Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bushoff over het nieuws dat steeds meer huisartsenpraktijken in commerciële handen komen
Vragen van het lid Bushoff (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het nieuws dat steeds meer huisartsenpraktijken in commerciële handen komen (ingezonden 5 januari 2023).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 15 februari
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1353.
Vraag 1
Bent u bekend met het nieuws over een toename in het aantal huisartsenpraktijken dat
wordt overgenomen door commerciële partijen, die hand in hand gaat met een toename
in het aantal klachten door patiënten?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoeveel huisartsenpraktijken zijn in handen van commerciële bedrijven? Hoe verhoudt
dit aantal zich tot de afgelopen vijf jaar?
Antwoord 2
Ik beschik niet over deze cijfers. Dat heeft er ook mee te maken dat de term «commerciële
bedrijven» niet duidelijk is afgebakend. Een nadere toelichting op dit punt neem ik
mee in de uitwerking van de motie van de leden Hijink en van den Berg.2
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de rol van commerciële partijen in de huisartsenzorg?
Antwoord 3
Het vergt een zorgvuldige afweging van de kansen en risico’s van nieuwe vormen van
huisartsenzorg om hier een uitspraak over te doen. Voorop staat dat elke aanbieder
van huisartsenzorg moet voldoen aan wet- en regelgeving. Dat geldt onder andere voor
de eisen rond kwaliteit van zorg door zorgaanbieders zoals vastgelegd in de Wet kwaliteit,
klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Deze wet schrijft voor aan welke (kwaliteits)eisen
zorgaanbieders moeten voldoen, waarbij de beroepsgroep zelf definieert volgens welke
richtlijnen de huisartsenzorg moet worden geleverd. De IGJ ziet hierop toe.
Binnen deze wettelijke kaders hebben aanbieders van huisartsenzorg veel vrijheid om
de (organisatie)vorm waarin deze geleverd wordt zelf in te vullen. Dat biedt enerzijds
kansen om op innovatieve manieren de huisartsenzorg toegankelijk te houden. Anderzijds
kunnen zich risico’s voordoen, bijvoorbeeld wanneer het realiseren van winst een groter
belang krijgt dan de kwaliteit van zorg. Of wanneer nieuwe praktijken zich niet committeren
aan regionale samenwerkingsafspraken, bijvoorbeeld rondom de organisatie van spoedzorg.
Dat vind ik uiteraard onwenselijk.
Ik zie dat in een toenemend aantal regio’s de huisartsenzorg onder druk staat en begrijp
dus dat zowel zorgverzekeraars als andere organisaties zoeken naar manieren om de
huisartsenzorg toegankelijk te houden. Tegelijkertijd maak ik me zorgen over de signalen
dat toegankelijkheid en kwaliteit van de huisartsenzorg onder druk staan bij een aantal
nieuwe aanbieders en vind het daarom goed dat de IGJ en de NZa hier gezamenlijk onderzoek
naar doet.3 Ik kijk uit naar de uitkomsten van dit onderzoek.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u signalen dat er gemiddeld genomen bij private financiering van huisartsenpraktijken
grotere druk is om een winstmarge te maken op de geleverde zorg?
Antwoord 4
Uitgangspunt is dat een zorgaanbieder zorg van goede kwaliteit aanbiedt en voldoet
aan de kwaliteits- en toegankelijkheidseisen zoals in antwoord 3 omschreven. Zoals
ook aangegeven in antwoord op vraag 3, kunnen zich onwenselijke risico’s voordoen
wanneer het realiseren van winst meer prioriteit krijgt dan kwaliteit van zorg. Ik
kan op dit moment niet beoordelen of dit bij bepaalde aanbieders zo is; de exacte
risico’s van de nieuwe ketens zullen moeten blijken uit het onderzoek dat IGJ en NZa
gezamenlijk uitvoeren.
Op grond van de WTZi en het Uitvoeringsbesluit WTZi is het voor huisartsen toegestaan
om een winstoogmerk te hebben.4 Wel reguleert de NZa de tarieven in de huisartsenzorg. Zo gelden er maximumtarieven
voor onder andere het inschrijftarief en het consulttarief. Deze tarieven zijn voor
elke huisarts gelijk, ze zijn landelijk gemiddeld kostendekkend en worden gebaseerd
op een kostenonderzoek dat met enige regelmaat wordt uitgevoerd, zo ook in 2023 (resulterend
in een herijking van de tarieven met ingang van 1 januari 2025). Binnen de geldende
kaders hebben aanbieders van huisartsenzorg veel ruimte om hun bedrijfsvoering vorm
te geven.
Vraag 5 en 6
Vindt u de inmenging van commerciële partijen een wenselijk gevolg van marktwerking
in de zorg? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Zijn er maatregelen genomen of op
handen om de commercialisering van de huisartsenzorg te verminderen? Zo ja, welke?
Vindt u het wenselijk dat ook buitenlandse private equity partijen met winstoogmerk
een rol kunnen spelen in het opkopen van huisartsenpraktijken? Zo ja, waarom? Zo nee,
bent u bereid in kaart te brengen welke maatregelen hiertegen genomen kunnen worden?
Antwoord 5 en 6
Zoals ik in het antwoord op vraag 3 en 4 heb aangegeven bestaan er veel mogelijke
organisatievormen van huisartsenzorg binnen het stelsel van gereguleerde marktwerking.
Het stelsel is erop ingericht om betaalbare zorg van goede kwaliteit te bieden en
tegelijkertijd de zorg toegankelijk te houden. «Commerciële» partijen kunnen daar
ook een invulling aan geven door bijvoorbeeld met innovatieve zorgvormen de huisartsenzorg
toegankelijk te houden in gebieden waar de toegankelijkheid onder druk staat. Ik vind
het waardevol dat ons stelsel de ruimte biedt voor veel verschillende vormen van huisartsenzorg,
zolang deze voldoen aan alle geldende kaders. Tegelijkertijd zie ik ook risico’s wanneer
financiële belangen zwaarder gaan wegen dan zorginhoudelijke belangen. Of dat bij
«commerciële» partijen in sommige gevallen zo is, kan ik op dit moment niet aangeven.
De IGJ onderzoekt samen met de NZa momenteel (het ontstaan van) deze nieuwe initiatieven
in de huisartsenzorg en de potentiële risico’s die daarmee gepaard gaan. De IGJ doet
geen uitspraken over lopende onderzoeken en ik zal naar aanleiding van het onderzoek
van de IGJ en de NZa met hen in gesprek gaan om te bezien of aanvullende maatregelen
nodig zijn.
Daarnaast ben ik bezig met de uitvoering van de motie van de leden Hijink en van den
Berg5 en zal dit voorjaar in mijn brief daarover verder ingaan op de stappen die ik voornemens
ben te zetten.
Vraag 7
Onderzoekt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) de toename van het aantal klachten
van patiënten? Heeft het IGJ hierbij specifiek aandacht voor de rol van gecommercialiseerde
zorg? Zo ja, wanneer worden de resultaten van dit onderzoek verwacht? Zo nee, waarom
niet en bent u bereid om dit onderzoek alsnog op te starten?
Antwoord 7
Ja. Enerzijds doet de IGJ onderzoek naar aanleiding van meldingen over specifieke
praktijken/praktijklocaties van zorgaanbieders. Dergelijke onderzoeken door de IGJ
leiden indien noodzakelijk tot het nemen van verbetermaatregelen. Waar nodig kan de
IGJ handhavingsmaatregelen treffen, zoals het geven van een aanwijzing of een bevel.6 De IGJ doet geen uitspraken over lopende onderzoeken.
Anderzijds onderzoekt de IGJ samen met de NZa het ontstaan van deze «innovatieve»
initiatieven en potentiële risico’s die daarmee gepaard gaan. Dit bredere algemene
onderzoek is vooral bedoeld om vast te stellen of er sprake is van potentiële nieuwe
risico’s voor de patiëntveiligheid en de kwaliteit van zorg, die gepaard gaan met
nieuwe vormen van zorgaanbod en andere organisatie- en ondernemingsvormen. De resultaten
van het onderzoek worden voor de zomer verwacht. Hieruit zal ook blijken of het toezicht
op deze praktijken anders moet worden vormgegeven. Ik zal naar aanleiding van het
onderzoek van de IGJ en de NZa ook met hen in gesprek gaan om te bezien of aanvullende
maatregelen nodig zijn.
Vraag 8
Wat kan de IGJ doen als blijkt dat een commerciële partij inderdaad niet kwalitatief
goede zorg kan leveren?
Antwoord 8
Elke zorgaanbieder in Nederland, «commerciële» partij of niet, dient kwalitatief goede
zorg te verlenen. Elke aanbieder van huisartsenzorg moet voldoen aan dezelfde randvoorwaarden
en kwaliteitskaders die volgen uit wet- en regelgeving en veldnormen. De IGJ zet waar
mogelijk in op stimulerend toezicht. Waar nodig kan de IGJ handhavingsmaatregelen
treffen, zoals het geven van een aanwijzing of een bevel.
Vraag 9
Erkent u het belang van een vaste huisarts voor de patiënt om nabijheid en continuïteit
van zorg te verzekeren? Zo ja, wordt dit meegenomen als kwaliteitscriterium voor huisartsenpraktijken?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
De beroepsgroep zelf noemt onder andere «persoonsgericht» en «continu» als twee van
de kernwaarden van de huisartsenzorg.7 Uit verschillende onderzoeken blijkt ook dat continuïteit in de (huis)arts-patiëntrelatie
bijdraagt aan de kwaliteit van zorg. Maar met een veranderend zorglandschap is er
meer nodig om de nabijheid en continuïteit van zorg in de toekomst te kunnen borgen.
Denk aan goede samenwerking tussen (eerstelijns) zorgverleners, inclusief goede informatieoverdracht.
Op dit moment spreek ik met partijen uit de eerstelijnszorg over een visie op de eerste
lijn in 2030. Hierbij gaat het ook over de vraag wat de eerste lijn in de toekomst
moet (blijven) bieden aan burgers en hoe we dat gaan organiseren.
Vraag 10
Welke rol ziet u voor uzelf in de vormgeving van de huisartsenzorg? Ligt die rol,
zoals u eerder noemde met betrekking tot de verhouding tussen praktijkhouders en waarnemers,
vooral bij de beroepsgroep zelf? Wanneer grijpt u daar op in?8
Antwoord 10
De eerstelijnszorg, waaronder de huisartsenzorg, is een belangrijke pijler onder ons
zorgstelsel. In het IZA heb ik daarom stevige afspraken gemaakt over de versterking
van de (organisatie van de) eerstelijnszorg. Daartoe ben ik in gesprek met eerstelijnspartijen
om te komen tot een visie (voor het jaar 2030) en een plan van aanpak (t/m 2026).
De visie en het plan van aanpak moeten de kaders bieden om gezamenlijk toe te werken
naar een eerstelijnszorg die, ondanks de toenemende zorgvraag en krappe arbeidsmarkt,
toegankelijk en van hoge kwaliteit is voor iedereen die deze nodig heeft. Ik verwacht
dat er uit het plan van aanpak ook acties voor het Ministerie van VWS voortkomen,
bijvoorbeeld op het gebied van wet- of regelgeving, financiering, bekostiging of aanspraken
van de zorg. Daarnaast zijn in de paragraaf over eerstelijnszorg in het IZA concrete
afspraken opgenomen om de huisartsenzorg te versterken. Ik ben samen met partijen
al sinds de zomer hard aan de slag om deze zo snel mogelijk uit te voeren, met als
resultaat dat er concrete uitwerkingen liggen om «meer tijd voor de patiënt» via de
zorginkoop landelijk op te schalen en de avond-, nacht- en weekendzorg door huisartsen
anders te organiseren. Dit laatste punt draagt bij aan een eerlijkere verdeling van
de verantwoordelijkheden tussen praktijkhouders en waarnemers.
De huisartsen spelen een belangrijke rol binnen de eerstelijnszorg. Die rol staat
om meerdere redenen onder druk. Dit vraagt ook om een stevig gesprek over waar de
huisarts (nu en in de toekomst) wel én niet van is. Om zo de kracht van de huisartsenzorg
te kunnen behouden. Hierin moeten we scherpe keuzes maken. Hier horen ook keuzes bij
over de vormen waarin huisartsenzorg wordt geleverd en hoe de praktijken van de toekomst
eruitzien. De gezamenlijke visie op de eerstelijnszorg geeft hier richting aan, die
door de beroepsgroep zelf verder kan worden uitgewerkt en ingevuld. Ik help hen hier
graag bij.
Vraag 11
Welke acties uit het Integraal Zorgakkoord (IZA) helpen om praktijkhouderschap te
stimuleren (zoals aangekondigd in de beantwoording van eerdere Kamervragen van het
lid Kuiken (PvdA)) om zo de kans te verkleinen dat commerciële partijen in de markt
kunnen komen?9
Antwoord 11
Om te zorgen dat de huisartsenzorg nu en in de toekomst toegankelijk blijft, en dat
het beroep van huisarts aantrekkelijk blijft voor beginnende huisartsen, zet ik in
op verschillende sporen. Zo staan er afspraken in het IZA over het landelijk beschikbaar
stellen van «meer tijd voor de patiënt». Zorgverzekeraars zullen dit vanaf 2023 in
de contracten opnemen met als doel om alle huisartsenpraktijken die dit wensen, per
2024 te laten deelnemen aan «meer tijd voor de patiënt». Dit moet bijdragen aan meer
werkplezier voor de huisarts en hun personeel en aan een hogere kwaliteit van de huisartsenzorg.
Daarnaast heb ik de NZa gevraagd om met ingang van januari 2023 hogere en gedifferentieerde
tarieven voor de avond-, nacht- en weekend- (ANW-)diensten mogelijk te maken. Deze
tarieven dragen bij aan een nieuwe organisatie van de ANW-zorg waarbij een evenwichtiger
verdeling van de diensten tussen praktijkhouders en waarnemers wordt nagestreefd.
Partijen hebben landelijke afspraken over de implementatie van deze nieuwe organisatie
en tarieven gemaakt, die momenteel worden vertaald naar de regionale samenwerkingsafspraken.
Ook zet ik met partijen in op de versterking van de eerstelijnszorg in den brede.
Een goed georganiseerde eerstelijnszorg moet bijdragen aan het verminderen van de
werkdruk van de huisarts. Hiertoe komen partijen dit voorjaar met een visie op de
eerstelijnszorg van 2030 en daaraan gekoppeld een plan van aanpak tot en met 2026.
Verder staan er in het IZA afspraken (en ben ik reeds met partijen in gesprek) over
de huisvesting van huisartsenpraktijken, de arbeidsmarkt, samenwerking met de GGZ
en het gemeentelijke domein. Al deze afspraken moeten onder meer bijdragen aan een
vermindering van de druk op de (praktijkhoudend) huisarts en verhoging van het werkplezier.
Tot slot wil ik benoemen dat ik met partijen in het IZA afspraken heb gemaakt over
de vermindering van regeldruk, met de voortzetting van het programma [Ont]Regel de
Zorg, door een stevigere aanpak van regeldruk en vermindering van administratieve
lasten.
Vraag 12 en 13
Hoe beoordeelt u het statement dat commerciële partijen zich mogelijk focussen op
achterstandswijken of buurten met veel ouderen, omdat ze van hen een hoger bedrag
aan inschrijfgeld krijgen uitgekeerd, en vervolgens bezoeken door patiënten aan de
praktijk proberen te voorkomen?10
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat deze commerciële partijen zich focussen
op achterstandswijken, waar patiënten extra kwetsbaar zijn en toegankelijkheid van
zorg juist belangrijk is? Zo ja, welke concrete acties heeft u genomen om dit tegen
te gaan en op welke daarvan gaat u inzetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12 en 13
Ik kan de suggestie die gedaan wordt in het statement van vraag 12 niet bevestigen.
Wel is het zo dat de zorgvraag in achterstandswijken gemiddeld genomen hoger en complexer
is. Daarom krijgen huisartsenpraktijken in deze wijken ook een opslag op het reguliere
inschrijftarief.
Ik ben het met u eens dat juist in wijken met een kwetsbare populatie aandacht moet
zijn voor (laagdrempelige) toegankelijkheid van eerstelijnszorg. Ook in deze wijken
kan het voorkomen dat er tekorten aan huisartsen(praktijken) ontstaan. Om de kwaliteit
en toegankelijkheid van huisartsenzorg ook in deze wijken te overeind te houden, kan
het daarom benodigd zijn dat er innovatieve vormen van (digitale) zorg worden ingezet
om de toegankelijkheid te borgen. Zoals aangegeven gelden voor deze nieuwe vormen
van huisartsenzorg dezelfde kaders en richtlijnen als voor «traditionele» huisartsenzorg.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.