Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Mutluer over een onderzoek naar de oorzaken van de verharding van jeugdcriminaliteit
Vragen van het lid Mutluer (PvdA) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over een onderzoek naar de oorzaken van de verharding van jeugdcriminaliteit (ingezonden 5 januari 2023).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) en van Minister Weerwind
(Rechtsbescherming) (ontvangen 13 februari 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2022–2023, nr. 1369.
Vraag 1
Kent het u het bericht «Jeugdcriminaliteit verhardt, maar eigenlijk onderzoekt niemand
waarom» en het artikel «Verharding van de jeugdcriminaliteit. Het probleem van de
potentiële doorgroeiers»?1, 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de jeugdcriminaliteit verhardt? Zo ja, uit welke recente cijfers
blijkt dat?
Antwoord 2
Hoewel de jeugdcriminaliteit in algemene zin daalt, raken meer kwetsbare jongeren
betrokken bij zware vormen van criminaliteit. Er is een toename van ernstige delicten,
een toename in het dragen van (vuur)wapens en in het verhandelen van drugs. De delicten
concentreren zich bij bepaalde (groepen) risicojongeren en in een beperkt aantal wijken.3 Dit blijkt uit de Monitor Jeugdcriminaliteit die uw Kamer op 23 juni 2021 heeft ontvangen.
Een zorgelijke ontwikkeling waar stevig aanpak voor nodig is. Hierover hebben wij
uw Kamer op 1 juli 2022 geïnformeerd met de Kamerbrief brede preventieaanpak (georganiseerde
en ondermijnende) jeugdcriminaliteit.4
Vraag 3
Deelt u mening dat de Monitor Jeugdcriminaliteit met name de nadruk op de trends in
de jeugdcriminaliteit legt en minder in gaat op de redenen van de verharding? Zo nee,
waarom deelt u die mening niet?
Antwoord 3
Het hoofddoel van de Monitor Jeugdcriminaliteit is het aangeven van de trends in de
jeugdcriminaliteit. Het gaat hierbij om de ontwikkelingen onder jeugdigen in de leeftijd
12 tot 23 jaar binnen diverse bevolkingsgroepen, in buurten en naar type delicten.
De Monitor Jeugdcriminaliteit komt iedere twee á drie jaar uit, maar binnen de monitor
wordt daarnaast ook gewerkt met zogenaamde deelstudies. Zo is door het WODC recent
een deelstudie gestart naar de ontwikkeling en nadere duiding van ernstige geweldscriminaliteit
onder jeugdigen, aan de hand van een nadere analyse van politie- en justitieregistratie,
zelfrapportage-onderzoek onder jongeren, vonnisanalyse over meerdere jaren en literatuuronderzoek.
Deze studie is naar verwachting in het najaar van 2023 gereed en zal te zijner tijd
met uw Kamer worden gedeeld.
Vraag 4
Deelt u de mening om tot een effectievere preventie en aanpak van jeugdcriminaliteit
te komen en dat daarvoor ook goed inzicht in de redenen van de verharding van de jeugdcriminaliteit
nodig is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Wij delen deze mening. Daarom worden door het ministerie expertmeetings georganiseerd
met organisaties in de jeugdstrafrechtketen en wetenschappers over dit thema. Er is
een plan van aanpak opgesteld met acties op zeven thema’s.5 Een van de thema’s is nader onderzoek. Samen met de ketenpartners zetten we in op
de realisatie van deze aanpak. Daarbij wordt er gebruik gemaakt van de inzichten die
voortkomen uit wetenschappelijk onderzoek.
Ook zet het kabinet in op het weerhouden van jongeren om in de georganiseerde criminaliteit
te stappen met de brede preventieaanpak (georganiseerde en ondermijnende) jeugdcriminaliteit.
Vraag 5
Welke (deel)onderzoeken zijn er recent gedaan naar de redenen naar de verharding van
jeugdcriminaliteit? Wat waren de conclusies van die onderzoeken?
Antwoord 5
Er zijn, dan wel worden, verschillende onderzoeken uitgevoerd:
– In een artikel voor het Nederlandse Juristenblad van januari 2021 over de verharding
van de jeugdcriminaliteit is door de onderzoekers Weijers, Ferwerda en Roks gewezen
op een aantal risicogroepen, zoals de door hen zo genoemde potentiële doorgroeiers,
die in de wijk minder zichtbaar zijn, omdat ze steeds meer regionaal of bovenregionaal
opereren en uit (kunnen) groeien tot verharde, geroutineerde criminelen.6
– In een onderzoek van Roks en Van den Broek in Rotterdam naar de relatie tussen drillrap
en geweldsincidenten werd door hen geconcludeerd dat geweld een grote rol speelt in
drillrap, maar dat er in weinig gevallen een link is tussen de muziek en daadwerkelijke
geweldsincidenten. Zij waarschuwen ervoor dat er te snel en te gemakkelijk een verbinding
wordt gelegd tussen drillrap en geweldsincidenten. Dat verhindert dat er een goed
en volledig beeld wordt gekregen van het geweld.7
– In opdracht van ons ministerie is er door Bureau Beke een kennissynthese uitgevoerd
naar ingroeimechanismen en rekruteringsprocessen van jongeren in de georganiseerde
criminaliteit. Hieruit zijn verschillende beschermende en risicofactoren gekomen.
Deze zijn vervolgens door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid verwerkt
in een kenniskaart die gemeenten kunnen gebruiken bij het opzetten van effectieve
programma’s voor de preventie van jeugdcriminaliteit. Beide documenten zijn (samen
met een onderzoek naar preventieve aanpakken in 8 gemeenten) in 2022 met een beleidsreactie
naar de Tweede Kamer gestuurd.8
– Sinds september 2022 wordt een grootschalig, meerjarig onderzoek uitgevoerd door een
consortium van onderzoekers, beleidsmakers en praktijkpartners, die met steun vanuit
de Nationale Wetenschapsagenda het project EPIC hebben opgezet: Explaining, Preventing,
and Intervening in organized Crime involvement. Dit consortium doet eerst onderzoek
naar de wetenschappelijke en latent aanwezige kennis over factoren die van invloed
zijn op de betrokkenheid bij, instandhouding van en het weer ophouden met georganiseerde
misdaad. Daarbij kijken ze ook naar de effectiviteit van de huidige interventies.
Vervolgens zal het onderzoek kijken naar de betrokkenheid van jongeren in de georganiseerde
criminaliteit op basis van landelijke gegevens en de rol van sociale netwerken in
deze betrokkenheid om daarna te kijken naar de kansen en barrières om deze jongeren
te bereiken. Deze kennis kan vervolgens worden gebruikt om kansrijke interventiestrategieën
te ontwikkelen, implementeren en evalueren.
– Recent is door het WODC een onderzoek gestart naar wat bekend is over de wijze waarop
jonge daders betrokken raken en betrokken blijven bij high impact crimes en wat dit
leert over mogelijke aanknopingspunten voor aanvullende interventies.9
Vraag 6
Deelt u de mening dat er geen gedegen overkoepelend onderzoek bestaat naar de achterliggende
redenen van de verharding van jeugdcriminaliteit? Zo nee, over welk overkoepelend
onderzoek beschikt u dan?
Antwoord 6
Met het hiervoor, onder 5, genoemde EPIC-project hebben we een grootschalig en meerjarig
onderzoek naar de betrokkenheid van jongeren bij georganiseerde criminaliteit. Wat
betreft de ontwikkeling en nadere duiding van de ernstige geweldscriminaliteit onder
jeugdigen is – zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 – het WODC gestart met
een onderzoek, als deelproject van de Monitor Jeugdcriminaliteit. Als de resultaten
bekend zijn (najaar 2023) en daartoe aanleiding geven en meer kennis nodig is over
de achterliggende redenen van de ontwikkeling in de ernstige geweldscriminaliteit,
zullen wij hiernaar vervolgonderzoek laten doen.
Vraag 7
Deelt u de mening van de in het eerste bericht genoemde onderzoeker, de Raad voor
de Kinderbescherming, de politie, het Openbaar Ministerie en het Centrum voor Criminaliteitspreventie
en Veiligheid (CCV) dat er overkoepelend onderzoek moet komen naar de redenen achter
de verhardingstrend bij jeugdcriminaliteit? Zo ja, hoe en wanneer gaat u er zorg voor
dragen dat dit onderzoek er komt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Wij zijn ook van mening dat dergelijk onderzoek van groot belang is en daarom is dat
in gang gezet. Op basis van de resultaten zullen we onze aanpak verder versterken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.