Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beckerman over het bericht ‘Sociale huurwoningen entrepotdok: ‘Stop de massale uitverkoop’
Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over het bericht «Sociale huurwoningen entrepotdok: «Stop de massale uitverkoop»» (ingezonden 25 november 2022).
Antwoord van Minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) (ontvangen
20 februari 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 987.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Sociale huurwoningen entrepotdok: «Stop de massale
uitverkoop»»1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van dit bericht?
Antwoord 2
Ik vind het wenselijk dat verkopen van corporatiewoningen in het goed overleg tussen
woningcorporatie, gemeente en huurdersorganisatie aan de orde komen. Inmiddels heb
ik begrepen dat de gemeente Amsterdam en de Alliantie in overleg zijn over de voorgenomen
verkoop van woningen, en dat de Alliantie besloten heeft om de verkoop tijdelijk te
staken. De Alliantie en de gemeente Amsterdam vinden het van groot belang dat de samenwerking
tussen gemeente en corporatie goed blijft. In goed overleg is besloten om samen een
mediation-traject in te gaan om na te gaan of er daadwerkelijk conform de Samenwerkingsafspraken,
zoals vastgesteld in het overleg tussen gemeente en de woningcorporaties, is gewerkt.
Vraag 3
Staan deze en andere verkopen van sociale huurwoningen niet haaks op wat u in de Nationale
Prestatieafspraken afgesproken hebt waarin de volgende afspraak is vastgelegd; «Gegeven
de huidige lange wachtlijsten is het wenselijk met prioriteit in te zetten op het
realiseren van meer sociale huurwoningen. Op het moment dat de sociale voorraad weer
groeit, ontstaat meer ruimte om woningen zo mogelijk te verkopen aan zittende huurders
of andere huurders in de corporatiesector. Daarmee kan het betaalbare koopsegment
groeien zonder dat de sociale huursector hierdoor afneemt.»? Zo ja, hoe gaat u hiertegen
optreden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Verkopen van woningen door corporaties zijn een onderdeel van een gezonde bedrijfsvoering,
en als zodanig zijn verkopen van sociale huurwoningen dus niet strijdig met de Nationale
Prestatieafspraken. De Nationale Prestatieafspraken hebben onder meer tot doel om
de voorraad sociale huurwoningen in Nederland zoveel mogelijk te laten toenemen door
de bouw van 250.000 sociale huurwoningen. Om dit mogelijk te maken zullen in sommige
gevallen ook verkopen van woningen nodig zijn, zoals ook in de Nationale Prestatieafspraken
zelf is toegelicht.
Vraag 4
Deelt u de mening dat deze verkoop en andere verkopen mede op basis van de afspraken
in de Nationale Prestatieafspraken geen doorgang moeten vinden? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, bent u dan bereid om naleving van de gemaakte afspraken te eisen, hetzij met
woningcorporatie De Alliantie en/of Aedes? Kunt u uw antwoord nader toelichten en
kunt u in uw antwoord een onderscheid maken in deze en andere verkopen?
Antwoord 4
Zie antwoord op vraag 3.
Vraag 5
Vindt u dat De Alliantie, vanwege het feit dat zij haar financieel belang boven het
(inter)nationaal recht op behoorlijke huisvesting van mensen stelt die door inkomen
niet makkelijk een woning kunnen vinden, zich als marktpartij opstelt in plaats van
volkshuisvester? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Antwoord 5
Het feit dat een woningcorporatie, in dit geval de Alliantie, sociale huurwoningen
verkoopt, betekent niet per definitie dat zij daarmee haar financieel belang boven
het (inter)nationaal recht op behoorlijke huisvesting stelt. Evenmin betekent dit
dat de woningcorporatie zich daarmee opstelt als een marktpartij. De opbrengsten van
de verkoop moeten ten goede komen aan de volkshuisvesting en kunnen worden aangewend
voor een uitbreiding van de sociale woningvoorraad en/of aan een betere kwaliteit
daarvan. Ter informatie: in 2022 heeft de Alliantie 257 woningen verkocht, en 1.029
woningen gebouwd. Zij leveren daarmee een waardevolle volkshuisvestelijke bijdrage.
In Amsterdam alleen gaat dit om 509 nieuwbouwwoningen (waarvan 474 sociaal en 35 middensegment),
en 131 verkochte woningen (waarvan 128 woningen uit het sociale segment).
Vraag 6
Wat vindt u van de volgende uitspraak: «Hochstenbach is kritisch op het woonbeleid
en de alsmaar slinkende sociale huurvoorraad. Hij wijst woningcorporaties, die zich
gedragen als marktpartijen, aan als een van de oorzaken.»2?
Antwoord 6
Ik heb hiervoor aangegeven dat het streven van het kabinet is om het aantal sociale
huurwoningen te laten toenemen. De woningcorporaties onderschrijven deze ambitie.
Sinds 2018 groeit de sociale huurvoorraad ook jaar op jaar weer, na een afname tussen
2013 en 2017.
Vraag 7
Wat vindt u van de volgende uitspraak: «Volgens de buurtbewoners van het Entrepotdok
worden met de plannen van De Alliantie de lage- en middeninkomens uit het centrum
van de stad verdreven.»3?
Antwoord 7
Ik herken dat, gezien de gewilde locatie, de betreffende woningen in het Entrepotdok
na verkoop waarschijnlijk niet meer beschikbaar zullen zijn voor lagere en middeninkomens.
Dit betekent niet automatisch dat daarmee deze inkomensgroepen uit het centrum worden
verdreven, dat is van veel meer factoren afhankelijk, zoals de nieuwbouw van betaalbare
woningen, het passend toewijzen en het bevorderen van de doorstroming.
De woningcorporaties maken hier afspraken over met de gemeente Amsterdam. In die afspraken
worden de bouw- en verkoopactiviteiten van de verschillende corporaties gekoppeld
aan de investeringsopgave (verduurzaming en nieuwbouw). Zo worden in het centrum van
Amsterdam ook sociale huurwoningen gebouwd. In Centrum-Oost, de wijk waarin het Entrepotdok
ligt is het aandeel sociale huurwoningen 40%. De voorraad sociale- en middenhuurwoningen
van de corporaties is hier sinds 2020 met 614 woningen gegroeid.
Vraag 8
Ziet u in dat sociale huurders steeds minder in het centrum kunnen wonen waar ze over
het algemeen wel moeten werken? Zo ja, gaat u hier iets tegen doen (en wat)? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 8
Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 7.
Vraag 9
Deelt u de mening dat met deze verkoop bevolkingspolitiek wordt bedreven? Kunt u uw
antwoord nader toelichten?
Antwoord 9
Ik deel deze mening niet, zie mijn antwoord op vraag 7.
Vraag 10
Klopt het dat deze verkoop ook niet past in de gemeentelijke prestatieafspraken waarin
is afgesproken dat in marktgebied I, waar het Entrepotdok onder valt, het aandeel
sociale huurwoningen niet onder de 45% van het totaal mag dalen? Kunt u uw antwoord
nader toelichten?
Antwoord 10
In de afspraken tussen gemeente en corporaties is afgesproken dat in Centrum Oost,
waar het Entrepotdok onder valt, de woningcorporaties terughoudend zijn met verkoop
van sociale huurwoningen. Daarnaast is voor Centrum Oost afgesproken dat de absolute
voorraad sociale en middeldure huurwoningen minimaal gelijk blijft in het gebied.
In de prestatieafspraken en de bijbehorende «uitvoeringsovereenkomst verkoop» is geen
percentage genoemd, maar een aantal vastgelegd. «Corporaties zorgen ervoor dat er
tenminste 47.000 woningen in het geheel van de stadsdelen Centrum en Zuid en de gebieden
Oud West, Oostelijk Havengebied, Overhoeks en Houthavens in hun bezit blijven (deze
gebieden tezamen werden eerder aangeduid als marktgebied4». Op de laatste peildatum (1-1-2022) was het aantal sociale huurwoningen in deze
gebieden 48.485.
Vraag 11
Begrijpt u dat de vraag «van wie is de stad» steeds vaker gesteld wordt? Kunt u uw
antwoord nader toelichten?
Antwoord 11
De gemeente en de Amsterdamse woningcorporaties hebben afspraken gemaakt over de betaalbare
woningvoorraad in verschillende delen van de stad, zie mijn antwoord op vraag 10.
Vraag 12
Klopt het dat De Alliantie in het verleden zou hebben gezegd dat de sociale huurwoningen
in het Entrepotdok nooit verkocht zouden worden?
Antwoord 12
Ik kan geen uitspraken doen over uitlatingen van individuele medewerkers van de Alliantie.
De Alliantie geeft aan dat het beleid van de woningbouwcorporatie jarenlang was gericht
op het behouden van huurwoningen op het Entrepotdok. Als gevolg van de grote maatschappelijke
opgave (nieuwbouw en verduurzaming) is de verkoop van een aantal woningen in Entrepotdok
toch in beeld gekomen. De verwachting is dat er maximaal 3 a 4 woningen per jaar verkocht
kunnen gaan worden.
Vraag 13
Welke gevolgen heeft deze ruimtelijke segregatie voor onder andere scholen, sportverenigingen
en voorzieningen?
Antwoord 13
Het lokale beleid is gericht op het behoud van een betaalbare voorraad in de gewilde
delen van de stad, zie mijn antwoord op de vragen 10 en 11.
Vraag 14
Deelt u de mening dat in tijden van een enorm tekort aan sociale huurwoningen deze
niet verkocht mogen worden zolang deze schaarste aanwezig is? Kunt u uw antwoord nader
toelichten?
Antwoord 14
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Vraag 15
Past deze verkoop in uw beleid om mensen betaalbaar te laten wonen, aangezien het
percentage van mensen in Amsterdam dat te duur woont significant te hoog is (bijna
één op de vijf)5? Zo ja, op welke manier? Zo nee, wat gaat u hiertegen doen om de betaalbaarheidscrisis
in Amsterdam niet verder te laten oplopen?
Antwoord 15
De oplossing voor zowel beschikbaarheid als betaalbaarheid moet komen van het uitbreiden
van de voorraad woningen in het sociale en het midden huursegment. Daar is het beleid
van het kabinet op gericht, zoals ook blijkt uit verschillende van mijn programma’s
en de Nationale Prestatieafspraken. Daarbij is in het bijzonder ook de uitbreiding
van de huurprijsregulering naar het middensegment van belang.
Vraag 16
Deelt u de mening dat de overheid in beginsel moet zorgen voor voldoende betaalbare
en passende huisvesting, met name voor de groepen voor wie de toegang een probleem
is in casu mensen met een laag inkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, past deze verkoop
in deze zorgverplichting? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Antwoord 16
De overheid heeft de taak om zorg te dragen dat alle burgers goede en betaalbare huisvesting
kunnen vinden, dus zeker ook voor degenen met een lager inkomen. In Nederland beschikken
we over een, ook in internationale vergelijking, grote sociale huursector. Verder
is een groot deel van de huursector gereguleerd, en deze regulering wordt nu ook verder
uitgebreid naar het middensegment. De verkoop van individuele woningen of complexen
door woningcorporaties doet daar niets aan af.
Vraag 17
Deelt u de mening dat een vermindering van de sociale woningvoorraad, terwijl er sprake
is van een tekort aan sociale huurwoningen, in beginsel niet in lijn is met het recht
op behoorlijke huisvesting? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Antwoord 17
Zie mijn antwoord op de vragen 3 en 16.
Vraag 18
Klopt het dat verschillende onderzoeken uitwijzen dat huisvesting de sleutel is voor
het voorkomen en uitbannen van dakloosheid en dat u deze ambitie samen met uw collega
bewindspersonen van Volksgezondheid Welzijn Sport en Sociale Zaken en Werkgelegenheid
uitgesproken heeft? Zo ja, hoe passen deze verkoop en andere verkopen van sociale
huurwoningen in uw ambitie om dakloosheid te voorkomen en uit te bannen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 18
Bij het voorkomen en uitbannen van dakloosheid is huisvesting naast preventie van
groot belang. In het Nationaal Actieplan Dakloosheid, dat wij afgelopen december lanceerden,
zetten we daarom stevig in op huisvesting en preventie. Mijn beleid is erop gericht
om te komen tot een betere beschikbaarheid en betaalbaarheid van woningen voor iedereen.
De verkoop van individuele woningen of complexen door woningcorporaties doet daar
niets aan af.
Vraag 19
Vindt u dat mensen die dakloos zijn, volgens sommige woningmarktexperts is dat aantal
100.000, nog langer dakloos blijven als sociale huurwoningen nog steeds verkocht kunnen
worden terwijl er al een enorm tekort aan sociale huurwoningen aanwezig is? Zo ja,
waarom vindt u het dan belangrijker dat sociale huurwoningen verkocht moeten worden
terwijl u de consequenties hiervan kent? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 19
Zie mijn antwoord op de vragen 3, 15, 16 en 18.
Vraag 20
Kunt u uitleggen hoe deze en andere verkopen van sociale huurwoningen in uw programma
«een thuis voor iedereen» passen?
Antwoord 20
Zie hiervoor mijn antwoord op de vragen 3, 16 en 18.
Vraag 21
Kunnen deze en andere verkopen van sociale huurwoningen gezien worden als negatieve
consequenties van uw (toekomstig) beleid om in elke gemeente minimaal 30% van de totale
voorraad sociaal te laten zijn waardoor grote gemeenten zoals Amsterdam meer sociale
huurwoningen laat verkopen, omdat in de gemeente Amsterdam meer dan 30% van de totale
voorraad sociaal is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Antwoord 21
Nee. Het streven naar 30% sociale huur per gemeente moet zorgen voor een betere regionale
spreiding in de sociale huurvoorraad. Daarover moeten gemeenten samen het gesprek
voeren. Gemeenten die al meer dan 30% sociale huur hebben kunnen zich meer richten
op de bouw van woningen voor middeninkomens. Dat betekent niet automatisch dat het
aantal sociale huurwoningen in die gemeenten moet afnemen. Mijn doel is dat de sociale
huurvoorraad de komende jaren zoveel mogelijk groeit. Het is vervolgens aan lokale
partijen om de omvang van de sociale woningvoorraad, de samenstelling daarvan en de
spreiding over wijken en buurten te bepalen.
Vraag 22
Vindt u dat 110.000 twintigers en dertigers die noodgedwongen bij hun ouders wonen
omdat ze geen sociale huurwoning kunnen vinden, door de verkoop, sloop en liberalisatie
van sociale huurwoningen nog langer bij hun ouders moeten blijven wonen met als gevolg
dat zij hun leven moeten uitstellen met alle gevolgen van dien? Zo ja, waarom vindt
u het dan belangrijker dat sociale huurwoningen verkocht moeten worden terwijl u de
consequenties hiervan kent? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 22
De oplossing voor de woningnood moet komen uit het vergroten van de woningvoorraad.
Het beleid van het kabinet is daarop gericht. Zie verder mijn antwoord op vraag 3.
Vraag 23
Vindt u dat ouderen die afhankelijk zijn van een sociale huurwoning op de beneden
verdieping (en eventueel gebruik willen maken van de Van Hoog naar Laag regeling)
door de verkoop van sociale huurwoningen op de beneden verdieping steeds moeilijker
een woning in het eigen stadsdeel kunnen vinden? Zo ja, waarom vindt u het dan belangrijker
dat deze sociale huurwoningen verkocht moeten worden terwijl u de consequenties hiervan
kent? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 23
Gemeenten kunnen ouderen voorrang geven bij de toewijzing van vrijgekomen sociale
huurwoningen op de begane grond. Dit is vaak een maatwerkoplossing. De sociale huurwoningen
die deze ouderen achterlaten komen dan weer beschikbaar voor andere woningzoekenden.
Het is verder niet gezegd dat verkopen leiden tot een afname van de sociale huurwoningvoorraad
in een buurt of wijk, zoals ik in verschillende eerdere antwoorden heb toegelicht.
Vraag 24
Wat vindt u van de volgende uitspraken: «Nu in 2022 is woningnood erger dan ooit,
lijkt het», zegt Zwetsloot. «Dit is het moment om de handen ineen te slaan», meent
Nemeth. Zwetsloot knikt. «Ik merk veel onvrede. Ook van mensen zoals wij, die eigenlijk
best een goede woning hebben. En bij keurige, burgerlijke types zoals mijn vriendin
– zelfs die zijn kwaad. Uit onvrede sloot hij (Rob Willemse) zich vorige maand aan
bij de bewonerscommissie Entrepotdok»6?
Antwoord 24
Ik zie deze uitspraken als signalen dat burgers zich – terecht – zorgen maken over
de woningnood in Nederland en over de betaalbaarheid van het wonen. Mijn beleid is
erop gericht dat te verbeteren.
Vraag 25
Begrijpt u dat mensen kwaad zijn?
Antwoord 25
Ik kan mij goed voorstellen dat mensen die niet, of pas na lang wachten, een passende
woning kunnen vinden daar onvrede over voelen.
Vraag 26
Hoe passen deze verkoop en andere verkopen van sociale huurwoningen in uw doelstelling
om de volkshuisvesting in ere te herstellen, aangezien de onderklasse hierdoor steeds
moeilijker een woning kan vinden met soms dakloosheid tot gevolg?
Antwoord 26
Zie mijn antwoord op eerdere vragen.
Vraag 27
Wat vindt u van de volgende uitspraken: «Dat De Alliantie de sociale huurwoningen
heeft aangeboden de woningen te verkopen aan huurders is geen oplossing, vindt Jonneke
Bekkenkamp, lid van de bewonerscommissie Entrepotdok. «Onze woningen werden tussen
1984 en 1989 opgeleverd tegen kostprijs van omgerekend 40.000 euro. In 2007 waren
deze woningen volgens de architect door de maandelijkse huuropbrengst al ruim afbetaald.»»7?
Antwoord 27
Ik kan hierover zonder verdere toelichting geen oordeel over geven. Ik vind dit ook
niet direct relevant, omdat een huurprijs bij sociale verhuurders niet wordt bepaald
op grond van afschrijving maar op grond van hun sociale taakstelling en de noodzaak
om ook in de toekomst over middelen te beschikken voor het invullen van hun sociale
taak. Woningcorporaties hebben de opbrengsten van hun woningen, zij het uit verhuur
dan wel uit verkoop, nodig om ook in de toekomst voor voldoende goede sociale huurwoningen
te kunnen zorgen. Door huurders woningen ver onder de marktprijs aan te bieden, wordt
het streven om de voorraad sociale huurwoningen te laten toenemen ondermijnd.
Vraag 28
Wat vindt u ervan dat bewoners aangeven dat investeringen in achterstallig onderhoud
uitbleven terwijl de huren stegen?
Antwoord 28
De Alliantie geeft aan dat zij samen met de andere eigenaren van de VvE heeft geïnvesteerd
in het onderhoud van het pand, waardoor er geen achterstallig onderhoud is.
Vraag 29
Wat vindt u van de volgende uitspraak: «Terwijl kopers slapend rijk zijn geworden,
zijn wij een vermogen aan huur kwijtgeraakt. Dat is de voornaamste reden waarom huurders
hun eigen woning niet kunnen kopen tegen de huidige taxatiewaardes van 375.000 tot
550.000 euro. Haar onderbuur en mede-opsteller van de petitie Rob Willemse sluit zich
daarbij aan. «De meeste mensen hier zijn niet in staat hun woning te kopen, die krijgen
de hypotheek niet rond.»»8?
Antwoord 29
Ik kan niets zeggen over de inkomens- en vermogenssituatie van de betrokken huurders.
Wel wil ik benadrukken dat de woonsituatie van de huidige huurders van het complex
Entrepotdok niet verandert: zij blijven gewoon huren van de Alliantie.
Vraag 30
Bent u het met deze bewoners eens dat het merendeel van deze sociale huurders geen
woning kan kopen met een taxatiewaarde van 375.000 tot 550.000 euro?
Antwoord 30
Zie mijn antwoord op vraag 29.
Vraag 31
Klopt het dat in 2021 de verkoop van sociale huurwoningen door woningcorporatie De
Alliantie voor slechts 33 procent naar huishoudens met een laag inkomen of middeninkomen
tot 56.750 euro ging en betekent dat dus dat sociale huurwoningen voor het overgrote
deel naar de hoge inkomensgroep gaan? Zo ja, overweegt u de verkoop van sociale huurwoningen
aan banden te leggen nu duidelijk is dat juist de hoge inkomensgroep profiteert van
de verkoop van sociale huurwoningen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 31
Dat sommige woningen alleen gekocht kunnen worden door huishoudens met een hoger inkomen,
is geen reden om verkopen aan banden te leggen. De hogere opbrengsten die deze verkopen
opleveren kunnen opnieuw worden ingezet voor de vele opgaven waar de woningcorporaties
voor staan. Daarmee kan een corporatie dus blijven investeren in het vergroten van
de sociale voorraad, in lijn met de doelstelling uit de Nationale Prestatieafspraken.
Vraag 32
Kunnen we concluderen dat de verkoop van sociale huurwoningen aan sociale huurders
die daar wonen voor velen geen realistische optie is vanwege de enorm hoge prijzen
per m2 in Amsterdam en elders? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunnen we dan ook concluderen
dat deze verkoop bedoeld is om de bevolkingssamenstelling in dat gebied te wijzigen
doordat lagere inkomensgroepen daar niet meer kunnen wonen ten gunste van de hogere
inkomensgroepen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Antwoord 32
Ik deel de stellingen in uw vraag niet. Zie voor de toelichting hierop verschillende
van mijn eerdere antwoorden.
Vraag 33
Wat vindt u van de volgende uitspraak: «Huren is als het laagste op de ladder van
je wooncarrière.»9
Antwoord 33
Ik kan mij niet vinden in deze uitspraak. Het doet geen recht aan de kwalitatief goede
sociale huisvesting die wij in Nederland hebben gerealiseerd. Mensen kunnen heel tevreden
hun hele wooncarrière in een (sociale) huurwoning doormaken.
Vraag 34
Wat vindt u van de volgende uitspraak: «De woningcorporatie zegt dat de «ambitie om
het woningaanbod te vergroten» zwaarder weegt dan bezwaren van de bewonerscommissie.»?
Antwoord 34
De woningnood in de Metropoolregio Amsterdam is groot. De Amsterdamse woningcorporaties
moeten alle zeilen bijzetten om het tekort in te lopen. In de Woondeal MRA leggen
we vast hoeveel woningen zij tot 2030 zullen toevoegen. Het rapport Opgaven & Middelen
laat zien dat woningcorporaties de verkoop van bestaand bezit nodig hebben om deze
opgave het hoofd te bieden. Woningcorporaties, huurdersorganisaties en de gemeente
maken prestatieafspraken over de groei van de voorraad en de bouw. In Amsterdam betreffen
deze afspraken de netto groei van de voorraad: 3.000 sociale huurwoningen erbij in
de periode 2020-2023. Deze afspraken vormen het kader voor het strategische portefeuilleplan
van de corporaties. Indien een corporatie de strategie van een complex wijzigt, hoort
zij de bewonerscommissie hiervan op de hoogte te stellen. Een woningcorporatie heeft
daarbij wel bredere belangen te wegen dan de bewonerscommissie, wat ertoe kan leiden
dat zij het niet altijd met elkaar eens zullen zijn.
Vraag 35
Deelt u de mening dat bewonerscommissies in het kader van de Wet op het overleg huurders
verhuurder weinig in te brengen hebben, aangezien de verhuurder de adviezen van bewonerscommissies
te allen tijde (gemotiveerd) naast zich neer kan neerleggen? Kunt u uw antwoord nader
toelichten?
Antwoord 35
Ik deel niet de mening dat bewonerscommissies (en huurdersorganisaties) in het kader
van de Wet op het overleg huurders verhuurder weinig in te brengen hebben doordat
een verhuurder gemotiveerd van hun adviezen kan afwijken. Woningcorporaties hebben
over het algemeen meer belangen mee te wegen in hun besluiten dan bewonerscommissies,
en ik vind het daarom gerechtvaardigd dat zij hierin enige ruimte hebben. Dat doet
niets af aan het belang van goede overleg met bewonerscommissies.
Vraag 36
Vindt u dat huurders in het kader van de Wet op het overleg huurders verhuurder nooit
gelijkwaardig aan de verhuurder kunnen zijn terwijl huurders volgens internationale
verdragen serieuze zeggenschap moeten hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u voornemens
om in dat kader de zeggenschap van huurders beter in wet- en regelgeving vast te leggen?
Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Antwoord 36
De Wet op het overleg huurders verhuurder biedt mijns inziens het juiste evenwicht
tussen inspraak – in de zin van gekwalificeerd adviesrecht – en beslissingsrecht.
Eventuele geschillen over de wijze waarop de verhuurder invulling geeft aan het informatie-,
overleg- en adviesrecht van de bewonerscommissies (en huurdersorganisaties) kunnen
aan de Huurcommissie en de rechter worden voorgelegd.
Vraag 37
Wat vindt u van het advies van de bewonerscommissie om de sociale huurwoningen niet
te verkopen vanwege de gemeenschapsopbouw, de diversiteit van bewoners en de betaalbaarheid?
Antwoord 37
Het is aan lokale partijen, de woningcorporatie, de gemeente en de huurdersorganisatie
om in onderling overleg afspraken te maken over de omvang, de samenstelling en spreiding
van de sociale huurwoningvoorraad in de gemeente. De Alliantie heeft het voorgenomen
beleid besproken met de huurdersorganisatie. Daarnaast is de strategiewijziging besproken
met de bewonerscommissie van het complex aan het Entrepotdok. Uiteindelijk maakt de
Alliantie zelf, binnen de kaders van de gemaakte afspraken, de afweging tussen de
belangen en wensen van bewoners en woningzoekenden.
Vraag 38
Wat vindt u van de volgende uitspraak: «De Alliantie beaamt dat ze nu de goedkopere
woningen verkopen, omdat hun duurdere appartementen in de vrije sector dienen als
onderpand voor leningen. De woningcorporatie wil niet reageren op gedane koop-verzoeken
in het verleden.»?
Antwoord 38
De scheiding tussen woningen uit het DAEB-deel en het niet-DAEB-deel van een woningcorporatie
komt voort uit de Woningwet. Voor beide delen moet een gescheiden financiële administratie
gevoerd worden. Om die reden zou er geen causaal verband moeten kunnen zijn tussen
enerzijds de verkoop van sociale huurwoningen (waarvan de opbrengst in de DAEB beschikbaar
blijft), en anderzijds de rol van vrije sectorwoningen als onderpand voor (niet-DAEB-)
financiering.
De Alliantie geeft aan in haar besluit om specifiek deze woningen te verkopen te hebben
gekeken naar verschillende factoren zoals de Samenwerkingsafspraken, de financiële
aspecten en naar praktische zaken, zoals een afgegeven splitsingsvergunning.
Vraag 39
Betekent dit dat sociale huurwoningen te allen tijde of veel vaker opgeofferd zullen
worden, omdat duurdere appartementen in de vrije sector vanwege het onderpand niet
verkocht kunnen worden? Zo ja, vindt u dat rechtvaardig aangezien de onderklasse dan
altijd/vaak het onderspit moet delven ten faveure van de hogere klasse? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 39
Zie mijn antwoord op vraag 38.
Vraag 40
Kunt u reflecteren op sociale huurwoningen die gezien worden als een (tijdelijke)
voorziening in plaats van een volwaardige woning?
Antwoord 40
Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 33.
Vraag 41
Hoeveel sociale huurwoningen heeft de Alliantie verkocht en hoeveel echte sociale
huurwoningen (dus geen flexwoningen) heeft de Alliantie in de afgelopen 10 jaar (of
het tijdvak waarin deze gegevens bekend zijn) gebouwd?
Antwoord 41
Naar opgave van de Alliantie zijn de afgelopen jaren de volgende aantallen woningen
nieuw gebouwd en verkocht
2022
2021
2020
2019
2018
2017
2016
Totaal
Nieuwbouw
914
600
762
841
637
1061
666
5481
Verkoop
249
408
261
193
157
147
535
1950
Specifiek voor Amsterdam betreft dit
2022
2021
2020
2019
2018
2017
2016
Totaal
Nieuwbouw
474
108
262
238
247
653
180
2162
Verkoop
128
200
112
101
88
57
202
888
Bron: jaarverslagen de Alliantie
Vraag 42
Hoeveel flexwoningen heeft de Alliantie in de afgelopen jaren gebouwd?
Antwoord 42
De Alliantie heeft in totaal 476 flexwoningen gebouwd in o.a. Amsterdam en Almere.
Vraag 43
Vindt u het bouwen van flexwoningen, waarin voornamelijk mensen met een lager inkomen
gehuisvest worden, recht doen aan uw doelstelling om de volkshuisvesting in ere te
herstellen, aangezien volkshuisvesting voornamelijk gezien wordt als echte sociale
huurwoningen gebouwd werden?
Antwoord 43
Het bouwen van flexwoningen past mijns inziens zeker bij de doelstelling om de volkshuisvesting
in ere te herstellen. Het kwaliteitsniveau van nieuwe flexwoningen doet doorgaans
niet onder voor woningbouw die niet verplaatsbaar is. De kwaliteit van flexwoningen
is de afgelopen jaren dusdanig gegroeid dat ik daarom ook spreek over permanente woningen
op een tijdelijke locatie. Het belangrijkste is echter het doel, opgenomen in de Nationale
Prestatieafspraken, om tot en met 2030 in totaal 250.000 sociale huurwoningen te bouwen.
Dit is, op een totaal doel van 900.000, dus bijna een derde. Daar maken flexwoningen
ook een onderdeel van uit, en wel een onderdeel dat sneller te realiseren is dan andere
veel woningen.
Vraag 44
Wat is de gemiddelde wachttijd voor een sociale huurwoning inclusief urgenten en exclusief
urgenten in Amsterdam?
Antwoord 44
De gemiddelde wachttijd van Stadsregio Amsterdam is 14,2 jaar (cijfers uit de trendanalyse
van Woningnet 2022).
Vraag 45
Wat betekenen deze en andere verkopen van sociale huurwoningen voor de wachtlijst
voor een sociale huurwoning in Amsterdam?
Antwoord 45
Deze verkopen moeten worden gezien in de bredere ambities in Amsterdam met de sociale
huurvoorraad. In de Samenwerkingsafspraken is overeengekomen dat de voorraad sociale
huurwoningen in Amsterdam met 3.000 moet toenemen van 2020 tot en met 2023. In de
periode 2020 en 2021 is de voorraad zelfstandige sociale huurwoningen in Amsterdam
met 609 toegenomen. In 2022 heeft de groei zich verder doorgezet. Het cijfer hiervoor
wordt later dit jaar bekend. De afgelopen 20 jaar is er een afname geweest van de
sociale woningvoorraad in Amsterdam en in 2021 heeft er voor het eerst weer een groei
plaatsgevonden. De verwachting is dat de komende jaren ook een groei zal plaatsvinden
in Amsterdam. Deze groei moet eraan bijdragen dat de wachtlijsten verminderen.
Vraag 46
Vindt u dat verkoop van sociale huurwoningen om geld vrij te maken voor de bouw van
nieuwe sociale huurwoningen ervoor zal zorgen dat de wachtlijst zal toenemen aangezien
de bouw vele jaren later plaatsvindt?
Antwoord 46
Zie mijn antwoord op vraag 45.
Vraag 47
Kunnen we concluderen dat het argument «we verkopen sociale huurwoningen om er meer
voor terug te bouwen» niet opgaat, aangezien de laatste acht jaar er meer sociale
huurwoningen verkocht zijn dan er gebouwd zijn?
Antwoord 47
Nee. Zoals in mijn antwoord op vraag 41 te zien heeft de Alliantie de afgelopen jaren
veel meer gebouwd dan verkocht, op landelijk niveau is de voorraad sociale huurwoningen
toegenomen van 2,087 miljoen in 2018 naar 2,097 miljoen woningen in 2020 (bron: Staat
van de corporatiesector 2021).
Vraag 48
Deelt u de mening dat de bouw van sociale huurwoningen vanwege allerlei factoren enorm
onder druk staat en de doelstelling daardoor minimaal de komende jaren niet gehaald
zal worden en derhalve de onttrekking aan de sociale woningvoorraad tot nul beperkt
moet worden, omdat anders de problemen met het huisvesten van de onderklasse nog verder
vergroot zullen worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Antwoord 48
Die mening deel ik niet. Verkopen kunnen noodzakelijk zijn om de gewenste aantallen
nieuwbouw van sociale huurwoningen mogelijk te maken. Het onmogelijk maken van verkopen
zal daardoor leiden tot minder sociale huurwoningen dan nodig, hetgeen juist grotere
problemen voor het huisvesten van huishoudens met een lager inkomen oplevert.
Vraag 49
Vindt u dat deze verkoop een (verdere) verslechtering oplevert van het grondrecht
op wonen voor mensen die op het sociale huursegment in Amsterdam aangewezen zijn,
aangezien in zeven jaar tijd (vanaf 2014 tot en met 2020) het percentage corporatiewoningen
met 5,1% is gedaald10? Zo nee, waarom niet? Zo ja, moet u als eindverantwoordelijke voor het mensenrecht
op behoorlijke huisvesting zoals vastgelegd in internationale en Europese verdragen
niet direct tot actie overgaan, aangezien het Rijk mensenrechten moet respecteren,
promoten en beschermen en verslechteringen derhalve niet zijn toegestaan? Kunt u uw
antwoord nader toelichten?
Antwoord 49
Zie hiervoor mijn eerdere antwoorden over de rol van verkopen in het beleid van corporaties
en de doelstelling om de sociale huurvoorraad te laten toenemen.
Vraag 50
Hoeveel woningzoekenden in het sociale huursegment zijn er in Amsterdam?
Antwoord 50
Het aantal ingeschreven woningzoekenden is 444.020. Hiervan zijn ongeveer 68.901 actieve
woningzoekenden. Deze gegevens komen uit de Trendanalyse van Woningnet 2022.
Vraag 51
Hoeveel sociale huurwoningen worden er ieder jaar in Amsterdam aan de sociale voorraad
door verkoop, liberalisatie en sloop onttrokken? Kunt u dat per onttrekking inzichtelijk
maken?
Antwoord 51
Hierbij de cijfers over de verkoop, liberalisatie en sloop door woningcorporaties
in Amsterdam. Bron: Monitor Samenwerkingsafspraken over 2021. Voor de particuliere
sociale voorraad zijn deze cijfers niet beschikbaar.
Hierbij moet worden opgemerkt dat de gemeente en woningcorporaties meerjarige afspraken
maken, waardoor de eerste jaren soms een lager netto resultaat hebben als gevolg van
sloop. In de daaropvolgende jaren wordt een toevoeging door nieuwbouw in hogere aantallen
gerealiseerd. De komende jaren zal er daardoor naar verwachting sprake zijn van een
hoger netto resultaat.
Tabel 1 Voorraadontwikkeling sociale huurwoningen corporaties
2020
2021
Nieuwbouw zelfstandige sociale huurwoningen
1.372
1.930
Totaal nieuwbouwopleveringen
1.372
1.930
Aankoop sociale huurwoningen
1
0
Verkoop sociale huur particulieren
627
868
Verkoop sociale huur overig (o.a. collega-corporatie /belegger)
51
0
Sloop sociale huurwoningen
435
156
Aantal liberalisaties sociale huurwoningen bij mutatie (incl. «ontliberalisatie»)
316
287
Saldo zelfstandige sociale huurwoningen
-10
619
X Noot
1
Dit betreft de complexmatige verkoop van 5 woningen aan een woongroep.
Vraag 52
Kunnen we concluderen dat een afname van de sociale woningvoorraad door verkoop, liberalisatie
en sloop van sociale huurwoningen (zonder vervangingsbouw in het gereguleerd segment)
leidt tot een verslechtering van het recht op behoorlijke huisvesting voor mensen
die op het sociale huursegment aangewezen zijn? Zo ja, betekent een verslechtering
in de huidige wooncrisis per definitie dat deze handelingen strijdig zijn met het
fundamenteel mensenrecht waar de Nederlandse regering zich aan gecommitteerd heeft
en derhalve gestopt moet worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 52
Zoals in eerdere antwoorden toegelicht is mijn beleid gericht op het vergroten van
de sociale woningvoorraad, conform de Nationale Prestatieafspraken.
Vraag 53
Wat heeft u geleerd van het «Right to Buy» debacle in Groot Brittannië en hoe heeft
zich dit vertaald in (toekomstig) beleid?
Antwoord 53
De situatie in het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van de volkshuisvesting is niet
te vergelijken met die in Nederland en ik zie dan ook beperkt lessen om te leren van
het beleid aldaar. In Nederland is de sociale huursector naar verhouding veel groter,
er is geen verplichting voor woningcorporaties om woningen te verkopen, er worden
over o.a. verkopen prestatieafspraken gemaakt door lokale partijen, er gelden regels
ten aanzien hypotheekverstrekking die burgers beschermen tegen overkreditering en
er is de Nationale Hypotheekgarantie.
Vraag 54
Ziet u een correlatie tussen het niet meer kunnen wonen in het gebied waar iemand
werkt en de impact op het klimaat? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Antwoord 54
In het algemeen is het goed voor het klimaat wanneer er minder vervoersbewegingen
nodig zijn.
Vraag 55
Kunt u bij benadering aangeven hoeveel woningen van de 250.000 nieuw te bouwen sociale
huurwoningen flexwoningen zullen zijn?
Antwoord 55
In de Nationale Prestatieafspraken is overeengekomen dat een deel van de nieuwbouwopgave
als flexwoningen gerealiseerd kan worden. Er zijn daarbij geen aantallen afgesproken.
Vraag 56
Ziet u een verschuiving van echte sociale huurwoningen, die verkocht, gesloopt (zonder
vervangingsnieuwbouw in het sociale segment) en geliberaliseerd worden, naar flexwoningen?
Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Antwoord 56
Ik zie deze verschuiving niet. We streven naar meer flexwoningen én naar meer permanente
woningen. Flexwoningen kunnen juist dienen om sneller extra woningen toe te voegen.
Vraag 57
Hoeveel sociale huurwoningen komen er bij benadering netto (dus na aftrek van verkoop,
sloop en liberalisatie van sociale huurwoningen) bij tot aan 2030, uitgaande van een
brutotoevoeging van 250.000 sociale huurwoningen tot aan 2030? En kunt u aangeven
of deze netto toevoeging significant vindt?
Antwoord 57
In de Nationale Prestatieafspraken is afgesproken om 250.000 nieuwe sociale huurwoningen
te bouwen en te streven naar een zo groot mogelijke groei van de sociale huurvoorraad.
Dat moet vorm krijgen in het lokale gesprek tussen partijen, en daarover zijn dan
ook geen specifieke afspraken gemaakt.
Vraag 58
Kunt u aangeven of deze geschatte netto toevoeging voldoende is om dakloosheid uit
te bannen en andere woningzoekenden zoals twintigers en dertigers die nog steeds noodgedwongen
bij hun ouders wonen of op de bank elders slapen of van sloopproject/tijdelijk contract
naar sloopproject/tijdelijk contract gaan, te kunnen huisvesten?
Antwoord 58
Zie mijn antwoord op vraag 58.
Vraag 59
Monitort u op dit moment landelijk hoeveel sociale huurwoningen er door woningcorporaties
verkocht worden en stuurt u hierop? Zo ja, hoe wordt hierop gestuurd?
Antwoord 59
Woningcorporaties zijn verplicht om elk jaar hun beleidsvoornemens, waaronder ten
aanzien van de aantallen te verkopen wooneenheden, te melden bij de Autoriteit woningcorporaties
in de zogenoemde Prognostische Informatie (dPI). De daadwerkelijke realisatie van
de beleidsvoornemens moet jaarlijks eveneens worden gemeld, de Verantwoordingsinformatie
(dVI). Zie verder mijn antwoord op vraag 58.
Vraag 60
Vindt u dat er onvoldoende gestuurd wordt op het aantal verkochte sociale huurwoningen
door woningcorporaties? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Antwoord 60
Zie het antwoord op vraag 58.
Vraag 61
Kunt u de vragen ieder afzonderlijk beantwoorden en gelieve niet te clusteren?
Vraag 61
Kunt u de vragen ieder afzonderlijk beantwoorden en gelieve niet te clusteren?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.