?
                  
Dan de transitieperiode. Goed dat er rekening is gehouden met zorgvuldigheid en voorspelbaarheid
                     voor het bedrijfsleven, zodat de polissen tot eind 2023 uitgegeven kunnen worden.
                     Het kabinet heeft aangegeven dat er nader naar gekeken zal worden als landen die nog
                     geen beleid hebben vastgesteld, zoals het eerdergenoemde Duitsland, een andere overgangsperiode
                     hanteren. Wanneer is het duidelijk dat het transitiepad aangepast gaat worden, als
                     andere landen die de COP26-verklaring hebben ondertekend, niet met nieuw beleid komen
                     en fossiel niet gaan uitfaseren? Welke projecten lopen de komende twee tot drie jaar
                     schade op door dit nieuwe beleid? Kan het kabinet dit inzichtelijk maken? Flexibiliteit
                     in de leveringszekerheid is voor de VVD-fractie heel belangrijk. Wat ons betreft heeft
                     het kabinet hier voldoende oog voor.
                  
Dan over de kansen. Het gaat de VVD-fractie erom dat Nederlandse bedrijven concreet
                     aanspraak kunnen maken op de ekv voor nieuwe projecten, zoals waterstof in Namibië.
                     Er is zeer kortgeleden een brief gestuurd over flankerend beleid. Kan de Minister
                     toezeggen of er een concurrerend duurzaam en toegankelijk handelsinstrumentarium aangejaagd
                     gaat worden?
                  
Voor het Nederlandse bedrijfsleven is het belangrijk dat er een bundeling van initiatieven
                     en van expertise komt voor een toegankelijk handelsinstrumentarium voor het mkb. Het
                     zou daarom goed zijn als de ekv-dekking van Atradius ook de financiële ruimte biedt
                     voor risicovolle, duurzame innovaties. Dat maakt het aantrekkelijker voor banken om
                     te investeren in bijvoorbeeld de scheepsbouw en schept de voorwaarden om te concurreren
                     met fossiel. Het is dus zaak dat Atradius bijvoorbeeld de offshore-windenergieprojecten
                     beoordeelt op basis van toekomstige cashflows in plaats van de berekende risico's,
                     zoals gedaan werd bij fossiele projecten.
                  
De heer Hammelburg (D66):
Volgens mij hoor ik de VVD nu pleiten voor een investeringspakket of misschien wel
                     een algeheel pakket met belastingincentives voor het vergroenen van onze economie
                     en onze handelsinstrumenten. Hoor ik de VVD hier pleiten voor een soort Inflation
                     Reduction Act-achtig pakket?
                  
De heer Klink (VVD):
Nee. Ik constateer dat hoe er nu gehandeld wordt bij het Ministerie van Financiën
                     meer gebaseerd is op de risico's die er in het verleden waren bij projecten die fossiel
                     gesteund werden. Als we in de toekomst veel meer groene projecten gaan doen, bijvoorbeeld
                     met die offshore-windenergie, dan weten we nog niet precies wat de rendementen zullen
                     zijn. Dan heb je daar een nieuw soort methodiek voor nodig, voor hoe je met toekomstige
                     cashflows omgaat. Je weet nog niet precies wat de restwaarde van die schepen zou zijn.
                     Het is goed om oog te hebben voor groen en groene investeringen na te jagen, maar
                     dan moet de beoordeling daar ook op gericht zijn. Dan moet je dat dus niet met een
                     oude bril doen. Dat is wat ik wilde aanstippen. Ik zou niet zeggen dat we hier een
                     nieuwe Inflation Reduction Act gaan invoeren, want dat lijkt me ook een gigantische
                     claim, maar ik stel een andere manier van beoordeling voor.
                  
Tot slot. Nederland is een vooraanstaand exportland. Bedrijven spelen een belangrijke
                     rol in het bedenken, produceren en exporteren van technologische oplossingen voor
                     maatschappelijke vraagstukken, van energie en duurzaamheid tot landbouw en gezondheidszorg.
                     De ekv vormt een belangrijk instrument om de exportpositie van de technologische industrie
                     te waarborgen en te versterken. Voor het behoud van onze toppositie is het onvoldoende
                     om alleen de fossiele ekv uit te faseren. Dit moet gepaard gaan met het stimuleren
                     van de ekv voor andere technologieën met groot exportpotentieel. Het beleidsvoorstel
                     van 3 november van de Kamer moet daarom zo snel mogelijk uitgewerkt worden wat de
                     VVD-fractie betreft.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik hoor de VVD hier allemaal claims maken over dat het beleid in lijn is gebracht
                     met 1,5 graad, maar ik snap werkelijk niet hoe die claim met droge ogen gemaakt kan
                     worden, als je ziet dat nog 3,9 miljard aan fossiele projecten wordt gespendeerd.
                     Ik ben heel benieuwd of de VVD kan erkennen dat hoe Nederland de Glasgowverklaring
                     uitvoert, echt anders is dan hoe andere landen dat doen en dat wij vast blijven zitten
                     aan fossiel.
                  
De heer Klink (VVD):
Ja, mevrouw Kröger, Nederland doet dat inderdaad anders dan andere landen. Nederland
                     heeft al beleid opgesteld en heeft echt de lijn ingezet om fossiel uit te faseren.
                     Dat kunnen we van landen als Duitsland en de Verenigde Staten, die die hebben ondertekend,
                     nog niet zeggen. En voor de rest: de bedrijven die we hebben, zijn ook weer de sleutel
                     voor de toekomst, tot het mogelijk maken van deze transitie. De bedrijven moeten dit
                     wel mee kunnen maken. Dat is voor de VVD altijd heel belangrijk geweest. Er kan dus
                     inderdaad verwezen worden naar wat er nu is uitgezet, maar dit is natuurlijk de transitieperiode.
                     Als je in een keer zegt «je mag niks meer; we willen je bedrijf niet, want je hebt
                     een band met een fossiele activiteit en dus gaan we niks meer doen op dit gebied»,
                     dan ben je je positie helemaal kwijt. Het is voor de VVD-fractie altijd heel belangrijk
                     geweest dat er een transitieperiode is, zodat bedrijven de transitie van fossiel naar
                     niet-fossiel, die wij volgens mij gezamenlijk onderschrijven, ook echt mee kunnen
                     maken.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Er is echt wel een groot verschil tussen bedrijven die nog ergens iets fossiels doen
                     en fossiele projecten, en daar gaat het hier over. 3,9 miljard. Dit is natuurlijk
                     niet het enige. We verlenen op allerlei plekken allerlei fossiele subsidies en die
                     duwen allemaal keihard de verkeerde kant op, terwijl we de transitie naar groen moeten
                     inzetten. Eigenlijk hoor ik de VVD nu erkennen dat de manier waarop wij de Glasgowverklaring
                     uitvoeren, gewoon betekent dat wij fossiel nog een jaar blijven steunen. Dat is een
                     bewuste keuze.
                  
De heer Klink (VVD):
Volgens mij is ten tijde van het ondertekenen van de Glasgowverklaring steeds gezegd
                     dat het bedrijfsleven dat moet meemaken. Er is een transitieperiode. We kunnen deze
                     verklaring ondertekenen. Noorwegen, een belangrijk land dat echt grote stappen zet
                     op het gebied van vergroening, gaat ten opzichte van Nederland waarschijnlijk een
                     steeds groter marktaandeel winnen als wij niet handig anticiperen op het gebied van
                     groen. Noorwegen heeft de Glasgowverklaring niet ondertekend. Ik denk dus echt dat
                     het goed is dat we die verklaring hebben ondertekend, maar dan moet er wel echt een
                     wenkend perspectief zijn en dan moeten de bedrijven dat mee kunnen maken. En dan vindt
                     de VVD-fractie het heel raar om zomaar te zeggen dat het van ene op het andere moment
                     totaal veranderd moet zijn. Zo werkt het niet in het bedrijfsleven. Tussen van A naar
                     B komen zit altijd een transitieperiode. Daar heb je altijd mee te maken.
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik hoor de VVD zeggen dat bedrijven moeten meekomen en dat daarom die transitieperiode
                     van een jaar goed is. Maar wat je nu ziet, is dat er tien fossiele ekv-aanvragen in
                     de pijplijn zitten. Dat is niet even een transitieperiode. Die projecten worden voor
                     de komende decennia aangelegd. Die tijd hebben we gewoonweg niet meer om CO2 terug te dringen en dat is ook helemaal niet in lijn met onze 1,5 gradendoelstelling,
                     die we afgesproken hebben in Parijs. Aan de ene kant hoor ik de heer Klink zeggen
                     dat Parijs belangrijk is. Aan de andere kant noemt hij de transitieperiode. Is hij
                     het dan in ieder geval met mij eens dat we bij die tien fossiele ekv-aanvragen moeten
                     toetsen of ze in lijn zijn met het 1,5 gradendoel?
                  
De heer Klink (VVD):
Niet op voorhand, want ik kan nu niet beoordelen wat bij die tien projecten al allemaal
                     met het bedrijfsleven is afgesproken en welke investeringen zij zelf hebben gedaan.
                     Kennelijk weten we hoeveel projecten het zijn en om welk bedrag het zou gaan. Ik zou
                     het raar vinden om gaande het project, tijdens de wedstrijd, de spelregels te veranderen.
                     Daar moet je heel zorgvuldig mee zijn. Voor het bedrijfsleven is het vooral van belang
                     dat het weet waar het aan toe is. Ik spreek met tal van bedrijven. Iedereen wil die
                     buiging naar groen maken en fossiel uitfaseren. Daar is geen discussie over, maar
                     dat moet wel mogelijk zijn. Daarvoor moet een bedrijf wel kunnen ondernemen en moeten
                     er wel projecten uitgevoerd worden. Die transitieperiode is echt essentieel. Dat heb
                     ik net ook tegen mevrouw Kröger gezegd. Daarom heb ik daar in mijn inbreng in eerste
                     termijn ook nog wat aanvullende vragen over gesteld.
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Maar aan die bedrijven is duidelijkheid geboden, namelijk: in 2022 is het klaar met
                     fossiele ekv's. Dat is de afspraak die in Glasgow is gemaakt. Nu heeft het kabinet
                     eigenhandig gezegd dat het voor een transitieperiode gaat. Dat geeft alleen maar nog
                     wat extra tijd om nog meer fossiele projecten aan te vragen. Het is dus niet zo dat
                     we nu op een onbehoorlijke manier gaan ingrijpen. Die aanvragen liggen er nu, maar
                     over die aanvragen is nog niet beslist. Tenminste, dat hoor ik graag van het kabinet.
                     Maar de informatie die ik heb, is dat het tien aanvragen zijn voor fossiel. Dan is
                     het toch juist heel logisch dat we zeggen dat die getoetst moeten worden? Voldoen
                     ze wel aan dat 1,5 gradenscenario? Dat was de afspraak in Glasgow. Dat is de heer
                     Klink toch met mij eens?
                  
De heer Klink (VVD):
De verklaring van Glasgow is van eind 2021. Toen zat het vorige kabinet er nog; het
                     was het staartje van die kabinetsperiode. Juist in het begrotingsdebat was steeds
                     het verhaal: ja, we ondertekenen deze verklaring en ja, we zetten nu deze transitie
                     in. Dat weet mevrouw Teunissen, denk ik, ook nog wel. Volgens mij hebben wij daar
                     toentertijd samen aan meegedaan. De heer De Bruijn was toen Minister voor Buitenlandse
                     Handel en Ontwikkelingssamenwerking. En dat onderschrijven we ook. We willen graag
                     dat die zo breed mogelijk en door zo veel mogelijk landen – in ieder geval door de
                     OESO-landen, maar het liefst door alle landen in de wereld – wordt ondertekend. Het
                     is best bijzonder dat die groep niet groter geworden is. Ik blijf het bijzonder vinden
                     dat een land als Noorwegen, dat zo grote stappen zet, deze verklaring ook nog steeds
                     niet heeft ondertekend – dat is in ieder geval de informatie die ik heb – en dat landen
                     die haar wel ondertekend hebben, nog niets hebben gedaan. Ik wil helemaal niet zover
                     gaan als mevrouw Kröger en mevrouw Teunissen en zeggen dat dit kabinet en deze bewindspersonen
                     helemaal niets doen. Ik vind juist dat zij heel voortvarend te werk zijn gegaan en
                     in dezen echt al wel beleid hebben gemaakt.
                  
Ik hoor u, voorzitter; ik zal tot een afronding komen. Eind 2021 werd, voor het bedrijfsleven
                     best wel zomaar ineens, gezegd dat wij die verklaring gingen ondertekenen. Dan kan
                     het niet zo zijn dat je op 1 januari 2022 zegt: vanaf nu moet alles zo zijn. Aan zo'n
                     aanvraag gaat natuurlijk een heel proces vooraf om überhaupt businesscases rond te
                     krijgen. Een bedrijf denkt niet eventjes op een namiddag: nou, ik ga eens eventjes
                     weer voor zoveel, voor x-miljoen, een investering doen en daar heb ik een ekv voor
                     nodig. Dat zijn langere trajecten. Daarom moet je als overheid juist duidelijk overkomen.
                     We staan ervoor dat we deze richting opgaan, maar we willen wel graag dat de bedrijven
                     die er nu zijn, dit mee kunnen maken. Daarom is die transitieperiode nodig.
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Tot slot, voorzitter. Uit het antwoord van de heer Klink blijkt toch wel dat de ethiek
                     in de markt ontbreekt. Bij het sluiten van het Akkoord van Parijs in 2015 hebben we
                     afgesproken dat we moeten voldoen aan de doelstelling: ver onder de 2 graden blijven
                     en koersen op 1,5 graad. Dat bedrijven dat tot nu toe niet hebben gedaan en allerlei
                     aanvragen voor fossiel hebben gedaan, is ook ... Die bedrijven moeten zelf ook verantwoordelijkheid
                     nemen. Nu hebben wij eindelijk gezegd: in 2022 is het klaar. We hebben ons daar als
                     lidstaat aan gecommitteerd. We hebben niet voor niks onze handtekening onder die Glasgowverklaring
                     gezet. Dan zou het ook klaar moeten zijn. Dat is duidelijk. Stel je voor dat je echt
                     op een eerlijke manier een transitieperiode inricht. Stel dat je zegt: oké, voor de
                     bestaande aanvragen is nog wat ruimte en voor hybride projecten is nog wat ruimte.
                     Maar dat gebeurt niet. Er wordt nu gewoon misbruik gemaakt van dat ene jaar door nu
                     nog zo veel mogelijk fossiele projecten aan te vragen. Dan doe ik toch een beetje
                     een beroep op het ethische besef van de heer Klink. Dat is toch niet meer te verantwoorden?
                     Zouden we daar toch niet wat meer eisen aan moeten stellen, zodat we voorkomen dat
                     die fossiele projecten nog decennialang door kunnen gaan?
                  
De voorzitter:
En de vraag is, mevrouw Teunissen? Dit is een interruptie, hè.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Oké, sorry. De vraag is dus: is het niet gewoon verantwoord, aangezien we in 2015
                     al het Akkoord van Parijs hebben ondertekend waarin we zeggen dat 1,5 graad het doel
                     is, om alsnog ...
                  
De voorzitter:
Oké, nu is het goed.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
... in de transitieperiode die 1,5 graadtoets te doen?
De voorzitter:
De heer Klink, ten slotte.
De heer Klink (VVD):
Volgens mij was in het bedrijfsleven breed het gevoel: we nemen het Akkoord van Parijs
                     serieus; we gaan uiteindelijk helemaal die vergroening in en fossiel wordt uitgefaseerd.
                     Alleen, die Glasgowverklaring was ineens iets nieuws wat meer naar voren werd gehaald.
                     Ik vind het goed dat we die ondertekend hebben. Maar als het gaat over ethiek in de
                     markt vind ik het nogal wat om dat zo te zeggen, want het zijn wel landen als Noorwegen
                     die deze verklaring niet hebben ondertekend. En Duitsland heeft die wel ondertekend,
                     maar nog niets gedaan. Om dat soort landen dit allemaal te verwijten, vind ik nogal
                     wat. Ik denk juist dat de Noordwest-Europese landen grote stappen kunnen zetten in
                     de energietransities die er zijn, juist bij de verduurzaming en het uitfaseren van
                     fossiel.
                  
De voorzitter:
Dank. Er is nog een interruptie van de heer Dassen.
De heer Dassen (Volt):
Ik hoor collega Klink vooral verwijzen naar landen als Duitsland, maar er zijn natuurlijk
                     ook landen die vooroplopen, zoals Denemarken en Frankrijk. Zouden dat dan niet de
                     landen moeten zijn waar wij ons aan spiegelen in plaats van de landen waarvan wij
                     weten dat ze net als Nederland de implementatie van het COP26-statement minder goed
                     doen? Ik hoorde de heer Klink ook een paar keer zeggen dat bedrijven het wel mee moeten
                     maken. Ik vraag mij dan serieus af welke bedrijven het niet zouden meemaken als er
                     geen transitieperiode zou zijn. Ik ben heel benieuwd.
                  
De heer Klink (VVD):
Allereerst over die landen. Ik heb natuurlijk meer landen genoemd: Denemarken, het
                     Verenigd Koninkrijk, Zweden, Frankrijk en België. Dat zijn landen die hebben ondertekend
                     en er ook echt werk van hebben gemaakt. Dat zeker. Ik vind het niet echt chic om hier
                     specifieke bedrijven te noemen; dat vind ik niet gepast in een debat in de Kamer.
                     Ik gaf net al tegenover mevrouw Teunissen aan dat aan een businesscase veel meer tijd
                     voorafgaat dan alleen het moment van de daadwerkelijke indiening van de aanvraag.
                     Daarover zal meneer Dassen het met mij eens zijn. Waar het vooral om gaat – daar heb
                     ik net ook wel wat woorden aan gewijd – is dat de beoordeling op de nieuwe manier,
                     als het dus niet meer fossiel is, bijvoorbeeld bij zo'n Atradius veel meer plaatsvindt
                     op basis van toekomstige cashflows. Daarvan weten we de exacte risico's dus nog niet.
                     Het gaat erom dat de overheid, Atradius, dan volop initiatieven steunt.
                  
De heer Dassen (Volt):
Nog kort, voorzitter. De businesscase. Wat we op dit moment zien, is dat er in de
                     wereld een gigantische fossiele reflex is op de hoge prijzen van dit moment. Er worden
                     dus al heel veel extra investeringen in fossiel gedaan, juist omdat er op dit moment
                     gigantische bedragen mee gemoeid zijn en verdiend kunnen worden. Waarom zou er dan
                     nog een transitieperiode nodig zijn waarin de Nederlandse Staat die fossiele projecten
                     ook nog subsidieert?
                  
De heer Klink (VVD):
Dat punt, inderdaad, ja. Wat dat betreft, deel ik de opvatting van het kabinet: de
                     bedrijven die nu actief zijn in fossiel, hebben infrastructuur en activiteiten die
                     straks een sleutelrol kunnen vervullen bij projecten die niet fossiel zijn. Ik ga
                     geen specifieke bedrijven noemen, maar een groot olieconcern, dat vanzelfsprekend
                     heel actief is in fossiel, is ook een gigantische investeerder in niet-fossiele projecten.
                  
De voorzitter:
Prima. Dan is nu het woord aan mevrouw Kröger voor haar inbreng in eerste termijn.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Willen we een kans hebben om de temperatuurstijging tot 1,5
                     graad te beperken, dan moeten we stoppen met fossiele subsidies. Het enige lichtpuntje
                     van de klimaattop in Glasgow was de belofte om te stoppen met exportkredietverzekeringen
                     voor fossiel. En nu, na bijna een jaar treuzelen, blijkt dat het kabinet toch gezwicht
                     is voor de druk van de olie- en gaslobby. Een fossiele reflex. Het resultaat is dat
                     er nu zo veel uitzonderingsclausules in staan dat het de klimaatdoelen dreigt te ondermijnen.
                  
Een aantal vragen. Op 30 november zei de Minister voor Klimaat dat hieronder geen
                     nieuwe projecten zouden kunnen starten die buiten het 1,5 gradenscenario vallen. En
                     nu blijkt dat het kabinet zich niet aan deze uitspraak houdt. Waarom heeft het kabinet
                     de tien fossiele aanvragen die nu dreigen door te gaan, niet getoetst op een 1,5 gradenscenario?
                     Wat GroenLinks betreft, houdt de premier zich aan de belofte die hij deed in Glasgow:
                     actie, actie, actie. Dus geen jaar vertraging en nog 4 miljard naar fossiele steun.
                  
Nederland heeft, op België na, als enige land een uitzondering gemaakt rond leveringszekerheid.
                     De oplossing voor de huidige energie- en klimaatcrisis is een en dezelfde: we moeten
                     een versnelde transitie van fossiel naar hernieuwbaar realiseren. Hoe wordt dan getoetst
                     of een project nodig zou zijn voor de leveringszekerheid? Hoe wordt dat gedefinieerd?
                     Het is een wereldmarkt. Hoe beoordeel je of een project daaraan zou voldoen? Zou het
                     niet veel verstandiger zijn om weer vol in te zetten op die versnelde transitie naar
                     hernieuwbaar? Is dit niet gewoon weer een vrijbrief voor nieuwe fossiele projecten?
                  
Dan de fossiele projecten in de zich ontwikkelende landen. Kan de Staatssecretaris
                     garanderen dat daar geen nieuwe fossiele infrastructuur onder valt?
                  
Dan de elektriciteitsproductie.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger maakt even haar zinnen af. Daarna kunt u een interruptie plegen, meneer
                     Hammelburg.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dat was op dit punt. Sorry. Die zin was klaar.
De heer Hammelburg (D66):
Ik kan het betoog van mevrouw Kröger heel ver volgen, maar ik maak me wel zorgen over
                     de verduurzaming in de ontwikkelingslanden. In Egypte, in Sharm el-Sheikh, hebben
                     de ontwikkelingslanden aangegeven dat zij mee moeten kunnen in deze energietransitie
                     en dat ook zij die verduurzaming moeten kunnen doormaken, maar soms nog wel bepaalde
                     vormen van fossiel nodig hebben om de energiemix te verbeteren. Is mevrouw Kröger
                     het ermee eens dat dit onder stringente voorwaarden en criteria nog wel mogelijk zou
                     moeten zijn als men kan aantonen mee te werken aan het verduurzamen van de energiemix
                     in een ontwikkelingsland voor de komende tien, vijftien jaar, zonder verder de afhankelijkheid
                     te verlengen?
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Op die klimaattop heb ik vooral heel veel mensen gesproken uit verschillende landen
                     die dit aangaat. Zij geven het allemaal aan: dit is het moment waarop we óf worden
                     vastgezet in een nieuwe fossiele lock-in, en dan zitten we nog eindeloos vast aan
                     gas, kolen en olie, óf waarop de keuze wordt gemaakt om te hink-stap-sprongen naar
                     een duurzaam systeem. Ik zou hopen dat wij zowel onze klimaatfinanciering als onze
                     andere instrumenten, en dus ook de exportkredietverzekeringen, inzetten om die hink-stap-sprong
                     te maken. Plus: ik vind het heel moeilijk om te definiëren welke projecten nou voor
                     louter de lokale elektriciteitsmarkt zijn en te bepalen in hoeverre er op dat moment
                     geen verschuiving is die toch ook gaat over de internationale export. In hoeverre
                     kan je dus aantonen dat het echt nodig is?
                  
De heer Hammelburg (D66):
Dan begrijp ik dat ook GroenLinks zegt dat het onder die voorwaarden wel zou moeten
                     kunnen als het een ontwikkelingsland echt verder brengt op de middellange termijn
                     en het juist die verduurzaming teweeg kan brengen. Het wordt bijvoorbeeld lokaal besteed,
                     de criteria zijn heel erg duidelijk en het is niet simpelweg een smoes om weer te
                     kunnen investeren in fossiel ten behoeve van onze eigen markt, van onze eigen leveringszekerheid.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik zou het toch willen omdraaien. Ik denk dat wij «nee, tenzij» zeggen. Maar die «tenzij»
                     kan ik eigenlijk niet invullen. Bij alle voorbeelden die ik de heer Hammelburg hoor
                     geven en die in de stukken staan, zie ik eigenlijk niet om welke categorie het dan
                     zou gaan.
                  
De voorzitter:
Ik geef het voorzitterschap voor even over aan mevrouw Teunissen.
Voorzitter: Teunissen
De voorzitter:
Mevrouw Kröger vervolgt haar betoog, denk ik. Of was u al klaar, mevrouw Kröger?
De heer Amhaouch (CDA):
Ik wil een interruptie plegen, voorzitter.
De voorzitter:
O, excuus. Nou, dan is het niet tijd om het betoog te vervolgen. Het woord is aan
                     de heer Amhaouch.
                  
De heer Amhaouch (CDA):
Ik zie een aantal overeenkomsten, maar ook verschillen met mevrouw Kröger. Wij zijn
                     het volgens mij eens over het uitfaseren. Dan hebben we het over tempo. Mevrouw Kröger
                     geeft aan dat wat er nu ligt, eigenlijk te veel uitzonderingen kent. Daar ben ik het
                     mee eens. Er zitten veel te veel uitzonderingen in. Mijn gedachte zou de volgende
                     zijn. Het IEA geeft aan dat in 2040 de piek van het gasverbruik mondiaal 25% zal zijn,
                     terwijl we nu nog op 20% à 22% zitten. Het gebruik van gas gaat dus mondiaal fors
                     toenemen. Zouden we niet moeten zeggen «we zijn heel strikt met kolen, voor olie maken
                     wij uitzonderingen en gas laten we nog voor een tijd wél gewoon doorgaan» en een aantal
                     uitzonderingen moeten weghalen? Nu is het op alle drie de terreinen «nee, tenzij»,
                     terwijl je bij gas bijvoorbeeld «ja, tenzij» zou moeten zeggen voor een bepaalde periode.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik vind dit een heel zorgelijke gedachtegang. Ik denk dat we niet moeten onderschatten
                     waar we in de tijd staan qua klimaatcrisis. Op dit moment wijst echt alles erop dat
                     we op 2,7 graden afkoersen. We moeten naar 1,5 graad. We moeten de fossiele bronnen
                     die er nog zijn, in de grond houden. We moeten ongelofelijk snel overstappen op een
                     duurzaam systeem. Het hele idee van gas als transitiebrandstof als iets wat je nog
                     zou moeten aanjagen met nieuwe investeringen en heel veel nieuwe winning, is een propositie
                     van de gaslobby. Die hoor ik vaak voorbijkomen, maar ik denk dat die niet te rijmen
                     is met een 1,5 gradenscenario en dat ook het IEA dat aangeeft.
                  
De heer Amhaouch (CDA):
Ik begrijp de zorgen van mevrouw Kröger en die deel ik. Maar ik ben er zeker nog niet
                     van overtuigd dat de lijn die we nu volgen, de snelste is naar die 1,5 graden. Ik
                     zie wat wij in de huidige situatie zelf in Nederland doen. Wij zijn in staat geweest
                     om overal in de wereld lng te halen, in al die landen. Wij zijn in staat geweest om
                     onze kolencentrales aan te zetten. Duitsland en andere landen schakelen kerncentrales
                     af om gas juist op te schalen. Pakistan zei vorige week: beste Westen, jullie kunnen
                     mij wat, de gasprijzen zijn zo hoog dat wij weer terugschakelen op kolen. Is het niet
                     te egoïstisch, en halen we onze doelen dus juist niet, als we een aantal landen niet
                     laten meebewegen, zoals de heer Hammelburg eigenlijk ook zei? Ontwikkelingslanden
                     zullen de transitie moeten maken. Zij gaan de eerste stap maken van kolen naar gas.
                     Dat geeft het IEA ook aan. Dat gaat mondiaal gebeuren.
                  
De voorzitter:
En wat is uw vraag?
De heer Amhaouch (CDA):
Mijn vraag is dan: moet je in de komende periode niet veel redelijker zijn op het
                     gebied van gas? Er worden projecten uitgevoerd. Er zullen nog havens gebouwd worden.
                     Er zullen waterwegen vergroot worden. Er zullen pijpen vervangen worden. Bent u dus
                     niet te streng voor die landen? Wij krijgen het goed voor elkaar en kunnen die transitie
                     snel maken, maar is het niet zo dat we daardoor een beetje een middelvinger opsteken
                     naar ontwikkelingslanden?
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Nederlandse bedrijven financiële steun bieden om een fossiele lock-in te organiseren
                     in landen die vervolgens een afzetmarkt voor Nederland blijven, is egoïstisch. Dat
                     heeft er niets mee te maken dat we die landen tegenhouden of dat wij het allemaal
                     goed voor elkaar hebben. Het gaat er wat mij betreft juist om dat wij deze instrumenten
                     gericht inzetten om die transitie zo snel mogelijk te maken. Dat is wat we zouden
                     moeten doen. Laten we even in herinnering roepen dat een bedrijf als Shell 38 miljard
                     winst heeft gemaakt. Ik zie werkelijk niet waarom wij onze financiële instrumenten
                     om een duurzame transitie aan te jagen moeten gaan inzetten om gaswinning te steunen.
                     Het klopt dat Shell niet op het lijstje staat, maar mijn punt is: zolang fossiel een
                     verdienmodel heeft, financieren ze het zelf maar, maar ons spaarzame geld zou absoluut
                     niet moeten gaan naar fossiele winning.
                  
De voorzitter:
Uw derde interruptie, meneer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Ten eerste: een exportkredietverzekering is geen subsidie, maar een polis, die over
                     de afgelopen tien jaar zelfs gewoon geld heeft opgebracht voor de Staat. Ik zou dat
                     ook graag van de Staatssecretaris willen weten. Mevrouw Kröger kijkt echt door een
                     tunnel. Zij denkt dat wij de enige zijn in de wereld die dit spel spelen. Die ontwikkelingslanden
                     zitten nu misschien nog aan kolen vast. Er is sprake van een mondiale toename van
                     gas. Meent u nu echt dat die ontwikkelingslanden de stap naar gas niet gaan maken
                     als Nederland stopt, bijvoorbeeld als Van Oord niks meer mag? Je ziet in Afrikaanse
                     landen wind en zon, maar ook de transitie naar gas. Ik snap niet waarom wij als beschaafd,
                     fatsoenlijk land niet zouden kunnen helpen, maar dan wel binnen een bepaalde periode.
                     Mijn vraag begon ook met: hebben we in deze fase niet veel te veel uitzonderingen
                     en zou je voor gas niet een wat langere termijn moeten pakken om die transitie volledig
                     te steunen?
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik bestrijd het beeld dat Nederland in zijn eentje klimaatbeleid voert. Gelukkig is
                     dat niet het geval en doen we dat met een heleboel landen samen. Daarvoor hebben we
                     het Parijsakkoord getekend. Gelukkig staan er ook meer landen onder de Glasgowverklaring.
                     Ik denk dat het, juist omdat wij historisch gezien een grote bron van CO2-uitstoot zijn, ongelofelijk belangrijk is dat wij onze verantwoordelijkheid nemen.
                     De steun – ik zei niet: subsidies – die wij organiseren voor transities zou in volle
                     vaart duurzaam moeten zijn. We zouden niet het egoïsme moeten hebben om allemaal landen
                     richting gas te krijgen en een voortgaand verdienmodel voor de fossiele industrie
                     te organiseren.
                  
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil een aantal voorbeelden geven van hoe het verschrikkelijk mis kan
                     gaan. Global Witness publiceerde een rapport over het vliegveld dat gebouwd is bij
                     Manilla. 700 gezinnen zijn daar zonder pardon hun huis uitgezet. Aan de helft werd
                     een nieuw onderkomen beloofd, maar slechts zes gezinnen kregen dat tot nu toe. Mensen
                     hebben geen werk meer en zien hun hele leven instorten. Hoe kan het dat Boskalis hiervoor
                     een ekv van het Nederlandse kabinet heeft gekregen? En hoe valt dit onder maatschappelijk
                     verantwoord ondernemen? Omdat er zoveel vragen zijn over of deze vergunning in dit
                     geval überhaupt uitgegeven had mogen worden, wil ik de Minister vragen om opdracht
                     te geven voor een onafhankelijk onderzoek naar het besluitvormingsproces rondom de
                     toekenning van deze ekv aan Boskalis voor de New Manila International Airport, en
                     naar de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van ADSB en Boskalis.
                  
Ook in Mozambique is het vreselijk misgegaan bij een lng-project. Uit onderzoek van
                     Proximities blijkt dat Atradius niet de kennis in huis had om een goeie inschatting
                     te maken van het uitgeven van die ekv en dat het de veiligheidssituatie niet goed
                     heeft ingeschat. Op het moment dat die vergunning werd verleend, waren er al berichten
                     over onrust in de regio. Was deze situatie ook al bekend bij het ministerie op het
                     moment van toezegging van die ekv? En is de Minister het met mij eens dat deze verzekering
                     eigenlijk gewoon moet worden teruggetrokken en dat er moet worden ingezet op het compenseren
                     van de geleden schade?
                  
Tot slot, voorzitter, aansluitend bij het punt dat de Partij voor de Dieren maakte.
                     Just energy transition is een essentieel onderdeel van de COP26-verklaring, maar ontbreekt
                     volledig in het Nederlandse beleid. Het beleid richt zich op de kansen voor het Nederlandse
                     bedrijfsleven. Er ontbreekt een visie op hoe we gaan zorgen dat de transitie ook positieve
                     effecten gaat hebben op ontwikkelingslanden, maar dat is cruciaal. Ik vraag de Minister
                     dus graag om hierover een concrete paragraaf op te nemen in het beleid en het beleid
                     op het punt van een eerlijke transitie aan te scherpen.
                  
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Dank, mevrouw Kröger. Ik zie een interruptie van de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Ik dacht: ik doe mijn interruptie even op het einde. Als ik het allemaal goed beluisterd
                     heb, heeft mevrouw Kröger liever dat de situatie in Afrikaanse landen zo blijft en
                     dat er kolen gebruikt worden dan dat er een transitie gemaakt wordt naar het gebruik
                     van gas, hoewel dat tot minder CO2-uitstoot leidt. Ook vindt zij dat Nederlandse bedrijven geen stappen zouden mogen
                     zetten om havens te ontwikkelen zodat de bedrijven in die ontwikkelingslanden beter
                     ontsloten kunnen worden.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De VVD daagt mij hiermee uit om ongeveer mijn hele bijdrage opnieuw te doen, maar
                     dat zal ik niet doen. Nee, wat ons betreft is het op dit moment in de tijd, als je
                     ziet wat er moet gebeuren in een serieus 1,5 gradenscenario ... We leven in 2023 en
                     hebben zeer kort de tijd om de transitie te maken. Het is dan onverantwoord om nu
                     nog nieuwe investeringen in fossiele winning en fossiele infrastructuur te doen. Je
                     wilt juist zorgen dat je hink-stap-springt en versneld de transitie maakt naar duurzame
                     energie. Dan wil je allerlei ontwikkelingslanden juist niet vastzetten in een fossiele
                     lock-in.
                  
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we naar Hammelburg voor zijn inbreng in de eerste termijn.
De heer Hammelburg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Tot mijn grote geluk en blijdschap begin ik met te constateren
                     dat echt een ruime meerderheid in de Kamer inmiddels ook inziet dat het klimaat in
                     rap tempo aan het veranderen is. Als wij op dit moment, vandaag de dag, niet ingrijpen,
                     hebben volgende generaties, zo niet deze generatie al, een gigantisch probleem. Dat
                     vraagt om heel snelle actie, die in Glasgow is genomen. We zeggen heel duidelijk:
                     overheden gaan geen steun meer verlenen aan de fossiele industrie, juist om de klimaatverandering
                     te remmen en tegen te gaan. Nederland heeft de verklaring gelukkig ondertekend. Daarin
                     wordt ook duidelijk gezegd: voor eind 2022 moet duidelijk zijn hoe bijvoorbeeld Nederland
                     aan de bak gaat. Het is inmiddels bijna maart en de eerste contouren zijn duidelijk,
                     maar er zitten ook nog heel veel onduidelijkheden in dit beleid, waarover ik ontzettend
                     veel vragen heb, om precies te zijn drie.
                  
De eerste gaat over het transitiejaar. Waarom nog deze tien projecten? Kunnen de Minister
                     en de Staatssecretaris helder maken waarom we nog voor 3,9 miljard aan fossiele steun
                     geven terwijl we eigenlijk hadden afgesproken dat niet meer te doen? Daar moet dan
                     wel een heel goede reden voor zijn, die ik tot nu toe nog steeds niet heb gehoord.
                  
Voorzitter. Dan de leveringszekerheid. Sprekers voor mij hebben al gezegd – mevrouw
                     Teunissen verwoordde het heel mooi – dat investeringen in fossiel voor onze eigen
                     leveringszekerheid niets zeggen over de leveringszekerheid voor morgen of volgend
                     jaar. De inzet op leveringszekerheid begrijp ik op zich wel. Als de inval van de Russen
                     in Oekraïne ons iets heeft laten zien, is dat hoe ontzettend afhankelijk wij zijn
                     van de gasproductie in Rusland, hoewel gelukkig nu niet meer, en andere buitenlandse
                     mogendheden. Die wil je helemaal niet. Bovendien wil je die transitie heel snel maken.
                     Maar morgen en volgend jaar hebben we daar niets aan. Die crisis speelt nu. Volgens
                     mij is de gedachte over de leveringszekerheid geboren uit de oorlog in Oekraïne. Mijn
                     vraag aan de Staatssecretaris is dan ook: wat kunnen we nu nog zeggen over de leveringszekerheid?
                     Heeft de Staatssecretaris dat zo opgenomen in het beleid omdat hij voorziet dat we
                     over vijftien jaar in de problemen komen met onze leveringszekerheid? Dat zou namelijk
                     in strijd zijn met onze ambities, onze hoop en ook het beleid van dit kabinet, namelijk
                     dat wij heel snel overgaan op een duurzame energievoorziening, waarin we over tien
                     of vijftien jaar überhaupt geen fossiel meer nodig hebben. Dat lijkt dus ontzettend
                     tegenstrijdig.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Mijn interruptie gaat over die 3,9 miljard voor de tien fossiele projecten komend
                     jaar. De Minister voor Klimaat heeft op 30 november heel duidelijk gezegd dat er geen
                     nieuwe projecten zouden kunnen starten die niet binnen de 1,5 graden vallen. Is D66
                     het met mij eens dat deze tien projecten zeer rap getoetst moeten worden op een 1,5
                     gradenscenario?
                  
De heer Hammelburg (D66):
Ik blijf bij mijn voorlopige vraag en anders kom ik daar nog wel op terug. Ik wil
                     weten wat de redenen zijn om door te gaan met die tien projecten. We hebben die afspraak
                     inderdaad gemaakt. Het moet gewoon binnen de lijn van 1,5 graad zijn. Als dat niet
                     zo is, vraag ik om de argumentatie en de redenen daarvoor. Of ze nou juridisch zijn
                     of wat dan ook: ik wil ze gewoon graag horen van de Staatssecretaris. Daarna ga ik
                     me beraden op wat ik daarvan vind, zeg ik tegen mevrouw Kröger.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik neem aan dat hij het wel eens is met de uitspraak van de Minister voor Klimaat
                     dat er geen nieuwe projecten mogen starten die niet binnen de 1,5 graden vallen.
                  
De heer Hammelburg (D66):
De uitspraak was: op het moment dat het beleid ingaat, mag dat niet meer het geval
                     zijn. Je kunt bakkeleien over wanneer dat beleid ingaat. Je zou kunnen zeggen: dat
                     gaat volgend jaar in. Daarom vroeg ik ook waarom het zo lang heeft geduurd en waarom
                     we nu, bijna maart 2023, nog discussiëren over wanneer het beleid nou precies ingaat
                     en hoe het nou zit met die tien projecten. Volgens mij heb ik daarover vele vragen
                     gesteld. Ik kijk uit naar de beantwoording van de Staatssecretaris.
                  
Voorzitter ...
De voorzitter:
Ik weet dat u snel verder wilt, maar ik zie nog een interruptie van mevrouw Teunissen.
                     Dit is de laatste interruptie van mevrouw Teunissen.
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik zal het heel kort houden. De Minister voor Klimaat en Energie zei dat het nog niet
                     duidelijk is of die projecten binnen het 1,5 gradendoel blijven. Is de heer Hammelburg
                     het in ieder geval met mij eens dat we een toets moeten doen op die tien projecten?
                  
De heer Hammelburg (D66):
Ik wil weten wanneer de Staatssecretaris acht dat het volledige Glasgowbeleid, om
                     het maar even zo te zeggen, namelijk de vergroening en de stop van fossiele steun
                     vanuit ekv's, officieel ingaat. Het kabinet zegt nu dat we in een transitiejaar zitten
                     en het beleid volgend jaar pas echt ingaat. Ik vind daar wat van. Dat heb ik net gezegd.
                     Daar wil ik dus tekst en uitleg bij. We kunnen inderdaad ook de vraag stellen of die
                     tien projecten wel of niet voldoen aan die 1,5 graad. Dat is precies waar ik me ook
                     zorgen over maak.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder, meneer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Voorzitter. In alle eerlijkheid ben ik wat gevoeliger voor de uitzondering voor ontwikkelingslanden.
                     Ik doe ook Ontwikkelingssamenwerking en spreek daarom heel veel mensen in heel veel
                     ontwikkelingslanden die zeggen: «We hebben nu überhaupt geen energievoorziening. We
                     leven nog in armoede. We willen ook graag op het net worden aangesloten. We willen
                     ontwikkeling. Jullie kunnen lekker makkelijk praten, want bij jullie brandt het licht
                     altijd, maar bij ons nog niet.» Zij zijn vaak nog afhankelijk van bepaalde vormen
                     van fossiel. Ik heb dat natuurlijk liever niet. Ik heb liever dat we gewoon met onze
                     instrumenten en onze ekv's vergroenen, en dat we zeggen: wij gaan hoe dan ook investeren
                     in duurzaamheid in ontwikkelingslanden. Ik vraag de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking:
                     welke instrumenten worden nu ontwikkeld om dat te doen? Ik vraag de Staatssecretaris:
                     hoe worden ekv's ingezet om die groene instrumenten te bevorderen, in plaats van op
                     fossiel te focussen?
                  
Ik wil alleen akkoord gaan met een uitzondering voor ontwikkelingslanden als er ook
                     een duidelijke toets komt, waardoor we aan de hand van een aantal criteria kunnen
                     zeggen: het past inderdaad binnen Glasgow. Het moet ertoe leiden dat de gehele energiemix
                     van een land verbetert, met een heel helder tijdpad en zonder de fossiele afhankelijkheid
                     te verlengen met een investering waar die ekv onder valt. Ik wil dus graag de garantie
                     van de Staatssecretaris dat het binnen de 1,5 graad blijft, dat het op de korte termijn
                     helpt met het verduurzamen van de energiemix van een land en dat er een duidelijk
                     plan komt voor de afbouw van het project waarvoor de ekv wordt uitgegeven.
                  
De heer Dassen (Volt):
Hierover heb ik dadelijk ook een vraag aan de Staatssecretaris, maar ik ben ook wel
                     benieuwd hoe meneer Hammelburg ernaar kijkt. Zo'n uitzondering kan ook als excuus
                     worden gebruikt om de transitie juist niet te maken en ervoor te zorgen dat ontwikkelingslanden
                     hiervan afhankelijk blijven. Het Verenigd Koninkrijk heeft een bepaling opgenomen
                     dat er heel grondig geanalyseerd moet worden of zo'n project schadelijk kan zijn voor
                     de noodzakelijke transitie naar groen. Is de heer Hammelburg het met mij eens dat
                     er minimaal een grondige analyse gedaan moet worden om te voorkomen dat je die transitie
                     in de weg gaat staan?
                  
De heer Hammelburg (D66):
Volgens mij is dat precies wat ik net met andere woorden zei. Het viel ook precies
                     binnen de drie criteria die ik hier stelde. Ja, zeg ik tegen meneer Dassen, dit is
                     precies wat ik bedoel. Het moet inderdaad leiden tot een verbetering, zodat we niet
                     alleen in Nederland die slag in de energietransitie maken maar we andere landen daarin
                     ook helpen, in plaats van dat we ze tegenwerken of ze in het donker laten zitten,
                     want daar vind ik ook wel wat van. We moeten inderdaad samenwerken en juist daarop
                     inzetten. Vandaar ook de vraag aan de Minister en de Staatssecretaris.
                  
Voorzitter, ik rond af. De twee uitzonderingen zijn de leveringszekerheid en de uitzondering
                     voor ontwikkelingslanden. Ik wil eigenlijk nog graag een brief van het kabinet over
                     de criteria die ik net benoemde, of overige criteria die het kabinet nog klaar heeft
                     liggen. Met andere woorden, hoe weten we nu zeker dat het niet gewoon een loophole
                     is, een kiertje, een achterdeur die openstaat om alsnog gewoon lekker te kunnen investeren
                     in fossiel vanuit de overheid? Daar wil ik een garantie op. Ik wil een hele heldere
                     brief waarin beide criteria zijn uitgewerkt, inclusief de vraag van de heer Dassen,
                     om te bezien wat die twee uitzonderingsgronden nou precies betekenen. Anders wordt
                     het voor mij wel heel erg lastig. We moeten gewoon zeker weten dat het beleid waterdicht
                     is en dat we niet weer een loophole creëren voor fossiele investeringen die ervoor
                     zullen zorgen dat de aarde opwarmt ver boven de 1,5 graad, want dat kunnen we ons
                     simpelweg niet permitteren.
                  
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Dassen voor de inbreng in de eerste termijn namens
                     Volt.
                  
De heer Dassen (Volt):
Dank, voorzitter. Ondanks de woorden «actie, actie, actie» duurde het een hele tijd
                     voordat Nederland ook onder de verklaring van de COP26 in Glasgow ging. Daarin werd
                     gesteld dat er moet worden gestopt met het garantstaan voor fossiele projecten. Ondanks
                     de druk en vooral ook de noodzaak om beleid in lijn te brengen met de 1,5 graad van
                     Parijs schuift het kabinet in onze optiek de noodzakelijke actie toch weer vooruit,
                     terwijl alle rapporten duidelijk zijn: om binnen die 1,5 graad te blijven, moeten
                     we stoppen met investeren in en garantstellen voor fossiele projecten en moeten we
                     de transitie naar groen zo snel mogelijk maken.
                  
Voorzitter. Wat is dan nu precies de reden dat het kabinet toch nog kiest voor een
                     transitiejaar? Nieuwe projecten worden namelijk voor tientallen jaren neergezet. We
                     hebben niet meer de luxe om op die manier naar fossiel te kijken. Deze transitieperiode
                     is een hypotheek op de toekomst en we weten dat we die hypotheek niet meer terug kunnen
                     betalen. We lezen over de bouw van een nieuw drijvend productieplatform. Hoe kan de
                     Staatssecretaris dat rijmen met het in lijn brengen met de 1,5 graad? Ik ben benieuwd
                     hoeveel aanvragen er zijn ingediend voor dit soort projecten in de periode tussen
                     het moment van de COP26 en 31 december 2022. Hoe is dat relatief gezien, in vergelijking
                     met andere jaren?
                  
Voorzitter. Er is nog veel onduidelijkheid over de uitzonderingen. Waarom worden er
                     uitzonderingen gemaakt? Welke zijn er op dit moment? Hoe werken die uitzonderingen?
                     Vallen bijvoorbeeld nieuwe projecten die in 2023 worden gefinancierd, in 2024 alsnog
                     onder de uitzonderingen omdat het dan om bestaande infrastructuur gaat? Kan de Minister
                     bijvoorbeeld toezeggen dat alle projecten die pas na 2023 worden neergezet ook niet
                     meer in aanmerking komen voor uitzonderingen?
                  
Over een andere uitzonderingsgrond hadden we net een kort interruptiedebat: als er
                     geen energiealternatieven beschikbaar zijn in lage-inkomenslanden. Het VK heeft ook
                     deze uitzondering, maar heeft daaraan toegevoegd dat er een gedetailleerde analyse
                     moet worden gedaan om uit te sluiten dat de uitzondering de transitie naar groen niet
                     in de weg staat. Het ontbreken hiervan kan ervoor zorgen dat dit als excuus kan worden
                     gebruikt om de transitie niet te maken. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat deze
                     uitzonderingen er zijn? Kan hij garanderen dat er ook dit soort grondige analyses
                     aan ten grondslag liggen?
                  
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Klink, of toch niet? De heer Hammelburg heeft geen
                     interrupties meer. Hij heeft er al vier gehad. Gaat u verder, meneer Dassen.
                  
De heer Dassen (Volt):
Voorzitter. In Denemarken wordt de exportkredietverzekering voornamelijk ingezet voor
                     duurzame investeringen, bijvoorbeeld in windenergie. Het kabinet is daar ook op aan
                     het inzetten, al is me nog niet duidelijk hoe dat er precies uit gaat zien. Hoe ontwikkelt
                     het aandeel groen zich ten aanzien van fossiel? Wat zijn de verwachtingen voor de
                     komende jaren? Wanneer is het aandeel groen flink gestegen en zetten we fossiel op
                     nul? Wat zijn de voornaamste belemmeringen voor het verlenen van groene exportkredietverzekeringen?
                     Welke veranderingen moeten worden doorgevoerd om groene projecten te stimuleren? Is
                     er op dit moment ook voldoende kennis aanwezig om dat te kunnen doen? Aansluitend
                     daaraan ben ik heel erg benieuwd hoe lokale initiatieven daaraan worden gekoppeld.
                  
Voorzitter. Er is ook veel klimaatwinst te halen in landen in ontwikkeling, maar financiering
                     rondkrijgen is daar natuurlijk moeilijk. Zo horen we dat Europese bedrijven de financiering
                     niet rond kunnen krijgen voor bijvoorbeeld een samenwerkingsproject tussen landen
                     in zuidelijk Afrika om gezamenlijk elektrische auto's te ontwikkelen in Zuid-Afrika
                     met behulp van groene stroom uit Namibië en kobalt uit Congo, dat gedeeltelijk wordt
                     geraffineerd in Zambia. Er zijn voor dit soort projecten ook ekv's beschikbaar. Hoe
                     zouden die daarvoor kunnen worden gebruikt?
                  
Voorzitter. Dinsdag hebben we met het kabinet een discussie gehad over het belang
                     van het meenemen van de Global South. Minister Hoekstra gaf aan dat onze aanwezigheid
                     belangrijk is voor het verbeteren van de relatie met hen en dat we ons meer moeten
                     bezighouden met de belangen van die landen zelf. Kan de Minister reflecteren op hoe
                     de ekv daaraan kan bijdragen? Ziet zij ook risico's die de ekv kan vormen voor onze
                     relatie met de Global South wanneer zij te eenzijdig onze eigen belangen gebruiken?
                  
Dank u wel.
De heer Klink (VVD):
De heer Dassen stipte Denemarken aan. Ik was benieuwd wat de heer Dassen vindt van
                     de aanpak van andere Scandinavische landen. Noorwegen en Zweden hebben echt een Team
                     Sweden-aanpak, waarbij de Zweedse versies van Atradius, RvO, Invest-NL en de ministeries
                     van Buitenlandse Zaken, van Economische Zaken en van Financiën veel integraler kijken
                     naar aanpakken en aanvragen op dit terrein. Zou Nederland dat wat u betreft ook moeten
                     doen of moeten we het maar laten zoals het nu is?
                  
De heer Dassen (Volt):
Ik ben niet helemaal bekend met de Team Sweden-aanpak, maar het lijkt mij heel goed
                     om integraal naar vraagstukken te kijken. In dat opzicht denk ik dat ik dat helemaal
                     zou toejuichen.
                  
De voorzitter:
Ik draag nu even het voorzitterschap over aan mevrouw Teunissen, zodat ik een eigen
                     interruptie kan plegen.
                  
Voorzitter: Teunissen
De voorzitter:
Ja, gaat uw gang, meneer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
De heer Dassen benoemde in het sluitstuk van zijn inbreng een belangrijk thema, namelijk
                     wat dit beleid en de handelwijze van Nederland doen met de andere landen, ook geopolitiek
                     gezien. Dat vind ik juist een hele belangrijke. Ik begrijp ook de vraag die de collega
                     stelde over de 1,5 graad, want dat is de doelstelling, maar er spelen hier meerdere
                     belangen. Die meerdere belangen gelden inderdaad ook in de geopolitieke relaties die
                     we hebben. Ze gelden ook voor ons bedrijfsleven en ook voor het verdienvermogen van
                     die opkomende landen. De vraag aan de heer Dassen is even of we het beleid dat er
                     nu ligt en dat nog wat nat is – het is nog niet helemaal droog – eens onafhankelijk
                     zouden moeten doornemen. Ik bedoel daarmee dat we er iemand op zetten die een beleidsdoorlichting
                     doet op deze belangrijke punten om te zien hoe de effecten uitwerken. Dan kunnen we
                     inderdaad kijken naar de effecten van de 1,5 graad, de effecten op ons bedrijfsleven
                     en de impact van andere landen. Dan hebben we volgens mij een heldere kijk op wat
                     ons dit gaat brengen, want dit is een vrij technisch verhaal met uitzondering op uitzondering.
                  
De heer Dassen (Volt):
Ik weet niet of ik de heer Amhaouch helemaal goed begrijp. Het klinkt voor mij heel
                     erg verdragend. Ik stel de vraag ook in het kader van de geopolitieke situatie, juist
                     omdat heel veel projecten waarvoor we de afgelopen jaren garant hebben gestaan, ervoor
                     hebben gezorgd dat wij ontzettend veel grondstoffen, geld en ontwikkeling hebben onttrokken
                     aan landen in Afrika en de rest van de wereld. Dat zorgt ervoor dat er nu ook naar
                     ons wordt gekeken van: ja, jullie kunnen ons wat; hoe kunnen we jullie vertrouwen?
                     Dat zei Minister Hoekstra afgelopen week ook in het debat over Oekraïne. Ik weet dus
                     niet zo goed wat voor analyse er dan moet gebeuren, maar wel belangrijk is dat als
                     wij gaan investeren in groen, men daar ook lokaal van gaat profiteren. Daarom stelde
                     ik die vraag ook. Dan krijgen we een eerlijkere relatie en is er ook economische ontwikkeling
                     mogelijk. Wij moeten niet, zoals in Mozambique, grondstoffen onttrekken, waarmee we
                     de hele regio overhoop schoppen, er mensenrechtenschendingen zijn en het milieu beschadigd
                     raakt. Ik zou er dus voor willen pleiten dat we deze kans aangrijpen om, juist in
                     de geopolitieke context, goed na te denken over hoe we tot een eerlijkere relatie
                     kunnen komen waarbij beide kanten profiteren.
                  
De voorzitter:
U had geen interruptie meer, meneer Amhaouch. Was de heer Dassen al klaar met zijn
                     betoog? Ja? Dank u wel, heer Dassen. Dan geef ik het woord aan de heer Amhaouch van
                     het CDA voor de inbreng in de eerste termijn.
                  
De heer Amhaouch (CDA):
Dank, dank, voorzitter. Een strenge voorzitter!
Voorzitter. We hebben het vandaag over de exportkredietverzekeringen, een belangrijk
                     instrument voor de Nederlandse bedrijven om onze exportpositie te waarborgen en te
                     versterken. Ik wil het vandaag over drie zaken hebben. Eén. Dient de ekv het Nederlandse
                     industrie- en exportbeleid? Twee. Doen we in het licht van deze transitie van leveringszekerheid
                     ook de goede dingen? Drie. Sluit het ekv-instrument nog aan bij de toekomst?
                  
Voor het eerste punt ga ik een stap terug in de tijd, want los van de groene discussie
                     die nu speelt, is de ekv altijd een verlengstuk geweest van het Nederlandse export-
                     en industriebeleid. Kan de Staatssecretaris reflecteren op het ekv-instrument in de
                     periode voor de COP26? Wat ging toen goed en wat ging minder goed? Liep het instrumentarium
                     in de pas met de doelstellingen van het Nederlandse industrie- c.q. exportbeleid?
                     Was het concurrerend genoeg binnen het Europese speelveld, maar bijvoorbeeld ook ten
                     opzichte van andere landen die mondiaal heel actief zijn, zoals Japan en Zuid-Korea?
                     Wat is er nu nodig om de industrie en de export hiermee in lijn te brengen en concurrerend
                     te maken? Deze reflectie is voor het CDA belangrijk, omdat wij voor een sterke Nederlandse
                     maakindustrie zijn; daar hoort een goed exportinstrumentarium bij.
                  
Voorzitter. Ten tweede wil ik het hebben over de periode na de COP26-verklaring, die
                     we in november 2021 hebben getekend. In februari 2022 brak de oorlog in Oekraïne uit,
                     die onze afhankelijkheid van gas heeft uitvergroot. De afgelopen jaren hebben we in
                     de EU in het kader van Fit for 55 en de Green Deal discussie gevoerd over de vraag:
                     wat is groen? Als je op COP26 reflecteert met die tijdlijn in gedachten, is wat we
                     nu doen dan het goede volgens de Staatssecretaris en de Minister? Daarbij heb ik twee
                     vragen. Is het niet logischer om de uitfasering van fossiele brandstoffen, die ook
                     gradaties kent – kolen zijn slecht, olie is minder slecht en gas is beter – op een
                     andere manier te temporiseren? Dat sluit aan bij wat er in Europa speelt op het gebied
                     van gas en kernenergie, namelijk dat zij nog groen zijn: gas tot 2035 en kernenergie
                     tot 2045. Want in de komende jaren gaan fossiele projecten mondiaal onvermijdelijk
                     door. Ik heb net in het debatje dat we hadden ook aangegeven dat het IEA voorspelt
                     dat gas tot 2040 nog doorstijgt naar 25% van de wereldwijde energie.
                  
Is het wenselijk als andere landen die de COP26 hebben ondertekend of een lossere
                     interpretatie aanhouden, projecten oppakken die we eigenlijk duurzamer en verantwoorder
                     kunnen doen? Met name op het gebied van methaanuitstoot bij gaswinningen is Nederland
                     heel erg sterk ten opzichte van andere landen. We hebben in het kader van de Nederlandse
                     en Europese leveringszekerheid ook een eigen belang; zie ook de uitzondering van prioritaire
                     projecten. Maar hoe beoordeelt de Staatssecretaris dan de tweeledigheid dat bedrijven
                     geen ekv krijgen om fossiele projecten, lees gas, in Afrika te doen, maar dat zij
                     in het kader van de leveringszekerheid in potentie wel gas en lng van Afrika gaan
                     afnemen? Is dat niet een beetje hypocriet?
                  
Voorzitter. Dan het derde punt: hoe gaan we dan wél de juiste dingen doen? De vraag
                     is of het ekv-instrument toereikend is voor het bereiken van de transitie door duurzame
                     en innovatieve Nederlandse technologieën. We horen veel signalen dat de risicobeoordeling
                     door Atradius DSB te conservatief is en dat het instrumentarium te beperkt is om competitief
                     te kunnen blijven. Is de export van onze duurzame technologie volgens de Staatssecretaris
                     niet juist iets wat we moeten stimuleren, ook om in het internationale speelveld tegenwicht
                     te kunnen bieden aan landen als China en Japan, die de COP26-verklaringen niet hebben
                     geïmplementeerd? Graag hoor ik hoe de Staatssecretaris hiertegen aankijkt en of hij
                     bereid is te kijken naar het groener en competitiever maken van het ekv-handelsinstrumentarium,
                     bijvoorbeeld met langere terugbetalingstermijnen, flexibele aflossingen, lagere aanbetalingen
                     of competitieve premies, en ga zo maar door. Is de Staatssecretaris in gesprek met
                     sectoren, bijvoorbeeld de maritieme industrie of de techindustrie, over de risico's
                     waar zij mee te maken hebben en over wat zij nog nodig hebben voor een gelijk speelveld?
                  
Voorzitter. Ik rond af. Ik heb bij het voorliggende beleid een beetje gemengde gevoelens:
                     de richting is goed, maar ik vraag me af of we in de huidige context de juiste dingen
                     doen. Ik vraag de Staatssecretaris dan ook of hij openstaat voor een onafhankelijke
                     beleidsdoorlichting op de korte termijn, zodat we de impact op verschillende belangrijke
                     deelgebieden helder krijgen. Dat kan over 1,5 graad gaan, maar ook over de impact
                     op ons verdienvermogen, over het toekomstig verdienvermogen van opkomende landen en
                     over de vraag of wij geopolitiek de juiste keuzes maken. Volgens mij kan het stuk
                     daar alleen maar beter van worden.
                  
De voorzitter:
Dank aan de heer Amhaouch. Dat was precies binnen de tijd. Ik zie dat er nog een interruptie
                     is van de heer Klink, van de VVD.
                  
De heer Klink (VVD):
Ik had er nog één volgens mij. Hoe kijkt de heer Amhaouch aan tegen OESO-landen die
                     de verklaring nog niet hebben ondertekend of tegen andere landen die de verklaring
                     wel hebben ondertekend, maar die nog niet met beleid zijn gekomen? Wat vindt hij daarvan?
                     En wat zou Nederland moeten doen met die constatering?
                  
De heer Amhaouch (CDA):
De heer Klink heeft het over OESO-landen, maar ik zou dichter bij huis willen blijven.
                     Alleen al binnen Europa zijn er verschillende situaties in landen die de COP26-verklaring
                     ondertekend hebben. Volgens mij heb ik net zelf al het voorbeeld gegeven van Duitsland
                     en Italië, die beide hebben ondertekend, maar daar nog totaal geen invulling aan hebben
                     gegeven. Duitsland heeft het beleid om kerncentrales dicht te gooien en gaat dus wereldwijd
                     op zoek naar gas. Italië is, net als Nederland, sterk in de offshore en gaat gewoon
                     projecten aanpakken. Ik vind het dus wel een probleem als wij met z'n allen Parijs
                     ondertekenen, maar wij vervolgens binnen Europa – ik heb het dan nog niet eens over
                     de rest van de wereld – al een verschillend speelveld krijgen. Dat is wel een groot
                     probleem. Ik vraag hier dan ook aan de Minister of dit ook besproken wordt. In Europa
                     sluiten we gezamenlijk, met z'n allen, handelsverdragen, maar bij een instrumentarium
                     zoals dit gaat iedereen toch zijn eigen gang. Dan is het toch: what's in it for me?
                  
De voorzitter:
Dank. We zijn aan het eind gekomen van de eerste termijn van de Kamer. Ik geef het
                     voorzitterschap weer terug aan de heer Amhaouch.
                  
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Dan schors ik de vergadering tot 14.45 uur en dan ga we daarna verder met de eerste
                     termijn van het kabinet.
                  
De vergadering wordt van 14.18 uur tot 14.50 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag. Welkom bij de vaste commissie voor Financiën. We gaan verder met het
                     commissiedebat Exportkredietverzekeringen/Handelsinstrumentarium. We zijn aangekomen
                     bij de eerste termijn van het kabinet. Aanwezig zijn de Staatssecretaris van Financiën
                     en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ik geef de Staatssecretaris
                     van Financiën als eerste het woord.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Dank u wel, voorzitter. Verschillende sprekers hebben gevraagd naar de uitwerking
                     van de COP26-verklaring. Daarom zou ik daarop eerst willen ingaan. Dan wil ik ingaan
                     op een aantal specifieke vragen over onder meer het project in Mozambique, de Filipijnen
                     en het mvo-beleid in relatie tot ekv en daarna op overige zaken.
                  
Het is meer dan een jaar geleden dat het kabinet in Glasgow de COP26-verklaring ondertekende.
                     In de brief aan de Kamer van 8 november 2021, u wel bekend, schreef het toenmalige
                     demissionaire kabinet de internationale overheidssteun aan de fossiele energiesector
                     voor eind 2022 te willen beëindigen, maar het gaf daarbij wel aan dat de deadline
                     van eind 2022 ambitieus was en dat dit jaar benut zou worden om met de betrokken sectoren,
                     de ngo's en het bedrijfsleven tot een zorgvuldige implementatie te komen. Uw Kamer
                     is vorig jaar meerdere malen geïnformeerd over de voortgang van dat proces. We zijn
                     niet over één nacht ijs gegaan. Ik besef heel goed dat het misschien voor de een te
                     snel en voor de ander te langzaam gaat, om daarmee te beginnen. Maar over het einddoel
                     zijn we het wel allemaal eens. In de COP26-verklaring is dat zo ook heel duidelijk
                     geformuleerd.
                  
Ik kom dan maar meteen op de brief van 3 november, waarin we het beleid op basis van
                     al die consultaties uiteengezet hebben. Helemaal onderaan pagina 1 van die brief staat:
                     «Ondertekening van de COP26-verklaring betekent tegelijkertijd beëindiging van nieuwe
                     ekv-steun aan de fossiele energiesector per 1 januari 2023, behoudens beperkte en
                     duidelijk gedefinieerde uitzonderingen die in lijn zijn met de 1,5 gradendoelstelling.»
                     Wat dat betreft, is er eenheid van kabinetsbeleid. In de vergadering van 30 november
                     heeft de heer Jetten daar natuurlijk ook iets over gezegd, maar die weergave is eigenlijk
                     precies zoals die in deze brief is bedoeld. Ik kom straks nog op de meer specifieke
                     vragen die daarover gesteld zijn: wat betekent die uitzondering dan, waarom is voor
                     de transitie gekozen van een jaar en hoeveel projectaanvragen zijn voor wat betreft
                     de fossiele sector ingediend? Het is echt onze bedoeling, ons uitgangspunt, om recht
                     te doen aan de klimaatdoelen en de COP26-verklaring en om daar een serieus vervolg
                     aan te geven, zoals in de brief is uiteengezet.
                  
Er zijn tien aanvragen ingediend voor fossiele projecten. In de antwoorden op de Kamervragen
                     zijn we daar vrij uitgebreid op ingegaan. Die zijn u wat laat geworden. In totaal
                     gaat het daarbij inderdaad om 3,9 miljard. Een van de aanvragen betreft een transactie
                     gerelateerd aan het downstreamdeel van de waardeketen en valt daarmee buiten de reikwijdte
                     van de COP26. Over één aanvraag is momenteel te weinig informatie bekend om te kunnen
                     bepalen aan welk gedeelte van de waardeketen de transactie is gerelateerd. De overige
                     acht hebben we ook weergegeven. In ieder geval één ervan betreft de levering van vaartuigen
                     voor bestaande offshore olie- en gasinfrastructuur. Die valt onder de uitzonderingen
                     van het COP26-beleid en zou dus ook na de transitieperiode in aanmerking komen voor
                     ekv-dekking. Dat is zo, omdat het specifieke voertuigen betreft ten behoeve van de
                     ondersteunende diensten voor de bestaande fossiele infrastructuur. Voor alle andere,
                     die natuurlijk goed bekeken gaan worden, geldt eigenlijk het citaat uit de brief van
                     3 november jongstleden, dat ik bewust heb aangehaald. Om nog helemaal exact te zijn:
                     van die acht aanvragen zijn er twee gerelateerd aan het midstreamdeel van de waardeketen.
                     Daarvoor zijn nog geen dekkingstoezeggingen gedaan, laat staan polissen verstrekt.
                     Voor zes gevallen zijn wel dekkingstoezeggingen gedaan. Dat hebben we ook uitgelegd.
                     Daarbij gaat het in totaal om 8,4 miljoen. Drie van die dekkingstoezeggingen betreffen
                     transacties gerelateerd aan een project in het downstreamdeel van de fossiele waardeketen.
                     Dat is waar we nu staan. Die aanvragen zijn dus voor het einde van vorig jaar ingediend.
                  
U vroeg waarom er dan een transitietermijn van één jaar is. Nou, aan de ene kant speelt
                     daarbij mee dat de COP26 plaatsvond in november 2021. Het bedrijfsleven moest zich
                     daar natuurlijk op instellen. Dit zijn projecten met een langere looptijd. Het tweede
                     is dat wij rekenschap hebben gegeven van in totaal drie moties die door een meerderheid
                     van de Kamer zijn aangenomen. Dat betreft de motie-Hammelburg c.s. over de vergroening
                     en het hele beleid rondom ekv en groene dekking – daar kom ik zo op terug – maar er
                     is ook de motie-Heinen c.s., die heel nadrukkelijk op het level playing field heeft
                     gewezen. Zoals verschillende sprekers hebben gezegd, is het juist dat de COP26 26
                     landen betreft. Helaas hebben niet alle EU-lidstaten de COP26-verklaring getekend,
                     maar we zien ook dat een aantal van de landen die de COP26-verklaring wel hebben getekend,
                     beleid hebben ontwikkeld, zoals wij. Andere hebben dat nog niet gedaan. Duitsland
                     en Italië zijn genoemd. Voor ons zijn dat niet onbelangrijke landen. Daarentegen heeft
                     België dat gelukkig wel gedaan. België is natuurlijk een belangrijk land voor ons.
                     Het is niet alleen een buurland, maar ook een land dat op het gebied van export, zeker
                     op het gebied van de maritieme sector, een type bedrijvigheid heeft dat concurrerend
                     is. Ik heb daar zelf meerdere malen over gesproken met de Minister van Financiën van
                     België, die dit in zijn portefeuille heeft. Er is ook heel goed ambtelijk overleg
                     geweest. Dat geldt zeker niet alleen voor België, maar ook voor de andere landen.
                     Er zijn natuurlijk landen die beleid hebben ontwikkeld. Om er een paar te noemen:
                     het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Finland, en buiten de EU ook Canada.
                  
Wat toch het meest ingewikkeld blijft, is dat een aantal landen buiten de EU de COP26-verklaring
                     niet hebben getekend. Dat zijn landen die ook door u zijn genoemd: China, Korea en
                     Japan. Wij blijven natuurlijk ons uiterste best doen om meer landen achter de COP26
                     te krijgen. Wij luisteren heel goed naar wat de ngo's op dit punt brengen. Daar komen
                     we straks op terug, als we het over de specifieke projecten en over het mvo-beleid
                     hebben. Het is dus én bedrijfsleven én ngo's.
                  
We zijn ons bewust van de concurrentiepositie van de exporteurs. Aan de andere kant:
                     de gesprekken ... U noemde dat ook al. U spreekt natuurlijk ook met ngo's en met het
                     bedrijfsleven. Het bedrijfsleven heeft natuurlijk ook allemaal heel goede ideeën,
                     met name om de vergroening aanzienlijk te versnellen.
                  
De voorzitter:
Maakt u dit blokje af? Ik zie dat er leden zijn die willen interrumperen.
Staatssecretaris Van Rij:
Dit is mijn algemene inleiding en daarna wil ik nog op wat concrete punten ingaan.
                     Maar het is prima als vragen worden gesteld.
                  
De voorzitter:
Maak eerst de inleiding even af, en dan gaan we naar de vragen.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja. Nou, ik wilde met name wijzen op de brief van 3 november, pagina 5 onderaan, op
                     de zes onder «Verdere vergroening ekv-instrumentarium». Wat in gang gezet is, is de
                     verruiming van de definitie van «exporteur». Dat is de eerste maatregel. De tweede
                     is de flexibilisering van het CIRR-loket – Commercial Interest Reference Rate – en
                     de derde is het proactief opzetten van kredietlijnen. Maar ook die andere drie komen.
                     Om er maar een van de drie uit te halen: de restwaardegaranties voor groene kapitaalgoederen.
                     Als je groene schepen maakt – dat is echt een nieuw product – en die wilt exporteren,
                     dan zal de afnemer ... Want ja, wie kan iets zinnigs zeggen over het restwaarderisico
                     van een groen schip? Daar is immers geen trackrecord van. Dat daarbij extra garanties
                     gegeven moeten worden om die export te kunnen bevorderen, ook in de vorm van een ekv:
                     daar gaan we heel serieus naar kijken. Dus dit soort signalen pakken we ook echt op
                     om juist die vergroening een extra injectie te geven.
                  
Voorzitter. Dat was mijn inleiding over COP26.
De heer Hammelburg (D66):
Ik hoor de Staatssecretaris heel duidelijk zeggen dat ook voor het transitiejaar is
                     gekozen omdat een aantal voor de Nederlandse exportmarkt concurrerende landen óf beleid
                     nog niet hebben uitgewerkt óf ook een transitieperiode hebben ingevoerd. De Staatssecretaris
                     noemt specifiek de maritieme sector. In dit verhaal is het toch wel echt belangrijk
                     om te benoemen dat België een echt concurrerend land is op deze markt. Nou is België
                     inderdaad wel een land dat ook beleid heeft uitgewerkt. Naar mijn weten is de transitieperiode
                     bij de Belgen zes maanden en niet twaalf maanden. Waarom heeft Nederland, dit kabinet,
                     dan toch gekozen voor twaalf in plaats van zes maanden, terwijl we gelijk zouden kunnen
                     optrekken met de Belgen?
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Wat de Belgen hebben gedaan, hebben we niet een-op-een gecopy-pastet. De Belgen hebben
                     eigenlijk voor een andere vorm gekozen. In het Belgische beleid zijn veel meer uitzonderingen
                     mogelijk. Zij zeggen wel: zes maanden. Wij vonden het belangrijk om dat ene jaar ook
                     echt dat ene jaar te laten zijn. De uitzonderingen die bij ons gelden, sluiten ook
                     echt aan bij REPowerEU of het internationale beleid. Ik treed wat te veel in detail,
                     maar we kunnen dit wel delen met de Kamer. Nou zeg ik het een beetje onparlementair,
                     maar daarmee wil ik de Belgische regeling niet tenietdoen, want zij handelen wel helemaal
                     in de geest van. Bij de Belgische regeling geldt eigenlijk: als je een projectaanvraag
                     doet en toch goed kunt beargumenteren dat ... Daar kozen wij liever niet voor. Wij
                     zetten liever de norm stevig neer, en dat is dan de regel in plaats van de uitzondering
                     de regel laten bevestigen.
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De Staatssecretaris had het over het zorgvuldig afbouwen van fossiele-exportsteun.
                     Hij noemde een aantal van de projecten en zei verder dat die nog goed bekeken gaan
                     worden. Aangezien we dat zorgvuldig moeten doen, is het toch ook goed om al te toetsen
                     of die projecten voldoen aan de 1,5 gradendoelstelling? En zo niet, dan moeten we
                     een nieuwe afweging maken in het kader van een mogelijke transitie. Is de Staatssecretaris
                     het met de Partij voor de Dieren eens dat we in ieder geval in het kader van dat afbouwen
                     moeten toetsen of projecten nog voldoen aan de 1,5 gradendoelstelling?
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Ik blijf gewoon bij de tekst van de brief van 3 november, waaruit ik zojuist geciteerd
                     heb. Dat is echt het kabinetsbeleid. Dat zegt dus echt: afbouw per 1 januari 2023
                     – nou, dat staat – behoudens beperkte en duidelijk gedefinieerde uitzonderingen die
                     in lijn zijn met de 1,5 gradendoelstelling. Punt.
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ja, precies, maar mijn vraag is aanvullend. Inderdaad, als we uitgaan van het regeringsbeleid,
                     moeten alle projecten in lijn zijn met de 1,5 graad na 2023. Maar ik heb het nu over
                     de fossiele projecten die de Staatssecretaris net heeft opgenoemd en waarvan hij zegt:
                     daar gaan we goed naar kijken. Het lijkt mij dan logisch dat we in het kader van de
                     afbouw dan ook gaan toetsen of die projecten aan die 1,5 graad voldoen of niet.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Ik ben juist vrij specifiek ingegaan op wat er op dit moment aan aanvragen ligt: tien.
                     Je kan ze ook niet helemaal over één kam scheren. Daarvan zijn er al sowieso twee
                     die onder de uitzonderingen vallen. We gaan het echt van geval tot geval bekijken.
                     We zullen daar natuurlijk volstrekt transparant over zijn. We hebben ook bewust voor
                     het transitiejaar gekozen om een stuk zekerheid te geven, ook aan het bedrijfsleven
                     en – daar wil gewoon heel helder over zijn – ook als het om fossiele projecten gaat
                     die gewoon voldoen aan de voorwaarden van dat transitiejaar. De keuze is geweest om
                     dat tot een jaar te beperken, maar dan wel die zekerheid te geven. Nou, misschien
                     zijn we daarin wat rechtlijniger dan andere landen, zoals we zojuist hebben besproken.
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De Staatssecretaris zegt: we gaan die tien projecten van geval tot geval bekijken.
                     Kan hij dan ook toezeggen dat hij van geval tot geval op die 1,5 graad gaat toetsen?
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Ik ga dat niet toezeggen zoals dat gevraagd wordt door mevrouw Teunissen. Ik blijf
                     gewoon bij de brief. Ik heb uitgelegd waarom we voor dat ene jaar gekozen hebben voor
                     de transitie. We gaan daar heel zorgvuldig mee om, van project tot project. En dat
                     is het. Ik ga hier niet toezeggen dat wij een 1,5 gradentoets gaan uitvoeren op de
                     projecten die voor 1 januari jongstleden zijn ingediend en die wij in 2023 in behandeling
                     gaan nemen. We volgen gewoon de normale procedure, dus: dekkingstoezegging eventueel
                     gevolgd door een polis.
                  
De voorzitter:
Een interruptie van meneer Klink, en daarna van mevrouw Kröger.
De heer Klink (VVD):
Voorzitter, mevrouw Kröger heeft op dit punt nog een vraag. Ik ben tegenover haar
                     heel collegiaal: zij mag wel even voor.
                  
De voorzitter:
Zo kennen we u, meneer Klink. Mevrouw Kröger voor een interruptie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik vind dit antwoord van de Staatssecretaris echt bijzonder onbevredigend aangezien
                     de Minister voor Klimaat gewoon tegen de Kamer heeft gezegd dat heel kritisch zal
                     worden bekeken of die projecten – het ging om de projecten in het transitiejaar –
                     nog passen binnen het 1,5 gradenscenario. Dus dat is een toezegging. Mijn vraag is
                     dus: hoe gaat bekeken worden of deze projecten passen binnen het 1,5 gradenscenario?
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Ik zie daar helemaal geen licht tussen. Mij wordt gevraagd of het kabinet wil toezeggen
                     dat er een toets komt. Dat we dat gaat doen voor dit type, in deze transitiefase,
                     staat niet in de brief van 3 november, en dat is ook niet door Minister Jetten gezegd.
                     Ik heb gezegd dat we daar heel zorgvuldig naar gaan kijken. Ik heb ook de tien projecten
                     genoemd, en daar wil ik het bij laten. Daar zit geen licht tussen. Ja, mevrouw Kröger
                     probeert het natuurlijk, en dat is haar goed recht, voorzitter, want zij denkt daar
                     anders over, net als mevrouw Teunissen. Mevrouw Teunissen wil de ekv bij voorkeur
                     al helemaal afgeschaft hebben. Quod non. Dat mag. En mevrouw Kröger wil helemaal geen
                     transitiefase. Alleen, wij kiezen daar wel voor.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Het is een beetje flauw dat de Staatssecretaris nu lekker de aanval kiest. Dat mag,
                     en dat is dan weer zijn goed recht, maar de Minister voor Klimaat, die verantwoordelijk
                     is voor het klimaatbeleid, zegt ons toe dat heel kritisch zal worden bekeken of projecten
                     passen binnen de 1,5 graad. Ik vraag de Minister hoe dat dan gaat gebeuren. En dan
                     is het antwoord «we gaan het kritisch bekijken» of «we gaan het zorgvuldig doen» niet
                     genoeg. Mijn vraag is: hoe? Mevrouw Teunissen vraagt om een toets. Nou, de Staatssecretaris
                     zegt: nee, geen toets. Maar hoe dan wel? Hoe gaat bekeken worden of deze projecten
                     passen binnen de 1,5 graad? Want dat is de toezegging aan deze Kamer.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Namens het kabinet blijf ik gewoon bij de brief van 3 november. Dat heeft de heer
                     Jetten ook gedaan. Over de verschillende projecten en het vervolg daarvan komen wij
                     echt nog wel met de Kamer te spreken. Ik heb gezegd dat wij die zorgvuldig zullen
                     behandelen. De heer Jetten heeft gezegd dat we daar kritisch naar zullen kijken. Nou,
                     ik heb duidelijk aangegeven waarom wij voor die transitietermijn hebben gekozen. Daar
                     komen we nog met de Kamer verder over te spreken.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dit is gewoon op geen enkele manier een antwoord. De Staatssecretaris zegt net tegen
                     mevrouw Teunissen dat geen additionele procedure gevolgd gaat worden voor deze tien
                     projecten en dat gewoon de normale procedure gevolgd wordt. De Minister heeft gezegd:
                     er zal heel kritisch bekeken worden hoe deze projecten vallen binnen het 1,5 gradenscenario.
                     De Staatssecretaris hoeft dat niet nu voor mij op te lepelen, maar dan wil ik wel
                     nog voordat deze projecten gehonoreerd worden en een volgende fase ingaan, op schrift
                     hebben hoe wordt vormgegeven aan dat kritisch bekijken of dat past binnen 1,5 graden,
                     zodat dat voor mij als Kamerlid en voor ons als Kamer duidelijk is.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Ik probeer juist altijd duidelijke antwoorden te geven. Ik denk dat de brief van 3 november
                     plus de antwoorden die wij gegeven hebben op 21 februari, wat dat betreft gewoon heel
                     duidelijk zijn. Ik begrijp dat mevrouw Kröger in dezen volhardend is, maar nogmaals:
                     de tien projecten waarvoor de aanvragen zijn ingediend, zullen in behandeling worden
                     genomen en daar komen wij op terug. Daarbij zal rekening gehouden worden met wat de
                     brief van 3 november daarover zegt. De heer Jetten heeft niet iets anders gezegd dan
                     het kabinet in de brief van 3 november.
                  
De heer Klink (VVD):
Zo zie je maar dat er in de Kamer verschillende geluiden zijn. Ik ben juist wel voor
                     het behoud van de ekv en voor een goede transitieperiode. Mijn vraag gaat over punt
                     3 op pagina 6, waar de Staatssecretaris al naar verwees: restwaardegaranties voor
                     groene kapitaalgoederen. Misschien komt de Staatssecretaris daar nog op terug, maar
                     in mijn bijdrage vroeg ik ook naar de beoordeling op basis van toekomstige cashflows.
                     Bij Atradius gaat het niet zozeer over de projecten van het mkb, maar vooral over
                     die van het grotere bedrijfsleven. Is dat bij Atradius voldoende in positie om ook
                     meer met risico te doen? Krijgen zij daarvoor voldoende comfort van het Ministerie
                     van Financiën? Uiteindelijk hebt u een positie om daar iets van te vinden.
                  
De voorzitter:
We zitten eigenlijk nog bij de inleiding. Ik weet niet of deze vraag bij de inleiding
                     past. Anders komt die dadelijk terug.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, die komt zo terug.
De voorzitter:
Dan telt dit gewoon als één interruptie en dan geven we de Staatssecretaris dadelijk
                     de gelegenheid om daarop te antwoorden. Dan geef ik het woord aan de heer Dassen voor
                     een interruptie. We zijn nog steeds bij het blokje inleiding. De heer Dassen.
                  
De heer Dassen (Volt):
Ik wil graag toch nog even doorgaan op wat mijn collega's net vroegen, want zo blijft
                     wel onduidelijk wat de Staatssecretaris nu precies gaat doen. Er wordt aangegeven:
                     behoudens beperkte en duidelijk gedefinieerde uitzonderingen die in lijn zijn met
                     de 1,5 gradendoelstelling. De vraag die meer partijen in de Kamer hebben, is: hóe
                     gaat dat nu getoetst worden? De Staatssecretaris geeft in zijn antwoord eigenlijk
                     geen antwoord op deze vraag, want hij zegt: wij gaan daar kritisch naar kijken. Maar
                     dat is niet wat wij vragen. Wij willen namelijk weten hóe de Staatssecretaris dat
                     gaat doen. Als hij dat antwoord nu nog niet heeft, wat ik helemaal kan begrijpen,
                     dan is dat oké, maar mijn collega, mevrouw Kröger, vraagt of de Staatssecretaris dan
                     kan toezeggen dat aan de Kamer nog voordat deze projecten worden goedgekeurd, zal
                     worden meegedeeld hoe deze toets gaat plaatsvinden.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Kijk, we hebben sowieso ook met het internationaal beleid te maken van het Internationaal
                     Energieagentschap. Wat ik zal doen, is in een brief vastleggen welk kader wij zullen
                     hanteren bij de beoordeling van die projecten. Een dergelijke brief wil ik wel toezeggen
                     om daar wat meer duidelijkheid over te geven. De brief kan wat mij betreft vrij snel
                     naar de Kamer gestuurd worden.
                  
De voorzitter:
Dank. Dan noteren we die. De heer Dassen, u houdt een vingertje half omhoog, omlaag ...
                     Zegt u het maar.
                  
De heer Dassen (Volt):
Ja, sorry, voorzitter. Het is fijn dat de Staatssecretaris daarin meebeweegt. Als
                     ik de toezegging goed begrijp, is het kader om binnen die 1,5 graad te blijven en
                     zullen wij die brief ontvangen voordat goedkeuring wordt gegeven aan die verschillende
                     projecten.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Nee, voorzitter. Mij is gevraagd: wat is het beleid in dit transitiejaar ten aanzien
                     van de fossiele projecten? Daarop heb ik gezegd: de brief van 3 november. Daarop is
                     een aanvullende vraag gekomen: dat vinden wij onduidelijk; wij willen eigenlijk uw
                     afwegingskader weten. Ik heb verwezen naar de brief van 3 november. Wat dat afwegingskader
                     is, zullen we uitwerken in een nadere brief. Dat blijft dus in lijn met datgene wat
                     geschreven is onderaan pagina 1 van die brief.
                  
De voorzitter:
Dan geef ik nu even het voorzitterschap over aan mevrouw Teunissen zodat ik zelf een
                     interruptie kan plegen.
                  
Voorzitter: Teunissen
De voorzitter:
Gaat u uw gang. Meneer Amhaouch, CDA.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank. Ik heb een vraag aan de Staatssecretaris over de inleiding. De COP26-verklaring
                     is getekend in november 2021. Sinds februari 2022 ziet de wereld er toch wel een beetje
                     anders uit. Ik denk aan ons eigen handelen en het handelen van Europa. Wij hebben
                     zelf de wereld afgestruind voor gas. En het eind is nog niet in zicht. De vraag is
                     wat de motivatie is van het kabinet om zowel bij kolen en olie als bij gas voor dezelfde
                     transitieperiode te kiezen. Waarom kiezen wij in de context die ik net geschetst heb,
                     bij alle drie voor een transitieperiode van één jaar?
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Dat heb ik eigenlijk in de inleiding al aangegeven. Nederland heeft de COP26-verklaring
                     getekend. Uiteraard is de wereld na die COP26-verklaring veranderd. Daar zijn ook
                     een aantal vragen over gesteld. Ten aanzien van de leveringszekerheid is er natuurlijk
                     ook sprake van, laten we zeggen, een bijzondere beleidslijn. ADSB zal kijken of zo'n
                     project bijvoorbeeld past in het REPowerEU-plan. Dat REPowerEU-plan is er gekomen
                     na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne en de energiecrisis. Dat was niet te voorzien
                     toen in Glasgow de COP26-verklaring werd getekend. De EU heeft verschillende Projects
                     of Common Interest en Projects of Mutual Interest geïdentificeerd, meer in het bijzonder
                     in annex 3 van dat plan. Daarin staat ook omschreven welke additionele investeringen
                     in de gasinfrastructuur nodig zijn voor leveringszekerheid. We hebben onze ogen dus
                     echt niet gesloten voor de nieuwe realiteit. Daar sluiten wij dus bij aan. Case by
                     case zal ADSB in samenwerking met ministeries op basis van REPowerEU toetsen of aanvragen
                     binnen die kaders passen.
                  
De heer Amhaouch (CDA):
Misschien dan in het verlengde van deze vraag: wat kan niet meer op het gebied van
                     gas als deze transitieperiode van één jaar is afgelopen? Wat vervalt dan in het kader
                     van leveringszekerheid en andere zaken?
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Daar is natuurlijk ook nog ... Maar dat is ook in de brief van 3 november vastgelegd.
                     Daar kom ik straks nog uitgebreid op terug. Dat betrof vragen van de heer Hammelburg
                     over wat je nu wel en niet richting ontwikkelingslanden kan doen. Ook daarbij sluiten
                     wij onze ogen niet voor de realiteit. Maar er is niet sprake van een degradatie van
                     fossiel, want dat is niet in lijn met de analyses die zijn uitgevoerd door het International
                     Energy Agency en het VN-klimaatpanel. Het IEA heeft in zijn scenario's wel degelijk
                     rekening gehouden met een tempo van afbouw. Wij blijven dicht bij de afspraken die
                     op dat punt internationaal zijn gemaakt. En dat blijkt dus ook. Ik heb net het voorbeeld
                     gegeven van het REPowerEU-plan. Maar dat geldt ook als het gaat om ontwikkelingslanden
                     in specifieke situaties.
                  
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
De Staatssecretaris vervolgt zijn beantwoording.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter. Als het goed is, zou ik verder willen gaan met een aantal specifieke vragen
                     die gesteld zijn op het punt van de COP26. Over Duitsland hebben we het al gehad.
                     Duitsland doet wel mee met de «Export Finance for Future»-summit. Het Duitse kabinet
                     is nog niet zover om het beleid vast te leggen, maar men streeft daar wel degelijk
                     naar, zoals ook op de laatste vergadering is gebleken. Door meerdere bewindslieden
                     en ook ambtelijk is dat van de Duitse kant gehoord.
                  
Voorzitter: Teunissen
De heer Klink (VVD):
Ik weet niet of daarmee het kopje Duitsland is afgehandeld. Als dat niet zo is, dan
                     wacht ik nog even.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
U heeft gevraagd op welke manier Nederland nog aanpassingen wil doorvoeren door nieuw
                     Duits beleid op dit terrein. Bedoelt u dat?
                  
De heer Klink (VVD):
Dat heb ik gevraagd. U geeft daarin nu een beetje inzicht, maar dit komt op mij nog
                     als heel vrijblijvend over. Er wordt wel wat over gesproken: dat komt op mij nog niet
                     over als dat Duitsland nu ook echt beleid wil gaan maken, fossiel wil gaan uitfaseren
                     en hetzelfde als Nederland wil acteren.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Ik kan natuurlijk niet in de boezem van het Duitse kabinet kijken. Wij hebben hierover
                     gesprekken, onder meer met Minister Habeck. Hij maakt onderdeel uit van de groep van
                     negen. Hij is trouwens ook op de «Export Finance for Future»-summit geweest. Hij heeft
                     zeer grote interesse voor het Nederlandse beleid getoond, maar dat is dus nog niet
                     vastgelegd in een Duits document. Hij was daar zeer van gecharmeerd, maar daarover
                     is nog geen kabinetsstandpunt ingenomen. Althans, dat is ons nog niet geworden. Wij
                     gaan dat beleid natuurlijk periodiek evalueren. De Minister wil daar straks misschien
                     ook nog wel even zelf op ingaan, want zij heeft natuurlijk regelmatig overleg met
                     de Duitse collega's. De inzet van het kabinet richting Duitsland is duidelijk. Wij
                     willen met Duitsland net als met België het liefst een gelijke implementatie hebben
                     en geen verschillen. Duitsland is niet alleen een belangrijk buurland, maar net als
                     België, weliswaar in iets minder mate, ook een concurrerend land.
                  
Voorzitter. De VVD heeft gevraagd of het transitiepad aangepast zal worden als andere
                     landen die de COP26-verklaring hebben ondertekend, niet met nieuw beleid komen en
                     fossiel niet gaan uitfaseren. Het kabinet hecht net als de VVD zowel aan een bijdrage
                     aan de klimaatdoelen als aan een eerlijk speelveld voor de exporteurs. Onze eerste
                     inzet is er dus op gericht om zo veel mogelijk andere landen ertoe te bewegen de steun
                     aan de fossiele-energiesector te beëindigen. Daarmee zijn beide doelen het beste gediend.
                     Maar zoals al eerder aangegeven, zal het kabinet daarnaast het COP26-beleid periodiek
                     evalueren en daarbij zowel ontwikkelingen in de klimaatwetenschap als het internationale
                     speelveld betrekken. Ik ben net iets uitgebreider op de Duitse situatie ingegaan.
                     Het transitiepad is niet ingesteld vanuit het perspectief van een eerlijk speelveld,
                     maar meer vanuit zorgvuldigheid richting de Nederlandse exporteurs. Zoals ik net heb
                     uitgelegd, is het een tijdelijke maatregel, voor één jaar. In een verlenging is niet
                     voorzien.
                  
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Hammelburg een interruptie wil plegen.
De heer Hammelburg (D66):
Een verlenging is niet voorzien. De Staatssecretaris geeft helder aan dat het gelijke
                     speelveld geen voorwaarde was voor het instellen van dat transitiejaar. Ik zoek hier
                     toch echt wel een toezegging. Als er regelmatig geëvalueerd wordt, kan dat level playing
                     field geen reden meer zijn om de doelstellingen terug te rollen van het beleid dat
                     is afgesproken op de COP26 in Glasgow. We willen volgend jaar geen discussie in de
                     Kamer voeren over een backroll als we onder het mom van een level playing field toch
                     weer publieke steun geven aan fossiele bedrijven middels ekv's. Ik wil daar toch wel
                     echt een harde uitspraak over.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Wat betreft het level playing field gaat het natuurlijk niet alleen over fossiel,
                     maar vooral ook om wat andere landen doen, landen grenzend aan Nederland, maar ook
                     daarbuiten. Wij voeren natuurlijk ook gewoon een motie van de Kamer uit. Ik heb al
                     aangegeven wat het beleid is ten aanzien van fossiel. Er is een transitiejaar. Als
                     wij in de loop van dit jaar aanvragen gaan krijgen voor nieuwe – dat onderscheid maak
                     ik ook nog wel even – fossiele projecten, dan komen die niet meer voor ekv-dekking
                     in aanmerking na dat transitiejaar. Alleen die tien aanvragen nemen wij in behandeling.
                     Voor de bestaande fossiele projecten kan natuurlijk altijd een aanvraag worden gedaan
                     als blijkt dat het in het kader van de 1,5% een verbetering zou inhouden van een bestaand
                     project, zoals we ook in de brief van 3 november hebben beschreven.
                  
De heer Klink (VVD):
Dan gaat het toch weer over dit onderwerp. Voor mij is het soms ook onduidelijk, maar
                     de Staatssecretaris gaf het net zelf ook wel aan: de Kamer heeft met de aangenomen
                     motie-Heinen het kabinet verzocht om een gelijk speelveld te behouden. Het gaat inderdaad
                     niet alleen om fossiel, maar ook om de toekomstige aanpak voor de beoordeling van
                     nieuwe ekv-aanvragen. Ik zou als reactie op de heer Hammelburg bijna zeggen: de Staatssecretaris
                     zegt ook echt toe dat het gelijke speelveld steeds juist wel wordt meegenomen in de
                     nieuwe manier van beoordelen. Er wordt dus ook bekeken wat de omringende landen doen.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Ik heb aangegeven: die motie-Heinen is inderdaad breder. Een level playing field omvat
                     ook de vraag: wat ga je doen met de ontwikkeling van het nieuwe beleid? Natuurlijk
                     moet je dat de komende jaren blijven volgen. Fossiel is een, laten we zeggen, chapiter
                     apart. Daarover ben ik volgens mij vrij duidelijk geweest, in ieder geval over de
                     periode na 1 januari 2023, voor zover het om aanvragen voor nieuwe projecten zou gaan.
                     Ik ben ook duidelijk geweest over de tien projecten waarvoor de aanvraag is ingediend.
                     Ik heb daaraan voor de volledigheid nog toegevoegd: ten aanzien van bestaande fossiele
                     projecten kan eventueel wel een ekv-dekking worden gegeven als dat leidt tot een verbetering,
                     vanuit klimaatoogpunt, van de 1,5%. Dat staat ook in de brief. In de antwoorden heb
                     ik dat ook aangegeven.
                  
Goed, voorzitter ...
De voorzitter:
Excuses, ik zie nog een interruptie van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik hoop dat het kabinet het consequent heeft over de doelstelling van 1,5 gráden temperatuurstijging.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, ja, ja. Sorry.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Die doelstelling wordt nu de hele tijd genoemd: projecten moeten daaraan voldoen en
                     daarbinnen passen. Net hadden we een interruptiedebat over de tien projecten in het
                     transitiejaar en hoe de Staatssecretaris dan gaat checken en zeker weet dat ze passen
                     binnen de 1,5 gradendoelstelling. Maar ik vraag ook wat voor dit kabinet de procedure
                     is om te garanderen dat andere projecten passen binnen die 1,5 gradendoelstelling.
                     Welk instrumentarium wordt daarvoor ontwikkeld?
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Dat heb ik aangegeven voor de bestaande projecten, die een veel langere looptijd hebben.
                     In de brief hebben we een aantal voorbeelden gegeven waar je dan aan moet denken.
                     Verder zal dat met name vraaggericht zijn. Wij kunnen het niet al overzien in alle
                     opzichten. Maar ja, de norm ten aanzien van de 1,5 graden is duidelijk, zoals ook
                     in de brief is toegezegd.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Toch een punt van orde aan de voorzitter, nu de bewindspersoon echt geen antwoord
                     geeft. Ik vraag gewoon om het instrumentarium. Dat is een best duidelijke vraag. Ik
                     begrijp dat de Staatssecretaris nu niet meteen een antwoord heeft, maar er worden
                     allemaal beloftes gedaan. Kan hij dan aan mij als Kamerlid in ieder geval schetsen
                     met welk instrumentarium wordt getoetst of projecten voldoen?
                  
De voorzitter:
Volgens mij, mevrouw Kröger, is dit een herhaling van zetten. De heer Dassen is er
                     na mevrouw Teunissen en uzelf nog een keer op doorgegaan.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
En er is een toezegging gedaan.
De voorzitter:
Ja, er is een toezegging gedaan over een brief. We kunnen wel in rondjes blijven draaien,
                     maar uw interrupties gaan daaraan op. U heeft er al vier gebruikt en bent nu dus eigenlijk
                     door alle vier heen. Ik wil iedereen er dadelijk nog best eentje extra geven, maar
                     de heer Dassen heeft al een toezegging gekregen. Anders blijven we ook in rondjes
                     draaien. Dan nu een interruptie van mevrouw Teunissen.
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Volgens mij ging die toezegging over die tien projecten. De vraag van mevrouw Kröger
                     was echt anders, namelijk over het instrumentarium dat wordt ontwikkeld om in het
                     vervolg, dus na de transitiefase, te checken of die aanvragen inderdaad voldoen aan
                     1,5 graad.
                  
De voorzitter:
En uw vraag is?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Mijn vraag is of de Staatssecretaris die vraag alsnog kan beantwoorden, want die is
                     echt anders dan de vraag waarop de heer Dassen een toezegging kreeg.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Dan begrijp ik de vraag waarschijnlijk niet goed. Als het na deze transitieperiode
                     om nieuwe aanvragen voor fossiele projecten gaat, dan zal daar geen ekv-dekking voor
                     zijn. Ik begrijp dus niet waarom we daarvoor een instrumentarium zouden moeten hebben.
                  
De voorzitter:
Oké, de Staatssecretaris zet zijn betoog voort.
Staatssecretaris Van Rij:
Dan is er nog een vraag gesteld door de VVD: kan het kabinet inzichtelijk maken welke
                     projecten de komende twee, drie jaar schade oplopen door dit nieuwe beleid? Het zal
                     lastig zijn om precies aan te geven welke projecten schade oplopen. Veel bedrijven,
                     ook in de offshoresector, zijn zelf al bezig met de omslag en voeren steeds vaker
                     groene in plaats van fossiele projecten uit. Binnen de ekv zien we ook al een groot
                     aantal groene transacties. Dat neemt toe ten opzichte van fossiel. Uiteraard kunnen
                     we in de evaluatie van het COP26-beleid wel concrete signalen van exporteurs meenemen,
                     bijvoorbeeld als zij concurrentie zouden ervaren van andere COP26-ondertekenaars.
                  
Voorzitter. Dan de vraag van GroenLinks: is het niet veel verstandiger om vol in te
                     zetten op de versnelde transitie naar hernieuwbaar, en is het beleid niet gewoon een
                     vrijbrief voor nieuwe fossiele projecten? Ik denk dat we daar voor dit moment voldoende
                     over gedialogeerd hebben.
                  
Dan een andere vraag van GroenLinks over fossiele projecten in ontwikkelingslanden:
                     kunt u garanderen dat daar geen nieuwe fossiele infrastructuur onder valt? Zoals zojuist
                     gezegd, sluit het nieuwe ekv-beleid investeringen in nieuwe fossiele infrastructuur
                     in principe uit. Hier gaat het om de ontwikkelingslanden. Wel kan bepaalde nieuwe
                     infrastructuur onder uitzonderingen vallen. Dat gaat dan, onder strikte voorwaarden,
                     met name om de elektriciteitsproductie in lage-inkomenslanden met extreme energiearmoede.
                     Daarnaast heb ik al antwoorden gegeven op eerdere vragen over de Europese prioritaire
                     projecten, maar hier ging het met name over de ontwikkelingslanden.
                  
Voorzitter, als ik kijk naar de andere vragen, denk ik dat ik het gedeelte over COP26
                     voor dit moment beantwoord heb.
                  
Voorzitter: Teunissen
De voorzitter:
Voordat u doorgaat, is het woord aan de heer Amhaouch voor een interruptie.
De heer Amhaouch (CDA):
Toch even over die ontwikkelingslanden. De 1,5 graden worden elke keer benoemd en
                     zijn belangrijk. Tegelijkertijd staat de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
                     ook voor de SDG's. Gelukkig zegt de Staatssecretaris: als lage-inkomenslanden gas
                     nodig hebben voor hun elektriciteitsproductie, dan doen we dat. Wat gaat er veranderen
                     na de transitieperiode? Of blijft dat voorlopig zo? Want die landen zijn voorlopig
                     nog niet van het gas af, of die zoeken nog naar energie. Dat is mijn vraag over de
                     situatie na 2023.
                  
Ten tweede. Stel dat Nederlandse bedrijven zich willen inschrijven en geen dekking
                     krijgen voor een Nederlandse ekv, kunnen ze zich dan laten dekken bij andere Europese
                     verzekeraars?
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Dat zijn natuurlijk allemaal goeie vragen, net als de vragen die de heer Hammelburg
                     van D66 stelde. Hij vroeg ook nog of het kabinet een brief zou sturen met garanties
                     over de criteria voor leveringszekerheid en de uitzondering voor ontwikkelingslanden.
                     Ik wil eigenlijk met een aparte brief komen over de ontwikkelingslanden en de leveringszekerheid.
                     Daarin wil ik ook ingaan op de vraag wat de ekv kan doen op de inzet voor windmolenparken
                     en recycling van afval, naast de alternatieven. Op dit moment zitten deze landen vaak
                     in een uitzonderlijk slechte situatie als het gaat om de energievoorziening. We komen
                     gewoon met een aparte brief daarover, zeg ik zowel tegen de heer Hammelburg als tegen
                     u.
                  
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Is het goed als de heer Klink en de heer Hammelburg ingaan op deze brief, meneer Dassen,
                     of wilt u eerst?
                  
De heer Dassen (Volt):
Ik wil ook doorgaan op deze brief, omdat het ook een beetje aansluit op de vraag die
                     daarvoor nog werd beantwoord, namelijk of in die brief meegenomen kan worden ... De
                     Staatssecretaris geeft net richting mevrouw Kröger aan dat er een uitzondering is
                     voor lage-inkomenslanden met veel energiearmoede. Ik heb nog gevraagd hoe je voorkomt
                     dat dit als argument, of eigenlijk als excuus, gebruikt gaat worden om toch fossiele
                     infrastructuren en projecten aan te leggen. Dat voorkomt juist de transitie naar duurzame
                     energie in die landen. In het Verenigd Koninkrijk hebben ze bijvoorbeeld gezegd: dat
                     kan alleen maar als er een grondige analyse gedaan wordt, die duidelijk aantoont dat
                     een project die transitie niet tegenhoudt. Ik vraag me af of de Staatssecretaris daar
                     nu al antwoord op kan geven, of dat hij dat dan ook gaat meenemen in die brief.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Kort en goed: dat neem ik mee in die brief.
De heer Klink (VVD):
Mijn interruptie gaat ook over de toegezegde brief. Kan de Staatssecretaris ook meenemen
                     wat de vraag is uit de OS-landen zelf? Nu wordt het vaak gepositioneerd alsof wij
                     daar per se iets willen. Natuurlijk zijn er bedrijven die daar activiteiten ondernemen,
                     maar ik denk dat het goed is voor de discussie om te weten dat er ook vanuit die landen
                     zelf behoefte is om Nederlandse technologieën te implementeren. Het lijkt me heel
                     waardevol om dat genuanceerde beeld mee te nemen in de brief.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Dat is natuurlijk een zeer terecht punt, maar dat hoort ook bij die analyse van de
                     energiearmoede. Die analyse vraagt vervolgens om oplossingen. Daarbij hoort uiteraard
                     ook wat de ontwikkelingslanden er zelf van vinden. Het zou op z'n zachtst gezegd wat
                     bevoogdend overkomen als wij dat eenzijdig gaan voorschrijven.
                  
De heer Hammelburg (D66):
Mijn laatste interruptie gaat over deze brief en de toezegging van de Staatssecretaris,
                     waarvoor dank. Ik wil voor de helderheid iets vragen, zodat we weten wat er in de
                     brief komt te staan en we daar later niet nog weer ongelukkig over zijn. De analysetoets
                     die de heer Dassen eigenlijk ook voorstelt, heb ik zelf ook voorgesteld. Ik heb drie
                     criteria genoemd, maar misschien zijn er volgens het ministerie meer. Het moet binnen
                     de 1,5 graad blijven en de energiemix van een heel land moet er dankzij de ekv op
                     vooruitgaan, met een duidelijk plan voor de afbouw van een project waarvoor de ekv
                     wordt uitgegeven. Dat is dan wel echt een voorwaarde voor steun voor een fossiel project
                     in een ontwikkelingsland. Want als je niet helder hebt wat het doet met de energiemix
                     van een heel land, zou het iets beter kunnen zijn dan de kolencentrale die er eerst
                     stond, maar kan zo'n land er nog steeds voor kiezen om bijvoorbeeld tien gasprojecten
                     te doen. Dan verslechtert de energiemix juist. Daar dragen we dan dus aan bij en handelen
                     we in strijd met ons eigen beleid. Ik wil daar in die brief echt wel een heel harde
                     garantie op zien.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Ik heb de input voor de brief gehoord. Uiteraard nemen we dat serieus. Ik zeg toe
                     dat we daarop ingaan, net als op wat de heer Klink daarover gezegd heeft. Maar ik
                     denk dat we het nu wel in alle scherpte op tafel hebben liggen. Geef ons dus even
                     de tijd om met een goede brief te komen.
                  
De heer Dassen (Volt):
De Staatssecretaris gaf volgens mij aan dat hij aan het einde van zijn beantwoording
                     was. Ik had ook nog een vraag over de uitzondering voor projecten die in 2023 gefinancierd
                     worden door andere partijen. Als ik de beantwoording lees, zouden we voor die uitzonderingen
                     vervolgens wel weer garantstellingen kunnen geven. Ik vraag me af of dat soort uitzonderingen
                     voorkomen kunnen worden. Stel dat een project ergens wordt neergezet. Dat is dan opeens
                     een bestaand project. Volgens de uitzonderingen waarover ik in de beantwoording lees,
                     zou Nederland daarvoor wel weer garantstellingen kunnen geven. Dat lijkt me heel onlogisch,
                     want dat druist in tegen hetgeen we willen bereiken. Ik vraag me af hoe de Staatssecretaris
                     daarnaar kijkt.
                  
Ik heb ook nog enkele vragen gesteld over de groene exportkredietverzekeringen, namelijk
                     welke veranderingen daarvoor nodig zijn en of de kennis voldoende aanwezig is. Ik
                     vroeg me af of die op een ander moment beantwoord worden.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Eigenlijk wil ik in de tweede termijn op beide vragen ingaan. Die tweede vraag zou
                     nog weleens aanvullend beantwoord kunnen worden in een brief. In ieder geval op de
                     eerste vraag wil ik in de tweede termijn terugkomen.
                  
De voorzitter:
Prima, dan gaan we dat zo doen. De Staatssecretaris gaat verder met een ander kopje.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, als dat goed is, namelijk het kopje Mozambique. Mevrouw Teunissen van de Partij
                     voor de Dieren vroeg: wat vindt het kabinet van de conclusie van de onafhankelijke
                     review dat Atradius onvoldoende objectiviteit heeft kunnen bewaken in de risicoanalyse?
                     De veiligheidsanalyses die ten grondslag liggen aan de veiligheidsbeoordeling in het
                     acceptatievoorstel van Atradius zijn op zichzelf van hoge kwaliteit. Ze zijn volgens
                     de onderzoekers alleen minder geschikt voor het analyseren van de veiligheidssituatie
                     in Mozambique in het kader van een exportkredietverzekering. Dat komt – daar is het
                     ook fout gegaan – met name vanwege de actualiteit van de informatie, de objectiviteit
                     van de auteurs en de integraliteit van de behandelde onderwerpen. Dat zijn wel heel
                     serieuze conclusies. Wij willen leren van deze complexe casus. Het rapport, dat net
                     uit is, biedt daarvoor nuttige inzichten en aanbevelingen. Wij willen die ook gaan
                     implementeren in het beleid en de Kamer informeren over wat we daar vervolgens mee
                     gaan doen. Want ja, nogmaals: die conclusies waren ernstig genoeg. Later dit jaar
                     verschijnt de ekv-monitor. Daar zou ik het graag in willen meenemen.
                  
Voorzitter. In het eerste antwoord heb ik het eigenlijk nog niet gehad over de hartverscheurende
                     consequenties die het heeft voor de lokale bevolking, die van huis en haard heeft
                     moeten vluchten. Het kabinet heeft als voorwaarde voor hervatting dus ook gesteld
                     dat het lng-project aan alle internationale standaarden moet voldoen, en dat gewaarborgd
                     moet zijn dat er adequate maatregelen worden getroffen op het gebied van veiligheid
                     en maatschappelijk verantwoord ondernemen.
                  
Een vervolgvraag van mevrouw Teunissen en mevrouw Kröger was: zijn de bewindspersonen
                     bereid om de fossiele ekv voor Van Oord in Mozambique in te trekken? Het project ligt
                     sinds het uitroepen van force majeure stil, sinds april 2021. Het intrekken van afgegeven
                     polissen is niet mogelijk, behalve in zeer uitzonderlijke gevallen, zoals bij verzuim,
                     aantoonbare nalatigheid of fraude. Daar is bij het project in Mozambique geen sprake
                     van. Nederland heeft, zoals ik net zei, wel geëist dat het project in het geval van
                     een hervatting echt aan de internationale standaarden moet voldoen, en dat gewaarborgd
                     moet zijn dat er voldoende maatregelen worden getroffen op het gebied van de veiligheid
                     en maatschappelijk verantwoord ondernemen.
                  
Voorzitter. Mevrouw Teunissen stelde nog een vervolgvraag over Mozambique, namelijk:
                     wat gaat het kabinet doen om te zorgen dat die grote vervuilers niet wegkomen met
                     de ellende die ze veroorzaken? Nogmaals, we zullen te allen tijde handelen volgens
                     de richtlijnen voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. De milieu
                     en sociale risico's zullen bij een eventuele hervatting zorgvuldig in kaart gebracht
                     worden conform de internationale standaarden. Die moeten gemitigeerd of hersteld worden.
                     We zitten daar dus echt bovenop.
                  
Voorzitter. Mevrouw Kröger van GroenLinks vroeg of de onrust in de regio al bekend
                     was bij het ministerie op het moment van de toezegging van de ekv. Ten tijde van de
                     besluitvorming over afgifte van de dekkingstoezegging in 2020 en vervolgens van de
                     afgifte van de polis in 2021 werd de veiligheidssituatie rondom het project als acceptabel
                     beoordeeld. Dit kwam mede dankzij een aantal mitigerende maatregelen op het terrein
                     van de veiligheid die door de projectleider, TotalEnergies, en de Mozambikaanse overheid
                     genomen waren. Er is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, want
                     op 24 maart 2021 escaleerde de veiligheidssituatie ernstig door een aanval van gewelddadige
                     extremisten op de stad Palma, gelegen in de buurt van de projectlocatie. De eerste,
                     onbevestigde signalen over de aanvallen op die stad bereikten de Nederlandse Staat
                     en Atradius op 25 maart 2021. In het weekend van 27 en 28 maart werd de ernst van
                     de situatie in Palma en in het gebied pas duidelijk en bevestigd. Dat is de feitelijke
                     gang van zaken, zeg ik in antwoord op vragen die door mevrouw Kröger van GroenLinks
                     zijn gesteld.
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Een ding vind ik toch nog wel verbazend aan het antwoord. We zien dat er heel veel
                     misstanden zijn geweest. Het project ligt nu stil. Tegelijkertijd moet er ontzettend
                     veel herstel plaatsvinden voor de lokale bevolking in het gebied. Er is nog steeds
                     sprake van enorme veiligheidsrisico's. De kosten van de beveiliging worden ook verhaald
                     op de lokale bevolking. Er kan voor de hervatting wel getoetst worden aan internationale
                     standaarden, maar het project is eerder ook al getoetst aan internationale standaarden.
                     Kennelijk heeft dat niet gewerkt. Moet Nederland na al die misstanden, onthoofdingen
                     en verkrachtingen, waardoor duizenden mensen op de vlucht zijn geslagen, de steun
                     dan niet intrekken, in plaats van zeggen: dat project kan wel voortgezet worden?
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Nou, het project is opgeschort. We hebben niet gezegd dat het project kan worden voortgezet.
                     We hebben gezegd onder welke voorwaarden het eventueel voortgezet kan worden. Maar
                     zover zijn we helemaal niet. We kunnen die polis ook niet zomaar intrekken. Dat heeft
                     vergaande juridische consequenties. Laten we maar heel eerlijk zijn: het is een heel
                     ernstige, gevoelige en ook vreselijke situatie, voor de bedrijven die daar wilden
                     investeren, maar in de eerste plaats natuurlijk voor de mensen zelf. We zitten er
                     bovenop. Het project is stilgelegd. We hebben geen goedkeuring gegeven voor hervatting.
                     Ik heb aangegeven onder welke voorwaarden dat eventueel zou kunnen plaatshebben. Daar
                     wil ik het bij laten, want we kunnen die polis niet intrekken.
                  
Voorzitter. Dan zou ik willen overgaan op de Filipijnen. Ik wil vooropstellen dat
                     er aan deze verzekering een zorgvuldig besluitvormingsproces vooraf is gegaan. Het
                     project is getoetst aan de internationaal geldende standaarden. Uiteraard neem ik
                     de signalen van maatschappelijke organisaties en ngo's uiterst serieus. De zorgen
                     die zij uiten zijn bij ons, ook bij de Nederlandse ambassade, bekend. Ze zijn meegenomen
                     in de beoordeling van de milieu en sociale aspecten van het project. Het project is
                     in eerste aanleg op basis van Filipijnse wet- en regelgeving opgestart, en het was
                     niet in lijn met de internationale mvo-standaarden op het vlak van mitigatie en compensatie
                     van natuurwaarde, inkomensderving en herhuisvesting. Deze tekortkomingen zijn mede
                     dankzij de ontvangen signalen van ngo's en juist na de betrokkenheid van Atradius
                     en de Nederlandse Staat geadresseerd. Door de duidelijke voorwaarden en afspraken
                     heeft de overheid er voldoende vertrouwen in dat milieu en sociale schade conform
                     de internationale standaarden voorkómen of gecompenseerd worden. Om toe te zien op
                     de uitvoering van de maatregelen door de projecteigenaar is ook een uitgebreid monitoringssysteem
                     ingericht. Hierbij wordt ieder kwartaal de voortgang van de naleving van de afspraken
                     gemonitord door een onafhankelijke consultant. Signalen die we ontvangen van ngo's
                     en lokale gemeenschappen worden meegenomen in de monitoring. Als uit deze monitoring
                     tekortkomingen blijken, dan moeten die door de projecteigenaar worden geadresseerd.
                     In een uiterste geval kan het niet naleven van de afspraken leiden tot het stopzetten
                     door banken van de financiering aan de projecteigenaar. Als het nodig blijkt dit middel
                     in te zetten, dan zullen we daartoe ook overgaan.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen, uw laatste interruptie.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Toch nog één vraag over beide projecten, dus zowel op de Filipijnen als in Mozambique.
                     De Staatssecretaris zei net: bij Mozambique kunnen we de steun niet intrekken, want
                     dat kan alleen in uitzonderlijke gevallen. Hetzelfde hoor ik nu over de Filipijnen,
                     waar mangroven zijn verwoest en mensen uit hun huizen zijn gezet. Dan vraag ik me
                     wel af wat voor deze Staatssecretaris de rode lijn is. Op welk moment trekken we die
                     steun dan in? Volgens mij zijn we die rode lijn nu namelijk al gepasseerd.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Dat heeft ook te maken met het mvo-beleid in relatie tot de exportkredietverzekering.
                     Daarover heeft mijn ambtsvoorganger in december 2021 een beleidsevaluatie aan uw Kamer
                     gestuurd. Op dat moment werd geconcludeerd dat dit effectief is. Volgens die beleidsevaluatie
                     voldoet het mvo-beleid aan de internationale standaarden. Wij doen ook extra. Wij
                     hebben voor het project op de Filipijnen bijvoorbeeld een second opinion gevraagd,
                     juist op het gebied van mvo, van een internationaal erkend en onafhankelijk iemand,
                     die daar op dit moment bezig is. Wij nemen de signalen dus meer dan serieus. Je kunt
                     aan het begin op papier dingen zeggen, maar uiteindelijk gaat het natuurlijk om de
                     praktijk. Wij houden de projecteigenaar daaraan. Het bankensyndicaat heeft een consultant.
                     Desalniettemin hebben we een extra maatregel genomen. We hebben namelijk gevraagd
                     om die second opinion, om ons er echt van te vergewissen dat daar de juiste dingen
                     gebeuren op het gebied van biodiversiteit, mangroves en de inkomenscompensatie voor
                     de vissers. Dat kun je alleen maar doen als je on the ground bent, want dan weet je
                     wat er echt gebeurt. Daarvoor hebben we deze extra maatregel genomen. We nemen dat
                     dus serieus. Als het beleid op dat punt verder aangescherpt zou moeten worden, dan
                     zullen we dat zeker niet nalaten.
                  
De heer Hammelburg (D66):
Ik heb de evaluatie ook nog maar eens goed doorgenomen. De conclusie is heel helder:
                     Atradius heeft het beleid op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen
                     aangaande de ekv echt wel op orde, er is sprake van lerend vermogen en het wordt steeds
                     verbeterd. Dat verdient alleen maar complimenten. Ik zou zeggen: blijf vooral doorgaan
                     met dat lerende vermogen, met aanscherping en met verbetering. Tegelijkertijd stelt
                     die evaluatie ook heel helder dat er één achilleshiel is in het hele systeem, namelijk
                     de monitoring. Het is mooi als de plannen kloppen en de beloftes goed zijn, maar het
                     gaat ook om de situatie nadat een ekv is verleend. In de implementatie is het precies
                     in deze twee casussen, dus op de Filipijnen en in Mozambique, kennelijk heel erg misgegaan,
                     met de meest afschuwelijke consequenties. Het is daarna dus ook misgegaan met de monitoring.
                     De vraag is dan: welke stappen worden er op dit moment gezet om de monitoring op orde
                     te krijgen? Zo kunnen dit soort verschrikkelijke drama's niet meer gebeuren met toekomstige
                     projecten die gesteund worden door de Nederlandse overheid middels een ekv.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Ik ben blij met deze vraag. Dat is ook precies het punt dat ik net maakte. Voor die
                     monitoring moet je on the ground zijn. Daar gaat het om. Daar hebben we nu een onafhankelijke
                     consultant op gezet. Hij zal in het voorjaar met zijn bevindingen komen. Voor zover
                     het niet-bedrijfsgevoelige informatie betreft, wil ik die ook met de Kamer delen. Het is inderdaad
                     steeds een lerend proces. De evaluatie was op zichzelf goed, maar juist bij het project
                     op de Filipijnen hebben we vorig jaar als extra waarborg dat besluit genomen. Ik zou
                     dus willen voorstellen dat we de uitkomsten van het onderzoek – ik noem het maar even
                     een second opinion – van de onafhankelijke consultant met de Kamer delen voor zover
                     het niet-bedrijfsgevoelige informatie betreft.
                  
De heer Hammelburg (D66):
Even voor de duidelijkheid: het ging mij niet over de monitoring bij dit ene project
                     waar het is misgegaan, maar bij alle projecten nu en in de toekomst.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Maar dat doe je bij dit soort complexe projecten lerende weg. We hebben dit nu bij
                     dit project in Manilla op de Filipijnen gedaan. Dat is een goed voorbeeld voor andere
                     projecten in dit soort situaties, waarbij biodiversiteit, mens en natuur in het geding
                     zijn. Een second opinion vind ikzelf altijd nog beter dan de bestaande structuur,
                     die al goed was en die ook goed liep volgens de evaluatie waarnaar u verwees. Maar
                     ook hiervoor geldt: lessons learned is het het beste om daar zo scherp mogelijk op
                     te zijn. Dus ja, ik zal het met Atradius bespreken. We hebben deze maatregel niet
                     voor niks voor dit project genomen. Dat kan een heel goed voorbeeld zijn voor vergelijkbare
                     complexe projecten waarbij dit speelt.
                  
Voorzitter: Teunissen
De voorzitter:
De heer Amhaouch heeft nog een interruptie.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik wil nog even doorgaan op het lerende vermogen. Exportkredietverzekeringen zijn
                     er bij grote risico's, zeker in opkomende landen. Voor bedrijven gaat het heel vaak
                     goed in die landen, maar verschillende keren hebben we ook situaties gezien waarin
                     het fout ging. De vraag in het kader van lerend vermogen is dan: hoe gaan we om met
                     die bedrijven? Dan is de reactie soms, ook in deze Kamer: stop de steun, trek de stekker
                     eruit. Maar in opkomende economieën, vaak in risicovolle gebieden, willen we juist
                     helpen. We willen een continent als Afrika een stap verder brengen; de Afrikastrategie
                     komt er nog aan. Als we het hebben over lerend vermogen, vraag ik de Staatssecretaris:
                     welke afspraken maken we met bedrijven? Dan geef je een bedrijf geen rode kaart, maar
                     vraag je: hoe ga je aan de voorwaarden voldoen en het beter doen in een bestaand project
                     dan wel een nieuw project?
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, exact. Daarom is die monitoring ook zo belangrijk. Dan doen we natuurlijk niet
                     eenzijdig. In het geval van de Filipijnen is het betreffende bedrijf er natuurlijk
                     ook bij betrokken. Het gaat er lerende weg om datgene te doen wat je hebt afgesproken.
                     Dat betreft niet alleen Atradius, een bankenconsortium of de eigenaar van het project
                     daar, maar uiteraard ook het betrokken bedrijf. Daarover willen we graag de dialoog
                     voeren. Het gaat ook om kennisdeling, die natuurlijk moet plaatshebben aan de hand
                     van wat je leert. Een andere belangrijke aanbeveling uit het evaluatierapport is geweest
                     om het monitoringsbeleid uit te breiden naar alle hoogrisicoprojecten, dus de zogenaamde
                     A-projecten. Daarover zijn de stakeholders, dus ook de bedrijven zelf, geconsulteerd.
                     Dat is per 1 januari ingevoerd. En inderdaad, case by case zullen we de lessons learned
                     moeten toepassen. Maar we hebben dus niet stilgezeten op dat punt.
                  
Voorzitter. Dan kom ik bij het laatste blokje, namelijk overig.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Daarna volgt de Minister, die één blokje heeft. Maar gelet op de tijd zitten we op
                     schema voor een tweede termijn.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter. Mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren vroeg: staan de Minister
                     en de Staatssecretaris open voor het vervangen van het instrument van de exportkredietverzekering
                     zoals we dat nu kennen? Daarop heb ik al eerder antwoord gegeven. Dat zijn we niet
                     van plan. Sterker nog, het exportkredietverzekeringsinstrument vinden wij heel belangrijk.
                     We zitten in dat opzicht in een heel interessante fase. De bestaande exportkredietverzekering
                     is zowel voor het mkb als het grote bedrijfsleven belangrijk. We hebben het nu heel
                     veel over fossiel gehad, maar er gebeuren allerlei andere dingen. Dat wil ik hier
                     echt benadrukt hebben. Ik was laatst bij een informatiebijeenkomst van Atradius. Het
                     gaat bijvoorbeeld ook om het bouwen van ziekenhuizen of om turnkeyprojecten in Ghana.
                     We hebben ook een heel innovatieve maakindustrie. De exportkredietverzekering is heel
                     belangrijk, ook in de klimaattransitie. Op wat er buiten de ekv op dat gebied gebeurt
                     zal de Minister zo ook nog wel ingaan. We zijn dat dus niet van plan.
                  
Voorzitter. Dan de laatste vraag in de eerste termijn die mij betreft. Hoeveel heeft
                     de ekv opgebracht voor de Staat? Voorzitter, u stipuleerde het eigenlijk zelf al:
                     in de jaarlijkse monitor die wij laten zien, zie je dat de jaarlijkse opbrengsten,
                     dus de premies en de recuperaties, en de kosten, dus de definitieve schades en de
                     uitvoeringskosten, geen min opleveren. Die leveren een plus op, ook over de lange
                     termijn. Dat is kostendekkend en de begrotingsreserve is op dit moment 586 miljoen.
                     Daartegenover staan natuurlijk verplichtingen in het geval van toekomstige schades.
                  
Voorzitter, dat waren mijn antwoorden in de eerste termijn.
De voorzitter:
Ik zie nog een hand van de heer Klink voor een interruptie.
De heer Klink (VVD):
Het was inderdaad een lange bijdrage van de Staatssecretaris, maar ik heb tijdens
                     mijn termijn ook een vraag gesteld over de restwaarde van die groene kapitaalgoederen.
                     Daar zou later op teruggekomen worden. Of ik heb weer niet goed opgelet. De vraag
                     was juist of het Ministerie van Financiën Atradius voldoende comfort biedt om meer
                     met risico's te doen en of er dus ook beoordeeld gaat worden op toekomstige cashflows.
                     Het kan zijn dat de Minister daar nog op reageert, maar dat lijkt mij stug. Dit lijkt
                     mij immers typisch iets van Financiën en dat comfort moet ook juist door het departement
                     van Financiën geboden worden.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Dank dat ik nog even aan deze vraag herinnerd word. Ik heb dit wel even gestipuleerd
                     als een van de drie voorbeelden die we nog verder gaan uitwerken. In een heel ver
                     verleden heb ik me ooit bezig mogen houden met de financiering van kapitaalgoederen
                     via leases. Ik weet dus nog wel iets van het onderwerp af. Het gaat precies om het
                     restwaarderisico. Ik probeerde zojuist ook al aan te geven dat er geen trackrecord
                     is voor dat restwaarderisico, als het om groene schepen gaat. Wat zegt een financier
                     dan in eerste instantie? «Als ik het restwaarderisico niet ken, vind ik het een beetje
                     griezelig: is het nou een operational lease of een financial lease?» De restwaarde
                     zit natuurlijk wel altijd bij de operational lease. Daar zullen wij als Financiën
                     natuurlijk ... Anders kom je immers in een kip-eisituatie terecht. Als je de conservatieve
                     regels volgt van kredietverlening en risicoafweging, zou het antwoord nee zijn. Dat
                     is nou precies het punt: ze moeten een duwtje hebben om die markt ook te kunnen ontwikkelen,
                     maar we moeten ook geen onaanvaardbare risico's lopen. Maar dat vraagt de heer Klink
                     ook niet. Wij zitten daar dus positief en constructief in. Wij komen daar nog op terug.
                  
De heer Klink (VVD):
Om het dan toch even af te maken: in die zin zegt de Staatssecretaris dus toe dat
                     Financiën er echt constructief in zit en dus dat duwtje en dat comfort geeft, zodat
                     Atradius meer risico kan nemen, Nederland competitief voorop blijft lopen en we ook
                     mee blijven doen met die groene transitie en dat gelijke speelveld behouden.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Ik begrijp de heer Klink heel goed: hij wil meteen boter bij de vis. Ik ga dat als
                     zodanig nu niet toezeggen, maar ik denk dat hij mij wel goed heeft gehoord. We zien
                     het punt. Als er niks gebeurt, worden die «groene schepen», om ze maar even zo te
                     noemen, niet aan het buitenland verkocht. Waar is nou een exportkredietverzekeringsfaciliteit
                     voor? Om dat juist wél te ontwikkelen. Ik kan nu alleen niet in de details treden.
                     Om een oud-politicus en oud-premier van dit land aan te halen: we hebben op dit punt
                     een meer dan positieve grondhouding.
                  
De voorzitter:
Kijk, toch nog een beetje boter bij de vis, denk ik.
De heer Klink (VVD):
Dat is natuurlijk prachtig. Ik waardeer het zeer dat die meer dan positieve grondhouding
                     er is, maar kunnen we dan wel iets van de termijn weten waarop we iets kunnen verwachten?
                     Want ook in de brief van 3 november staat onder punt 3 op pagina 6 dat er nog een
                     onderzoek komt, maar ik zou het jammer vinden als we hier in het najaar weer een keer
                     zitten en als de Staatssecretaris dan zegt dat dat onderzoek komt, dat hij dat ook
                     heeft gezegd en dat hij die positieve grondhouding heeft, terwijl er in de tussentijd
                     echter niets is gebeurd en het nog steeds onzeker is.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
De heer Klink en ik kennen elkaar nog niet goed. Ik ben niet van de categorie doorschuiven
                     in de zin van: we gaan het nog onderzoeken en in het najaar gaan we nog een keer vaststellen
                     dat we het gaan onderzoeken. Wij komen hier echt gewoon dit jaar op terug, want dit
                     is gewoon een urgente vraag, die ook niet voor niks bij die drie punten staat. Ik
                     doe mijn best om het voor de zomer te doen, maar we nemen dit echt serieus op.
                  
De voorzitter:
Prima. Dan gaan we nu naar de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de commissie voor Financiën voor de uitnodiging om
                     hier samen met de Staatssecretaris van gedachten te wisselen. De Staatssecretaris
                     heeft eigenlijk al uitgebreid toegelicht hoe het kabinet de invulling van de COP26-verklaring
                     heeft toegepast. Ik ga graag in op de vragen over het flankerend beleid ter ondersteuning
                     van het bedrijfsleven en de vergroening van het handelsinstrumentarium. Met het oog
                     op de tijd zal ik meteen op de vragen ingaan.
                  
De heer Klink vroeg mij om een concurrerend, duurzaam en toegankelijk handelsinstrumentarium
                     aan te jagen. Dat wil ik en dat doen we ook al wel, zoals de heer Klink weet, omdat
                     we het daar in de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
                     regelmatig over hebben. We zetten er vol op in om Nederlandse ondernemers in het buitenland
                     zo goed mogelijk te ondersteunen via onze instrumenten en om te zorgen dat zij optimaal
                     kunnen bijdragen aan onze internationale verdienvermogen. Ik heb in de BHOS-nota ook
                     aangekondigd dat we meer focus aanbrengen. We richten ons dus op een beperkter aantal
                     markten, juist om meer impact te hebben. We richten ons op de meest kansrijke markten
                     en op twee transities: die van verduurzaming en die van digitalisering. De ekv wordt
                     steeds groener en minder fossiel. Het fossiele deel van het portfolio zal steeds kleiner
                     worden, nu fossiel wordt uitgefaseerd. De Staatssecretaris heeft daar al een heleboel
                     over gezegd, maar ik ga nog even in op de handelsbevorderende instrumenten die wij
                     zelf hebben.
                  
De instrumenten van RVO zijn per 1 januari ingegaan. Dat zijn: Partners for International
                     Business, Support International Business en de DHI-subsidie. Dat is de subsidie voor
                     demonstratie-, haalbaarheids- en investeringsvoorbereidingsstudies. Die instrumenten
                     hebben nu prikkels, zoals meer subsidies – 20% meer subsidies – voor duurzame projecten
                     om meer groene activiteiten te ondersteunen. Het verder vergroenen van het instrumentarium
                     is een proces. Daar blijven we dus ook mee bezig. Ook als we zien dat het nu nog niet
                     goed werkt, kijken we wat we nog verder kunnen doen om dat te stimuleren. Invest International
                     zet zich ook in om Nederlandse bedrijven te ondersteunen in de transitie van fossiel
                     naar duurzame verdienkansen en is actief in de sector van de duurzame energie, zowel
                     in de opwekking als in het gebruik daarvan; denk bijvoorbeeld aan projecten met groene
                     waterstof en groene sleepboten. We evalueren die instrumenten dus ook om ervoor te
                     zorgen dat we steeds kunnen blijven verbeteren. Dat doen we komend jaar ook weer met
                     de drie zojuist door mij besproken instrumenten om te zien wat daar nog beter kan.
                  
De heer Hammelburg vroeg nog specifiek welke instrumenten worden ontwikkeld om te
                     investeren in duurzame energie in ontwikkelingslanden. Dat doen we natuurlijk ook
                     met onze gecombineerde aanpak van hulp, handel en investeringen. Daarmee investeren
                     we in de energietransitie in ontwikkelingslanden. Dat doen we met diverse instrumenten
                     die Invest International heeft, DRIVE, hernieuwbare-energiefondsen, zoals het Access
                     to Energy Fund van FMO en Climate Investor One. Zo financieren we bijvoorbeeld groene
                     waterstof in Namibië en windparken in Azië. Daarnaast hebben we ook nog de CERF, het
                     Climate and Energy Response Facility. Met behulp van dat programma ondersteunen de
                     Nederlandse ambassades projecten die de groene transitie in ontwikkelingslanden versnellen;
                     denk dus aan wind op zee en groene waterstof. Ook dit instrument is heel relevant
                     voor de vergroening van het handelsinstrumentarium, waar het kabinet ook op inzet
                     in lijn met de motie-Hammelburg.
                  
De voorzitter:
Meneer Hammelburg, u heeft vijf interrupties gehad. Excuses. We hebben er vijf afgesproken.
                     We hadden er eerst vier en ik heb iedereen er eentje bij gegeven. Het houdt dus op.
                  
De heer Hammelburg (D66):
Dan ga ik schriftelijke vragen stellen.
De voorzitter:
We hebben nog een tweede termijn.
Minister Schreinemacher:
Ja, we hebben nog een tweede termijn.
Mevrouw Kröger vroeg naar de rechtvaardige energietransitie, de just energy transition.
                     We hebben daar ook al het een en ander over geschreven in antwoord op de schriftelijke
                     vragen van de heer Van Raan naar aanleiding van de Kamerbrief over de COP26-verklaring.
                     Dat doen we eigenlijk echt meer met een bredere inzet op die hele energietransitie
                     en de samenwerking die we hebben met ontwikkelingslanden en ook de combilanden, dus
                     de landen waar we zowel ontwikkelingssamenwerking als handel doen. Tijdens de COP26-klimaattop
                     in Glasgow ondertekende Nederland met gelijkgestemde landen de verklaring dat we ook
                     de toepassing van principes voor een eerlijke energietransitie in onze internationale
                     samenwerking met ontwikkelingslanden en opkomende economieën een prominente rol geven.
                     Wij doen dat dus echt met het hele BHOS-instrumentarium. Dat doen we dus breder dan
                     alleen rondom de ekv, maar echt ook met andere OS-instrumenten die we hebben. We werken
                     bij kolencentrales in Afrika aan alternatieve werkgelegenheid in de tuinbouwsector.
                     Ook verdubbelden we in 2022 onze ambitie om tot 2030 in totaal 100 miljoen mensen
                     te bereiken met toegang tot hernieuwbare energie. Dat gaat dus ook over mensen die
                     nog geen elektriciteit hebben en die nog koken op open vuur. Dat is dus heel breed.
                  
Dan werd er nog gevraagd hoe we Duitsland aansporen om het beleid te publiceren in
                     het kader van het gelijke speelveld op het punt van de ekv. In aanvulling op wat de
                     Staatssecretaris net zei: het is natuurlijk belangrijk dat ook Duitsland als ondertekenaar
                     zich houdt aan de afspraken en dat het die implementeert. Wij hebben daar al op verschillende
                     momenten in het afgelopen jaar op aangedrongen bij de Duitse regering. Dat blijven
                     we doen. Ik heb dat zelf ook gedaan bij verschillende collega-ministers bij de regeringsconsultaties
                     en dat zullen we ook doen bij de aankomende regeringsconsultaties met Duitsland.
                  
Dat waren de vragen die aan mij gesteld waren.
De voorzitter:
De heer Klink is er doorheen, de heer Hammelburg is er doorheen. Mevrouw Kröger heeft
                     er nog eentje, maar die gaat ze nu niet inzetten. Dan gaan we naar de tweede termijn.
                     Ik geef mevrouw Teunissen als eerste het woord.
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de bewindspersonen voor de beantwoording. Toch denk
                     ik dat het heel belangrijk is dat we voor die 1,5 gradentoets gaan. Daar wil ik een
                     motie over indienen. Daarom vraag ik een tweeminutendebat aan. Ook wil ik dat er gestopt
                     wordt met projecten die schade hebben aangebracht in Mozambique en de Filipijnen.
                     Dat zijn hoogst uitzonderlijke gevallen. Ook daarover wil ik dus een motie indienen.
                  
Wat de Glasgowverklaring betreft had ik nog een vraag gesteld over de rechtvaardige
                     energietransitie. Dat is een van de uitgangspunten in de verklaring. Hoe komt die
                     dan terug in het ekv-beleid?
                  
Voorzitter, tot slot. Ik heb ook gevraagd waarom we nog steeds ekv's geven voor de
                     bioindustrie-export. We zien dat de dierenwelzijnsvoorwaarden helemaal niet goed getoetst
                     worden. Ze zouden allemaal in categorie A moeten vallen, maar ik zie hier een project
                     waarin broedmachines worden geëxporteerd naar Sudan; dat krijgt categorie C. Ook de
                     export van een machine om kippenvlees te processen in China wordt met Nederlands belastinggeld
                     verzekerd voor 2 miljard. Ik denk dat we daar gewoon vanaf moeten. Die vraag had ik
                     al gesteld, maar ik zou de Minister graag willen vragen hoe ze daarover denkt.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Teunissen. De heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Voorzitter, dank. Dank ook aan de bewindspersonen voor de beantwoording. Het is goed
                     om dat doel vast te stellen: we willen een concurrerend, duurzaam en toegankelijk
                     handelsinstrumentarium najagen. De ekv is daarbij natuurlijk geen doel, maar een middel
                     om dat na te jagen. Zij is een middel om op het gebied van infrastructuur, voedsel,
                     water en gezondheid het verschil te maken. Dat kunnen Nederlandse bedrijven doen,
                     niet alleen het mkb, maar ook de grotere bedrijven. Dat is vaak ook een reactie op
                     een vraag vanuit Afrikaanse OS-landen, waar Nederlandse bedrijven juist een mooi antwoord
                     op kunnen bieden. Dat is wat dat betreft echt een voorbeeld tussen hulp en handel
                     en dat zou veel meer uitgewerkt kunnen worden.
                  
Het gelijke speelveld is echt een belangrijk punt. De Staatssecretaris heeft daarover
                     een soort halve toezegging gedaan: in ieder geval voor de zomer – dat is wel een volledige
                     toezegging – kan dat comfort meer meegegeven worden aan Atradius om juist naar toekomstige
                     cashflows te kijken en om juist die groene investeringen en die groene projecten volop
                     kansen te bieden. Misschien is het voor ons als Kamer, als dat beleid echt meer uitgerold
                     is, sowieso handig om nog eens via een technische briefing te worden geïnformeerd
                     over hoe Atradius werkt met die nieuwe manier van werken en met de knelpunten; dat
                     moeten we misschien in een procedurevergadering afstemmen. Ik denk dat dat heel waardevol
                     zou zijn, maar ik laat het een beetje aan het kabinet of dat aangeboden kan worden.
                  
De laatste vraag die ik eigenlijk aan beide bewindslieden had willen stellen – maar
                     ik was door mijn interrupties heen – heeft betrekking op de Scandinavische landen.
                     Noorwegen en Zweden kunnen met hun evenknie voor Atradius, RVO, Invest International
                     en de departementen Financiën en Buitenlandse Zaken veel meer met een soort Team NL-approach
                     werken. Daarmee zouden we het doel dat we met elkaar stellen voor het concurrerend,
                     duurzaam en toegankelijk handelsinstrumentarium en alle middelen die daaronder vallen,
                     zoals de ekv, zo goed mogelijk invulling kunnen geven. Wellicht kunt u daar in de
                     tweede termijn nog een reflectie op geven.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Klink. Mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Mijn voornaamste vraag blijft toch staan: hoe gaat dit kabinet toetsen
                     of met name de 3,9 miljard aan fossiele steun voor die tien projecten in die transitiefase
                     past binnen een 1,5 gradenscenario? Er is een toezegging gedaan, maar die was niet
                     heel scherp. Ik hoop dus dat de Staatssecretaris dit nu in de tweede termijn zeer
                     scherp kan toezeggen. Dat betreft dus het instrument dat dit kabinet daarvoor gebruikt.
                  
Ik heb nog twee andere vragen. Eén over Mozambique en de situatie daar: zou er niet
                     de mogelijkheid moeten zijn om een polis in te trekken in het geval dat het echt heel
                     erg mis is met een project? De Staatssecretaris zegt nu dat dat niet kan, maar zou
                     dat eigenlijk niet iets moeten zijn wat wél zou moeten kunnen? De tweede vraag gaat
                     over Manilla. Wil de Staatssecretaris een onafhankelijk onderzoek toezeggen naar wat
                     daar gebeurd is?
                  
Voorzitter, tot slot leveringszekerheid als uitzonderingsgrond. Ik begrijp dat er
                     op schrift een reactie komt. Heel graag. De vraag is wederom wat het instrument is
                     om te toetsen wanneer en waarom een project beargumenteerd nodig is in het kader van
                     leveringszekerheid.
                  
De voorzitter:
Dank, mevrouw Kröger. De heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Dank, voorzitter. Dank aan de bewindspersonen voor de beantwoording. Dank ook aan
                     de Staatssecretaris voor de toezeggingen over het uitwerken van die criteria, de uitzonderingen
                     op leveringszekerheid en de ontwikkelingslanden. Daar kijk ik naar uit. Ik zeg ook
                     alvast tegen mijn collega's dat het, als we het tweeminutendebat plannen, voor mij
                     fijn zou zijn als we dat hebben nadat we de brief van de Staatssecretaris daarover
                     hebben ontvangen, want anders moet ik weer een apart debatmoment gaan organiseren
                     en dat vind ik erg ingewikkeld. Ik zie mijn collega's ja knikken.
                  
Dan nog een laatste vraag aan de Minister voor Buitenlandse Handel. De Minister noemde
                     een aantal handelsinstrumentaria. De motie-Hammelburg/Van der Lee zei inderdaad: alle
                     handelsinstrumentaria vergroenen in lijn met de besluiten van Parijs en Glasgow. Daar
                     is geen Spaans bij. U noemde Invest International, FMO, DRIVE en nog een aantal instrumenten.
                     De Minister heeft al eerder aangegeven dat ook daarvoor een aantal uitzonderingen
                     gelden op fossiel, dus dat er niet alleen in positieve zin vergroening is, maar dat
                     er toch een aantal uitzonderingen zijn, bijvoorbeeld als het gaat om ... Nou ja, er
                     stonden drie criteria in de brief; die ga ik nu niet voorlezen. Mijn vraag aan de
                     Minister en de Staatssecretaris is of, als de Staatssecretaris die brief met die criteria
                     stuurt, die criteria ongeveer gelijk zullen zijn aan de criteria die de Minister voor
                     Handel hanteert voor stimuleringstrajecten waarin toch nog een uitzondering wordt
                     gemaakt voor fossiel in ontwikkelingslanden, omdat je anders verschillende vormen
                     van beleid vanuit het kabinet krijgt die ook voor het bedrijfsleven, voor het midden-
                     en kleinbedrijf niet meer te volgen zijn. Bovendien wil ik zeker weten dat er in het
                     beleid geen stiekeme backdoor nog openstaat voor het stimuleren van fossiele investeringen
                     die niet doen wat ze zouden moeten doen, namelijk het verduurzamen van de energiemix
                     in ontwikkelingslanden en niets anders dan dat.
                  
Voorzitter: Teunissen
De voorzitter:
Dan is het tijd voor de tweede termijn van de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank, voorzitter. Ik denk dat het goed is dat we vandaag hebben gesproken over de
                     ekv, want de vorige keer is dat niet doorgegaan en je ziet dat er toch verschillende
                     invalshoeken zijn. Ik heb grote vraagtekens en ook zorgen bij de eendimensionale inkijk,
                     alleen vanuit die 1,5 graad. We hebben de COP26 ondertekend in 2021 en we moeten vergroenen,
                     maar de ekv bestond ook ten dienste van ons exportbeleid. Een derde van ons bbp halen
                     wij door export. Het moet faciliterend zijn. Ik zou de Staatssecretaris graag willen
                     vragen of hij toch een onafhankelijke beleidsdoorlichting van dit beleid zou willen
                     doen om ook de andere belangen goed af te wegen. Laat de genoemde 1,5 graad maar doorrekenen,
                     maar dat geldt ook voor leveringszekerheid, de impact op de ontwikkelingslanden en
                     de impact op de geopolitiek maar ook op het gelijke speelveld in en buiten Europa.
                     Als we dat hebben, kan de Kamer ook onafhankelijk toetsen. Ik zou zeggen dat we het
                     beleid alleen maar nog beter kunnen maken.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Amhaouch.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Vijf minuten schorsing. We gaan om 16.30 uur verder.
De vergadering wordt van 16.21 uur tot 16.29 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan door met de tweede termijn van de zijde van het kabinet. Ik geef het woord
                     aan de Staatssecretaris van Financiën.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Dank, voorzitter. Er zijn nog een paar vragen, onder meer van Volt: vallen nieuwe
                     projecten die in 2023 gefinancierd worden, in 2024 alsnog onder de uitzondering omdat
                     het om bestaande infrastructuur gaat? Dat zou dan om een fossiel project gaan. De
                     uitzondering betreft bestaande assets. Dat zou dus ook mogelijk kunnen zijn. Het gaat
                     dan echter alleen om investeringen waarbij er sprake is van verbetering van de milieuprestatie
                     en/of veiligheid en/of gezondheid, waarbij de economische levensduur niet wordt verlengd.
                  
Voorzitter. Dan is er nog de vraag van mevrouw Teunissen of ik akkoord ga met een
                     verbod op de intensieve veehouderij binnen de ekv. Ik ben geen voorstander van een
                     algemeen verbod op kredietverzekeringen voor de intensieve veehouderij. Het kabinet
                     erkent het belang van dierenwelzijn. Daarom beschikt Nederland als enige exportkredietverzekeraar
                     over een dierenwelzijnsverklaring die specifiek is gericht op het dierenwelzijn binnen
                     de exportkredietverzekering. Leveringen aan de intensieve veehouderij worden behandeld
                     als gevoelige sectortransacties. Dit houdt in dat een milieubeoordeling en een sociale
                     beoordeling worden uitgevoerd, ongeacht de omvang van de transactie. Een aantal veehouderijsystemen
                     en -praktijken gelden daarbij als niet verenigbaar met het dierenwelzijnsbeleid. Deze
                     worden daarom niet in verzekering genomen.
                  
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Teunissen. Ik weet niet of mevrouw Teunissen helemaal tevreden is met
                     het antwoord.
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het zal u misschien niet verbazen dat ik niet helemaal tevreden ben. De Staatssecretaris
                     heeft gezegd dat we een dierenwelzijnstoets hebben, maar ik heb in de tweede termijn
                     juist geprobeerd aan te geven dat er projecten zijn die gewoon categorie C krijgen,
                     terwijl die toets inderdaad juist zegt dat alle intensieveveehouderijprojecten onder
                     categorie A moeten vallen. Dat zie ik gewoon niet gebeuren. Dan zou mijn vervolgvraag
                     zijn of de Staatssecretaris er in ieder geval naar kan kijken dat de handhaving daarop
                     wordt aangescherpt. Daarnaast zou ik toch echt verder willen gaan, want mijn punt
                     was juist dat die veehouderijsystemen niet alleen slecht zijn voor de dieren, maar
                     ook voor de Nederlandse boer. We bouwen gewoon aan concurrentie in het buitenland.
                  
De voorzitter:
We zitten in de tweede termijn.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Excuus, voorzitter, ik praat een beetje te lang.
De voorzitter:
Ja, want anders gaan we het debat opnieuw doen.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik ben wel blij met deze vraag, omdat die heel concreet is, maar ik weet het op dit
                     moment gewoon niet. U zegt dat het altijd categorie A, gevoelige sectortransacties,
                     behoort te zijn en u zegt dat dat niet zo is. Daar wil ik graag schriftelijk op terugkomen,
                     want het moet gewoon helder zijn wat daar het beleid is. Daar wil ik dus graag schriftelijk
                     op terugkomen, want dit weet ik zo niet uit mijn hoofd.
                  
De voorzitter:
Prima. Zit daar een termijn aan vast, Staatssecretaris?
Staatssecretaris Van Rij:
Er is een tweeminutendebat aangekondigd en er zijn een aantal andere toezeggingen
                     gedaan.
                  
De voorzitter:
Voor bij het tweeminutendebat.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja. Ik streef er dus naar om alles het liefst in één brief te doen, ook ter voorbereiding
                     van het tweeminutendebat, want ik ben het met de commissieleden eens dat zo'n tweeminutendebat
                     natuurlijk meer zin heeft als ik ook de meest actuele informatie heb. Daar hoort dit
                     bij.
                  
De voorzitter:
Dat staat genoteerd. Dank. De Staatssecretaris gaat verder met de beantwoording.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter. Dan was er, als ik mij niet vergis, de suggestie van de heer Klink om
                     een technische briefing te houden. Ik ben zelf altijd een groot voorstander van het
                     houden van technische briefings, maar dat heeft met een ander, veel groter deel van
                     mijn portefeuille te maken. In zo'n briefing wordt het beleid gewoon uitgelegd, niet
                     alleen door de ambtenaren maar in dit geval ook door Atradius, juist omdat er zo veel
                     in beweging is. Ik zie dit als een aanbod waarvan ik gebruik wil maken, maar uiteraard
                     moet de commissie dat zelf willen en moeten we dat van tevoren ook goed afstemmen.
                     Het is immers altijd het beste als u over dezelfde informatie beschikt als ikzelf
                     als Staatssecretaris.
                  
Dan had mevrouw Kröger nog een vraag over Mozambique. Met de huidige polis kan het
                     niet, maar ik begrijp de vraag heel goed: als dat zich in een voorkomende situatie
                     weer zou voordoen, zou je daar dan niet in je polis een clausule over moeten opnemen?
                     Geeft u mij even hiervoor de gelegenheid, want er zitten juridische kanten aan. Ik
                     kan u nu allerlei dingen gaan toezeggen ... Maar ik begrijp die vraag gewoon heel
                     goed: een uitzonderlijke situatie, wat zet je daar wel over in een polis en wat niet?
                     Ik kom ook daar dus graag schriftelijk op terug.
                  
Het tweede van Manilla. Daarover is het verzoek van mevrouw Kröger om daar nu meteen
                     al een onafhankelijk onderzoek op te zetten. Ik heb uitgelegd dat we dat als kabinet
                     hebben gedaan. We hebben daar een second opinion over gevraagd van een onafhankelijke
                     derde. Ik heb ook toegezegd dat de Kamer daarover gerapporteerd gaat worden als die
                     onafhankelijke consultant klaar is met zijn werk. Uiteraard worden dan alle conclusies
                     gedeeld, met uitzondering misschien van de bedrijfsgevoelige. Ik stel voor dat we,
                     als we dat gedaan hebben, met elkaar in gesprek gaan over of dat voldoende is of niet,
                     in plaats van dat we nu een toezegging doen op een onafhankelijk onderzoek.
                  
Dan weer mevrouw Kröger. Nadat we daar enige tijd voor genomen hebben in de eerste
                     termijn, heb ik een toezegging gedaan ten aanzien van het kader dat wij zullen hanteren
                     bij de beoordeling van de tien fossiele projecten. Daar wil ik ook volledig transparant
                     in zijn. Ik weet eigenlijk niet precies ... Want mevrouw Kröger vraagt naar een instrument.
                     Ik wil dit ook gewoon in een goede brief zetten. De vraag is duidelijk. Ik heb daar
                     al een toezegging op gedaan. Alleen, ik ben even zoekende naar wat ik nog verder moet
                     doen, want dit was volgens mij vrij duidelijk, ook binnen datgene wat wij besproken
                     hadden.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Misschien bedoelen we precies hetzelfde; dat zou heel mooi zijn. Als de Staatssecretaris
                     het heeft over een kader, dan hebben we het dus over een kader om te kijken of die
                     projecten passen binnen de 1,5 graden. Dat is het kader waar we het over hebben. Er
                     kunnen allerlei kaders zijn, maar het betreft dus dít kader.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, maar op het gevaar dat we de discussie van de eerste termijn gaan herhalen ...
De voorzitter:
Nee, dat gaan we niet doen, mevrouw Kröger.
Staatssecretaris Van Rij:
Zoals mevrouw Kröger het nu formuleert, heb ik het niet toegezegd. Ik heb één ding
                     uitgelegd, althans geprobeerd, niet met succes, zo blijkt. Ik heb toegezegd dat wij
                     in het transitiejaar de fossiele projecten die op tijd zijn aangevraagd, in behandeling
                     zullen nemen. Vervolgens doorlopen die het normale proces van aanvraag en dekkingstoezegging,
                     daarna eventueel vertaald in een polis. Volgens mij wil mevrouw Kröger van mij horen:
                     als dat niet voldoet aan die 1,5 graad ... Tja, daar hebben we nu juist dat transitiejaar
                     voor gekozen. Daarin verschillen we dan met elkaar van mening. Maar wat ik wel wil
                     doen, is laten zien hoe we daarmee om zullen gaan, en ik wil daar ook transparant
                     in zijn.
                  
De voorzitter:
Als laatste, mevrouw Kröger, dus ten slotte. Anders blijven we op dit thema voortgaan.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja, voorzitter, maar dit is ook ongeveer de kern van dit debat. Kijk, de Minister
                     heeft gezegd: we gaan kritisch bekijken of die projecten passen binnen de 1,5 graden.
                     De Staatssecretaris zegt nu: ik heb een kader toegezegd. Maar hij zegt ook: ze krijgen
                     een normale behandeling, zoals alle andere projecten. Mijn vraag is dus: dat kritisch
                     kijken naar of ze passen binnen de 1,5 graden, hoe past dat binnen het kader waar
                     de Staatssecretaris net een toezegging op heeft gedaan?
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Echt op het gevaar af van een herhaling van zetten: wij houden ons aan de brief van
                     3 november. De heer Jetten heeft daar uiteraard de invulling aan gegeven zoals hij
                     die daaraan gegeven heeft. Er is eenheid van kabinetsbeleid, dus ik zou zeggen: wacht
                     even af waar wij mee komen.
                  
Voorzitter, dan had u zelf nog dit. U sprak over een eendimensionale benadering. Ik
                     heb zelf in eerste termijn aangegeven dat exportkredietverzekering echt over veel
                     meer gaat dan alleen fossiel. Daar lijkt het af en toe wel op. Daarom is het ook zo'n
                     belangrijk instrument, en ook een heel belangrijk instrument in de hele klimaattransitie,
                     ook voor het exporterende bedrijfsleven. Het beleid wordt geëvalueerd en getoetst,
                     en dat gebeurt ook in de monitor. U vraagt nu al om een onafhankelijk onderzoek. Ik
                     stel voor dat we dan ook de beslissing nemen of dat nodig is of niet, nadat wij zelf
                     onze evaluatie hebben gedaan.
                  
Voorzitter: Teunissen
De heer Amhaouch (CDA):
Hoe ziet u dat in de tijd, als ik vragen mag aan de Staatssecretaris?
Staatssecretaris Van Rij:
Er wordt mij ingefluisterd: voor de zomer komt die evaluatie.
Voorzitter: Amhaouch
Staatssecretaris Van Rij:
Volgens mij was dit het, voorzitter, maar als ik een vraag vergeten ben, dan hoor
                     ik dat ongetwijfeld.
                  
De voorzitter:
Prima. Dan gaan we naar de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel. Aan mij ook nog een paar vragen. Allereerst dit in antwoord op de vraag
                     van de heer Klink of er aan een TeamNL-benadering wordt gewerkt voor de energietransitiekansen.
                     Ja, dat doen we. Natuurlijk willen we niet dat ondernemers bij de verschillende loketten
                     van het kastje naar de muur worden gestuurd, dus dat ze, als ze bij het verkeerde
                     loket zijn, worden doorgestuurd. Ze moeten dus worden doorverwezen. Daar werken we
                     aan en dat blijven we ook verbeteren. Er komt nog een brief voor de zomer. De pps-evaluatie
                     hebben we gehad, maar voor de zomer komen we terug op hoe we daar nog extra invulling
                     aan geven. Het is natuurlijk de bedoeling dat die loketten goed samenwerken, maar
                     daar is wel steeds voortdurende aandacht voor, want die zorgen hebben mij ook bereikt.
                     Nou ja, wij blijven daaraan werken en we komen daar in die brief nog op terug.
                  
De heer Klink (VVD):
Ik had het niet alleen over de energiekansen in het buitenland, maar gewoon echt die
                     in de volle breedte, met handel en export. En de Minister heeft het over «we», maar
                     mag ik daaruit dan concluderen dat dat «we» ook Atradius is, en RVO, Invest International,
                     en het Ministerie van Financiën niet te vergeten, om iets aan de risico's te doen,
                     en het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Economische Zaken?
                     En wanneer komt die brief dan?
                  
Minister Schreinemacher:
Vóór de zomer.
De heer Klink (VVD):
Voor de zomer, o.
Minister Schreinemacher:
Dat hebben we aangekondigd in de brief over de evaluatie van de pps.
De heer Klink (VVD):
Maar ter bevestiging: de clubs die ik net allemaal noemde, gaan dan meer met elkaar
                     samenwerken?
                  
Minister Schreinemacher:
Ik kan het nog even helemaal schetsen, maar op het gebied van financiering zijn er
                     dus diverse financiële instrumenten. Die zijn anderhalf jaar geleden gebundeld binnen
                     Invest International. Dat is één loket op het gebied van financiering. Dan heb je
                     Atradius DSB, specifiek voor de exportkredietverzekering. Voor ondernemersvragen kunnen
                     ondernemers bij de RVO terecht. Deze werken onderling samen, maar ook nog met de ROM's
                     en met Invest-NL. Daarover zijn samenwerkingsovereenkomsten gesloten. Die samenwerking
                     verloopt over het algemeen heel goed. Soms zijn er nog wel verbeterpunten, en daar
                     komen we in de brief op terug.
                  
Dan had de heer Hammelburg nog zijn vraag over de criteria die zagen op het bredere
                     handelsinstrumentarium en de uitzonderingen daarop, en of die wel aansluiten op de
                     uitzonderingscriteria van de ekv. Wij zullen daar in de brief ook op terugkomen. Maar
                     ik kan de heer Hammelburg bij dezen alvast geruststellen met dat die criteria op elkaar
                     aansluiten. Maar we zullen die ook nog behandelen in de brief die door de Staatssecretaris
                     is toegezegd. Op dit moment zijn er overigens nul aanvragen voor fossiele projecten
                     voor die instrumenten anders dan de ekv. Daar is dus op dit moment geen sprake van.
                  
Dan vroeg mevrouw Teunissen nog naar die just energy transition in het kader van de
                     ekv. Op hoe we invulling geven aan die just energy transition, heb ik net al antwoord
                     gegeven in mijn antwoord aan mevrouw Kröger: via dat bredere beleid. Maar voor de
                     ekv en de COP26-verklaring geldt dat dit echt gericht is op het uitfaseren van fossiele
                     projecten en het stimuleren van groene projecten. En de just energy transition biedt
                     meer handelingsperspectief voor het bredere internationale instrumentarium. We werken
                     dus aan die just energy transition, maar wat we met de ekv doen, is eigenlijk maar
                     een klein onderdeeltje van wat we met het bredere beleid doen.
                  
Volgens mij heb ik daarmee de vragen beantwoord.
De voorzitter:
Prima, dan zijn we aangekomen bij het einde van dit commissiedebat over de exportkredietverzekering.
                     Voordat ik afsluit, heb ik een aantal toezeggingen die ik met u wil doornemen.
                  
− De Staatssecretaris zegt toe om de Kamer zo spoedig mogelijk te informeren over welk
                           afwegingskader gehanteerd wordt bij de beoordeling van de fossiele projecten.
                        
− De Kamer wordt geïnformeerd over de ekv-criteria in relatie tot de leveringszekerheid
                           en ontwikkelingslanden.
                        
− De Kamer wordt geïnformeerd in de volgende ekv-monitor over wat de stappen zijn van
                           het kabinet volgend op het rapport over de veiligheidssituatie rondom het lng-project
                           in Mozambique.
                        
− De Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van een second opinion van een onafhankelijke
                           derde naar het project in Manilla.
                        
− De Kamer wordt vóór het tweeminutendebat geïnformeerd over de handhaving op categorie
                           C.
                        
De heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Op die eerste toezegging: daar zat natuurlijk wel meer in. Ik heb daar ook nog iets
                     over gevraagd.
                  
De voorzitter:
Dit is de toezegging. We kunnen er dadelijk nog even naar kijken. Of mist u echt iets?
De heer Klink (VVD):
Nou ja ...
De voorzitter:
De griffier fluistert mij in dat het debat ook wordt geregistreerd in het verslag.
                     Daar zit ook de context bij van deze toezegging.
                  
Staatssecretaris Van Rij:
Inclusief wat door alle commissieleden is ingebracht, ook door de heer Klink.
De voorzitter:
Prima. Dank aan de Minister en de Staatssecretaris voor het bijwonen van dit commissiedebat.
                     Dat geldt ook voor de Kamerleden, de mensen op de publieke tribune en de mensen die
                     thuis meekijken. Ik wens jullie een fijne avond en alvast een fijn reces volgende
                     week als dit voor jullie de laatste activiteit is van deze week. Tot ziens.
                  
Sluiting 16.47 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 M. Schukkink, griffier
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 J. Wuite, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
