Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Hil, Smals, Van Beukering-Huijbregts en Sahla over het bericht ‘Werkgevers niet happig om mensen meer in te zetten, ondanks personeelstekort’
Vragen van de leden Van den Hil, Smals (beiden VVD), Van Beukering-Huijbregts en Sahla (beiden D66), aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Langdurige Zorg en Sport over het bericht «Werkgevers niet happig om mensen meer in te zetten, ondanks personeelstekort» (ingezonden 1 december 2022).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) mede namens de
Minister voor Langdurige Zorg en Sport (ontvangen 20 februari 2023). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1077.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Werkgevers niet happig om mensen meer in te zetten,
ondanks personeelstekort»?1
Antwoord 1
Ja, hiermee zijn wij bekend.
Vraag 2
Bent u van mening dat werknemers zoveel mogelijk de ruimte moeten hebben om meer uren
te werken als ze hier behoefte aan hebben en dat werkgevers dit moeten faciliteren
waar mogelijk? Zo ja, welke stappen zet u om gedwongen deeltijd terug te dringen?
Antwoord 2
Het is van belang dat als werknemers meer uren willen werken, ze dit ook kunnen doen.
Meer uren werken is niet alleen gunstig met het oog op de krappe arbeidsmarkt. Het
biedt een werkende ook meer financiële zelfstandigheid, kan zorgen voor meer ontwikkelingsmogelijkheden
en een betere balans tussen genoeg uitdaging en een werkdruk die niet te hoog ligt.
Daarom roept het kabinet werkgevers op om het gesprek aan te gaan en samen met werknemers
te kijken wat mogelijk is.
Dit gesprek voeren ziet het kabinet als een belangrijk onderdeel van goed werkgeverschap.
Daarnaast is er een wettelijke basis voor het verzoek van werknemers om hun uren te
veranderen. Op grond van de Wet flexibel werken (Wfw) kunnen werknemers hun werkgever
verzoeken om meer of minder uur te werken, hun roostertijden aan te passen of hun
werkplaats te wijzigen. Een werkgever kan een dergelijk verzoek van een werknemer
geheel of gedeeltelijk weigeren wegens zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Hiervoor
dient echter wel een goede reden te zijn. Bij verzoeken om vermeerdering van het aantal
uren gaat het dan om bijvoorbeeld:
• Er is niet voldoende werk of geld;
• Het geeft problemen met het werkrooster;
• Er is geen ruimte in de personeelsformatie.
Het kabinet kan echter werkgevers niet verplichten om werknemers altijd voltijdcontracten
of meer uren werk aan te bieden als zij erom vragen en dit standaard te maken. Het
standaard maken van grotere of voltijdscontracten is namelijk niet altijd mogelijk,
en zou bovendien de contractuele vrijheid van werkgevers en werknemers te veel beperken.
Uit de evaluatie van de Wet flexibel werken blijkt dat deze bij veel werknemers onvoldoende
bekend is. Daarom gaat het kabinet de bekendheid van de Wet flexibel werken vergroten
bij de inwerkingtreding van de Wet werken waar je wilt. Dit omdat de nieuwe wet een
aanpassing van de Wet flexibel werken is. Het wetsvoorstel hiervoor ligt nu ter behandeling
in de Eerste Kamer.
Vraag 3
Bent u in gesprek met werkgeversorganisaties om te bezien hoe werkgevers kunnen faciliteren
dat gedwongen deeltijders meer uren kunnen werken? Zo nee, bent u bereid om dit te
gaan doen?
Antwoord 3
Het kabinet is hierover met werkgevers in gesprek en roept hen ook op om het gesprek
met werknemers aan te gaan en creatief te kijken wat mogelijk is. Ook binnen het programma
Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (TAZ) van de Minister voor Langdurige
Zorg en Sport is hier aandacht voor en wordt het gesprek gevoerd met werkgevers over
goed werkgeverschap, flexibilisering en het wegnemen van eventuele knelpunten om het
meer uren werken mogelijk te maken.
Tot slot wil ik u verwijzen naar het antwoord op vraag 8 en het daarin genoemde initiatief
van de stichting Het Potentieel Pakken.
Vraag 4
Op welke wijze kunnen flexibelere arbeidstijden een bijdrage leveren bij het terugdringen
van gedwongen deeltijd? Op welke termijn komt u met de gevraagde aanbevelingen om
obstakels bij het flexibeler maken van arbeidstijden weg te nemen?2
Antwoord 4
Flexibele werktijden dragen bij aan regelmogelijkheden voor werknemers die hun werk
combineren met zorg voor kinderen, hun huishouden of andere privétaken. Door een betere
afstemming tussen werk en privé mogelijk te maken kan ruimte ontstaan voor uitbreiding
van het aantal werkzame uren.
In de motie Van Beukering-Huijbregts/Smals wordt verzocht om een onderzoek te verrichten
naar de rol die meer flexibele arbeidstijden kunnen spelen in het verbreken van de
deeltijdcultuur en de obstakels die dit in de weg staan voor werknemers en werkgevers,
en om met aanbevelingen te komen om deze obstakels weg te nemen. In de brief van 14 november
jl. over gendergelijkheid op de arbeidsmarkt staat aangegeven dat deze motie betrokken
zal worden bij de maatschappelijke dialoog over gendergelijkheid op de arbeidsmarkt.
De dialoog wordt gevoerd tot eind 2024.3
Vraag 5
Hoe kan het aanbieden van combinatiebanen in de zorg en het onderwijs verder gestimuleerd
worden? Welke rol kan de overheid hierin spelen, bijvoorbeeld ten aanzien van het
matchen van werkzoekende en werkgever binnen de combinatiebanenmarkt?
Antwoord 5
Het stimuleren van combinatiebanen is belangrijk voor de zorg, de kinderopvang en
het onderwijs. Via regionaal slimme combinaties wordt dit soms al mogelijk gemaakt,
zoals een verpleegkundige in de wijk die ook in de dagbesteding werkt.
Er zijn ook mooie voorbeelden van combinatiebanen tussen kinderopvang en basisonderwijs,
waarbij een bso-medewerker tijdens schooltijd een basisschoolklas kan ondersteunen
als onderwijsassistent. Zo kunnen medewerkers in de kinderopvang grotere arbeidscontracten
en meer uitdaging krijgen en kunnen leraren zich meer richten op onderwijs geven en
ontwikkelen. Het Ministerie van SZW laten in beeld brengen wat de succesfactoren en
knelpunten van combinatiebanen zijn binnen de kinderopvangsector en tussen de kinderopvang
en andere sectoren, onder meer het onderwijs. De conclusies van dit onderzoek laten
we vertalen naar een praktische handreiking voor de kinderopvang. We streven ernaar
om de Kamer hierover medio 2023 te informeren.
Tijdens de Begrotingsbehandeling SZW is de Motie Smals aangenomen die verzoekt bij
lopende verkenningen naar het stimuleren van combinatiebanen de mogelijkheden te verkennen
voor het opzetten van een online combinatiebanenmarkt waarbij werkgevers in kraptesectoren
en gedwongen deeltijders aan elkaar gekoppeld worden. Bij het promoten van de praktische
handreiking voor combinatiebanen in de kinderopvang zal deze motie worden meegenomen.
Werkzoekenden die ondersteuning nodig hebben bij het zoeken naar (meer) werk kunnen
hulp krijgen van gemeenten of het UWV. Bij het stimuleren van combinatiebanen speelt
ook een aantal praktische vraagstukken die het combineren van banen mogelijk moeten
maken, zoals passende werktijden en reistijden tussen verschillende werklocaties.
Ook speelt voor werkgevers het punt dat er in veel gevallen btw wordt gerekend op
de uitleen van personeel. Voor combinatiebanen tussen kinderopvang en onderwijs is
er een handreiking gemaakt over de btw-afdracht op de uitleen van personeel.4 Hier zal begin dit jaar nog een update op volgen.
Vraag 6
Welke stappen hebt u tot dusver gezet om de aangenomen motie Smals-Van Beukering-Huijbregts5 voor een meerurenbonus uit te voeren?
Antwoord 6
Het kabinet kijkt naar de voltijdsbonus en meerurenbonus als maatregel om meer uren
werken te stimuleren, onder andere naar aanleiding van uw motie. Zoals reeds gemeld
in de Kamerbrief over de aanpak arbeidsmarktkrapte6 heeft het kabinet besloten zich eerst te richten op de zorg en het onderwijs, omdat
in deze sectoren vaak in deeltijd wordt gewerkt.
Op 16 december heeft de Minister voor Langdurige Zorg en Sport (LZS) de Kamer geïnformeerd
over de stappen die worden genomen in de zorg in het mogelijk maken van een voltijdsbonus
of een variant daarop7. In deze brief staat aangekondigd dat er wordt gestart met een vignettenstudie om
te onderzoeken wat de meest effectieve vorm van een meerurenbonus is8. Dit om het meer uren werken- voor wie dat wil en kan- zo gericht mogelijk te kunnen
stimuleren.
De verwachting is dat deze vignettenstudie in het voorjaar van 2023 gereed zal zijn,
waarna de Kamer geïnformeerd zal worden over de uitkomsten.
De Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en voor Primair en Voortgezet
Onderwijs (PVO) hebben op 13 december jl. de Kamer geïnformeerd over de stappen in
het onderwijs9. Zo is er gestart met een kopgroep van schoolbesturen die ervaart wat er komt kijken
bij het invoeren van een bonus bij grotere contracten. Hierbij is aandacht voor de
juridische uitdagingen. Daarnaast wordt er ook in het onderwijs een vignettenstudie
uitgevoerd. In het voorjaar 2023 wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang op
de voltijds- en meerurenbonus. De Minister voor LZS volgt de resultaten van de kopgroep
op de voet.
Uw motie verzoekt ook om de mogelijkheid die de werkkostenregeling (WKR) biedt te
betrekken in het onderzoek naar een meerurenbonus. Door het gebruik van de zogeheten
vrije ruimte, kunnen werkgevers onbelast een bonus geven aan hun werknemers, mits
dit past binnen de voorwaarden van de WKR. Werknemers zijn dan geen loonheffing verschuldigd
over de bonus. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is dat voldaan wordt aan de zogenaamde
gebruikelijkheidstoets10. Vanzelfsprekend geldt wel dat een meerurenbonus moet voldoen aan relevante wetgeving,
niet alleen beperkt tot de WKR. Zoals hierboven wordt aangegeven, wordt de juridische
toetsing meegenomen in de uitwerking van de bonus. Hiermee geeft het kabinet een reactie
op het tweede deel van motie Smals.
Vraag 7
Bent u bereid om dit jaar een aparte Kamerbrief te sturen waarin u deze stappen nader
uiteenzet en toelicht op welke wijze u de lessen die getrokken kunnen worden uit experimenten
met de meerurenbonus die binnen de zorg en het onderwijs lopen of gaan lopen betrekken
bij het breder invoeren daarvan?
Antwoord 7
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6, is uw Kamer in december dit jaar geïnformeerd
over de concrete stappen die genomen zijn en worden om de voltijds- of meerurenbonus
mogelijk te maken.
De resultaten van deze stappen wil het kabinet graag eerst afwachten voordat er lessen
kunnen worden getrokken of uitspraken kunnen worden gedaan over de mogelijkheden en
wenselijkheid in andere sectoren.
Vraag 8
Hoe kunnen de komende maanden en jaren werkgevers gestimuleerd worden om grotere contracten
aan te bieden zonder dat dit leidt tot een verdere toename in de administratieve lasten?
Hoe worden hierbij de aanbevelingen van bijvoorbeeld de stichting Het potentieel pakken
betrokken?
Antwoord 8
Het kabinet onderneemt diverse acties om meer uren werken te stimuleren. In samenwerking
met de stichting Het Potentieel Pakken wordt onderzocht hoe de deeltijdfactor in de
kinderopvang, de zorg en het onderwijs kan worden verhoogd, en hoe belemmeringen die
daarbij spelen, aangepakt kunnen worden. In de kinderopvang is bijvoorbeeld vorig
jaar met subsidie van SZW een proeftuin gestart op één locatie waar interventies worden
getest om contractuitbreiding te realiseren. De tussentijdse resultaten worden telkens
getoetst bij een grotere groep kinderopvangorganisaties. Medio 2023 worden de resultaten
van de proeftuin verwacht, die breed binnen de sector gedeeld kunnen worden. Binnen
zorginstellingen voert het Potentieel Pakken gesprekken om te kijken hoe belemmeringen
om meer uren te werken – zowel bij werkgevers als werknemers – weg kunnen worden genomen.
Zo wordt actief gewerkt aan het creëren van bewustwording en het aanbieden van concrete
handvatten voor contractuitbreiding binnen de organisaties.
De resultaten van de pilots worden regionaal breed gedeeld. Hierbij wordt gekeken
hoe de interventies uit de pilots duurzaam geborgd kunnen worden in het personeelsbeleid.
Andere sectoren kunnen desgewenst de uitkomsten van deze aanpak in de kinderopvang,
zorg en het onderwijs benutten.
Vraag 9
Hoe bent u in algemene zin van plan om ervoor te zorgen dat de marginale druk op de
lonen wordt verlaagd en dat meer werken ook echt meer gaat lonen?
Antwoord 9
Het kabinet vindt het belangrijk dat werken en meer uren werken loont. Het kabinet
heeft daarom de lasten op arbeid substantieel verlaagd, waar alle werkenden profijt
van hebben. Ook heeft het kabinet het minimumloon met ruim 10% verhoogd. Daarnaast
kijkt het kabinet naar de voltijdsbonus als maatregel om meer uren werken te stimuleren.
Voor de kortere termijn heeft het kabinet naar aanleiding van de motie Palland c.s.11 opnieuw gekeken naar de extremen in de marginale druk. De uitkomsten zijn begin februari
met uw Kamer gedeeld in de brief over aanvullende maatregelen in de aanpak van arbeidsmarktkrapte12.
Het kabinet werkt ook voor de langere termijn aan maatregelen om werken en meer uren
werk meer te laten lonen. Daarbij wordt ook het evenwicht tussen lasten op arbeid
en lasten op vermogen meegenomen. Het IBO vermogensverdeling13 laat zien dat de lasten op arbeid in de loop der jaren hoger zijn komen te liggen
dan de lasten op vermogen. Het kabinet heeft deze trend die zich sinds 2001 heeft
ingezet voor het eerst en meteen fors gekeerd met het Belastingplan 2023. De maatregelen
met betrekking tot het belasten van vermogen leveren structureel ruim 5 miljard euro
op. Hier staat lastenverlichting op arbeid – zowel werkgeverslasten als werknemerslasten
– tegenover. Het kabinet blijft verder werken aan het evenwichtig belasten van arbeid
en vermogen. Ook heeft het kabinet in het coalitieakkoord de ambitie vastgelegd om
op de lange termijn de toeslagen af te schaffen. Voor 2025 is daarvoor al een overgang
aangekondigd op een inkomensonafhankelijke vergoeding voor de kinderopvang. Daarnaast
werkt het kabinet mede op verzoek van uw Kamer aan een contourennota met varianten.
Het verlagen van de marginale druk is geen eenvoudige opgave. Er is altijd sprake
van een afruil: de mate van inkomensondersteuning, de hoogte van de marginale druk
en de gezondheid van de overheidsfinanciën zijn met elkaar verbonden. Deze afruil
is ook zichtbaar in het recente koopkrachtpakket. Door de zeer hoge inflatie was een
omvangrijk maatregelenpakket noodzakelijk. Dit gaat voor sommige mensen gepaard met
een hogere marginale druk, maar ook met een lagere gemiddelde druk. Door de verhoging
van toeslagen krijgen nieuwe groepen mensen recht op toeslag wat de gemiddelde druk
verlaagt. Maar tegelijk verhoogt de inkomensafhankelijke afbouw van toeslagen de marginale
druk.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.