Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ellemeet over de renseigneringsverplichting
Vragen van het lid Ellemeet (GroenLinks) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport en de Staatssecretaris van Financiën over de renseigneringsverplichting (ingezonden 27 januari 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst),
mede namens de Minister voor Langdurige Zorg en Sport (ontvangen 23 februari 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met de renseigneringsverplichting?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u aangeven waarom deze verplichting ook geldt voor zorgaanbieders, aangezien
zij een btw-vrijstelling hebben voor het inhuren van personeel?
Antwoord 2
De renseigneringsplicht «Uitbetaalde Bedragen aan Derden» (UBD) is bedoeld om een
aantal gegevens over betalingen die naar verwachting tot belastbare inkomsten leiden,
aan de Belastingdienst te verstrekken.1
De Belastingdienst heeft de gegevens nodig om de aanslag vast te kunnen stellen en
in het kader van de benodigde informatie voor de vooraf ingevulde aangifte (VIA).
De Belastingdienst gebruikt de gegevens als zogenaamde contra-informatie bij het beoordelen
van de aangifte en het vaststellen van de aanslag. Veel van deze contra-informatie
vult de Belastingdienst al vooraf in de aangifte in zodat de burger deze gegevens
bij het indienen van de aangifte alleen maar hoeft te controleren en zo nodig aan
te vullen. Met het vooraf invullen van de gegevens in de aangifte helpt de Belastingdienst
de belastingplichtige de juiste gegevens in de aangifte inkomstenbelasting te vermelden.
De contra-informatie die wordt verkregen vanuit de renseignering van de gegevens heeft
een groot heffingsbelang voor de inkomensheffing.2 Over betalingen voor werkzaamheden en diensten waarvoor geen btw in rekening wordt
gebracht ontvangt de Belastingdienst nog geen gegevens. Dit maakt dat de renseignering
door zorgaanbieders van aan derden uitbetaalde bedragen (waar inderdaad veel voor
de btw onbelaste werkzaamheden worden verricht) juist van belang is. Om die reden
zijn zorgaanbieders niet uitgesloten van de verplichting om gegevens te verstrekken.
Uit informatie van de Belastingdienst volgt dat veel partijen, ook partijen uit de
zorg, tijdig hebben voldaan aan de renseigneringsverplichting.
Vraag 3
Waarom is ervoor gekozen om alle zorgaanbieders voor 1 februari alle betalingen aan
derden in 2022 te laten melden? Begrijpt u dat de zorgaanbieders hierdoor in tijdnood
komen?
Antwoord 3
De gegevens over een bepaald kalenderjaar moeten uiterlijk op 31 januari van het daaropvolgende
kalenderjaar worden aangeleverd. Zoals in de nota van toelichting bij de publicatie
van het besluit met de verplichting in het Staatsblad3 (7 juli 2021) is vermeld moest de nieuwe renseigneringsstroom feitelijk voor het
eerst per 1 januari 2023 gaan plaatsvinden. Dit moest zowel de Belastingdienst als
de betreffende administratieplichtigen voldoende tijd geven om het nieuwe proces tijdig
en toereikend in te richten. Zorgaanbieders hebben derhalve sinds 7 juli 2021 de tijd
gehad om zich hierop bedrijfsmatig voor te bereiden. Bij een latere aanlevering zouden
de gegevens niet meer kunnen worden gebruikt voor de VIA zoals deze beschikbaar wordt
gesteld per 1 maart. Om zowel administratieplichtigen als de inspecteur in staat te
stellen zich zorgvuldig en tijdig voor te bereiden op de nieuwe verplichte gegevensstroom
is in de artikelsgewijze toelichting op het besluit vermeld dat de inspecteur voor
het jaar 2022 geen gebruik zal maken van de mogelijkheid voor het reeds in de loop
van het belastingjaar laten aanleveren van gegevens. Voor de renseignering over het
jaar 2022 had de aanlevering van de gegevens in alle gevallen verplicht in januari
2023 moeten plaatsvinden.
Wat betreft het handhaven op de renseigneringsverplichting zal de Belastingdienst maatwerk bieden. Dit houdt
onder meer in dat per geval bekeken wordt welke ruimte wordt gegeven om op een ander
moment te voldoen aan de renseigneringsverplichting, in situaties waarin de deadline
van 1 februari 2023 niet gehaald kon worden. Wanneer organisaties derhalve meer tijd
nodig hebben voor de nieuwe manier van aanleveren kunnen zij de Belastingdienst om
uitstel vragen voor het aanleveren van die opgaven.
Vraag 4
Waarom is ervoor gekozen om de maatregel met terugwerkende kracht te laten gelden
voor zorgaanbieders?
Antwoord 4
Het besluit is van 7 juli 2021 en is in werking getreden met ingang van 1 januari
2022. Er is geen sprake van terugwerkende kracht.
Vraag 5
Bent u zich, door deze maatregel met terugwerkende kracht te laten gelden, bewust
van de grote administratieve lasten van zorgverleners? Deelt u de mening dat dit botst
met de doelstellingen uit het programma (Ont)Regel de Zorg?
Antwoord 5
In het antwoord op vraag 4 wordt toegelicht dat er geen sprake van is om deze maatregel
met terugwerkende kracht te laten gelden. Ik constateer dat de communicatie over deze
verplichting verschillende werkgevers (in de zorg) niet goed heeft bereikt, waardoor
men in de praktijk heeft ervaren dat gegevens op een korte termijn aangeleverd zouden
moeten worden. In het programma [Ont]Regel de Zorg 2022–2025 gaat er specifieke aandacht
uit naar het (nog meer) meewegen van de werkbaarheid en uitvoerbaarheid van regelgeving
in de zorg bij besluitvorming. De renseigneringsverplichting betreft echter generieke
regelgeving voor álle werkgevers. In de totstandkoming van de regeling heeft het Ministerie
van Financiën aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) in 2020 advies gevraagd
inzake de administratieve lasten. De ATR heeft geadviseerd de regeldrukberekening
aan te vullen. De gevolgen voor de regeldruk voor bedrijven, burgers en beroepsbeoefenaren
zijn als volgt toegelicht:
«De verplichting voor inhoudingsplichtigen en cbo’s4 om gegevens aan de Belastingdienst te verstrekken over betalingen voor werkzaamheden
en diensten betekent een incidentele verzwaring van de administratieve lasten van
circa € 4,1 miljoen (waarvan circa € 0,1 miljoen voor burgers en circa € 4 miljoen
voor het bedrijfsleven). Dit betreft de verplichting dat natuurlijke personen die
lid zijn van een cbo hun bsn eenmalig moeten opgeven en voor de administratieplichtige
organisaties dat de (geautomatiseerde) administratie moet worden aangepast en van
betrokkenen het bsn moet worden uitgevraagd en in de administratie moet worden vastgelegd.
De structurele administratieve lasten voor de verplichte gegevensverstrekking nemen
toe met circa € 1,3 miljoen voor het bedrijfsleven.»
Vraag 6
Op welke wijze zijn zorgaanbieders geïnformeerd over deze verplichting?
Antwoord 6
Om de nieuwe wetgeving bekend te maken onder de beoogde doelgroep is er door de Belastingdienst
gecommuniceerd via de daarvoor geëigende kanalen:
– Er is op de website van de Belastingdienst een landingspagina ingericht voor UBD met
doorverwijzingen naar het gegevensportaal (december 2021)5;
– Publicatie op het gegevensportaal met de wijzigingen naar aanleiding van nieuwe wetgeving
(najaar 2021);
– Handleiding gepubliceerd op het openbare gedeelte van het gegevensportaal (december
2021);
– Wijzigingen gecommuniceerd op het Forum voor Salaris en Fiscaal Dienstverleners (begin
2022);
– Nieuwe regeling vermeld in de Nieuwsbrief Loonheffingen 2022 (28 oktober 2021);
– Nieuwe regeling vermeld in het Handboek Loonheffingen 2022 (vanaf januari 2022);
– Wijzigingen en handleiding gepubliceerd op de website Ondersteuning Digitaal Berichtenverkeer
(ODB) voor softwareontwikkelaars;
– Vragen en antwoorden gepubliceerd op de UBD-pagina en het gegevensportaal (januari
2023).
Zorgaanbieders zijn niet specifiek als aparte doelgroep geïnformeerd, omdat het generieke
regelgeving voor alle werkgevers betreft. Uit informatie van de Belastingdienst blijkt
dat veel partijen, ook partijen uit de zorg, tijdig hebben voldaan aan de renseigneringsverplichting.
Vraag 7
Op welke wijze is de regeldruk van deze maatregel voor zorgaanbieders getoetst? Hoe
zijn de resultaten daarvan meegenomen in de uitvoering van de maatregel?
Antwoord 7
In het antwoord op vraag 5 wordt toegelicht hoe de regeldruk is getoetst. Hierbij
is geen onderscheid gemaakt in sectoren omdat de maatregel sectoronafhankelijk is.
Vraag 8
Bent u bereid om zorgaanbieders, vanwege hun btw-vrijstelling, (tenminste tijdelijk)
uit te zonderen van deze maatregel?
Antwoord 8
Nee, ik wil zorgaanbieders niet uitzonderen van deze verplichting. Zoals in het antwoord
op vraag 2 is toegelicht is de renseignering van deze gegevens door zorgaanbieders
(waar veel voor de btw onbelaste werkzaamheden worden verricht) juist van belang.
Dit is van belang als contra-informatie voor de inkomensheffing en voor de VIA. Wel
is het mogelijk dat de zorgaanbieder die problemen ervaart (of heeft ondervonden)
om de UBD-opgaven tijdig (vóór 1 februari 2023) in te zenden in overleg kan met de
Belastingdienst om maatwerkafspraken te maken voor het aanleveren van die opgaven.
Hierna licht ik nader toe waarom ik geen uitzondering wil maken.
Ten eerste is er sprake van een algemeen geldende regeling en is er voor een uitzondering
voor de zorg (of andere sector) geen goede rechtvaardigingsgrond. Ten tweede wil ik
vanwege het belang van de belastingheffing geen categorale uitzondering maken voor
zorgaanbieders. De gegevens over uitbetalingen aan derden gebruikt de Belastingdienst
met name voor het voorinvullen van het resultaat uit overige werkzaamheden in de aangiften
inkomstenbelasting, en als contra-informatie bij de controle van deze aangiften. De
belastingplichtigen die een belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden moeten
aangeven, worden door de voorinvulling geholpen bij het doen van een juiste en volledige
aangifte. De Belastingdienst heeft op basis van steekproeven aangegeven dat het nalevingstekort
voor wat betreft de belasting van het resultaat uit overige werkzaamheden naar zijn
inschatting aanzienlijk is6. Het tijdelijk uitzonderen van een belangrijke groep die gegevens over veel betalingen
aan derden moeten verstrekken zou afbreuk doen aan de beoogde ondersteuning van belastingplichtigen
en aan de bedoeling van de regeling.
Ik onderken dat voor zorgaanbieders die veel uitbetalingen doen waarop vrijstelling
van btw van toepassing is, het verzamelen en verstrekken van gegevens een opgave is
die tijd en inspanning kost. Ik ben daarom met bovengenoemde maatwerkmogelijkheden
tegemoet gekomen aan administratieplichtigen die problemen ondervinden bij de invoering
van deze renseigneringsverplichting.
Vraag 9
Kunt u deze vragen voor 1 februari a.s. beantwoorden?
Antwoord 9
Nee. De vragen zijn beantwoord binnen de termijn van drie weken die geldt voor de
beantwoording van Kamervragen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën -
Mede namens
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.