Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over het voorgestelde keuze- en shoprecht voor gepensioneerden na invaren vanuit een uitkeringsovereenkomst naar een flexibele premieovereenkomst
Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over het voorgestelde keuze- en shoprecht voor gepensioneerden na invaren vanuit een uitkeringsovereenkomst naar een flexibele premieovereenkomst (ingezonden 9 februari 2023).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) (ontvangen
24 februari 2023).
Vraag 1
Klopt het dat op grond van de Wet toekomst pensioenen (artikel 150l, lid 6) ook reeds
gepensioneerden een wettelijk keuzerecht krijgen tussen een vaste en variabele uitkering
als zij invaren vanuit een uitkeringsovereenkomst naar een flexibele premieovereenkomst?
Antwoord 1
Ja, dat klopt. Kernelement van de flexibele premieovereenkomst is dat deelnemers op
pensioenleeftijd een keuze kunnen maken tussen een vaste en variabele uitkering. Reeds
gepensioneerden in een uitkeringsovereenkomst die invaren naar een flexibele premieovereenkomst
hebben in dat geval nooit een keuze kunnen maken tussen welke uitkering zij wensen
te ontvangen. Daarom is ervoor gekozen om hen eenmalig de keuze te laten bieden, net
zoals zij die keuze zouden hebben gehad op pensioendatum. In hoeverre dit in de praktijk
zal voorkomen hangt primair af van hoe vaak sociale partners die een pensioenovereenkomst
hebben met het karakter van een uitkeringsovereenkomst straks kiezen voor de flexibele
premieregeling.
Vraag 2
Klopt het dat indien die gepensioneerde een vaste uitkering wenst, maar het pensioenfonds
enkel een variabele uitkering aanbiedt (of vice versa), de gepensioneerde dan een
eenmalig shoprecht krijgt, waardoor hij of zij een vaste (respectievelijk variabele)
uitkering bij onder andere een verzekeraar kan aankopen?
Antwoord 2
Ja, dat klopt. In beginsel wordt ingevaren conform het standaard invaarpad. Sociale
partners kiezen binnen de flexibele premieregeling welke uitkeringsvorm de standaardoptie
is (de optie die geldt wanneer iemand geen keuze maakt). Het pensioenfonds besluit
of zij zowel een vaste als variabele uitkering aanbiedt of slechts één van de twee
uitkeringsvormen. Hierbij weegt een fonds ook af in hoeverre het aanbieden van één
uitkeringsvorm evenwichtig is. Als sociale partners bijvoorbeeld kiezen dat de variabele
uitkering de standaard wordt en het pensioenfonds zowel een vaste als variabele uitkering
aanbiedt, dan varen gepensioneerden in principe in naar de variabele uitkering, maar
kunnen zij bij hetzelfde pensioenfonds binnen een jaar ook kiezen voor een vaste uitkering.
In dat geval is er geen sprake van shoprecht.
Vraag 3
Bent u van mening dat elke gepensioneerde in de situatie zoals geschetst in vraag
2, daadwerkelijk gebruik moet kunnen maken van het shoprecht om een vaste uitkering
aan te kopen bij een verzekeraar, zeker in de situatie dat de gepensioneerde niet
bij een ander pensioenfonds pensioenrechten heeft en daar dus een vaste uitkering
zou kunnen aankopen?
Antwoord 3
Volgens een publicatie van WTW (2017)1 blijkt dat de markt tot het kunnen aankopen van een variabele of vaste uitkering
bij een verzekeraar zich dusdanig heeft ontwikkeld dat er veel verschillende producten
beschikbaar zijn voor deelnemers. Het aanbod van een product en of een deelnemer daar
daadwerkelijk van gebruik kan maken hangt primair af van het resterend pensioenkapitaal
van een deelnemer. Bij zeer lage pensioenkapitalen is die markt beperkt beschikbaar.
Volgens WTW is er tot een kapitaal van € 25.000 vaak geen mogelijkheid tot aankoop
van een variabele uitkering. Dat impliceert dat er voor jongere gepensioneerden er
een grotere mogelijkheid zal zijn om te kunnen shoppen dan voor gepensioneerden op
zeer hoge leeftijden. Naarmate de pensionering neemt immers ook het resterende pensioenkapitaal
af. Daarbij dient opgemerkt te worden dat er op hoge leeftijden een marginaal, of
in gevallen geen, verschil is tussen een vaste en variabele uitkering. Uit reeds genoemde
publicatie van WTW blijkt dat meeste aanbieders rond 85 jaar beginnen met het verminderen
van het beleggingsrisico. WTW geeft daarbij aan dat op hogere leeftijd de uitkering
steeds minder zal fluctueren waardoor er ook bij een variabele uitkering op die leeftijd
eigenlijk sprake is van een vaste uitkering.
In hoeverre de gepensioneerde uiteindelijk gebruik kan maken van het shoprecht is
afhankelijk van de situatie bij het pensioenfonds en van het beschikbare pensioenkapitaal.
Dat is niet anders dan zoals dat nu is voor net gepensioneerden die een keuze kunnen
maken tussen een variabele en vaste uitkering. Met een beperkt pensioenkapitaal is
het niet altijd mogelijk om gebruik te maken van het shoprecht indien daar sprake
van is.
Vraag 4
Klopt het dat zij deze keuze (met eventuele gebruikmaking van het shoprecht) tot één
jaar na het invaren kunnen maken?
Antwoord 4
Ja, dat klopt. Indien zij geen keuze hebben gemaakt geldt de standaardoptie zoals
vastgesteld door sociale partners.
Vraag 5
Bent u bereid om advies te vragen aan de toezichthouder Autoriteit Financiële Markten
(AFM) over de markt voor het shoprecht?
Antwoord 5
Op dit moment zie ik geen aanleiding om de toezichthouder Autoriteit Financiële Markten
(AFM) om advies te vragen over het shoprecht. AFM heeft reeds advies uitgebracht over
een conceptversie van het wetsvoorstel toekomst pensioenen waarin de keuze voor de
gepensioneerde reeds was geregeld.2 Ook heeft de AFM in de consultatiereactie op het conceptbesluit toekomst pensioenen
aandacht gevraagd voor het keuzemoment na het invaren van bestaande rechten naar de
flexibele premieregelingen.3 De AFM heeft daarbij nogmaals het belang onderstreept dat gepensioneerden deze keuze
tijdig voorgelegd krijgen, zodat gepensioneerden in staat worden gesteld bij verschillende
pensioenuitvoerders offertes op te vragen en een keuze te maken. Pensioenuitvoerders
die ervoor kiezen om de bestaande pensioenrechten in te varen van een uitkeringsregeling
naar de flexibele premieregeling moeten alle pensioengerechtigden tijdig de keuze
voorleggen tussen een vaste en een variabele uitkering, waarbij wordt aangesloten
bij de vereisten uit artikel 48 (eisen aan informatieverstrekking), 48a (keuzebegeleiding)
en artikel 63b (keuzerecht variabele of vaste uitkering) uit de Pensioenwet. Pensioenuitvoerders
hebben daarbij tot 1 jaar na de collectieve waardeoverdracht de tijd om de keuze tussen
een vaste of variabele uitkering voor te leggen aan de gepensioneerde deelnemers.
Vraag 6
Kan de toezichthouder aangeven of er buiten bepaalde grenzen (bijvoorbeeld bij een
hoge leeftijd of laag pensioenvermogen) wel een verzekeringsmarkt is voor de inkoop
van pensioenrechten voor (individuele) gepensioneerden?
Antwoord 6
Desgevraagd laat de AFM weten dat zij geen gegevens hebben over een verzekeringsmarkt
voor de inkoop van pensioenrechten na de pensioendatum. Op dit moment is het voor
reeds gepensioneerden niet mogelijk een uitkering na pensionering te heroverwegen.
Er is nu geen sprake van een bestaande verzekeringsmarkt. De AFM laat weten dat zij
constateren dat over het algemeen voor de aankoop van een variabele uitkering vaak
een ondergrens aan de koopsom wordt gehanteerd (zie ook antwoord op vraag 3 voor een
verdere toelichting).
Vraag 7
Verwacht de toezichthouder dat die markt zich wel zal ontwikkelen?
Antwoord 7
De AFM laat weten het belangrijk te vinden dat als deze markt zich ontwikkelt, er
sprake is van een goed werkende markt en dat voldoende aandacht is voor een goede
keuzebegeleiding van de gepensioneerde deelnemers die deze nieuwe keuze voorgelegd
krijgen.
Vraag 8
Kunt u het resultaat aan de Kamer doen toekomen?
Antwoord 8
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 5 zie ik geen aanleiding om de AFM om advies
te vragen.
Vraag 9
Ziet u bezwaren als pensioenfondsen met verzekeraars in gesprek gaan om ten behoeve
van hun reeds gepensioneerde deelnemers die de wens hebben om gebruik te maken van
het shoprecht, een oplossing te bieden zodat ze gezamenlijk als collectief over kunnen?
Antwoord 9
De keuze die geboden wordt binnen de flexibele premieregeling is een individuele keuze.
Zodoende kan er niet door iemand anders besloten worden welke uitkeringsvorm de gepensioneerde
moet kiezen als deze gebruikmaakt van het shoprecht. Het pensioenfonds kan, in het
kader van de keuze tussen een vaste en variabele uitkering, dus niet besluiten dat
een collectief gezamenlijk overgaat naar een verzekeraar. Als een pensioenfonds enkel
een van de twee uitkeringsvormen aanbiedt kunnen zij deelnemers, of in dit geval gepensioneerden,
wel wijzen op mogelijke handelingsopties. Als de gepensioneerde bijvoorbeeld een uitvoerder
van een vaste uitkering op het oog heeft, kan het pensioenfonds, na machtiging door
de gepensioneerde, vervolgens behulpzaam zijn met het verstrekken van gegevens aan
de door de gepensioneerde geselecteerde uitvoerders zodat berekeningen kunnen worden
gemaakt.
Vraag 10
Als u bezwaren ziet, bent u dan voornemens andere maatregelen te treffen, mocht dit
nodig zijn, om te waarborgen dat gepensioneerden ook echt gebruik kunnen maken van
het wettelijke shoprecht?
Antwoord 10
Naar mijn mening biedt het huidige wettelijke kader voldoende mogelijkheden om ervoor
te zorgen dat deelnemers/gepensioneerden een weloverwogen keuze kunnen maken voor
een vaste of variabele uitkeringsvorm.
Vraag 11
Kunt u reflecteren op een gedeeltelijke carve out, conform de aangenomen motie van
het lid Smals4, als mogelijke oplossing, mochten er geen marktpartijen zijn die vaste uitkeringen
willen aanbieden aan individuele gepensioneerden?
Antwoord 11
Conform de motie van het lid Smals zal ik gedurende de transitieperiode monitoren
of er pensioenfondsen zijn die aangeven een carve-out nodig te hebben om aan hun wettelijke
taak voor evenwichtige belangenafweging tussen verschillende deelnemersgroepen te
voldoen. Voor de goede orde, bij een eventuele carve-out gaat het om de overdracht
van pensioenrechten en pensioenaanspraken van een specifieke deelnemersgroep (deelnemers,
gewezen deelnemers of gepensioneerden) en niet van individuele deelnemers/gepensioneerden.
Vraag 12
Acht u het verstandig dat een negentigjarige verpleeghuisbewoner verplicht moet kiezen
tussen een vaste of variabele pensioenuitkering binnen de flexibele premieregeling?
Antwoord 12
Vooropgesteld wil ik opmerken dat ik geen aanleiding zie om een negentigjarige verpleeghuisbewoner
minder rechten te geven dan een vijfenzeventigjarige of een net gepensioneerde. Daarnaast
geldt dat een deelnemer, en in dit geval dus ook als gepensioneerde, de keuze tussen
een vaste en variabele pensioenuitkering binnen de flexibele premieregeling wordt
voorgelegd, zodat aangesloten kan worden bij de eigen situatie en wensen. De norm
keuzebegeleiding is hierbij ook van toepassing. Het is voor de deelnemer of gepensioneerde
geen verplichting om een keuze te maken. Indien, een deelnemer of in deze situatie
de gepensioneerde, geen keuze maakt, geldt de standaardoptie die door sociale partners
wordt vastgesteld.
Vraag 13
Kunt u deze vragen één voor één binnen drie weken beantwoorden en aan de Kamer doen
toekomen?
Antwoord 13
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.