Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Grinwis en Nijboer over het feit dat er nog altijd flitskredieten worden aangeboden in Nederland
Vragen van de leden Grinwis (ChristenUnie) en Nijboer (PvdA) aan de Minister van Financiën over het feit dat er nog altijd flitskredieten worden aangeboden in Nederland, waardoor nietsvermoedende burgers met torenhoge kosten worden geconfronteerd (ingezonden 26 januari 2023).
Antwoord van Minister Kaag (Financiën) (ontvangen 24 februari 2023).
Vraag 1 en 2
Bent u ervan op de hoogte dat door een aanbieder als saldodipje.nl nog steeds flitskredieten
worden aangeboden, waarbij de uiteindelijke kosten de afgesproken en wettelijk gemaximeerde
rente ver te boven gaan, doordat boetes worden opgelegd voor het niet (tijdig) aandragen
van een garantsteller?
Vindt u dergelijke praktijken wenselijk met oog op de consumentenbescherming, en passen
deze volgens u binnen de letter én geest van de huidige wetgeving?
Antwoord 1 en 2
Ik ben er van op de hoogte dat via de website saldodipje.nl krediet wordt aangeboden
aan consumenten in Nederland. Op die website staan de algemene leenvoorwaarden, waarin
staat dat een persoonlijke garantiestelling voor het krediet een van de voorwaarden
is van de kredietovereenkomst. De kredietnemer dient ervoor te zorgen dat een natuurlijke
persoon zich (hoofdelijk) aansprakelijk stelt. Ook is opgenomen dat er een aanvullend
bedrag in rekening wordt gebracht als er niet wordt voldaan aan de vereisten betreffende
de garantiesteller.1
Ik vind het onwenselijk als buitenlandse kredietaanbieders consumenten hoge kosten
in rekening brengen. Daarom is op 1 januari 2020 de Regeling aanpak flitskrediet in
werking getreden.2 Deze regeling heeft tot doel te voorkomen dat aanbieders vanuit het buitenland kredieten
aanbieden om zo de maximale kredietvergoeding te omzeilen en hogere kosten te rekenen
dan in Nederland is toegestaan. Op grond van de regeling is de maximale kredietvergoeding
ook van toepassing als financiële ondernemingen die in andere lidstaten zijn gevestigd,
via internet krediet aanbieden aan consumenten in Nederland. De maximale kredietvergoeding
is neergelegd in het Besluit kredietvergoeding en is opgebouwd uit de wettelijke rente,
die op dit moment 4 procent bedraagt, met een opslag van 8 procentpunt.3 Onder de kredietvergoeding vallen alle beloningen en vergoedingen, in welke vorm
ook, die de kredietgever of de leverancier van de goederen of diensten ter zake van
een kredietovereenkomst bedingt, in rekening brengt of aanvaardt. In de toelichting op de Regeling
aanpak flitskrediet is uitdrukkelijk opgemerkt dat «het voor de toepassing van deze
regeling niet relevant is of de vergoeding door de aanbieder wordt aangemerkt als
«rente», «leenkosten», een garantstelling (al dan niet met een externe partij) of
anderszins».
Recent is een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 januari jl. gepubliceerd
waarin is ingegaan op de vraag of een eventuele boete wegens het niet (of niet tijdig
of niet overeenkomstig de voorwaarden) aanleveren van (stukken met betrekking tot)
de garantiesteller onder de totale kosten van het krediet valt.4 De rechtbank oordeelt dat uit de toelichting op het Besluit kredietvergoeding volgt
dat de kosten van niet-naleving, zoals een boete, niet tot de totale kosten van het
krediet moeten worden gerekend.
De rechtbank wijst er echter op dat op basis van vaste jurisprudentie van het College
van Beroep voor het bedrijfsleven – mede gelet op het beschermingsdoel van de Consumentenkredietrichtlijn
– bij de beantwoording van de vraag of kosten kunnen worden gerekend tot de totale
kosten van het krediet, niet zozeer een formeel-juridische benadering dient te worden
gevolgd, maar veeleer dient te worden gekeken naar de feitelijke gevolgen voor de
consument. Volgens de rechtbank moet daarvoor wel aannemelijk zijn gemaakt dat aan
klanten in de praktijk zo vaak een boete wordt opgelegd dat deze feitelijk de basis
vormt van het verdienmodel van de kredietverstrekker en daarmee alsnog onderdeel is
van de kredietvergoeding. In de casus waarop de uitspraak van 19 januari jl. zag,
heeft de rechtbank geoordeeld dat niet met voldoende concrete informatie is aangetoond
dat de wettelijke bepaling over de maximum toegestane kredietvergoeding is overschreden.
Tegen de uitspraak van de rechtbank staat nog hoger beroep open.
De uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 januari jl. betreft een bodemprocedure
volgend op een uitspraak in kort geding van 3 maart 2021, waarin de rechter twijfels
uitte over de juridische basis van de Regeling aanpak flitskrediet. Aangezien de rechter
in de recente uitspraak niet ingaat op dit vraagstuk, is er nu geen aanleiding om
wijziging van de Regeling aanpak flitskrediet te overwegen.
Vraag 3
Heeft de Autoriteit Financiële Markten op dit moment de bevoegdheid om tegen dergelijke
aanbieders op te treden? Zo ja, waarom zijn dergelijke aanbieders dan nog steeds actief
op de Nederlandse markt?
Antwoord 3
De AFM handhaaft sinds 2011 streng op aanbieders van flitskrediet die te hoge kosten
vragengezien de schadelijke gevolgen voor consumenten. De AFM is bevoegd om handhavend
op te treden op basis van de Regeling aanpak flitskrediet. De AFM doet geen uitspraken
over het toezicht op en aanpak van individuele partijen.
Vraag 4 en 5
Op welke manier zou de Wet op het financieel toezicht (Wft) en eventuele aanverwante
wetgeving aangepast moeten worden om dergelijke flitskredieten met misleidende garantstellingsconstructies
aan banden te leggen?
Bent u voornemens om de wet dusdanig aan te passen dat dergelijke praktijken verboden
worden, gelet op het feit dat deze aanbieders misbruik maken van financieel kwetsbare
mensen?
Antwoord 4 en 5
Zoals ik heb geschreven in mijn antwoord op de vragen 1 en 2, vind ik het onwenselijk
als buitenlandse kredietaanbieders consumenten hoge kosten in rekening brengen. Krediet
moet op een verantwoorde wijze worden aangeboden. Daarom is op 1 januari 2020 ook
de Regeling aanpak flitskrediet in werking getreden, waarmee de maximale kredietvergoeding
ook geldt voor het via internet aanbieden van flitskrediet aan consumenten in Nederland
door in andere lidstaten gevestigde aanbieders.
Daarnaast wordt op dit moment onderhandeld over herziening van de Europese richtlijn
consumentenkrediet. De herziening heeft tot doel om consumenten beter te beschermen
en stelt strengere regels aan onder andere de krediettoets, reclame en informatieverstrekking.
Ook stelt de Europese Commissie voor om het toepassingsbereik van de richtlijn uit
te breiden met kredieten van minder dan 200 euro die nu zijn uitgezonderd. Het doel
daarvan is om kortlopende leningen tegen (zeer) hoge kosten aan te pakken. In Nederland
zijn deze kredieten reeds gereguleerd, en dit voorstel draagt dus bij aan een gelijk
Europees speelveld. In de huidige richtlijn zijn geen voorschriften opgenomen over
maximering van de kosten. De herziening van de richtlijn brengt daar verandering in
doordat lidstaten verplicht worden om maatregelen te nemen om de kosten van krediet
te beperken. Eind vorig jaar hebben de Raad van Ministers, de Europese Commissie en
het Europees Parlement een voorlopig politiek akkoord bereikt over de herziening van
de richtlijn.5 Naar verwachting wordt in de eerste helft van dit jaar een akkoord bereikt. Wanneer
de richtlijn definitief is zal ik bij de omzetting daarvan kijken of er aanleiding
is om de huidige wetgeving voor flitskredieten aan te passen.
Vraag 6
Is het hierbij relevant dat malafide aanbieders veelal niet in Nederland gevestigd
zijn?
Antwoord 6
Voor het aanbieden van krediet, waaronder flitskrediet, is een vergunning van de AFM
vereist op grond van artikel 2:60, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht
(Wft). De AFM verleent die vergunning uitsluitend indien aan de toepasselijke wettelijke
eisen is voldaan, bijvoorbeeld ten aanzien van de integriteit van de bedrijfsvoering.
Ook na het verkrijgen van toegang tot de Nederlandse markt moeten kredietverleners
voldoen aan strenge eisen, waaronder de eisen die zijn opgenomen in paragraaf 4.3.1.3
van de Wft over het aanbieden van krediet en de eisen die zijn opgenomen in het Besluit
Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft over de maximale kredietvergoeding.
De vergunningplicht geldt niet wanneer het krediet vanuit een andere lidstaat (en)
via het internet in Nederland wordt aangeboden. Dit volgt uit artikel 1:16, eerste
lid, Wft waarin is opgenomen dat de Wft niet van toepassing is op financiële diensten
die kunnen worden aangemerkt als «dienst van de informatiemaatschappij» als bedoeld
in artikel 1:16, eerste lid, Wft en die worden verleend door een financiële onderneming
vanuit een vestiging in een andere lidstaat. Zie hiervoor ook de toelichting op de
Regeling aanpak flitskrediet.6 Die Regeling aanpak flitskrediet zorgt er wel voor dat aanbieders van (flits)kredieten
met vestiging in andere lidstaten van de Europese Unie, indien zij een dergelijk krediet
in Nederland aanbieden aan consumenten, geen hogere effectieve kredietvergoeding op
jaarbasis mogen vragen dan de kredietvergoeding die geldt voor in Nederland gevestigde
aanbieders van krediet. De AFM is bevoegd om de regeling te handhaven. Overigens is
de Wft wel geheel van toepassing op (flits)kredieten die vanuit staten die geen lidstaat
zijn, worden aangeboden aan consumenten in Nederland. Zoals beschreven bij het antwoord
op de vragen 4 en 5 zal ik bij de uitvoering van de herziening van de Europese richtlijn
consumentenkrediet bezien of de aanpak van buitenlandse flitskredietaanbieders op
de Nederlandse markt wijziging behoeft.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.