Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op de vragen van het lid De Hoop over de gevolgen van de stakingen in het streekvervoer voor leerlingen speciaal onderwijs
Vragen van het lid De Hoop (PvdA) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de gevolgen van de stakingen in het streekvervoer voor leerlingen speciaal onderwijs (ingezonden 23 januari 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens
de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs (ontvangen 13 februari 2023).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het nieuwsbericht «Staking streekvervoer is zoveelste ramp
voor leerlingen speciaal onderwijs»?1
Antwoord 1
Ja, ik heb kennisgenomen van het bericht.
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat de opeenstapeling van rampen voor deze leerlingen absoluut
voorkomen dient te worden? Gaat u mede met het oog op het belang van deze leerlingen
bij goede onderwijskansen er met voorrang alles aan doen om een oplossing voor de
lange termijn naderbij te brengen?
Antwoord 2
Het is van belang dat alle leerlingen, ook die met het streekvervoer reizen, naar
school kunnen. Mede daarom zijn door de Minister voor Primair en voortgezet onderwijs
verschillende acties aangekondigd om het leerlingenvervoer te verbeteren. Zie hiervoor
de brief naar de Kamer van 22 december 20222. Gemeenten zijn in Nederland echter verantwoordelijk voor het leerlingenvervoer.
Voor leerlingen die zijn aangewezen op het openbaar vervoer is het bijzonder spijtig
dat een arbeidsconflict uitmondt in stakingen in het streekvervoer en dat leerlingen
daar hinder van ondervinden.
Voor leerlingen uit het (voortgezet) speciaal onderwijs en speciaal basisonderwijs
is dat vaak extra vervelend, omdat het niet voor al deze leerlingen mogelijk is om
met de fiets te komen.
In algemene zin hoop ik dat de partijen in het OV zo veel mogelijk rekening houden
met de belangen van de reizigers en de hinder voor onder andere leerlingen zo veel
mogelijk beperken. Echter, omdat er hier sprake is van een arbeidsconflict tussen
werkgevers en (vertegenwoordiging van) werknemers kan ik hier geen invloed op uitoefenen.
Uiteraard hoop ik dat er snel goede afspraken worden gemaakt en de leerlingen niet
meer worden geconfronteerd met stakingen in het streekvervoer.
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat het personeel van het streekvervoer een fatsoenlijk loon
hoort te verdienen, genoeg pauzes dient te krijgen en moet kunnen rekenen op regelmatige
werktijden?
Antwoord 3
Natuurlijk dienen werknemers een passend en fatsoenlijk loon te krijgen en ik vind
het ook van belang dat werkgevers oog hebben voor de werkdruk van hun werknemers.
Aandacht voor de werkdruk is bovendien in het belang van de werkgevers. Zij zijn erbij
gebaat dat hun werknemers, in dit geval OV-personeel, hun werk goed kunnen uitvoeren.
Vraag 4
Wat kunt u doen om het stakende personeel tegemoet te komen zodat het openbaar vervoer
en het streekvervoer in het bijzonder weer normaal volgens dienstregeling rijdt, omdat
stakingen dan niet meer nodig zijn?
Antwoord 4
Het organiseren van goede arbeidsvoorwaarden is de primaire verantwoordelijkheid van
de vervoerders. De werkgever is daarbij gebonden aan de arbeidsomstandighedenwet die
toeziet op arbeids- en rusttijden en de geldende cao-afspraken. Dit kader bepaalt
de wijze waarop de werkdruk op een acceptabel niveau blijft.
De arbeidsvoorwaarden zijn in eerste instantie een zaak tussen werknemers en hun vertegenwoordigers
en de werkgevers, de vervoersbedrijven. Omdat er sprake is van een arbeidsconflict
over een nieuw te sluiten CAO dient de oplossing gevonden te worden tussen werkgevers
en werknemers in het streekvervoer. De verantwoordelijke decentrale concessieverleners
en ikzelf zijn geen partij in dit conflict. Mij past daarom terughoudendheid. Uiteraard
hoop ik wel dat de partijen snel tot goede afspraken komen en snel een nieuwe CAO
wordt afgesloten, en dat daarmee toekomstige stakingen van de baan zijn.
Vraag 5
Heeft u zicht op de maatschappelijke kosten van de stakingen in het streekvervoer,
onder andere als gevolg van lesuitval en eventuele onveilige thuissituaties?
Antwoord 5
De impact van een OV-staking is lastig in kaart te brengen. Vaak zullen leerlingen
en hun ouders proberen om op een andere manier naar school te komen, maar ik heb daar
geen overzicht van. Bij de vorige staking reed volgens de vereniging werkgevers openbaar
vervoer (VWOV) ongeveer 40 procent van de bussen niet en zijn een aantal regionale
treinen gedeeltelijk of volledig uitgevallen. Per staking is de impact daarnaast afhankelijk
van het aantal werknemers dat meedoet, de duur en het tijdstip van de staking en de
omvang qua gebied en modaliteiten. Ik kan daarom niet aangeven wat de maatschappelijke
kosten zijn van stakingen in het streekvervoer. Wel betreur ik het, nogmaals, dat
deze stakingen leerlingen treffen. Als dit gevolgen heeft voor deze leerlingen, zoals
lesuitval, is het in de eerste plaats aan de scholen om dit in de gaten te houden
en hierop te acteren.
Vraag 6
Hoe verhouden deze maatschappelijke kosten zich tot de omvang van de eisen van het
stakende personeel?
Antwoord 6
Zoals ik in het antwoord op vraag 5 aangaf zijn de maatschappelijke kosten van de
staking in het streekvervoer niet in kaart te brengen. Daarom kan ik niet aangeven
wat de verhouding is tussen de maatschappelijke kosten enerzijds en de omvang van
de eisen van het stakende personeel anderzijds.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.