Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over herijking van de Invorderingswet 1990 en procesupdate enkele toezeggingen
35 510 Parlementaire ondervraging kinderopvangtoeslag
Nr. 116
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 23 februari 2023
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretarissen van Financiën over de brief van 31 oktober 2022 over herijking
van de Invorderingswet 1990 en procesupdate enkele toezeggingen (Kamerstuk 35 510, nr. 106).
De vragen en opmerkingen zijn op 1 december 2022 aan de Staatssecretarissen van Financiën
voorgelegd. Bij brief van 16 februari 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Kling
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief «Herijking van de Invorderingswet
1990 en procesupdate enkele toezeggingen». Deze leden ondersteunen de doelstelling
van het kabinet over het hanteren van meer maatwerk. Verder kijken deze leden uit
naar het vervolgtraject.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de procesbrief. Zij juichen de
herijking van de invorderingsstrategieën toe en sporen de Staatssecretaris aan om
snel inhoudelijke resultaten te delen. Zij hebben geen vragen over het proces.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief: Herijking van de Invorderingswet
1990 en procesupdate enkele toezeggingen.
Bij de herijking van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW 1990) is artikelsgewijs bekeken
of de bepaling voldoende ruimte biedt aan de Belastingdienst om aan te sluiten bij
de omstandigheden van mensen. Het blijkt dat, op één artikel na, altijd al ruimte
bestond om rekening te houden met de omstandigheden van mensen.
De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris om in kaart te brengen of
deze ruimte al dan niet werd benut vóór de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
(hierna: POK) en de reactie van het kabinet op het rapport «Ongekend Onrecht».1
Kan het kabinet aan de leden van de PVV-fractie aangeven hoe de ruimte, om rekening
te houden met omstandigheden van mensen, vanaf 15 januari 2021 wordt benut in de praktijk?
Kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie aangeven hoe wordt voorkomen
dat er in de praktijk sprake is van schijnbare willekeur tussen overigens gelijke
fiscale gevallen indien persoonlijke omstandigheden worden meegewogen?
Is de versoepeling van het uitstelbeleid voor ondernemers per 1 oktober 2022 de enige
wijziging, op het gebied van de invorderingsstrategie, die tot op heden geïmplementeerd
is?
Zo niet, kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie een overzicht verstrekken
van overige wijzigingen in het invorderingsbeleid die de rechtsbescherming van burgers
hebben verbeterd sedert oplevering van het rapport «Ongekend Onrecht»?
De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris om nader toe te lichten
waarom het onderzoek naar de mogelijkheid om betalingsregelingen te bundelen twee
jaar duurt en nog steeds «in volle gang» is. Wat bemoeilijk in de praktijk op dit
moment het bundelen van betalingsregelingen?
Uit de Beslisnota van 17 oktober 2022 komt naar voren dat Toeslagen inhoudelijk een
heel andere invorderingsstrategie volgt dan de Belastingdienst en dat dit voor vertraging
zorgt.2
De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretarissen om deze inhoudelijke
verschillen nader te duiden en voorts toe te lichten waarom onderlinge afstemming
tussen Toeslagen en de Belastingdienst, naar zeggen, met name bij Toeslagen voor vertraging
kan zorgen.
De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen
en Douane om nader toe te lichten waarom op 17 oktober 2022 nog niet inhoudelijk over
de invorderingsstrategie van Toeslagen was gesproken.
Kan de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane voor de leden van de PVV-fractie
nader uiteenzetten hoe de invorderingsstrategie Toeslagen dan wel aan de orde is geweest
tussen de kabinetsreactie van 15 januari 2021 op het rapport «Ongekend Onrecht» en
17 oktober 2022?
Kan de Staatssecretaris van Financién – Fiscaliteit en Belastingdienst aan de leden
van de PVV-fractie aangeven vanaf welke datum binnen de Belastingdienst inhoudelijk
werd gesproken over de invorderingsstrategie Belastingdienst. Tot slot verzoeken de
leden van de PVV-fractie in het kader van de invorderingsstrategie om de aangehaalde
nota planning invorderingsstrategie (notanummer 2022–0000235070) te verstrekken.
Kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie een overzicht verstrekken
waar de huidige administratieve beroepsprocedure, in geval van geschillen omtrent
uitstel en kwijtschelding, wordt afgezet tegenover de beoogde gang naar de fiscale
rechter?
De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris hierbij expliciet in te
gaan op de voor- en nadelen van ieder traject voor de rechtsbescherming van de burger.
Voorts verzoeken de leden van de PVV-fractie om nader toe te lichten waarom de Belastingdienst
een aanzienlijke toename van werk verwacht indien de gewijzigde rechtsbescherming
bij uitstel van betaling en kwijtschelden van belastingschulden doorgang vindt.
Overeenkomstig de brief van 25 maart 2022 was de uitvoeringstoets in dit kader bijna
afgerond. De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris om de uitvoeringstoets
in dit kader te vertrekken dan wel om nader toe te lichten waarom de uitvoeringstoets
alsnog niet is opgeleverd.
II Reacties van de staatssecretarissen van Financiën
Met interesse hebben wij kennis genomen van de vragen en opmerkingen die door de verschillende
fracties zijn gesteld naar aanleiding van de brief van 31 oktober 2022 inzake de herijking
van de Invorderingswet 1990 en procesupdate enkele toezeggingen.1 Onderstaand wordt bij de beantwoording de volgorde van het verslag aangehouden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
– De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief «Herijking van de Invorderingswet
1990 en procesupdate enkele toezeggingen». Deze leden ondersteunen de doelstelling
van het kabinet over het hanteren van meer maatwerk. Verder kijken deze leden uit
naar het vervolgtraject.
Wij danken de leden van de VVD-fractie voor het ondersteunen van de doelstelling van
het kabinet over het hanteren van meer maatwerk.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
– De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de procesbrief. Zij juichen de
herijking van de invorderingsstrategieën toe en sporen de Staatssecretaris aan om
snel inhoudelijke resultaten te delen. Zij hebben geen vragen over het proces.
Wij danken de leden van de D66-fractie voor het toejuichen van de herijking van de
invorderingsstrategieën en verwijzen graag naar de invorderingsstrategieën van de
Belastingdienst en Toeslagen, die wij op 23 december 2022 naar de Tweede Kamer hebben
gestuurd,
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
– Bij de herijking van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW 1990) is artikelsgewijs bekeken
of de bepaling voldoende ruimte biedt aan de Belastingdienst om aan te sluiten bij
de omstandigheden van mensen. Het blijkt dat, op één artikel na, altijd al ruimte
bestond om rekening te houden met de omstandigheden van mensen. De leden van de PVV-fractie
verzoeken de Staatssecretaris om in kaart te brengen of deze ruimte al dan niet werd
benut vóór de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (hierna: POK)
en de reactie van het kabinet op het rapport «Ongekend Onrecht».3
Bij de herijking van de IW 1990 is gekeken of bepalingen van de wet voldoende ruimte
laten om aan te sluiten bij de omstandigheden van mensen. Geconstateerd is dat de
IW 1990 over het algemeen die ruimte voldoende biedt. Bij deze herijking is uitsluitend
gekeken naar de wet. Er is niet onderzocht of en hoe deze ruimte door de uitvoeringsorganisaties
wordt benut.
De Belastingdienst heeft invulling gegeven aan deze wettelijke ruimte in beleidsregels
(de Leidraad Invordering 2008, hierna: LI 2008). In de praktijk wordt overeenkomstig
deze beleidsregels gehandeld. In veel van de beleidsregels wordt, en werd ook al vóór
de POK, rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van mensen. Het is ondoenlijk
om voor ieder individueel geval aan te geven of en op welke wijze rekening is gehouden
met persoonlijke omstandigheden.
Zo biedt de LI 2008 de Belastingdienst de mogelijkheid om betalingsregelingen naar
draagkracht te treffen, eventueel gevolgd door kwijtschelding van de restschuld. Deze
mogelijkheid wordt in de praktijk veelvuldig benut. Een recent voorbeeld van het gebruik
van de wettelijke ruimte in de praktijk is de ruimhartige betalingsregeling voor coronaschulden:
ook hier wordt rekening wordt gehouden met de omstandigheden van mensen.
Daarnaast biedt de LI 2008 de mogelijkheid om ten gunste van mensen van deze beleidsregels
af te wijken, wanneer toepassing van de beleidsregels voor één of meer belanghebbenden
gevolgen zou hebben die vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding
tot het doel. Deze al langer bestaande beleidsmatige ruimte heeft recent een prominentere
plaats in de LI 2008 gekregen.4
– Kan het kabinet aan de leden van de PVV-fractie aangeven hoe de ruimte, om rekening
te houden met omstandigheden van mensen, vanaf 15 januari 2021 wordt benut in de praktijk?
Na 15 januari 2021 is de LI 2008 gewijzigd waardoor de wettelijke ruimte om aan te
sluiten bij de omstandigheden van mensen, op onderdelen nog meer wordt benut. Hieronder
treft u enkele in het oog springende veranderingen sinds die datum.
Per 1 juli 20215 is het mogelijk om vijf jaar uitstel van betaling te krijgen voor een aanslag erfbelasting
dan wel een aanslag die tot de nalatenschap van een natuurlijk persoon behoort, als
betaling van de belastingaanslag binnen de wettelijke termijn tot een schrijnende
situatie zou leiden. Deze mogelijkheid is per 1 januari 2023 wettelijk geregeld.
Per 1 oktober 20226 zijn er verschillende versoepelingen van het uitstelbeleid ingevoerd. Zo is het sindsdien
voor (met name kleinere, compliante) ondernemers makkelijker om een betalingsregeling
van twaalf maanden te krijgen; niet in alle gevallen is dan het verstrekken van 100%
zekerheid voor de voldoening van de schuld vereist. Ook is het vanaf die datum mogelijk
om een betalingsregeling van twaalf maanden voor motorrijtuigenbelasting te krijgen,
mits aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. En als eerder kort (telefonisch) uitstel
van betaling is verleend, is dat niet langer een belemmering voor het treffen van
een betalingsregeling voor dezelfde belastingschuld
Sinds 1 januari 20237 wordt bij in Nederland wonende schuldenaren die de pensioengerechtigde leeftijd hebben
uit coulance een hogere beslagvrije voet gehanteerd dan wettelijk is vereist. Ook
wordt de ontvangen energietoeslag bij invorderingsmaatregelen door de Belastingdienst
vrij gelaten.
Ten slotte zijn er in de dienstverlenende sfeer na 15 januari 2021 maatregelen genomen
om meer rekening te houden met omstandigheden van mensen. Zo streeft de Belastingdienst
sinds de coronacrisis naar een persoonlijk contactmoment voorafgaand aan het opstarten
of hervatten van de dwanginvordering bij ondernemers.
– Kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie aangeven hoe wordt voorkomen
dat er in de praktijk sprake is van schijnbare willekeur tussen overigens gelijke
fiscale gevallen indien persoonlijke omstandigheden worden meegewogen?
Het meewegen van de persoonlijke omstandigheden van burgers, om zo recht te doen aan
het individuele geval, kan op verschillende manieren vorm krijgen. Soms vergt dit
een extra inspanning op het gebied van communicatie of dienstverlening; in die gevallen
zal er rechtens niet snel sprake zijn van willekeur. Soms raakt het de inhoud van
een beslissing; met name in die gevallen is het belangrijk om willekeur te voorkomen.
Hoewel er zelden sprake is van identieke gevallen, is het risico op willekeur niet
volledig uit te sluiten. Wel wordt dit risico op verschillende manieren beperkt. Zo
wordt de mogelijkheid om rekening te houden met persoonlijke omstandigheden beperkt
door wet- en regelgeving; alleen als er op grond van de wet expliciet een discretionaire
bevoegdheid aan de Belastingdienst en Toeslagen is verleend, is er ruimte voor maatwerk.
Ook is het benutten van een dergelijke discretionaire bevoegdheid op grond van interne
instructies voorbehouden aan medewerkers van een bepaald functieniveau en met voldoende
expertise. In veel situaties geldt daarbij bovendien het zogenoemde vier-ogenprincipe.
Bij twijfel volgt escalatie via de vaktechnische lijn om uitsluitsel te krijgen. Daarmee
waken de Belastingdienst en Toeslagen ervoor dat een beslissing in sterke mate afhankelijk
is van het oordeel van een individuele medewerker. Ten slotte dient de rechtsbescherming
als vangnet.
– Is de versoepeling van het uitstelbeleid voor ondernemers per 1 oktober 2022 de enige
wijziging, op het gebied van de invorderingsstrategie, die tot op heden geïmplementeerd
is? Zo niet, kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie een overzicht
verstrekken van overige wijzigingen in het invorderingsbeleid die de rechtsbescherming
van burgers hebben verbeterd sedert oplevering van het rapport «Ongekend Onrecht»?
Sinds het verschijnen van het rapport «Ongekend Onrecht» zijn de volgende wijzigingen
in het invorderingsbeleid doorgevoerd die de rechtsbescherming van burgers hebben
verbeterd dan wel tot een coulantere behandeling van burgers met een schuld hebben
geleid:
1 april 20218:
Een schuldenaar wiens voertuig in beslag is genomen krijgt voorafgaand aan de executoriale
verkoop eenmalig opnieuw de gelegenheid om het in beslag genomen voertuig in te leveren.
1 juli 20219:
• Het is mogelijk om vijf jaar renteloos uitstel van betaling te krijgen voor een aanslag
erfbelasting dan wel een aanslag die tot de nalatenschap van een natuurlijk persoon
behoort, als betaling van de belastingaanslag binnen de wettelijke termijn tot een
schrijnende situatie zou leiden. Per 1 januari 2023 is dit wettelijk geregeld.
• Betaalde invorderingsrente wordt herrekend als na die betaling de onderliggende belastingaanslag
wordt verminderd.
• Een verzoek om uitstel van betaling in verband met bezwaar tegen de beschikking aansprakelijkstelling
wordt op gelijke wijze behandeld als een verzoek om uitstel van betaling in verband
met bezwaar tegen een belastingaanslag.
• Een opgelegde verzuimboete wordt naar evenredigheid verminderd na verlaging van het
belastingbedrag waarover deze boete was berekend.
1 juli 202210:
Bij de berekening van de betalingscapaciteit ten behoeve van een persoonlijke betalingsregeling
voor een toeslagschuld kan Toeslagen een meer persoonsgerichte benadering hanteren
door rekening te houden met een aantal specifieke kosten.
1 oktober 202211:
• Het is mogelijk om langer dan vier maanden uitstel van betaling te krijgen voor motorrijtuigenbelasting.
• Het is mogelijk om een betalingsregeling te treffen als voor dezelfde belastingschuld
eerder kort (telefonisch) uitstel van betaling is verleend.
• Voor (met name kleinere, compliante) ondernemers is het makkelijker om een betalingsregeling
van twaalf maanden te krijgen omdat de Belastingdienst niet in alle gevallen meer
100% zekerheid voor de voldoening van de belastingschuld zal eisen.
1 januari 202312:
• Bij in Nederland wonende schuldenaren die de pensioengerechtigde leeftijd hebben,
wordt uit coulance een hogere beslagvrije voet gehanteerd dan wettelijk is vereist.
• De ontvangen energietoeslag wordt bij invorderingsmaatregelen door de Belastingdienst
vrij gelaten. Burgers die de energietoeslag hebben ontvangen, die daarna door dwanginvorderingsmaatregel
zoals bankbeslag wordt getroffen, kunnen een schriftelijk verzoek aan de Belastingdienst
doen om het getroffen bedrag terug te betalen.
– De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris om nader toe te lichten
waarom het onderzoek naar de mogelijkheid om betalingsregelingen te bundelen twee
jaar duurt en nog steeds «in volle gang» is. Wat bemoeilijk in de praktijk op dit
moment het bundelen van betalingsregelingen?
In de bijlage bij de Kamerbrief met de Kabinetsreactie op het rapport «Ongekend onrecht»,
worden maatregelen aangekondigd waarmee wordt betracht het vertrouwen in de Belastingdienst
en Toeslagen te herstellen. Dit kan alleen wanneer de burger weer centraal wordt gesteld,
de dienstverlening wordt verbeterd en er meer oog is voor de gevolgen van het handelen
van de Belastingdienst. Eén van de maatregelen die op de korte- en middellange termijn
in gang wordt gezet is het bieden van de mogelijkheid om, betalingsregelingen voor
belasting- en toeslagschulden te bundelen als de burger dat wil.13 Het onderzoek naar de wijze waarop de betalingsregelingen gebundeld kunnen worden
is onderdeel geworden van de bredere herijking van de invorderingsstrategie die is
toegezegd in genoemde Kabinetsreactie.14
Het doel van een gebundelde betalingsregeling moet in eerste instantie gericht zijn
op gemak en duidelijkheid voor de burger, die met één betalingsregeling zijn belasting-
en toeslagschulden kan aflossen. Het bundelen van de betalingsregelingen van Toeslagen
en de Belastingdienst tot één gezamenlijke betalingsregeling is echter niet eenvoudig,
omdat de bestaande regelingen op wezenlijke punten verschillen. Deze verschillen roepen
ingewikkelde vraagstukken op, die vragen om zorgvuldige afwegingen. Dit neemt tijd
in beslag, te meer omdat het ook tot een uitvoerbaar proces moet leiden. Zo kennen
de betalingsregelingen van Toeslagen en de Belastingdienst een verschillende rechtsingang.
Bij een gezamenlijke betalingsregeling zou de burger weliswaar één beschikking krijgen,
maar moet hij zijn rechtsbescherming op verschillende plekken zoeken. Dit past niet
bij de gewenste eenvoud. Onderzocht wordt of en hoe dit opgelost kan worden. Daarnaast
zijn verschillen in de looptijd van de betalingsregelingen, de (on)mogelijkheid tot
kwijtschelding en de vraag hoe om te gaan met nieuwe terugvorderingen en belastingschulden
onderwerpen die onderzocht worden.
– Uit de Beslisnota van 17 oktober 2022 komt naar voren dat Toeslagen inhoudelijk een
heel andere invorderingsstrategie volgt dan de Belastingdienst en dat dit voor vertraging
zorgt.15 De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretarissen om deze inhoudelijke
verschillen nader te duiden en voorts toe te lichten waarom onderlinge afstemming
tussen Toeslagen en de Belastingdienst, naar zeggen, met name bij Toeslagen voor vertraging
kan zorgen.
In de Kamerbrief Invorderingsstrategieën Belastingdienst en Toeslagen, die op 23 december
2022 met de invorderingsstrategieën van de Belastingdienst en Toeslagen naar de Tweede
Kamer is gestuurd16, zijn de inhoudelijke verschillen benoemd en toegelicht. Bij de ontwikkeling van
de invorderingsstrategieën is intensief samengewerkt tussen de Belastingdienst en
Toeslagen en zijn de strategieën zowel interdepartementaal afgestemd als geconsulteerd
bij externe stakeholders. Deze brede afstemming heeft er mede voor gezorgd dat het
proces lang heeft geduurd. Voor Toeslagen geldt daarnaast dat de ontvlechting tot
gevolg had dat er een invorderingsstrategie moest worden ontwikkeld, terwijl er voor
de Belastingdienst sprake was van een herijking van de bestaande invorderingsstrategie.
Ondanks dat de invorderingsstrategieën van de Belastingdienst en Toeslagen zijn gebaseerd
op dezelfde uitgangspunten, heeft de uitwerking daarvan in sommige gevallen tot verschillende
uitkomsten geleid. Dit komt vooral door de verschillende doelgroepen in combinatie
met de verschillende aard van de regelingen (toeslag is een − voorschot op− een suppletie
op het inkomen; belasting is een afdracht van het inkomen) en de aard en oorzaak van
de toeslag- respectievelijk belastingschuld. Hierdoor zijn de ambities en de concrete
invulling daarvan in de strategieën niet altijd dezelfde. Hoewel de invorderingsstrategieën
daardoor op punten inhoudelijk verschillen is betracht om deze zo veel mogelijk op
elkaar aan te laten sluiten. De daarvoor vereiste afstemming heeft meer tijd gevergd
dan aanvankelijk was verwacht.
– De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen
en Douane om nader toe te lichten waarom op 17 oktober 2022 nog niet inhoudelijk over
de invorderingsstrategie van Toeslagen was gesproken.
Als de Kamerbrief of de beslisnota de indruk wekt dat er op of vóór 17 oktober 2022
nog niet inhoudelijk over de invorderingsstrategie zou zijn gesproken, dan betreuren
wij dat. De invorderingsstrategie van Toeslagen is diverse malen voorafgaand aan 17 oktober
2022 besproken.17 Ook zijn de beide strategieën sindsdien verschillende keren in samenhang met ons
beiden besproken.
– Kan de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane voor de leden van de PVV-fractie
nader uiteenzetten hoe de invorderingsstrategie Toeslagen dan wel aan de orde is geweest
tussen de kabinetsreactie van 15 januari 2021 op het rapport «Ongekend Onrecht» en
17 oktober 2022?
Toeslagen is, samen met de Belastingdienst, in januari 2021 gestart met de herijking
van haar invorderingsstrategie. Daarbij is ambtelijk overleg gevoerd met de betrokken
departementen, zijn signalen uit onderzoeken geïnventariseerd en is input van zowel
medewerkers van de Belastingdienst en Toeslagen als van externe stakeholders opgevraagd.
Dit traject heeft geresulteerd in aanbieding van de invorderingsstrategie van Toeslagen
aan uw Kamer op 23 december jl.18 Conform de beleidslijn «Actieve openbaarmaking nota» zijn gelijktijdig met de verzending
van de invorderingsstrategie van Toeslagen de beslisnota’s die betrekking hebben op
de besluitvorming openbaar gemaakt.
– Kan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst aan de leden
van de PVV-fractie aangeven vanaf welke datum binnen de Belastingdienst inhoudelijk
werd gesproken over de invorderingsstrategie Belastingdienst. Tot slot verzoeken de
leden van de PVV-fractie in het kader van de invorderingsstrategie om de aangehaalde
nota planning invorderingsstrategie (notanummer 2022–0000235070) te verstrekken.
Binnen de Belastingdienst is inhoudelijk gesproken over de invorderingsstrategie Belastingdienst
na verzending van de kabinetsreactie van 15 januari 2021 op het rapport «Ongekend
Onrecht». Vanaf juli 2022 waren de invorderingsstrategieën voldoende uitgewerkt om
hierover inhoudelijk met ons beiden te spreken. De nota planning invorderingsstrategie
(notanummer 2022–0000235070) is, conform de beleidslijn «Actieve openbaarmaking nota»,
openbaar gemaakt op 23 december 2022 gelijktijdig met de verzending van de invorderingsstrategie
van de Belastingdienst en de invorderingsstrategie van Toeslagen en andere beslisnota’s
die betrekking hebben op de besluitvorming over de invorderingsstrategieën.
– Kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie een overzicht verstrekken
waar de huidige administratieve beroepsprocedure, in geval van geschillen omtrent
uitstel en kwijtschelding, wordt afgezet tegenover de beoogde gang naar de fiscale
rechter? De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris hierbij expliciet
in te gaan op de voor- en nadelen van ieder traject voor de rechtsbescherming van
de burger.
Bij een geschil over uitstel van betaling of kwijtschelding van belastingschulden
staat er voor burgers en ondernemers (hierna: belanghebbenden) op dit moment een administratief
beroepsprocedure open bij de directeur van de Belastingdienst.
De belanghebbende moet het beroepschrift indienen bij de ontvanger die de beschikking
heeft genomen. Als de ontvanger aanleiding ziet om een gunstigere beslissing te nemen,
wordt er een nieuwe beschikking afgegeven. Ziet de ontvanger geen aanleiding om een
gunstigere beslissing te nemen dan stuurt hij het beroepschrift voorzien van een advies
naar de directeur.
De directeur toetst dan of de ontvanger in redelijkheid tot de betreffende uitstel-
of kwijtscheldingbeslissing heeft kunnen komen. Is de directeur van oordeel dat het
beroep gegrond is dan kan hij de zaak inhoudelijk afdoen. Bijvoorbeeld door het verzoek
alsnog toe te wijzen of door het verzoek af te wijzen onder verbetering of vervanging
van gronden. Daarnaast kunnen belanghebbenden altijd beroep instellen bij de civiele
rechter als restrechter. In dat geval is griffierecht verschuldigd.
De administratieve beroepsgang is in de vakliteratuur regelmatig onderwerp van kritiek
geweest, omdat de directeur als beroepsinstantie onvoldoende onafhankelijk zou zijn
en er daarnaast tegen de uitspraak van de directeur geen beroepsmogelijkheid open
staat.
Met de Wet Stroomlijnen wordt de rechtsbescherming bij de invordering van belastingschulden
verbeterd en gemoderniseerd door na bezwaar de fiscale rechter, waarmee de bestuursrechter
bij de rechtbank (in eerste aanleg), het gerechtshof (in hoger beroep) en de Hoge
Raad (in cassatie) worden bedoeld, bevoegd te maken ten aanzien van geschillen over
uitstel en kwijtschelding van belastingschulden.
Bij het instellen van beroep bij de fiscale rechter zal in dit kader griffierecht
verschuldigd zijn. Dit is niet het geval bij een administratief beroepsprocedure.
Er is bij zowel de fiscale rechter als bij administratief beroep geen verplichte procesvertegenwoordiging,
een burger of ondernemer kan dus zelfstandig beroep instellen.
In 2021 is in het rapport «Burgers beter beschermd» aandacht gevraagd voor het openstellen
van de fiscale rechtsgang bij uitstel en kwijtschelding.19 Wij onderkennen het belang van deze fiscale rechtsgang.20
Zoals in de brief van 31 oktober202221 is aangegeven doen wij op dit moment onderzoek naar de inwerkingtreding van dit onderdeel
van de Wet Stroomlijnen. Ten behoeve hiervan is een uitvoeringstoets gedaan door de
Belastingdienst om inzicht te krijgen in de uitvoerbaarheid, het moment waarop en
de voorwaarden waaronder deze wijziging in werking kan treden. Daarnaast zijn adviezen
gevraagd aan de Raad voor de Rechtspraak en de Raad voor Rechtsbijstand.
– Voorts verzoeken de leden van de PVV-fractie om nader toe te lichten waarom de Belastingdienst
een aanzienlijke toename van werk verwacht indien de gewijzigde rechtsbescherming
bij uitstel van betaling en kwijtschelden van belastingschulden doorgang vindt.
Met dit voorstel vindt een verandering plaats van de op de Algemene wet bestuursrecht
gebaseerde werkprocessen. Zo wordt de doorlooptijd van de gehele procedure langer,
omdat administratief beroep in één instantie wordt vervangen door een procedure in
potentieel vier instanties (bezwaar, beroep, hoger beroep en cassatie). Ook is de
termijn om in bezwaar te gaan langer dan bij administratief beroep (zes weken in plaats
van tien dagen).
Naar verwachting neemt het aantal bezwaar- en beroepschriften toe. Na het indienen
van een bezwaar- of beroepschrift wordt het invorderingsproces, op grond van het huidige
beleid, in beginsel op verzoek opgeschort. Daarmee bereikt de indiener dat de openstaande
schuld nog niet betaald hoeft te worden. Een bezwaar- en beroepsprocedure is mogelijk
voor adviseurs interessanter dan een administratief beroep aangezien de adviseurs
bij een bezwaar- en beroepsprocedure voor een proceskostenvergoeding in aanmerking
komen. De uitvoeringstoets van de Belastingdienst is als bijlage toegevoegd.
– Overeenkomstig de brief van 25 maart 2022 was de uitvoeringstoets in dit kader bijna
afgerond. De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris om de uitvoeringstoets
in dit kader te vertrekken dan wel om nader toe te lichten waarom de uitvoeringstoets
alsnog niet is opgeleverd.
De uitvoeringstoets van de Belastingdienst is als bijlage toegevoegd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
Y.C. Kling, adjunct-griffier