Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Leijten over de overheid die burgers monitort via sociale media
Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Minister en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de overheid die burgers monitort via sociale media (ingezonden 20 oktober 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Huffelen (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties),
mede namens de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Rechtsbescherming
(ontvangen 16 februari 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023,
nr. 787.
Vraag 1
Op welke wettelijke basis handelen instellingen als het Ministerie van Sociale Zaken,
de Belastingdienst en de Voedsel- en Warenautoriteit als zij openbare berichten op
sociale media van mensen opslaan en verwerken?1
Antwoord 1
Het is overheidsorganisaties toegestaan om aan online onderzoek te doen. Wanneer daarbij
persoonsgegevens worden verwerkt en/of de persoonlijke levenssfeer wordt geschonden,
gelden er echter een aantal voorwaarden. Die voorwaarden vloeien voort uit de Grondwet,
het EVRM en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Kort gezegd mogen persoonsgegevens
alleen worden verwerkt als daarvoor een wettelijke grondslag is. Diezelfde eis geldt
voor het maken van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Hoe zwaarder deze inbreuk,
hoe zwaarder de eisen zijn met betrekking tot het wettelijke voorschrift dat als grondslag
kan dienen.
Wat de wettelijke basis is hangt per verwerking af van de wijze waarop en voor welk
doel overheidsinstanties persoonsgegevens uit openbare sociale media berichten verwerken.
Zo kan er binnen communicatie-onderdelen bijvoorbeeld sprake zijn van het verzamelen,
lezen, beantwoorden (actieve webcare) en analyseren van openbare berichten op sociale
media, al dan niet met behulp van in de markt beschikbare tools. Dit past binnen de
doelstellingen van overheidscommunicatie: actieve informatieverschaffing, het beantwoorden
van vragen en het in grote lijnen signaleren van wat er wat er leeft. Daarbij worden
er geen persoonsprofielen gemaakt, noch wordt specifiek gezocht naar of op persoonlijke
accounts.
In algemene zin kan gesteld worden dat deze praktijk past binnen de publieke taken
van de Ministers als verwerkingsverantwoordelijke en de beleidsverantwoordelijkheid
die in verschillende wetten en daarop gebaseerde regelingen aan hen is toebedeeld,
zeker als het gaat om naar zijn aard beperkte verwerkingen van persoonsgegevens. Dit
wordt ook verwacht van de bewindspersonen; zij dienen zich wel te vergewissen van
het gevoelen in de samenleving. Hierbij wordt dan ook uitgegaan van een verwerking
op basis van de grondslag algemeen belang (artikel 6 lid 1 onder e AVG), gebaseerd
op de wet- en regelgeving waarin die taken zijn neergelegd. Die specifieke wet- en
regelgeving waaruit het algemeen belang volgt, is per organisatie veelal verschillend.
Of concrete verwerkingen van persoonsgegevens en de wijze van gebruik van de op de
markt beschikbare tools ten behoeve van deze taak ook in alle door de vraagsteller
genoemde gevallen voldoen aan de beginselen in de AVG, zoals een rechtmatige grondslag,
transparantie, doelbinding, noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit moet per
geval blijken. Omdat het hier gaat om verschillende overheidsinstanties, ben ik voornemens
om mijn collega’s te verzoeken het gebruik van sociale media monitoring in kaart te
laten te brengen door middel van een DPIA.
Vraag 2
Wat is het verschil tussen het opslaan en verwerken van deze gegevens door deze instanties
en het opslaan en verwerken van gegevens door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding
en Veiligheid (NCTV), waarbij het kabinet al heeft vastgesteld dat dit wettelijk niet
toegestaan was?2
Antwoord 2
Het verschil zit in de aard en doeleinden van de verwerkingen en de mate waarmee daarmee
inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer. Die factoren bepalen of er voor
de verwerkingen een toereikende wettelijke grondslag bestaat. In verband met de aard
en doeleinden van de verwerking van persoonsgegevens door de NCTV heeft het kabinet
geconstateerd dat een expliciet wettelijk kader nodig is voor de verwerking van persoonsgegevens
ten behoeve van de coördinatie- en analysetaken van de NCTV. Daartoe is een wetsvoorstel
bij de Tweede Kamer aanhangig gemaakt.
Vraag 3
Vindt u het wenselijk dat de overheid op deze manier, zowel herleidbare als niet-herleidbare,
gegevens van mensen opslaat en verwerkt, zonder dat mensen daarvan op de hoogte zijn?
Zo ja, kunt u dit uitgebreid motiveren?
Antwoord 3
Het verwerken van gegevens moet uiteraard, conform de AVG, op transparante wijze gebeuren.
Voor burgers die via sociale media contact zoeken met de overheid, zal duidelijk zijn
dat hun berichten worden gelezen en verder verwerkt zoals dat ook gebeurt bij burgers
die contact zoeken per e-mail of brief. Wanneer echter sprake is van een inmenging
op het recht op privacy zoals bedoeld in artikel 8 EVRM, dan moet deze bij wet zijn
voorzien, gerechtvaardigd zijn en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving.
Dit betekent dat er een grondslag vereist is in een wettelijke regeling, waaruit het
voor burgers voldoende duidelijk is onder welke voorwaarden en in welke omstandigheden
autoriteiten bevoegd zijn om (online) onderzoek in publiek toegankelijke bronnen uit
te voeren. De aard en de intensiteit van dit onderzoek – en daarmee de zwaarte van
de inbreuk – bepaalt dus welke eisen worden gesteld aan de wettelijke grondslag.
Vraag 4
Vindt u het noodzakelijk dat de overheid op deze schaal gegevens van mensen opslaat
en verwerkt? Zo ja, waarvoor en kunt u uw antwoord motiveren? Zo nee, wat gaat u hierop
ondernemen?
Antwoord 4
De overheid moet te allen tijde voldoen aan de wet en dus ook aan de AVG. Gegevensverwerking
dient derhalve rechtmatig, proportioneel, behoorlijk en transparant te zijn. Ook dataminimalisatie
is van groot belang, dus er mogen niet meer persoonsgegevens worden verwerkt dan noodzakelijk
is voor het doel. Uit de hierboven aangekondigde DPIA moet blijken of de verwerkingen
van persoonsgegevens die in dit kader worden uitgevoerd ook in de concrete uitvoering
voldoen aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Vraag 5
Zijn er meer (semi-)overheidsinstanties waarbij op deze manier gegevens van mensen
worden opgeslagen en gedeeld en/of zijn er desbetreffende data gedeeld met andere
semi-overheidsinstanties? Zo ja, welke? Zo nee, hoe komt u tot dit antwoord?
Antwoord 5
Uit een eerste inventarisatie blijkt dat veel overheidsorganisaties individueel gebruik
maken van toolingplatformen voor het volgen van sociale media, mede ten behoeve van
de in vraag 1 bedoelde communicatiedoeleinden en het maken van trend- en beleidsanalyses.
Er worden wel media-analyses gedeeld, maar dit betreft alleen conclusies op hoofdlijnen.
Deze overheidsorganisaties delen echter geen persoonsgegevens die zij middels het
toolingplatform verkrijgen met anderen, tenzij daarvoor een duidelijke grondslag en
een noodzaak bestaan.
Vraag 6
Op welke wijze worden verzamelde persoonsgegevens en gemaakte profielen bewaard en
toegepast? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 6
Er zijn verschillende werkwijzen en er zijn verschillende contracten afgesloten met
aanbieders van sociale media tooling-instrumenten.
Een veel voorkomende werkwijze is dat de overheidsorganisatie een account en een soort
eigen ruimte heeft bij het betreffende bedrijf, waarin zoektermen worden ingegeven
en de resultaten van de zoekslag worden getoond. Op basis van die resultaten kan dan
met de tool een analyse worden gemaakt waarbij het uitgangspunt is dat daarin geen
persoonsgegevens worden opgenomen. Of er ook persoonsgegevens door het platform worden
opgeslagen en welke partij als verwerkingsverantwoordelijke moet worden gezien, zal
onderdeel uitmaken van de in de hierboven aangekondigde DPIA.
Vraag 7
In hoeverre vindt u dat uitlatingen op sociale media een goede, betrouwbare graadmeter
zijn, in relatie tot het verdienmodel van vele sociale mediaplatformen waarbij algoritmes
bepalen wat mensen wel of niet te zien krijgen? Kunt u uw antwoord uitgebreid motiveren?3, 4
Antwoord 7
Abstract inzicht in de tendens in berichten op sociale media en berichten van stakeholders
kunnen voor de overheidsinstanties van belang zijn om bijv. te zien welke onderwerpen
er leven op de sociale media en hoe stakeholders reageren op beleidsvoornemens of
maatschappelijke ontwikkelingen.
Ik ben mij tegelijkertijd bewust van het verdienmodel van sociale media platformen
en dat niet iedereen online hetzelfde te zien krijgt en er bovendien maar een beperkte
groep mensen is, die post op sociale media. De meeste sociale media en websites houden
bijv. bij wat men eerder aangeklikt heeft. Het is daarnaast goed te benoemen dat de
reacties en de discussies die gemonitord worden deels door algoritmes zijn beïnvloed.
Dit kan een vertekend of eenzijdig beeld opleveren. Het is belangrijk dat de overheden
zich hier bewust van blijven en hiermee rekening houden in hun analyses. De inzichten
uit sociale media zijn daarom niet de enige bouwsteen om de sentimenten in de samenleving
op te halen. Daarvoor worden ook media-analyses gemaakt en publieksonderzoeken gedaan.
Verder wordt op abstract niveau ook gekeken naar het sentiment in de maatschappelijke
correspondentie die overheidsorganisaties ontvangt.
Vraag 8
Kunt u aangeven in welk opzicht en in welke mate deze informatie door de overheid
wordt gebruikt om beleid te bepalen?
Antwoord 8
Abstract inzicht in de tendens in berichten op sociale media (wordt over het algemeen
positief gereageerd of negatief) en berichten van stakeholders kunnen, samen met andere
vormen van omgevingskennis (media-analyse, publieksonderzoek, maatschappelijke correspondentie)
voor de Rijksoverheidsinstanties van belang zijn om bijv. te zien welke onderwerpen
er leven op de sociale media en hoe burgers in het algemeen en stakeholders reageren
op beleidsvoornemens of maatschappelijke ontwikkelingen. Die reacties kunnen input
geven voor het bijstellen van communicatie over beleid en het goed aansluiten op de
informatiebehoefte van burgers, bijdragen aan ontwikkeling van beleid en zorgen dat
bewindspersonen snel kunnen reageren op maatschappelijke ontwikkelingen en daarin
hun stem kunnen laten horen.
Vraag 9
Erkent u dat de fixatie op sociale media-uitingen een vertekend beeld kan opleveren
van problematiek die speelt of in welke mate problematiek zich afspeelt, alsmede ook
het niet signaleren van andere problemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 9
Zeker. Ik ben het met Kamerlid Leijten eens dat alleen een fixatie op uitingen op
sociale media een vertekend beeld kan opleveren van de werkelijkheid. Ik teken hierbij
wel aan dat middels de analysetools ook kranten en tijdschriften worden gemonitord.
Sociale media zijn dus zeker niet de enige bron van informatie. Bij sociale media
monitoring moet bovendien rekening gehouden worden met algoritmen en de aanwezigheid
van zogenaamde «bots», die het beeld op sociale media kunnen vertekenen. Daarnaast
zit niet elke (betrokken) burger op sociale media en is er kans op een eenzijdig verhaal.
Tegelijkertijd kan sociale media voor de rijksoverheid ook nuttig zijn om bijv. te
zien welke onderwerpen en vragen er leven in de maatschappij.
Vraag 10
Bent u het met mij eens dat het toezicht op het opslaan en verwerken van persoonlijke
gegevens van mensen door overheidsinstanties toereikend zou moeten zijn en dat dit
nu niet het geval is, bijvoorbeeld door capaciteitstekorten bij de Autoriteit Persoonsgegevens?
Zo nee, kunt u dit uitgebreid motiveren? Zo ja, wat onderneemt u zodat het toezicht
versterkt wordt?5
Antwoord 10
Ik onderschrijf het belang van goed toezicht. Dat is allereerst een kwestie van intern
toezicht, binnen de organisatie. Naast privacy officers is daarbij vooral de voor
overheidsorganisaties verplichte Functionaris Gegevensbescherming (FG) van belang,
die onafhankelijk moet toezien op de naleving van de AVG in de betreffende organisatie.
De FG moet binnen de organisatie zodanig worden gepositioneerd dat dit recht doet
aan de positie die hij op grond van de AVG dient te bekleden. Het uiteindelijke toezicht
op het verwerken van persoonsgegevens, dus ook de verwerking waarover het in deze
vragen gaat, is neergelegd bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Het budget van
de AP bedraagt in 2022 bijna 26 miljoen euro. In het Coalitieakkoord is bovendien
extra budget voor de AP opgenomen. In 2022 gaat het om 2 miljoen euro extra. Vanaf
2025 gaat het om 8 miljoen euro structureel. De AP kan dit budget naar eigen inzicht
besteden over haar capaciteit en taken. Tot slot heeft het kabinet extra middelen
beschikbaar gesteld voor de functie van een algoritmetoezichthouder die wordt ondergebracht
bij de AP.
Vraag 11
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het nota-overleg over de begrotingsonderdelen
van digitale zaken?
Antwoord 11
De vragen moesten met de betrokken ministeries afgestemd worden en zijn zo snel als
mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.