Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over het bericht ‘Paniek en slaapgebrek door tijdelijke contracten in wetenschap’
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Paniek en slaapgebrek door tijdelijke contracten in wetenschap» (ingezonden 16 november 2022).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 20 februari
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1056.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Paniek en slaapgebrek door tijdelijke contracten in
wetenschap»?1
Antwoord 1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vraag 2
Wat is uw appreciatie van het feit dat enkele respondenten in het onderzoek twaalf
jaar lang de ene na de andere tijdelijke arbeidsovereenkomst aan moeten gaan om in
de wetenschap te blijven werken? Ziet u mogelijkheden om dit wettelijk te verbieden?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ik vind het pijnlijk te lezen dat enkele respondenten al twaalf jaar lang de ene na
de andere tijdelijke arbeidsovereenkomst zijn aangegaan. Ik vind de negatieve effecten
van tijdelijke contracten onwenselijk.
Onderwijs- en onderzoeksinstellingen zijn vanuit hun rol als werkgever verantwoordelijk
voor het personeelsbeleid. In mijn rol als stelselverantwoordelijke zet ik mij in
voor meer rust en ruimte in het wetenschapssysteem. Ik verwijs in dit verband naar
mijn beleidsbrief van 17 juni 2022. (Kamerstuk 31 288, nr. 964). Kwetsbare groepen, met name jonge onderzoekers en (tijdelijke) docenten, hebben
hierin mijn specifieke aandacht. Om rust en ruimte in het stelsel te realiseren, investeer
ik structureel € 200 miljoen per jaar in sectorplannen. In de sectorplannen wordt
beschreven hoe de middelen gericht worden ingezet door de vaste capaciteit uit te
breiden, zoals in het Kader voor sectorplannen is opgenomen. Bij de toekenning van
de middelen toetst de Nationale Commissie Sectorplannen de sectorplannen aan dit kader.
Bovendien investeer ik € 300 miljoen per jaar in de starters- en stimuleringsbeurzen.
De doelen van de beurzen zijn het stimuleren van ongebonden onderzoek en het verlagen
van de werk-, competitie- en aanvraagdruk. Omdat de beurzen voor onderzoekers met
een vaste aanstelling bedoeld zijn, kan hier een stimulans van uitgaan voor universiteiten
om meer mensen in vaste dienst aan te nemen. Tevens heb ik in het Bestuursakkoord
2022 hoger onderwijs en wetenschap met de universiteiten afgesproken het aandeel vaste
en tijdelijke contracten in de wetenschap te monitoren. In het bestuursakkoord is
als indicator opgenomen het percentage wetenschappelijk personeel met vaste en langdurige
(>4 jaar) en tijdelijke dienstverbanden, uitgezonderd PhD’s en medewerkers in hun
«proefperiode».2
Het Burgerlijk Wetboek perkt het gebruik van tijdelijke arbeidscontracten in naar
maximaal drie contracten in een periode van drie jaar met een periode tussen deze
reeks van zes maanden. In een collectieve arbeidsovereenkomst kan de periode worden
uitgebreid tot vier jaar en het aantal tot maximaal zes contracten met een verkorting
van de tussenperiode tot drie maanden3.
Ik zie in mijn rol als stelselverantwoordelijke geen mogelijkheden tot het wettelijk
verbieden van het aangaan van meerdere elkaar opvolgende tijdelijke arbeidsovereenkomsten.
Het uitgangspunt van het kabinet is dat structureel werk in beginsel wordt georganiseerd
op basis van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd. In het coalitieakkoord staat
dat ter bescherming van de werknemer tijdelijke arbeidscontracten beter gereguleerd
zullen worden. De uitwerking van dit kabinetsvoornemen om regelgeving rond tijdelijke
contracten aan te scherpen ligt bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De vormgeving van deze maatregelen zal generiek gelden.
Vraag 3
Mogen onderwijsinstellingen personeel functies geven krijgen die officieel niet bestaan,
zodat ze in lagere salarisschalen kunnen worden ingedeeld? Zo nee, welke sancties
staan hier tegenover? Heeft u in kaart welke instellingen deze werkwijze hanteren?
Zo nee, kunt u dit in kaart brengen?
Antwoord 3
Nee, dit mag niet en indien dit gebeurt, dan vind ik dit onacceptabel. Voor de universiteiten
geldt het Universitair Functie-ordeningssysteem (UFO).4 Op basis van het UFO heeft de werknemer recht op een indeling in de functie die hoort
bij de opgedragen werkzaamheden. Bij de functie hoort een functieprofiel.
Door sociale partners zijn er «checks and balances» ingericht om te voorkomen dat
de werknemer onjuist wordt ingedeeld. Indien de werknemer bedenkingen heeft tegen
de indeling van diens werkzaamheden in een bepaald functieprofiel en/of aangaande
het gekozen functieniveau, kan de werknemer de bedenkingen kenbaar maken bij de werkgever.
De bedenkingen dienen binnen vier weken na ontvangst van de beslissing over de indeling
in een functieprofiel en/of – niveau schriftelijk en gemotiveerd bij de werkgever
ingediend te worden. De werkgever is verplicht om ter behandeling van het verzoekschrift
van de werknemer advies te vragen aan de Landelijke Adviescommissie Functieordenen
Nederlandse universiteiten (LAFO). De werkgever neemt vervolgens op basis van het
advies van de LAFO een besluit over de functie-indeling van de werknemer. Dit besluit
moet deugdelijk gemotiveerd worden en het advies van de LAFO moet met de beslissing
meegezonden worden. Daarnaast kan de medezeggenschap een rol spelen bij het aankaarten
van het niet goed uitvoeren van het UFO door een universiteit. Eventueel kan de werknemer
naar de rechter.
Ik heb niet in kaart of en, zo ja, welke instellingen de in de vraag genoemde werkwijze
hanteren en heb vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid ook geen rol bij het in kaart
brengen daarvan. De universiteiten zijn als werkgever verantwoordelijk voor het navolgen
van de gemaakte afspraken in de cao en het is de taak van de vakbonden om ervoor te
zorgen dat de afspraken die zij met de werkgevers in de cao hebben gemaakt, worden
nageleefd.
Vraag 4
Kunt u aangeven wat u concreet doet om de positie van docenten en mensen die werken
in de wetenschap te verbeteren en kunt u aangeven of dat voldoende is volgens u? Zo
ja, kunt u dan toelichten waarom in het onderwijs en de wetenschap de tijdelijke contracten
blijven toenemen?
Antwoord 4
Zie mijn antwoord op vraag 2 voor een antwoord op het eerste deel van de vraag.
In reactie op het tweede deel van de vraag: de stijging van het aandeel tijdelijke
contracten aan universiteiten kan deels worden verklaard door een toename in de studentenaantallen
de afgelopen jaren. Het Rathenau Instituut heeft dit onderzocht en schrijft dat het
aantal tijdelijke docenten niet voor alle universiteiten alleen afhankelijk lijkt
te zijn van de instroom van nieuwe studenten. Andere oorzaken kunnen bijvoorbeeld
zijn drukke perioden of vervanging bij ziekte.5
Hoewel het aantal vaste contracten de laatste jaren is toegenomen, groeit het aantal
tijdelijke contracten sneller.6 De ontwikkeling van het aandeel tijdelijke contracten in 2021 hangt samen met de
inzet van tijdelijke (Corona) middelen. Het effect van de recente (cao-)afspraken
en acties in het wetenschappelijk onderwijs gericht op meer vaste contracten, is nog
niet zichtbaar in de cijfers.
Vraag 5
Bent u bereid om aan de structurele investeringen in het wetenschappelijk onderwijs
de voorwaarde te koppelen dat het gebruik van tijdelijke contracten bij structurele
taken alleen mag worden gebruik voor aantoonbare piek, vervanging bij ziekte of de
periode om een werknemer te kunnen beoordelen voor zijn functie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Het kabinet vindt het belangrijk dat structureel werk zo veel mogelijk gedaan wordt
op basis van een vast contract en niet op basis van een tijdelijk contract. Ik heb
daarom bij de toekenning van de sectorplannen een toename van het aantal vaste contracten
als voorwaarde gesteld. Aan het ontvangen van de starters- en stimuleringsbeurzen
is de voorwaarde gekoppeld dat iemand in vaste dienst moet zijn.
Vraag 6
Ziet u in dit verband aanleiding om een maximum percentage te verbinden aan het aantal
tijdelijke dienstverbanden voor docenten zonder onderwijsstaken en onderzoekers per
universiteit om de gezondheid en de positie van deze werknemers te verbeteren?
Antwoord 6
Universiteiten zijn vanuit hun rol als werkgever autonoom als het gaat om personeelsbeleid.
Er wordt op dit moment onderhandeld over een nieuwe cao voor de universiteiten, hier
wordt ook gesproken over het onderwerp tijdelijke dienstverbanden. Het vaststellen
van een maximumpercentage tijdelijke contracten is uiteindelijk aan de cao-partijen
(de universiteiten en de vakbonden).
Vraag 7
Welke aanvullende maatregelen bent u voornemens te nemen naar aanleiding van dit rapport?
Antwoord 7
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 8
Bent u voornemens om in gesprek te gaan met de onderzoekers van het rapport? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 8
Ik waardeer de verrichte inspanningen van Casual Academy die hebben geresulteerd in
dit rapport. Ik heb er kennis van genomen en ben ook bekend met andere onderzoeken
over dit thema. Mocht ik op een later moment vragen krijgen, dan houd ik de optie
zeker open om met de onderzoekers van het rapport in gesprek te gaan voor aanvullende
informatie.
Vraag 9
Kunt u in kaart brengen wat het effect van de grote hoeveelheid tijdelijke contracten
en de werkdruk is voor de braindrain bij de Nederlandse universiteiten? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 9
De cijfers van de Universiteiten van Nederland laten zien dat het aantal wetenschappelijke
personeelsleden aan de Nederlandse universiteiten met het jaar toeneemt. Op basis
hiervan constateer ik dat er gelukkig geen sprake is van een braindrain bij de Nederlandse
universiteiten. Ik vind het daarom niet nodig om hier onderzoek naar te doen.
Vraag 10
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat wetenschapsbeleid op 1 februari
2023?
Antwoord 10
Het commissiedebat wetenschapsbeleid is verplaatst naar 18 april 2023. Ik kan deze
vragen voor die datum beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.