Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Agnes Mulder over het melden en afhandelen van mijnbouwschade in Limburg
Vragen van het lid Agnes Mulder (CDA) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het melden en afhandelen van mijnbouwschade in Zuid-Limburg (ingezonden 20 december 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen
16 februari 2023).
Vraag 1
Klopt het dat reeds in 2015 door de toenmalig Minister is toegezegd dat er een regeling
zou komen voor de afhandeling van mijnbouwschade als gevolg van de voormalige steenkoolwinning
in Zuid-Limburg, maar dat deze regeling zeven jaar later nog steeds niet gereed is?
Hoe kan het dat dit proces zo lang heeft geduurd, zonder dat dit vooralsnog tot resultaat
heeft geleid?
Antwoord 1
Op 20 juni 20141 heeft de toenmalige Minister van Economische Zaken en Klimaat bekend gemaakt dat
er een tijdelijk fonds zal worden ingericht voor burgers met ernstige mijnbouwschade
in Limburg. Het Calamiteitenfonds Mijnwaterschade is in 2015 opgericht en is nog steeds
actief. Op 23 september 20202 heeft de toenmalige Minister de Kamer geïnformeerd dat hij streeft naar een regeling
waarbij burgers met schade als gevolg van mijnbouw recht wordt gedaan en vindt dat
mijnbouwschade op een uniforme en onafhankelijke wijze moet worden afgehandeld waarbij
de burger wordt ontzorgd. De toenmalige Minister gaf aan dat hij de behandeling van
mijnbouwschade ten gevolge van de voormalige steenkolenwinning zal onderbrengen bij
de landelijke aanpak van mijnbouwschade en de uniforme werkwijze van de daarvoor ingestelde
Commissie Mijnbouwschade.
Op 6 december 2021 heeft de toenmalige Minister de Tweede Kamer geïnformeerd3 dat het proces om te komen tot een uniforme schadeafhandeling in Limburg meer tijd
zal gaan vergen. De nog bestaande rechtsopvolgers willen zich nog niet committeren
aan een uniforme aanpak en zijn van mening dat de mijnbouwschade in Limburg is verjaard.
Er zijn met de rechtsopvolgers verschillende gesprekken gevoerd. Tot nu toe zijn de
rechtsopvolgers nog niet zo ver om zonder voorwaarden deel te nemen aan gesprekken
over het schadeprotocol.
Er wordt nu gewerkt aan een schadeprotocol en vergoedingsregeling waarbij de schadeclaim
van de burger door het ministerie wordt overgenomen. Dit betekent, dat wanneer een
schadegeval is veroorzaakt door de voormalige steenkoolwinning, het ministerie de
schade aan de burger zal vergoeden. Het gaat hierbij om een onverplichte tegemoetkoming.
Vervolgens zal het ministerie het bedrag claimen bij een rechtsopvolgers indien deze
nog bestaat. Naar verwachting zal medio 2023 het schadeprotocol gereed zijn en kunnen
in de tweede helft van 2023 de eerste casussen in behandeling worden genomen. Overigens
blijft de uitnodiging staan aan de rechtsopvolgers om zich aan te sluiten bij het
protocol.
Vraag 2
Kunt u aangeven wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot het instellen
van een schaderegeling voor mijnbouwschade in Zuid-Limburg? Wanneer verwacht u deze
regeling gereed te hebben? Welke rol hebben o.a. de provincie Limburg, gemeenten,
de Commissie Mijnbouwschade en de Stichting Calamiteitenfonds Mijnwaterschade bij
het verder uitwerken van de regeling?
Antwoord 2
Ik verwacht het benodigde schadeprotocol medio 2023 gereed te hebben. Naar verwachting
kunnen in de tweede helft van 2023 de eerste casussen in behandeling worden genomen.
Ik werk samen met de provincie Limburg aan het realiseren van de schadeafhandeling
aangezien de provincie de wensen van de gemeenten ook goed kent. De uitgangspunten
van de schadeafhandeling zijn dan ook in samenwerking met de provincie opgesteld.
Daarnaast heb ik op 1 november 2022 gesproken met de Stichting Calamiteitenfonds.
Op 11 januari 2023 is ook op ambtelijk niveau verder met de stichting en de provincie
gesproken. De stichting heeft haar ervaring met het herstellen van de schadegevallen
in Limburg gedeeld. De stichting werkt volgens de zogenoemde aannemersvariant waarbij
geen schadevergoeding wordt uitgekeerd maar de schade aan het pand wordt hersteld.
Mogelijk zal de schadeafhandeling in Limburg verlopen conform de landelijk aanpak
met advisering van de Commissie Mijnbouwschade (CM). De CM zal de schadeclaims van
bewoners onderzoeken en mij adviseren of deze in aanmerking komen voor een vergoeding.
Ik overweeg een variant waarbij, wanneer bewoners dat willen, zij geholpen worden
bij het zelf organiseren van schadeherstel. De CM heeft zich in het afgelopen jaar
al voorbereid op de schadegevallen in Limburg. In juni 2022 heeft de Commissie een
aantal locaties bezocht en is er overleg geweest met de provincie Limburg en de stichting
Calamiteitenfonds. Gedachte is in ieder geval om te komen tot een laagdrempelig loket
om de inwoners van Limburg te ondersteunen en te ontzorgen.
In oktober 2022 heeft TNO een kennisbijeenkomst georganiseerd over de mijnbouwschade
in Limburg en causaliteit. Hierbij waren de Commissie Mijnbouwschade, Staatstoezicht
op de Mijnen, het informatiecentrum Nazorg Steenkoolwinning, de provincie Limburg,
de gemeente Kerkrade en de Technische Commissie Bodembeweging aanwezig. Tijdens deze
bijeenkomst is gesproken over de na-ijlende gevolgen van de steenkoolwinning en mijnbouwschade.
Vraag 3
Hoe kan het dat nog steeds voor veel bewoners niet duidelijk is bij wie zij terecht
kunnen om mijnbouwschade te melden?
Antwoord 3
Mensen met schade kunnen zich op dit moment melden bij de Technische Commissie Bodem
Beweging (Tcbb)4. Deze commissie onderzoekt de schade en geeft een advies of het door de steenkoolwinning
is veroorzaakt. Als dat zo is, dan kan de burger met het advies naar het voormalige
mijnbouwbedrijf en daar een claim indienen. Helaas leidt dat vaak niet tot een vergoeding
van de schade omdat de voormalige mijnbouwbedrijven zich beroepen op verjaring van
de schadeclaim of het advies van de Tcbb niet onderschrijven.
Als het Mijnbouwbedrijf niet meer bestaat dan kan men een claim indienen bij het Waarborgfonds
Mijnbouwschade. Dit is een fonds dat ik beheer. Als er sprake is van ernstige schade
of een schrijnende situatie dan kan de burger beroep doen op het Calamiteitfonds Mijnwaterschade5. Deze stichting zal de claim beoordelen en zal de schade laten herstellen als er
sprake is van mijnbouwschade.
De huidige manier van schadeafhandeling, waarbij men zich tot verschillende instanties
moet wenden, is te complex en weinig behulpzaam. Dit is de reden waarom reeds enkele
jaren geleden is ingezet op een uniforme en landelijke schadeafhandeling met de Commissie
Mijnbouwschade. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat bewoners worden ontzorgd en
niet zelf moeten aankloppen bij de mijnbouwbedrijven om de toegekende schadevergoeding
te krijgen.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de overheid bij dit soort schadegevallen als gevolg van mijnbouw
naast en niet tegenover de burger zou moeten staan en dat het van belang is dat er
voor inwoners één loket komt waar zij terecht kunnen om schades te melden? Hoe gaat
u ervoor zorgen dat een dergelijk loket er zo snel mogelijk komt?
Antwoord 4
Daar ben ik het mee eens. Ik streef er naar om de schaderegeling voor Limburg onder
te brengen in de landelijke schadeafhandeling met de Commissie Mijnbouwschade en tegelijkertijd
maatwerk te organiseren passende bij de specifieke situatie in Limburg. Juist over
de exacte invulling ben ik momenteel met de provincie en de stichting calamiteitenfonds
in overleg. Via deze aanpak worden bewoners ontzorgd en er komt één loket.
Vraag 5
Deelt u tevens de mening dat moet worden voorkomen dat het afhandelen van de mijnbouwschade
leidt tot onnodig veel bureaucratie en hoge administratieve kosten?
Antwoord 5
Daar ben ik het mee eens. Ik probeer bureaucratie en hoge administratieve lasten zeker
te voorkomen. Het schadeprotocol moet zo zijn opgesteld dat maatwerk mogelijk is en
dat bijvoorbeeld de Commissie Mijnbouwschade de mogelijkheid heeft om desgewenst geen
onderzoek maar een lichtere toets te doen.
Vraag 6
Hoe kijkt u in dit kader naar de door de Stichting Calamiteitenfonds gehanteerde methode
waarbij inwoners worden ontzorgd, doordat zij voor het repareren van schade kunnen
kiezen tussen drie aannemers, waarna schade direct hersteld wordt? Welke mogelijkheden
ziet u om deze werkwijze ook in te zetten bij toekomstige regeling voor de afhandeling
van mijnbouwschade in Limburg en te borgen dat de ervaring, kennis en kunde blijvend
wordt ingezet en regionaal beschikbaar is?
Antwoord 6
Ik vind het een interessante methode. Het heeft in de afgelopen jaren, op kleine schaal,
een oplossing geboden voor een aantal ernstige schadegevallen. Ik heb de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO) om een advies gevraagd omtrent de uitvoerbaarheid
van deze methode op grote schaal. RVO heeft aangegeven dat men deze methode op een
grotere schaal onuitvoerbaar vindt. Aan de provincie heb ik gevraagd of het Gegevenshuis
in Landgraaf een dergelijke afhandeling kan uitvoeren. De provincie heeft dit laten
onderzoeken en aangegeven dat de organisatievorm van het Gegevenshuis (zijnde een
gemeentelijke regeling) hiervoor niet geschikt is. Ook is gebleken dat het op een
grotere schaal organiseren van de zogenoemde aannemersvariant via een stichting in
opdracht van de overheid complex is, omdat er veel contracten moeten worden afgesloten
en de aansprakelijkheid voor iedere stap in het schadeherstel bij de Staat komt te
liggen. Ik denk daarom aan een variant waarbij de schade wordt vergoed en waarbij
bewoners die dat willen kunnen worden geholpen bij het vinden van een aannemer of
het organiseren van het schadeherstel. Het geeft bovendien de bewoners de mogelijkheid
om het herstel te combineren met andere aanpassingen (uitbreiding of verduurzaming)
in de woning. Daar waar de veiligheid van de woning in het geding is overweeg ik om
de schadevergoeding via een soort bouwdepot uit te keren. Hierdoor kan geborgd worden
dat de vergoeding ook daadwerkelijk wordt gebruikt voor het herstel van de woning
en het oplossen van de onveilige situatie.
Ik vind het daarbij belangrijk dat de kennis en kunde in de regio bewaard blijft.
Het informatiecentrum Nazorg Steenkoolwinning bewaart alle kennis en kaarten op dit
gebied en zal door bijvoorbeeld de Commissie Mijnbouwschade worden gevraagd om per
casus de aldaar bekende gegevens over de mijnbouw van destijds te leveren. Daarnaast
zal TNO verder werken aan het onderzoek om zoveel mogelijk risico’s in kaart te brengen.
TNO zal hierover voor de betrokken partijen twee keer per jaar een kennisbijeenkomst
organiseren.
Vraag 7
Klopt de stelling van uw voorganger uit december 2021 dat het exacte aantal woningen
of panden met schade ten gevolge van de voormalige steenkoolwinning in Limburg niet
bekend is? Zo ja, hoe kan dat en welke stappen zet u om de omvang van de mijnbouwschade
in Limburg wel goed in beeld te brengen?
Antwoord 7
Ja dat klopt. Het aantal is niet exact in kaart gebracht omdat voor ieder pand geldt
dat het zonder onderzoek niet is vast te stellen of de schade is veroorzaakt is door
de voormalige steenkoolwinning of niet. Als ik kijk naar de circa 70 schadegevallen
die door de Tcbb sinds 2012 zijn afgehandeld, dan blijkt dat er bij ongeveer een derde
van die schademeldingen er een verband is met de voormalige steenkoolwinning.
Ik verwacht dat op het moment dat de schaderegeling operationeel wordt er veel schademeldingen
binnen zullen komen. Ik kan pas enige tijd daarna aangeven hoeveel van deze schadegevallen
zijn veroorzaakt door de voormalige steenkoolwinning.
Vraag 8
Kunt u tevens aangeven hoe het toezicht op na-ijlende effecten van de voormalige steenkoolwinning
is geregeld? Wie is daarvoor verantwoordelijk en welke rol ziet u hierbij voor bijvoorbeeld
de rijksoverheid en het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)?
Antwoord 8
Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) is toezichthouder. Voor wat betreft de nog niet
verlaten mijnbouwwerken waarvoor nog winningsvergunningen6 van kracht zijn houdt SodM toezicht op de vergunninghouder of haar rechtsopvolgers.
In de overige delen van de mijnstreek in Zuid-Limburg waar geen winningsvergunningen
van kracht zijn treedt SodM op als adviseur. De rijksoverheid is het bevoegd gezag
bij mijnbouw en heeft daarmee ook regie in handen wat betreft de rolverdeling.
Vraag 9
Op welke wijze zult u invulling geven aan het advies van SodM om ervoor te zorgen
dat het toezicht op de partijen die eindverantwoordelijk zijn voor de regie en uitvoering
van nazorgactiviteiten wettelijk wordt vastgelegd?
Antwoord 9
Op 20 januari 2023 heb ik uw Kamer per brief7 geïnformeerd over de contourennota aanpassingen Mijnbouwwet. Ik heb het voornemen
om de Mijnbouwwet op het gebied van nazorg aan te passen. Ik wil hierbij de rol van
SodM aangaande nazorg helder vastleggen. Wat mij betreft gaat SodM toezicht houden
op alle nazorgactiviteiten in de verschillende mijnbouwsectoren. Ik heb als bevoegd
gezag de regierol over mijnbouwactiviteiten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.