Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 1 februari 2023, over de Raad Algemene Zaken d.d. 6 februari 2023 / Rechtsstatelijke ontwikkelingen in de Europese Unie
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2606 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 15 februari 2023
De vaste commissie voor Europese Zaken, de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
en de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben op 1 februari 2023 overleg
gevoerd met de heer Hoekstra, Minister van Buitenlandse Zaken, over:
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 27 januari 2023 inzake geannoteerde
agenda van de Raad Algemene Zaken van 6 februari 2023 (Kamerstukken 21 501-02 en 21 501-20, nr. 2601);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 19 december 2022 inzake verslag
Raad Algemene Zaken van 13 december 2022 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2577);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 9 september 2022 inzake kabinetsappreciatie
Rechtsstaatsrapport 2022 van de Europese Commissie (Kamerstukken 21 501-02 en 29 279, nr. 2534);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 19 december 2022 inzake kabinetsappreciatie
rapport Evaluatie rijksbrede Brexit-inzet van de Nederlandse overheid (Kamerstuk 35 393, nr. 49);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 22 december 2022 inzake kabinetsappreciatie
Commissierapport inzake het opschortingsmechanisme voor visumvrijstelling (Kamerstuk
32 317, nr. 804).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Bromet
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Rudmer Heerema
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Meenen
De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken, De Vrij
Voorzitter: Van der Lee
Griffier: Poulino
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Amhaouch, Brekelmans, Koekkoek, Van der
Lee, Piri en Sjoerdsma,
en de heer Hoekstra, Minister van Buitenlandse Zaken.
Aanvang 10.01 uur.
De voorzitter:
Ik open de vergadering van de vaste Kamercommissie voor Europese Zaken. Aan de orde
is een debat over de Raad Algemene Zaken. Aanwezig is de Minister van Buitenlandse
Zaken, en van Europese Zaken, toch? Dat zit niet formeel in de titel, maar het is
wel het werkterrein. De Minister wordt ook geassisteerd. Van harte welkom.
Van de zijde van de Kamer zijn er een aantal Kamerleden aanwezig, namelijk: de heer
Sjoerdsma namens D66, de heer Brekelmans namens de VVD, de heer Amhaouch namens het
CDA, mevrouw Piri namens de Partij van de Arbeid en mevrouw Koekkoek namens Volt.
Ik ben zelf Tom van der Lee; ik zit voor en ik ben lid van de fractie van GroenLinks.
De leden krijgen vier minuten spreektijd voor de eerste termijn. Zij mogen onderling
vier vragen stellen. Daarna volgt de beantwoording van de Minister.
Als eerste is het woord aan de heer Sjoerdsma. Gaat uw gang.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dank, voorzitter. Deze RAZ staat denk ik grotendeels in het teken van de vraag hoe
wij ons qua concurrentievermogen verhouden tot de Verenigde Staten enerzijds en China
anderzijds. De Verenigde Staten zijn natuurlijk een grote bondgenoot en China is een
hele serieuze concurrent. Ik zie dat daarover in de brief best wat is opgeschreven,
maar het is mij in alle eerlijkheid niet helemaal duidelijk wat er nou precies aan
opvattingen schuilt achter die mooie woorden. Daarover wil ik het kabinet en deze
Minister graag bevragen. Dat betreft een aantal dingen.
Allereerst staat er in de brief dat het kabinet belangrijk vindt dat het vestigingsklimaat
in de Europese Unie wordt versterkt. Mijn vraag aan de Minister is: op welke wijze
dan precies? Wat is het voorstel van Nederland? Hetzelfde geldt voor het voornemen
om de energietransitie te versnellen. Is dat iets nieuws? Komt er iets boven op de
brieven die we van de heer Jetten hebben ontvangen? Is de inzet van Nederland daarbij
wezenlijk anders dan we tot nu toe hebben gezien?
Wat mij positief stemde in deze brief is dat wij een duidelijke les van het coronaherstelfonds
lijken te hebben geleerd: de Minister laat nadrukkelijk de deur open voor het aangaan
van gemeenschappelijke schulden voor een soevereiniteitsfonds. Ik denk dat dat een
heel belangrijke les is. Natuurlijk ligt er nu nog geld op de plank en natuurlijk
moeten we eerst kijken hoe we dat bij elkaar kunnen schrapen, maar ik vind het goed
dat de Minister de deur hiervoor nadrukkelijk openhoudt en dat het voor Nederland
ook bespreekbaar is als dat niet voldoende blijkt te zijn. Dat is toch weer een andere
lijn dan we afgelopen vrijdag hebben gehoord. Ik zou de Minister daarover twee dingen
willen vragen. Eén. Hoeveel geld ligt er naar zijn inschatting nog op de plank in
Europa en op welke manier moet dat wat Nederland betreft bij elkaar worden gebracht?
Twee. Als dat niet voldoende blijkt te zijn of niet blijkt te werken, wat is dan de
Nederlandse opvatting over hoe zo'n soevereiniteitsfonds wel zou moeten werken? Want
als de deur een beetje opengaat, is het wel handig om te weten hoe Nederland erin
zou zitten als de discussie die kant opgaat.
Tot slot een punt dat hieraan raakt, als het gaat over ons concurrentievermogen. Wij
hebben mogen vernemen in de media dat er een deal zou zijn tussen Nederland en de
Verenigde Staten met betrekking tot exportbeperkingen en ASML-chips. Ik vroeg mij
eigenlijk af wanneer de Kamer geïnformeerd zou worden over de precieze inhoud van
de afspraak die daar is gemaakt.
Voorzitter. Dan de brexit. Op de agenda staat ook de relatie tussen de EU en het VK.
We moeten naar aanleiding van het onderzoek natuurlijk ook complimenten uitdelen voor
de manier waarop Nederland dat destijds heeft gedaan. Er stond veel op het spel voor
Nederland, maar uit de evaluatie is nu gebleken dat Nederland daarin zeer effectief
is geweest. Tegelijkertijd bevinden we ons nog in een impasse vanwege het Noord-Ierlandprotocol.
Ik hoor graag van deze Minister hoe groot hij de kans schat dat we daar op korte termijn
uit komen. Ik vraag hem ook om te reageren op een bericht uit The Guardian dat Nederland
bezig zou zijn met het uitzetten van Britten die nog in Nederland verblijven. Het
zou gaan om meer dan 600 Britten. Het is mij niet helemaal duidelijk of die berichten
kloppen en wat er precies aan de hand is, maar ik hoop dat de Minister daar duidelijkheid
over kan verschaffen.
Voorzitter. Dan kom ik op de Europese rechtsstaat. Daarover wil ik een heel serieuze
zorg uiten. In mei organiseert Polen weer verkiezingen. Wij hebben eerder geleerd
van Hongarije dat als er verkiezingen worden georganiseerd, deze landen alles op alles
zetten om toch Europese gelden binnen te harken om op die manier hun verkiezingscampagnes
te financieren en burgers aan zich te binden. Zij houden daarbij tijdelijk de Europese
Commissie zoet door te doen alsof zij voldoen aan alle voorwaarden. Ik zou eigenlijk
willen zien dat wij niet in diezelfde fuik lopen en dat we er heel scherp op zijn
dat er in Polen echt duurzame, onomkeerbare stappen worden gezet voor het verbeteren
van de Poolse rechtsstaat voordat er geld wordt uitgegeven namens de Commissie. Ik
vraag de Minister niet alleen om daar mede op toe te zien, maar ook om dat nogmaals
bij de Commissie aan te geven. Ik hoor ook graag de appreciatie van de Minister over
de wetten die nu voorliggen in de Sejm: is Nederland van mening dat die voldoende
zijn om het geld vrij te geven? Zal Nederland schouder aan schouder staan met de Commissie
om te voorkomen dat er geld wordt uitgegeven, zeker met het oog op de aankomende verkiezingen,
voordat er onomkeerbare stappen gezet worden?
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. U krijgt nog een interruptie van mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (PvdA):
Het staat niet officieel op de agenda, maar wat Nederland betreft is migratie een
van de dominante thema's op deze RAZ-vergadering. Er is een non-paper naar de Kamer
gestuurd. Ik vraag me af of de heer Sjoerdsma het kabinetsbeleid kan herkennen in
de non-paper die is meegestuurd.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik denk dat mevrouw Piri terecht zegt dat er in Nederland heel vaak wordt gezegd dat
deze top over migratie gaat. Maar als ik zelf kijk naar de conceptconclusies en naar
waar het in andere landen over gaat, denk ik dat de nadruk zeer zwaar ligt op ons
concurrentievermogen. Ik denk dat dat ook terecht is, gelet op wat er in de wereld
gebeurt, aan de ene kant in China en aan de andere kant in de Verenigde Staten. Dus
ik zeg in alle eerlijkheid dat ik nu niet de urgentie zie om migratie op deze top
tot een heel belangrijke topic te maken. Maar mevrouw Piri vraagt naar de non-paper.
Ik zie daarin vooral heel veel zaken die eigenlijk al jaren lopen. Ik zie niet bijzonder
veel nieuws. Mijn fractie steunt uiteraard ook de inzet om uitgeprocedeerde asielzoekers
zo snel mogelijk terug te krijgen naar het land van herkomst. Maar mijn fractie is
wel verheugd over iets wat niet in de non-paper staat, maar wat de Commissie wel wil
voorstellen, namelijk dat we nadrukkelijker kijken naar legale migratie, om landen
zover te krijgen om uitgeprocedeerde asielzoekers terug te nemen. Ik denk dat dat
echt een win-winsituatie kan zijn, misschien zelfs wel win-win-win. Een win voor onze
economie omdat we dan arbeidskrachten krijgen, die we broodnodig hebben. Een win omdat
uitgeprocedeerde asielzoekers dan eindelijk teruggaan, én een win voor de landen van
herkomst, omdat zij ook hun perspectief kunnen verbeteren doordat zij arbeidskrachten
tijdelijk hier in Europa kunnen laten werken.
Mevrouw Piri (PvdA):
Ik vroeg dit natuurlijk omdat volgens mij de Staatssecretaris namens het kabinet heeft
gezegd dat Nederland openstaat voor het financieren van een fysieke muur tussen Turkije
en Bulgarije. Er staan ook fysieke barrières in deze non-paper. Ik weet nog dat de
heer Sjoerdsma, volgens mij met de Partij van de Arbeid, moord en brand schreeuwde
toen Hongarije een hek ging bouwen, laat staan dat de EU dat moest financieren. Aangezien
de standpunten van D66 dus dicht bij die van mijn partij staan, vraag ik de heer Sjoerdsma
of hij het standpunt van het kabinet deelt dat de EU mee moet betalen aan het bouwen
van een muur tussen Bulgarije en Turkije.
De heer Sjoerdsma (D66):
Een duidelijke vraag. Mijn fractie is nog steeds met de Partij van de Arbeid van mening
dat het bouwen van dit soort grenshekken zinloos is, dat dit het verdienmodel van
grenssmokkelaars alleen maar versterkt en dat daar geen geld naartoe moet gaan.
De voorzitter:
Dan is er ook nog een vraag van de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik ben het met de heer Sjoerdsma eens dat een belangrijk item op de agenda de concurrentiepositie
van Europa is. Er is veel in beweging tussen de grootmachten Amerika en China en Europa.
Het gaat over ons toekomstige verdienvermogen. De heer Sjoerdsma noemt inderdaad de
technologie ... Een oorlog wil ik het nu nog niet noemen, maar er is toch wel iets
gaande tussen Europa, Nederland en Amerika. Nederland heeft nu een deal gesloten met
Amerika, maar wat betekent dat in de ogen van de heer Sjoerdsma voor de positie van
Europa? Is de heer Sjoerdsma het met me eens dat die heel fragiel is als we in Europa
tegen elkaar worden uitgespeeld? Er is een Nederlandse deal met Amerika. Dadelijk
komen er tegenmaatregelen van China tegen Europa. Hoe gaan we daarmee om?
De heer Sjoerdsma (D66):
Dit zijn denk ik allemaal terechte vragen, maar het zijn ook vragen die onmogelijk
te beantwoorden zijn zolang de Kamer niet weet wat er precies is afgesproken met de
Verenigde Staten, in welk verband dat is gebeurd en wie daarover is ingelicht.
Voorzitter, ik wacht heel even.
De voorzitter:
Deze bel voor de aanvang van de vergadering duurt een minuut. We wachten even tot
die klaar is.
De heer Sjoerdsma (D66):
Misschien moet ik even dat eerste stuk herhalen: ik denk dat het van heel groot belang
is dat de Kamer eerst weet over wat voor soort deal we precies praten. Wat hebben
de Amerikanen gevraagd? Wat heeft Nederland daarop toegezegd? Op welke wijze is bij
die toezegging samengewerkt met andere Europese lidstaten om te voorkomen dat mensen
verrast worden of dat we inderdaad uit elkaar worden gespeeld? Maar in abstracte zin
kan ik dit niet beantwoorden, omdat het enige wat we weten – dat hebben we in ieder
geval uit de media vernomen – is dat er een deal is.
De heer Amhaouch (CDA):
Nu is Nederland aan de orde met ASML. Morgen kan een Frans bedrijf aan de orde zijn.
Ik noem het toch maar even een technologieoorlog, want als we geen maatregelen nemen,
is dat het geval. Dit staat los van het feit dat exportvergunningen een nationale
aangelegenheid zijn. Is de heer Sjoerdsma het met mij eens dat we als Europa volwassen
moeten zijn om gezamenlijk op te trekken in die hele technologieoorlog?
De heer Sjoerdsma (D66):
Ja, absoluut. Dat zijn teksten die mij uit het hart gegrepen zijn. U moet volgens
mij twee dingen uit elkaar houden. Eén. Nederland heeft in de eigen industrie met
ASML een unieke capaciteit die geen enkel ander land in Europa of ter wereld bezit.
In die zin is de export van sommige van deze zaken inderdaad een Nederlandse competentie.
Tegelijkertijd zou ik er wel voor willen pleiten dat, als wij daar beperkingen aan
opleggen en als dat terecht zou zijn, we ervoor zorgen dat er een Europees schild
is en dat Nederland niet disproportioneel kan worden geraakt. Het moet een besluit
zijn dat, ook al gaat Europa er niet over, zo breed mogelijk genomen is, zodat niemand
verrast wordt en we maximaal beschermd zijn tegen eventuele Chinese tegenmaatregelen.
Maar nogmaals, dit is allemaal ins Blaue hinein, want ik weet niet wat de deal behelst
en ik weet niet hoe dat er precies uitziet.
De voorzitter:
Ook de heer Brekelmans wil u graag interrumperen, dus gaat uw gang, meneer Brekelmans.
De heer Brekelmans (VVD):
We zien dat er in steeds meer Europese landen grote problemen zijn in de asielopvang:
in Nederland, België en Oostenrijk al langer, maar nu ook Frankrijk. Gisteren was
weer een brandbrief van Duitse burgemeesters van alle politieke kleuren, die zeggen:
we kunnen het niet meer aan. Tegelijkertijd zien we dat landen zich niet houden aan
het Europese asielsysteem. Dat zijn ook allerlei maatregelen waar D66 zich altijd
voor heeft ingezet, om dingen op Europees niveau beter te organiseren. Landen houden
zich niet aan afspraken en de gesprekken daarover zitten eigenlijk al zes, zeven jaar
muurvast. Nou lukt het eindelijk om dit thema prioriteit te geven en het op de agenda
te krijgen op het allerhoogste niveau, namelijk van de regeringsleiders, en dan zegt
D66: ja, we vinden dat eigenlijk niet nodig. Mijn vraag zou zijn: wat moet er in vredesnaam
gebeuren voordat D66 dit thema wel belangrijk genoeg vindt om het hoog op de agenda
te zetten?
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik denk dat de heer Brekelmans mij wel correct moet citeren. We weten allemaal dat
de echte besluitvorming over migratie niet op deze top zal plaatsvinden, maar ongeveer
een maand later. Deze extra bespreking, die feitelijk geen besluitvorming zal opleveren,
doet inderdaad af aan wat de hoofdmoot van de discussie zou moeten zijn, en dat is
concurrentievermogen. Dat er daarnaast parallel zou moeten worden gesproken over de
wijze waarop we in Europa met migratie omgaan en dat landen zich aan de afspraken
moeten houden die ze hebben ondertekend, onderschrijft mijn fractie van ganser harte.
Maar ik moet nog wel één ding zeggen. Het is niet alleen een Europees probleem. Het
is natuurlijk ook een probleem dat in Nederland voortkomt uit het feit dat bijvoorbeeld
al tien jaar lang de financiën die nodig zijn om een fatsoenlijke asielketen op poten
te zetten, niet worden geleverd of verkeerd worden ingeschat. Menskracht in onder
andere de asielketen wordt afgeschaald, terwijl overduidelijk is dat die menskracht
moet worden behouden om ervoor te zorgen dat de asielketen snel kan doorlopen. Mijn
fractie en ook ikzelf als voormalig asielwoordvoerder hebben daar ongelofelijk vaak
voor gewaarschuwd. Die waarschuwingen zijn vaak door bewindspersonen in de wind geslagen.
Die zure kosten betalen we nu ook. Wat mijn fractie betreft is het dan ook en-en:
Europese afspraken, maar ook het in Nederland eindelijk een keer fatsoenlijk regelen.
De heer Brekelmans (VVD):
Met het risico dat we er een asieldebat van gaan maken, wil ik toch even dit zeggen.
De heer Sjoerdsma was vijf, zes of weet ik hoeveel jaar geleden asielwoordvoerder.
Hij noemt ook de problemen van destijds. Inmiddels is in het laatste kabinet, waar
D66 ook bij zat, structureel meer geld vrijgemaakt voor zowel de IND als het COA.
Bovendien wordt het COA achteraf gefinancierd. Wat dat betreft is het niet dusdanig
dat de problemen van nu ... Natuurlijk hadden dingen in het verleden beter gekund,
maar ook al hadden we in plaats van 30.000 opvangplekken er 40.000 ingecalculeerd ...
We gaan nu richting de 75.000. Dat is echt een totaal andere ordegrootte, waar niemand
rekening mee had gehouden. Ook D66 heeft nooit voor deze omvang gewaarschuwd. Er zal
dus iets moeten gebeuren, ook op internationaal niveau. De heer Sjoerdsma weet heel
goed dat je op zo'n gevoelig thema als migratie niet in één keer, met één top, tot
besluitvorming komt en dat dat meerdere bijeenkomsten vergt, ook op het hoogste Europese
niveau. Dat is ook zo voor andere thema's die gevoelig liggen in de Europese Unie.
Dus nogmaals mijn vraag: ziet de heer Sjoerdsma ook de urgentie om, als we tot besluitvorming
willen komen in het voorjaar, daar nu hele concrete afspraken over te maken bij eigenlijk
iedere Europese bijeenkomst die plaatsvindt, of het nu de JBZ, de RAZ of de Europese
top over twee weken is?
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik zie vooral een relatief unieke kans, waarvan ik hoop dat het Nederlandse kabinet
die ook met twee handen aan zal grijpen. Ik pak er eens één land uit. We hebben heel
lang problemen gehad met Marokko, omdat Marokko totaal niet bereid was om uitgeprocedeerde
asielzoekers of criminele elementen terug te nemen. Nederland probeert dan een soort
bilateraal samenwerkingsverdrag te tekenen. Het is allemaal tot je dienst. Maar het
enige dat echt gaat werken om dit soort landen te bewegen om mensen terug te nemen
en om te voorkomen dat mensen die gevaarlijke oversteek maken, zijn overeenkomsten
met derde landen om ervoor te zorgen dat zij hier tijdelijk mogen werken in ruil voor
het terugnemen van hun eigen onderdanen. Daarvoor zie ik voorstellen van de Commissie
die ik zeer veelbelovend vind. Als de heer Brekelmans echt iets wil doen aan de grote
problemen in Europa en in Nederland, hoop ik dat de VVD en ook het kabinet er nu ja
tegen zeggen dat we die volgende stap moeten zetten.
De voorzitter:
Mevrouw Koekkoek heeft ook nog een vraag. Gaat uw gang.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik was het niet van plan, maar er is wat mij betreft wat onduidelijkheid, omdat het
in de besluitvorming natuurlijk ook gaat over wat we in Europa doen met asiel. Ik
hoor de heer Sjoerdsma, maar ik ben wel benieuwd wat we als oplossing kunnen aandragen
in Europa, niet alleen voor de buitengrenzen, waar het nu de hele tijd over gaat,
maar juist ook voor de binnengrenzen. Wat doen we bijvoorbeeld met Dublin? Want we
weten dat Nederland daar heel erg op inzet. We moeten meer binnengrenzen controleren.
We moeten Dublin weer in leven brengen. Daar gaan we wel degelijk over een paar weken
over besluiten, dus het zou wel goed zijn om daarover nu ook de positie van D66 te
horen.
De heer Sjoerdsma (D66):
Maar die positie is hartstikke helder. Die wordt namelijk elke maand ingenomen bij
de JBZ-debatten door mijn collega Anne-Marijke Podt. Ik weet niet of uw fractie daarbij
is. Die positie is hier ook helder. Mijn punt is het volgende. We kunnen het hier
hebben over binnengrenzen. We kunnen het hier hebben over Dublinafspraken. We kunnen
het hier hebben over de zuidelijke lidstaten die mensen laten doorlopen. Dat is deels
een probleem. Maar te veel tegen deze lidstaten aan schoppen, zal hen niet bewegen
om met ons samen te werken. Daarom licht mijn fractie het element uit dat ik net ook
uitlichtte en het allerbelangrijkst vind. We moeten naar grootschalige afspraken tussen
de Europese Unie en landen van herkomst, om het te hebben over het terugnemen van
uitgeprocedeerde asielzoekers en het voorkomen dat mensen daar op bootjes stappen,
in ruil voor arbeidsmigratie. Dat element is cruciaal, veel meer nog dan binnengrenzen
en Dublinafspraken. Dan maak je het niet alleen beheersbaar – ik vind het zelf een
verschrikkelijke term – maar dan geef je de mensen om wie het gaat ook een echt perspectief.
Met een echt perspectief kunnen we deze problemen misschien een keer oplossen.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
We kunnen het natuurlijk een heel eind eens zijn. Bij die JBZ-discussies, die debatten,
ben ik zelf als woordvoerder. Vandaar mijn vraag. Daarin zit voor mij inmiddels wel
wat onduidelijkheid. We gaan als Nederland inzetten op Dublin. Daar moeten meer geld
en meer mensen tegenaan, want dat is een van onze oplossingen als Nederland. Daar
staat het kabinet nu. Dat is een van de dingen waar in Europa over gesproken gaat
worden. De dingen die de heer Sjoerdsma net opnoemt, kan ik helemaal volgen. Ik kan
het er voor een groot deel mee eens zijn, maar dit is wel een soort olifant in de
Kamer aan het worden. Gaan we daar nou als Nederland ook echt op inzetten? Steunt
D66 dat? Gaan we daar geld voor vrijmaken? Want dit gaat wel een van de beslispunten
zijn.
De heer Sjoerdsma (D66):
Eerlijk gezegd begrijp ik helemaal niet waarom dit een olifant in de Kamer is. Die
Dublinverordening is heel belangrijk. Daar moeten mensen zich aan houden. Dat is cruciaal.
Ik weet niet welke olifant in de Kamer mevrouw Koekkoek bedoelt, maar dat is volgens
mij geen controversieel onderwerp in de discussie. Wat controversieel is, is dat we
dat vervolgens gebruiken om zuidelijke lidstaten alleen maar aan te spreken op het
feit dat zij zogenaamd iedereen zouden laten doorlopen, terwijl zij natuurlijk het
eerste land van aankomst zijn en als eerste te maken hebben met die hoge instroom.
Daarbij wringt het dat er geen solidariteit is tussen lidstaten om ervoor te zorgen
dat iedereen een beetje z'n best doet om een proportioneel aantal asielzoekers en
vluchtelingen op te vangen. We zullen dus en-en moeten doen. We zullen ervoor moeten
zorgen dat landen niet zomaar iedereen laten doorlopen en dat die Dublinverordening
daadwerkelijk werkt, maar we zullen ook duidelijk moeten maken aan landen die vaak
het eerste punt van binnenkomst zijn, dat zij op onze solidariteit kunnen rekenen.
Dat gaat volgens mij hand in hand.
De voorzitter:
Dan is nu echt het einde van de termijn en de beantwoording van de interrupties door
de heer Sjoerdsma aangebroken. We gaan door naar de heer Brekelmans voor zijn eerste
termijn. De stopwatch staat aan.
De heer Brekelmans (VVD):
Natuurlijk staat Oekraïne ook bij deze RAZ weer prominent op de agenda. Ik zou de
Minister willen vragen om twee punten op te brengen. Een is de productie van ammunitie
en wapens, want die moet structureel omhoog en dat vraagt ook om een andere aansturing.
Grote gezamenlijke orders, langjarige financiering en ook licenties delen tussen producenten;
eigenlijk een soort van Europese crisisindustrie zoals we ook bij vaccins hebben gedaan
in tijden van covid. Ik zou de Minister willen vragen om dit op te brengen en hier
ook in de EU actief voorstellen voor aan te dragen.
Het tweede punt is sanctieontwijking. Daar hebben we gisteren in het vragenuur ook
uitgebreid over gesproken. Ik ga dat niet herhalen, maar ik zou de Minister willen
vragen om ervoor te pleiten dat inlichtingendiensten worden betrokken bij het signaleren
van sanctieomzeiling, dat er een Europese unit komt die informatie uit de verschillende
lidstaten kan verzamelen en uitwisselen. Ook moeten entiteiten die sancties omzeilen,
op een lijst komen te staan. Ik weet dat de Minister zich daarvoor inzet en hoop dat
hij deze inzet hier ook wil toezeggen.
Dan migratie. Wil de Minister ook bij de RAZ expliciet bepleiten dat het sluiten van
migratiedeals nu de hoogste prioriteit heeft? Ik wil de Minister er ook toe oproepen
dat nu echt op korte termijn concrete resultaten mogelijk moeten zijn. We weten van
de EU dat er allerlei actieplannen worden gemaakt en dat er grote woorden worden gesproken,
maar de daadwerkelijke deals en afspraken blijven tot nu toe zeer beperkt. Wie zou
hiervoor volgens de Minister verantwoordelijk moeten zijn? We kunnen die opdracht
aan de buitenlanddienst van de Europese Commissie geven, maar in het verleden is ook
gezegd dat lidstaten hierin het voortouw kunnen nemen of regeringsleiders. Met welke
inzet wil Nederland ervoor zorgen dat iemand zich hiervoor verantwoordelijk voelt
en dat er ook echt resultaat gaat worden geboekt? Wil de Minister daarnaast bepleiten
dat de EU wat Nederland betreft ook projecten kan financieren voor grensbewaking,
ook als dit fysieke infrastructuur betreft zoals wachttorens of grensmuren?
Dan ga ik naar de economische kant. De vraag ligt natuurlijk voor wat het Europese
antwoord zal zijn op de Inflation Reduction Act van de Verenigde Staten. Het is van
belang dat essentiële sectoren voor Europa behouden blijven, maar ook dat we in de
EU de interne concurrentie behouden. We zien daarbij ook het idee van een nieuw fonds
voorbijkomen. De VVD vindt dat bestaande fondsen daartoe gebruikt moeten worden. Wij
zijn tegen het gebruik van gezamenlijke EU-schulden. Kan de Minister toezeggen dat
dit ook zijn inzet zal zijn en dat hij dit zal inbrengen wanneer dit thema opkomt?
Dan is er nog discussie over de manier waarop steun wordt uitgekeerd. Sommige partijen
prefereren subsidies, andere belastingvoordelen. Mijn vraag is hoe in Europa het speelveld
ligt en welke positie Nederland hierin inneemt.
Tot slot wil ik nog kort ingaan op recente berichten over Servië, want in Belgrado
lijkt het erop dat de Wagner Group een Russisch cultureel centrum heeft geopend om
Serviërs te rekruteren voor de Wagner Group. Het baart ons als VVD grote zorgen dat
dit kan in een EU-kandidaat-lidstaat. De Minister zal het vast met mij eens zijn dat
dit zeer onwenselijk is, maar is hij bereid om Servië hierop aan te spreken en de
druk richting Servië op te voeren om dit te stoppen?
Dan ga ik naar de rechtsstaat, de basis van onze democratie en een belangrijke pijler
in de EU. We kennen de problemen met Hongarije en Polen. Van belang is vooral – ik
zie dat ik nog minder dan een minuut spreektijd heb – dat er voldaan wordt aan strikte
mijlpalen als het gaat om het uitkeren van de EU-fondsen. Mijn vraag is hoe de Minister
erop gaat toezien dat de Commissie dat ook zal gaan handhaven. Wat het MFK betreft
zijn wij hoopvol. De Commissie is tot nu toe bereid geweest dat ook in te zetten.
Het glas is dus niet halfleeg, maar halfvol.
Wel hebben we specifieke zorgen over Hongarije, want we zien dat Hongarije onder Orbán
er nogal gedreven in is geworden om allerlei wetten te produceren die een democratische
achteruitgang legitimeren. Als dan hervormingen op papier worden ingezet, kunnen die
ook relatief makkelijk weer worden teruggedraaid. Mijn vraag is hoe het kabinet erop
wil toezien dat die Hongaarse hervormingen ook structureel en permanent zijn, en niet
alleen kortstondig om Europese fondsen te kunnen krijgen.
Mijn allerlaatste vraag. Er is toegezegd dat er gerapporteerd zou worden over de voortgang
die Hongarije en Polen maken op het terrein van de rechtsstaat. Mijn vraag is hoe
die rapportage eruit zal zien en of de Kamer er ook in kan worden meegenomen welke
voortgang of achteruitgang landen als Hongarije en Polen in de loop van de tijd maken.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Mevrouw Koekkoek wil graag een interruptie plegen.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik vroeg me nog iets af. Het ging over bestaande fondsen en hoe de VVD daarin staat.
Tegelijkertijd weten we ook – althans we weten nog niets zeker, maar er is een sterk
vermoeden – dat een portie van het geld uit het Herstelfonds en het MFK zal worden
gealloceerd voor een eventueel nieuw fonds in combinatie met leningen. Vermoed wordt
dat het ongeveer daarheen gaat. Nu hoorde ik de heer Brekelmans vragen naar de strikte
voorwaarden waaronder zo'n fonds mag worden uitgegeven. Dan is mijn vraag aan de heer
Brekelmans: als we inderdaad naar zo'n oplossing toegaan en dus een deel van het Herstelfonds
zou worden verplaatst naar een ander soort fonds, kan de heer Brekelmans zich daar
dan in vinden? Of zegt hij dan: nou nee, want het Herstelfonds is juist bedoeld onder
bepaalde voorwaarden en dat mag je niet verplaatsen?
De heer Brekelmans (VVD):
Ik vind het lastig om een heel stellige uitspraak te doen over een hypothetisch voorstel,
want we weten niet hoe het er precies uit gaat zien. Vandaar dat ik nu aan de Minister
meegeef wat onze houding daarin is. Als er nog miljarden op de plank liggen, heeft
het mijns inziens niet zo veel zin om weer nieuw geld te genereren. Volgens mij kun
je daar bestaande fondsen voor inzetten of je kunt bestaande gelden uit dat ene fonds
halen en onder vergelijkbare voorwaarden in een ander fonds zetten. Dat is techniek
waar ik echt naar zou willen kijken. Maar ik vind het vooral belangrijk dat de voorwaarden
die we belangrijk vonden voor het coronaherstelfonds, ook voor toekomstige fondsen
moeten gelden. Wat mij betreft moeten er geen gezamenlijke fondsen of nieuwe fondsen
bij komen, zolang er nog zo veel beschikbaar is wat nog niet is gebruikt.
De heer Amhaouch (CDA):
De heer Brekelmans maakt een terechte opmerking over de capaciteit die we nodig hebben
in het kader van defensie en de defensie-industrie. Hij relateert dat aan een soort
crisisaanpak. We hebben het eerder ook met de Minister-President gehad over de vraag:
moeten we als Europa niet een langetermijnvisie hebben, aangezien lidstaten naar de
2% gaan nu ze meer, namelijk miljarden, gaan investeren in de defensie-industrie?
Moet de Europese defensie-industrie niet veel meer op elkaar zijn afgestemd, zodat
de afhankelijkheid van derde partijen minder wordt, dus dat wij driekwart van de taart
binnen de Europese Unie zelf kunnen doen?
De heer Brekelmans (VVD):
Ja, al zou ik hiermee niet de indruk willen wekken, zeker niet in deze tijd, dat wij
ons op defensieterrein helemaal apart willen positioneren ten opzichte van de Verenigde
Staten, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen, landen met een grote defensie-industrie,
waarmee we nu heel nauw samenwerken als het gaat om Oekraïne. Maar je kunt zeker bekijken
wat verschillende landen binnen de defensie-industrie kunnen doen, in EU-verband,
maar zeker ook in NAVO-verband. Kijk, aan de ene kant is een langetermijnvisie altijd
goed. We lopen er nu op heel korte termijn tegen aan dat de productie van mortieren,
raketten, kogels en reserveonderdelen, alle typen die nodig zijn, echt enorm omhoog
moet. Er zijn Amerikaanse fabrikanten die hun productie nu gaan verzesvoudigen; dat
is de ordegrootte. Dat is onlangs aangekondigd. In Europa zal het ook echt omhoog
moeten. De huidige structuur is daar gewoon niet op ingericht, met aanbestedingen
van individuele landen en producenten die hun eigen licenties hebben en die niet met
anderen kunnen delen. Volgens mij moeten we daar echt een doorbraak in creëren. Gelet
op hoe de oorlog zich ontwikkelt, denk ik dat dit vanaf de zomer en het najaar de
bottleneck gaat worden. We willen niet dat uiteindelijk het gebrek aan munitie en
reserveonderdelen de bottleneck gaat zijn. Als we daar iets aan willen doen, moeten
we volgens mij nu acteren. Vandaar dat ik de Minister daartoe oproep.
De voorzitter:
Dan zou ik de heer Sjoerdsma even willen vragen om het voorzitterschap over te nemen.
De heer Sjoerdsma (D66):
Absoluut.
Voorzitter: Sjoerdsma
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
De partij van de heer Brekelmans regeert al behoorlijk wat jaren. Ik kan me niet anders
herinneren dan dat er vanuit de VVD geroepen wordt: we moeten hogere hekken hebben
en meer inzetten op Dublin en op migratiedeals met landen buiten de Europese Unie.
Volgens Albert Einstein is de definitie van «waanzin»: telkens hetzelfde doen, maar
een andere uitkomst verwachten. Zou de heer Brekelmans daar eens op willen reflecteren?
Is dit nog wel een rationele koers?
De heer Brekelmans (VVD):
Kijk naar de vorige migratiecrisis, van 2016, waarbij er in heel korte tijd miljoenen
Syriërs naar Europa kwamen. Wat is toen de oplossing geweest om dat weer onder controle
te krijgen? Twee dingen: een migratiedeal met Turkije en strengere grensbewaking.
Dus als de heer Van der Lee mij vraagt om naar oplossingen te kijken in het verleden
die hebben gewerkt, dan zeg ik: dat zijn exact die twee dingen geweest. Ik vind dat
we dat nu weer moeten doen. Ik ben de eerste om te erkennen dat de situatie nu ingewikkelder
is, want het gaat niet alleen om instroom uit Syrië of instroom door Turkije. De samenstelling
van de asielinstroom is veel diverser, zowel qua herkomstland als doorreislanden.
Je zult dus meer afspraken moeten maken. Je zult op meerdere plekken je grensbewaking
moeten versterken. Maar in het verleden is gebleken dat dat de oplossingen zijn in
zo'n migratiecrisis. De vraag is dan met name hoe belangrijk we dit vinden, vandaar
net mijn discussie met de heer Sjoerdsma. Hoe belangrijk vinden we dit in onze relatie
met derde landen? Gelukkig wordt er nu voorgesteld om dit ook te koppelen aan andere
thema's, om te zeggen: landen die willen meewerken, bieden we wat meer handelsvoordelen
en meer ontwikkelingshulp aan, maar dat doen we minder bij landen die niet willen
meewerken. De afgelopen jaren heeft de EU dit niet belangrijk genoeg gevonden. Regeringsleiders
hebben het niet belangrijk genoeg gevonden. Ik vind het heel goed dat Nederland nu
een van de landen is die vooroploopt om dit hoog op de agenda te krijgen, zodat we
dit net als in 2016 onder controle krijgen.
De voorzitter:
De heer Van der Lee, in tweede instantie.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Toch zou ik de heer Brekelmans willen uitnodigen om wat meer dwarsverbanden te leggen.
Want uit oogpunt van de euro, de kracht van de Europese economie en de noodzaak om
onze economie versneld te vergroenen en te reageren op geopolitieke ontwikkelingen,
zoals in China en Amerika, is het heel verstandig om iets meer een transferunie te
zijn. Het zijn juist de zuidoostelijke lidstaten die belast worden met de gevolgen
van migratie. Zij moeten de grenzen versterken. Zij zijn vanuit Dublin de eerst aangewezen
landen om migranten op te vangen. Tegelijkertijd staat de VVD ook op de rem als het
gaat om het bijstaan van dit soort landen op andere terreinen. Waarom wordt dat niet
met elkaar verbonden? Waarom wordt er niet op één terrein meer meebewogen om die landen,
en ook andere lidstaten, mogelijk op andere terreinen te bewegen om hun fair share
te pakken als het gaat om het opvangen van vluchtelingen?
De heer Brekelmans (VVD):
Ik ben persoonlijk best bereid om te kijken of er dwarsverbanden gelegd kunnen worden,
maar het is wel gelijk oversteken. Een heleboel landen aan de buitengrens laten nu
een groot deel van de migranten doorlopen. Er is enorme secundaire migratie, zoals
dat heet, waardoor het overgrote deel van de migranten in landen als Duitsland, Nederland,
België en Zweden terechtkomt, dus in Noordwest-Europa. Dan over het Dublinsysteem.
Er zijn landen die gewoon weigeren om asielzoekers terug te nemen. Die houden zich
dus pertinent niet aan de afspraken of brengen de opvang onvoldoende op orde waardoor
de rechter het niet toestaat dat we mensen terugsturen. Als je een afspraak kunt maken
waardoor de secundaire migratie omlaaggaat, dan ben ik natuurlijk best bereid om daar
iets tegenover te stellen. Ik wijs de heer Van der Lee er wel op dat die herverdelingen
nu al plaatsvinden via onze Europese fondsen. We zijn al sinds jaar en dag nettobetaler.
Ik ben er geen voorstander van om te zeggen: we gaan nog meer die kant op sturen en
dan hopen we dat er in de toekomst wat beweging komt op migratie. Als je een pakket
maakt, moet het gelijk oversteken zijn. Ik vind wel dat we als Europa de landen die
we vragen om hun grensbewaking te intensiveren moeten ondersteunen, want dat gaat
natuurlijk met kosten gepaard. Zij vormen namelijk de directe buitengrens van Europa,
waar veel irreguliere migratie plaatsvindt. Dus als wij daar meer van hen verwachten,
dan vind ik dat we dat moeten helpen financieren.
De voorzitter:
Ik geef het voorzitterschap weer terug aan de heer Van der Lee.
Voorzitter: Van der Lee
De voorzitter:
Dank. Ik ga het woord geven aan de heer Sjoerdsma, die ook nog een interruptie wil
plaatsen bij de heer Brekelmans.
De heer Sjoerdsma (D66):
Gelijke toegang tot kapitaal wordt gezien als een van de belangrijkste voorwaarden
voor de Europese Unie en Europese landen om goed te kunnen reageren op wat de Amerikanen
doen. De Commissie wil daar een soevereiniteitsfonds voor optuigen. Het kabinet laat
nu nadrukkelijk de deur open om te spreken over aanvullende fondsen. De heer Brekelmans
zegt nee, maar het kabinet zegt: het zou kunnen dat dat nodig is, omdat het krachtenveld
zich zo ontwikkelt. Mijn vraag is: stel dat het krachtenveld zich zo ontwikkelt, hoe
zou zo'n fonds er wat de heer Brekelmans betreft dan uit moeten zien?
De heer Brekelmans (VVD):
Ik ga toch vergelijkbaar reageren als bij mevrouw Koekkoek. Ik ga niet speculeren
over ideeën die in Europa rondgaan en die het mogelijk zouden worden, want dat is
gewoon nog onderdeel van de onderhandelingen. Ik ga mijn antwoord herhalen. Ik vind
het belangrijk dat zo veel mogelijk wordt ingezet van de fondsen die nog onbenut zijn,
zodat we niet als een soort signaal nieuwe fondsen gaan creëren, terwijl er nog heel
veel geld op de plank ligt, die vervolgens ook niet worden ingezet. Twee. Wij zijn
geen voorstander van gezamenlijke financiering van schulden. Wij zijn dus geen voorstander
van constructies om die te financieren.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dat is op zich duidelijk, maar wij weten allemaal hoe dit gaat. De heer Rutte was
mordicus tegen een coronaherstelfonds. Niet heel veel later was er toch een coronaherstelfonds,
dat volstrekt voldeed aan alle dingen die hij absoluut niet wilde voordat hij hier
de Kamer verliet. Als wij het kabinet een duidelijke randvoorwaarde willen sturen,
dan heeft het niet zo heel veel zin om te zeggen: nee, dat willen wij niet. Kijk,
het kabinet laat zelf ook nadrukkelijk de deur open door te zeggen: natuurlijk willen
we eerst de bestaande financiering zo optimaal mogelijk inzetten – dat steunt mijn
fractie ook – maar er kan eventueel gesproken worden over aanvullende fondsen. Ik
denk dus dat het van groot belang is – mijn fractie heeft zich daar net over uitgesproken –
dat de VVD zich uitspreekt over hoe zo'n fonds er dan uit zou moeten zien. Het zou
namelijk zomaar toch die kant op kunnen gaan.
De heer Brekelmans (VVD):
Ik heb daarnet aangegeven wat daarin voor mij belangrijk is, dus dat de funding van
dat fonds niet leidt tot nieuwe, gezamenlijke schulden. Wij zijn kritisch op dit soort
nieuwe Europese initiatieven. Ik denk dat dat een verschil is tussen D66 en de VVD.
Maar die kritische houding van Nederland heeft wel geleid tot een aantal dingen in
het huidige fonds waar wij als Nederland veel baat bij hebben en waar de heer Sjoerdsma
volgens mij ook blij mee is, bijvoorbeeld dat er bij de uitkering van gelden heel
kritisch wordt gekeken naar corruptie en naar hoe dat geld wordt besteed. Dat zijn
allemaal voorwaarden die vanuit Nederland zijn ingebracht, juist vanwege landen als
Polen en Hongarije, waar wij heel kritisch op zijn. Dat kan alleen als je een kritische
houding hebt. Als je op voorhand meteen zegt dat je helemaal enthousiast bent over
zo'n fonds, en dat je bereid bent om daar grote sommen geld in te steken en om dat
gezamenlijk te financieren, dan weet ik ook wel hoe zo'n fonds eruit gaat zien. Dat
wordt dan vrij makkelijk cashen voor sommige landen. Volgens mij willen we dat niet.
Volgens mij willen we dat zo'n fonds aan hele strenge voorwaarden voldoet met betrekking
tot waar het aan wordt besteed en corruptie. Nogmaals, mijn fractie is tegenstander
van extra geld en gezamenlijke financiering.
De voorzitter:
Daarmee is volgens mij een einde gekomen aan de termijn van de heer Brekelmans en
zijn beantwoording van de vragen. Dan ga ik door naar de heer Amhaouch, die namens
het CDA wil spreken.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank, voorzitter. Ik begin met Oekraïne. De strijd in het oosten van Oekraïne is aan
het intensiveren. Rusland en de Wagner Group beramen mogelijk grotere aanvallen. Daarom
vindt de CDA-fractie het belangrijk dat we solidair zijn en blijven met het Oekraïense
volk en dat we in Europa samen optrekken om Oekraïne te voorzien van de juiste verdedigingsmiddelen.
Het is voor het CDA ook van groot belang om in te blijven zetten op humanitaire hulp,
op de korte en de middellange termijn. Daarom vragen we aan de Minister hoe het staat
met het Europese marshallplan. Dat hebben we al eerder aangekondigd. We zien daarin
een aantal bewegingen. Kan de Minister reflecteren op welke status dat nu heeft en
welke stappen wij vooruitzetten? Doet elke lidstaat zijn fair share? Zijn ze in elk
geval gecommitteerd aan dat plan?
Voorzitter. Daarnaast is Den Haag een mogelijke kandidaat voor het agressietribunaal.
Kan de Minister de huidige stand van zaken hieromtrent verduidelijken?
Voorzitter. Het is al eerder aan de orde geweest: de concurrentiepositie, oftewel
ons toekomstig verdienvermogen. Onze fractie maakt zich ernstig zorgen over de Europese
industrie in deze tijden van hoge energieprijzen en stijgende kosten enerzijds, en
de noodzaak om te verduurzamen anderzijds. De CDA-fractie deelt de visie dat strategische
autonomie en digitale transitie hierbij speerpunten moeten zijn. Hoe ziet de Minister
de balans tussen de noodzaak om te investeren in de industrie en om die te verduurzamen,
en de snel stijgende kosten voor de industrie van grondstoffen en energie? Hoe valt
dit samen? Hoe kunnen en willen we de industrie hierbij ondersteunen? Hoe voorkomen
we de-industrialisatie van Europa? En hoe voorkomen we dat daardoor R&D en innovatie
uit Europa wegtrekken?
Voorzitter. De Minister is recent op bezoek geweest in het Witte Huis. De VS heeft
recentelijk de IRA aangekondigd, die ook discriminatoire elementen bevat. Dat wordt
ook in de geannoteerde agenda beschreven. Wij, als Europa, zijn veel reactief bezig.
We steggelen over allerlei potjes in plaats van dat we eerst komen met een offensief
en gericht plan. Ik mis de urgentie in de schaduw van een opkomende handelsoorlog
tussen de EU en de grootmachten. Kan de Minister reflecteren op hoe de IRA ter sprake
is gekomen in het Witte Huis? Wat kunnen we en gaan we concreet doen? Is de Minister
ervan op de hoogte dat verschillende Amerikaanse staten bedrijven proberen weg te
lokken met die IRA-buidel?
Over ASML is net al voldoende verteld. Op een gegeven moment moet de Kamer wel geïnformeerd
worden over de kaders en de regels. We willen eigenlijk voorkomen dat we van deal
naar deal gaan. De vraag aan de Minister is dus: wanneer kan daarover meer informatie
gedeeld worden met de Tweede Kamer?
Voorzitter. Voor onze fractie is het duidelijk dat migratie wederom een hoofdpijndossier
is geworden. We denken dat we nu grote aantallen hebben, maar misschien is dit nog
maar het begin van wat er allemaal gaat komen. Enerzijds willen we de vluchtelingen
echt op kunnen vangen, maar anderzijds zien we dat dat met de huidige instroomaantallen
niet door kan blijven gaan. We hebben simpelweg de fysieke ruimte niet om dit jaren
vol te houden. Op deze manier kunnen we vluchtelingen hier geen goede start geven.
Een oplossing zal ook vanuit Europa moeten komen, als het aan onze fractie ligt. Kan
de Minister aangeven welke input hij gaat leveren in de Raad Algemene Zaken als Minister
van Buitenlandse Zaken? Welke concrete punten worden vanuit Nederland aangedragen
in aanloop naar deze Europese top?
Voorzitter. Dan nog de visumvrijstelling. Het rapport van de Europese Commissie laat
duidelijk zien dat er nog veel winst te behalen is bij de hervorming in die landen.
Hoe gaan wij ze daarbij helpen?
Tot slot. We hebben de Minister gezien in Roemenië. We weten dat de Schengentoetreding
van Roemenië niet gelukt is in het kader van de combinatie met Bulgarije. Is dat aan
de orde geweest? Hoe is het perspectief voor Roemenië of die koppeling voor de loop
van dit jaar?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Amhaouch. Mevrouw Koekkoek heeft nog één interruptie en die gaat
zij nu gebruiken.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Eigenlijk heb ik dezelfde soort vraag als ik net aan de heer Brekelmans stelde. Misschien
om even context te geven: we hebben als Volt best wel een tijd geleden een motie ingediend
om aan zo'n soevereiniteitsfonds te beginnen, om daar als Nederland voor te zijn.
Ik hoor de heer Amhaouch nu vragen naar de balans tussen inzetten op de toekomst en
het aanpakken van de crisis, als ik het even zo mag samenvatten. Ik ben benieuwd naar
het volgende. Stel dat we inderdaad – ik besef dat het een hypothetisch scenario is,
maar het is wel een redelijk realistisch scenario, denk ik – naar zo'n combinatie
gaan, waarbij een deel van het herstelfonds overgedragen wordt naar een nieuw fonds.
Hoe staat het CDA daarin?
De heer Amhaouch (CDA):
Het is belangrijk dat we in elk geval knippen. Ik zei het net al in mijn inbreng over
het gesteggel over de potjes. Er moet eerst een gericht plan komen op de inhoud. We
hebben in Europa een grote verduurzamingstaak. Zeker de basisindustrie moet daarin
mee. Het arbeidstekort is echt geen Nederlands probleem. Dat begint een Europees probleem
te worden. Europa vergrijst. Digitalisering van onze industrie is heel belangrijk.
We hebben heel veel bestaand geld in allerlei potjes zitten. Mevrouw Koekkoek zegt:
hoe gaan we bestaand geld realloceren? Dan zeg ik: we zijn met 27 lidstaten; daar
kan een taart over gebakken worden.
Ten tweede zijn er ook nog allerlei andere maatregelen waarnaar we moeten kijken.
Denk aan de aanbestedingsregels. We hebben het net gehad over de aanbestedingsregels
voor Defensie. We hebben het over ruimte die we misschien qua staatssteun kunnen oprekken.
Denk ook aan het creëren van fiscale en nationale ruimte. Dan heb je al twee trajecten
waarmee je tempo kunt maken met die balans. Aan de ene kant is dat vergroening en
aan de andere kant het versterken van onze concurrentiepositie. Als dat niet genoeg
blijkt te zijn in de toekomst, dan heb je een andere discussie. Volgens mij heeft
het kabinet dat ook gezegd: als laatste optie kijken we wat er nodig is. Maar het
moet wel in die knip. Begin nu. Ik stoor mij best wel ... Ik zie de Amerikanen met
dubbel tempo lopen. Dat mogen ze doen. Het is hun continent, hun economie. China heeft
altijd een groot langetermijnplan. In Nederland en Europa hebben we toch een aantal
rijsttafels nodig om te komen tot concrete plannen. Ik ben bang dat wij achter de
feiten aan gaan lopen.
De voorzitter:
Daarmee zijn de interrupties voor de heer Amhaouch voorbij. Dan gaan we naar mevrouw
Piri, die namens de Partij van de Arbeid het woord gaat voeren.
Mevrouw Piri (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Zoals gezegd, staan er veel zaken op de agenda van deze RAZ-vergadering.
Migratie staat daar niet officieel op, maar het kabinet heeft, uitzonderlijk, voorafgaand
een non-paper gedeeld met de andere landen. Wat begon als een intern debat binnen
de VVD is nu kennelijk kabinetsbeleid geworden. Terwijl 85% van de mensen die in Nederland
asiel aanvragen, vluchteling is, zien we constant holle retoriek over strengere grensbewaking,
het terugsturen van mensen en het verminderen van de instroom. Waar naar mijn mening
D66 en de ChristenUnie terecht moord en brand schreeuwden toen Victor Orbán met hekken
en prikkeldraad vluchtelingen weerde en hen het recht ontnam om asiel aan te vragen,
is nu het officiële standpunt van deze vier coalitiepartijen in het kabinet om welwillend
te kijken naar het bouwen van een muur tussen Bulgarije en Turkije, gefinancierd met
EU-gelden. Om je kapot voor te schamen! Bulgarije is het nieuwe Mexico van Europa.
Waar Nederland in discussie over de rechtsstaat een geloofwaardige reputatie heeft
opgebouwd als hoeder van het recht, verkwanselen we onze principes door op het migratiedossier
qua standpunten niet onder te doen voor regeringen geleid door rechts-populisten.
In Europa gaan we langzaam van een muur van onverschilligheid naar een fysieke muur
als het gaat om migratie.
Wat betreft de non-paper wil ik graag van de Minister weten hoe die tot stand is gekomen
en onder leiding van welke ministeries. Waarom zijn de lidstaten van andere landen
eerder geïnformeerd dan de Kamer over dit nieuwe standpunt van het kabinet?
Er wordt constant op de trom geslagen over de Dublinverordening en de naleving daarvan.
Dublin is in alle opzichten dood, of je het leuk vindt of niet. Vandaar de zoektocht
in Europa sinds 2015 om te komen tot een nieuw Europees migratiebeleid. Tot op heden
is dat helaas niet gelukt. Is het inperken van de instroom nu officieel het doel van
het kabinet? Of is dat nog steeds alleen het doel van de leider van de VVD? Is het
bouwen van de muur, gefinancierd door EU-gelden, nu officieel standpunt van het kabinet?
Of hebben de VVD-bewindspersonen even wat meer ruimte gekregen in de campagneperiode
om dit te uiten?
Voorzitter. De meeste mensen komen binnen in Italië en Griekenland. Hoe lopen de gesprekken
met deze twee landen over het strenger naleven van Dublin? Is er enige vordering in
de gesprekken met Athene en Rome?
Dan over de rechtsstaat. Hongarije bleek gisteren ...
De voorzitter:
Ogenblik. De heer Amhaouch heeft een interruptie voor u, mevrouw Piri.
De heer Amhaouch (CDA):
Mevrouw Piri houdt een betoog over dat we waarschijnlijk de verkeerde afslag hebben
genomen. Dit is in elk geval in haar beleving zo. Denk ook aan de discussie die we
hier net hadden. Stel dat wij de grenzen versterken, waar we eerder zelf voor gepleit
hebben. Ook Bulgarije en Roemenië staan met die grenzen in het front. Denk aan hun
toetreding tot Europa dadelijk, na Schengen. Dan moet je ze helpen. Dan zegt mevrouw
Piri: wat we allemaal aan het doen zijn, klinkt een beetje rechts-populistisch. Ik
wil mij daar toch wel tegen afzetten. Waarom? Het aantal migranten neemt fors toe.
Ik maakte net geen grap toen ik zei dat dit misschien wel het begin kan zijn. Trek
dit even door. Dit zijn grote aantallen. Als de klimaatveranderingen echt gaan spelen,
ook in Afrika, dan is dit niet alleen maar iets als: «Hoe gaan we hiermee om? Het
is een klein probleem.» Het is een groot probleem. Er zijn een aantal zaken die een
aanzuigende werking hebben. Het hebben van slechte grenzen heeft een aanzuigende werking.
Dat geldt ook als je een aantal landen als onveilig verklaart, terwijl ze niet echt
onveilig zijn. Naar die harmonisatie moet je ook kijken. Want dan zijn mensen snel
geneigd om naar Europa te kijken.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Amhaouch (CDA):
Mijn vraag is, ook naar mevrouw Piri toe: moeten we niet juist kijken naar een combinatie
van het versterken van de grenzen, een stukje repressief, en met een aantal landen
een handreiking doen, zoals we net hebben gezegd, om samen een deal te sluiten of
oplossingen te zoeken? We kunnen niet alleen maar blijven hangen in mooie woorden.
Mevrouw Piri (PvdA):
Er zaten heel veel elementen in het betoog van de heer Amhaouch, maar laat ik er dit
over zeggen: mijn vader is ooit onder het prikkeldraad van het IJzeren Gordijn door
gekropen, in 1956. Ik heb mijn vader niet vaak emotioneel gezien, maar wel in 1989,
bij de val van de Berlijnse Muur. Om dan in 2023 in het land waar ik woon, waar ik
volksvertegenwoordiger ben, een kabinetsstandpunt te hebben dat wij voor het bouwen
van nieuwe muren zijn om vluchtelingen tegen te houden ... Ik heb daar gewoon een
andere opvatting over dan de heer Amhaouch. Ik hoop dat hij daar begrip voor kan opbrengen.
De voorzitter:
U heeft geen interruptie meer, meneer Amhaouch. Dan ga ik het woord weer aan mevrouw
Piri geven, voor het vervolg van haar termijn.
Mevrouw Piri (PvdA):
Dan over de rechtsstaat: Hongarije bleek gisteren helaas boven aan de lijst van meest
corrupte EU-landen van Transparency International te staan. Daarmee is Bulgarije van
die koppositie verstoten. Ik denk dat het terecht is dat de EU de gelden heeft ingehouden.
In navolging van de heer Brekelmans vraag ik of de Minister kan toezeggen om een brief
te sturen aan de Kamer met de verschillende eisen die specifiek gesteld zijn aan Polen
en Hongarije, welk tijdspad eraan verbonden is en hoe ook Nederland zelf voortgang
op deze punten monitort.
Voorzitter. Dan over Oekraïne. De sancties lijken te stokken. Eerst was het pakket
na pakket. We horen nu eigenlijk al heel lang niks meer over een negende sanctiepakket.
O, het tiende, hoor ik de Minister zeggen. Dan heb ik één sanctiepakket inmiddels
gemist. Hoe staat het met – dat staat ook op de agenda – het kijken naar Russische
kernenergie, ROSATOM bijvoorbeeld? Waar mijn fractie zich heel veel zorgen om maakt,
als we heel eerlijk zijn, is de implementatie van de sancties en de effecten, die
eigenlijk veel minder zijn dan ik had gehoopt, door alle gaten die in het sanctiebeleid
zitten.
Voorzitter. Tot slot mijn vraag over Oekraïne: hoe kijkt het kabinet enerzijds naar
de communicatie vanuit het kabinet en anderzijds naar hoe het ook het draagvlak in
Nederland behoudt? Laat me een voorbeeld geven uit de afgelopen weken. Eerst hoorden
we vanuit Washington over het sturen van Patriots. De week erna hadden we een debat
over het mogelijk leveren van tanks, die Nederland niet heeft. Drie dagen later zat
deze Minister met de commissie voor Buitenlandse Zaken een debat te voeren over F-16's.
Hoe denkt hij dat de Nederlandse bevolking hierin kan worden meegenomen om op deze
manier het draagvlak te behouden?
De voorzitter:
Dank. Dat was het einde van de inbreng van mevrouw Piri. Ik ga door naar mevrouw Koekkoek,
die namens Volt het woord gaat voeren.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter. Er staat inderdaad veel op de agenda vandaag. Ik wil focussen op
drie punten: migratie, het nieuwe Green Deal Industrial Plan en Oekraïne.
Wat betreft migratie wil ik de Minister toch een soort bedankje geven omdat de non-paper,
de informele nota, aan de agenda is toegevoegd. Dat gebeurt namelijk niet zo vaak.
Maar waarom kwam de notitie pas naar de Kamer nadat die al gelekt was naar andere
EU-lidstaten? Ik wil er met name bij stilstaan omdat vorige week dinsdag in het commissiedebat
voor de JBZ-Raad, waar ik ook bij zat, de Staatssecretaris één dag voor die notitie
werd gelekt nog zei: ik kan absoluut niks delen over de Nederlandse inzet op migratie
omdat deze nog niet is vastgesteld. Een dag later staat in de pers hoe dat gedeeld
is met andere EU-lidstaten. Wat vindt de Minister er eigenlijk van dat de Kamer het
standpunt van het Nederlandse kabinet op dit punt niet kon beïnvloeden? Ik stel die
vraag met name omdat deze Minister ook bezig is met de Europawet en het informatierecht
van de Kamer met betrekking tot Europese aangelegenheden.
Ik heb nog een punt over de inhoud van deze notitie. Ik sluit me aan bij de woorden
van mevrouw Piri. De inzet is nu om de buitengrenzen te versterken en daar muren te
bouwen. Klopt het dat Nederland dit steunt? Mijn tweede vraag is: wat verstaat Nederland
onder die vaste infrastructuur, die nu wordt voorgesteld? Gaat het dan inderdaad om
het bouwen van muren? Naar mijn mening kan dat namelijk absoluut niet. Daarom vraag
ik de Minister of hij kan toezeggen dat Nederlands geld daar nooit voor gebruikt zal
worden.
Mijn volgende punt gaat over het voorstel voor een Green Deal Industrial Plan, de
tegenhanger van de IRA. Hierbij wil ik het met name hebben over financiering. Ik sluit
me op zich aan bij het idee van concurrentievermogen en dat we daarop moeten letten
in Europa, maar Nederland weigert extra financiering toe te kennen voor cruciale industrie,
start-ups en het mkb, terwijl die juist bezig zijn met vergroening en digitalisering.
In mijn opinie zijn extra investeringen in deze sectoren juist heel hard nodig, maar
nu stelt Nederland voor om het MFK en het Herstelfonds open te breken om daaruit geld
te alloceren naar een eventueel nieuw fonds gecombineerd met andere mogelijkheden.
Nu weet ik dat deze Minister weleens heeft gezegd: money is fungible. Oftewel: je
kan geld verplaatsen. Maar in dit geval klopt dat niet, want geld kan je maar één
keer uitgeven en het geld dat in het Herstelfonds zit is echt bedoeld voor de toekomst,
voor een groene en digitale transitie. Extra investeringen en een extra fonds zijn
dus nodig. Kan de Minister daarom uitleggen wat er voor Nederland nodig is om wel
in te stemmen met extra financiering? En welke voorstellen doet Nederland om te zorgen
dat er ook geld geïnvesteerd gaat worden in bedrijven die zich juist gaan inzetten
voor die groene en digitale transitie? Dit bleek waarschijnlijk al uit mijn interrupties,
maar ik ben ook erg benieuwd welke voorwaarden we gaan stellen aan een dergelijk nieuw
fonds.
Voorzitter. Tot slot een vraag over de oorlog in Oekraïne. Kan de Minister middels
een brief en uiteraard binnen de bandbreedte van vertrouwelijkheid wat meer ingaan
op mogelijke scenario's voor de ontwikkeling van de oorlog en de Nederlandse acties
daarin? Kan hij die brief dan ook delen voor het debat over de Europese top volgende
week?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ruim binnen de tijd; dank daarvoor. Ik verzoek de heer Sjoerdsma om
het voorzitterschap over te nemen.
Voorzitter: Sjoerdsma
De voorzitter:
Met plezier! Het woord is aan de laatste spreker van vandaag: de heer Van der Lee
namens GroenLinks.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Mijn betoog moet u zien als een plus op het betoog van mevrouw
Piri, waar ik het van a tot z volledig mee eens ben. Ik heb dus enkel een paar complementaire
opmerkingen.
Met betrekking tot migratie, waar zij uitvoerig op is ingegaan, wil ik specifiek aandacht
vragen voor de ontwikkelingen in Iran en de vluchtelingen uit Iran. Ik zou de Minister
willen vragen om met veel meer spoed met een nieuw ambtsbericht te komen over Iran.
Duitsland heeft heel recent nieuwe ambtsberichten gepubliceerd. Ik zou het heel goed
vinden als we daar ook gebruik van maken, om te voorkomen dat we in het grote politieke
spel rond migratie deze vluchtelingen niet op een adequate manier opvangen.
Ik heb nog een ander punt over migratie. Ik denk dat het vooral nodig is dat we werken
aan een beter solidariteitsmechanisme in Europa zelf. Dat geldt op meerdere terreinen.
Hier zit wat mij betreft ook een verband tussen de twee onderwerpen die besproken
gaan worden, namelijk een groene Europese industriepolitiek en meer onderlinge solidariteit
zowel bij de opvang als de financiering van vluchtelingen in Europa. Zet het kabinet
zich daar wel voldoende voor in? Ik heb het gevoel van niet.
Ik zal proberen dat uit te leggen. Wij zijn allang voorstander van groene industriepolitiek.
Er ligt trouwens ook een advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken over
slimme industriepolitiek. Dat impliceert dat er ook domme industriepolitiek is. Een
manier om domme industriepolitiek te stimuleren is om staatsteunregels zomaar zonder
enige criteria los te laten. Wat we nodig hebben is een agenda voor Europa. Die bestaat
al op papier in termen van verduurzaming, aanpak van klimaatverandering en digitalisering,
maar je moet als Europa en als overheden ook echt flink uitgeven om gewenste ontwikkelingen
vorm te geven, gelet op het werk van Mazzucato over de entrepreneurial state. Dat
moeten we doen in de vorm van een transferunie, want anders krijgen we een belangrijk
deel van Europa niet mee. Dat betekent extra fondsen. Bij ons zijn leningen en eurobonds
totaal geen taboe hiervoor; ook dat zeg ik nog maar even. Dat is het beste antwoord
op wat we nu geopolitiek zien gebeuren in China en Amerika, en ook voor het oplossen
van andere vraagstukken waarbij de solidariteit tussen de lidstaten nog onvoldoende
van de grond komt. Dat kan ook helpen om problemen, bijvoorbeeld met migratie, vlot
te trekken.
Ik wil me graag aansluiten bij de opmerking van mevrouw Piri over Oekraïne en hoe
we de Nederlandse bevolking goed meekrijgen met de actuele discussies over militaire
steun. We zien namelijk dat de besluitvorming over het materieel op andere plekken
plaatsvindt, zoals op Ramstein of in de G7, die ook een heel belangrijk podium is.
Wij zitten daar als Kamer vaak net voor of na. Maar ik zie ook dat er toch sprake
lijkt te zijn van het trekken van rode grenzen in andere lidstaten; dat baart mij
zorgen. Als ik de woorden van Scholz beluister over de inzet van F-16's, proef ik
daar een beetje rode lijnen in. Gisteren was het bericht dat Oostenrijk en Hongarije
tot een akkoord zijn gekomen over dat ze geen wapens willen leveren aan Oekraïne.
Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat niet iedere lidstaat individueel rode lijnen
trekt, wat misschien in reactie is op binnenlandse ontwikkelingen? En hoe zorgt hij
ervoor dat wij als Kamer daar een rol bij hebben en ook de Nederlandse bevolking mee
kunnen blijven nemen in de besluitvorming op dit terrein? Ook dat zou ik graag van
de Minister willen horen.
Ik wilde ook nog iets zeggen over het punt van de rechtsstaat. Er zijn allerlei terechte
vragen over gesteld. Ik zie nu dat Polen, waar de verkiezingen ophanden zijn, inzet
op 4% voor zijn Defensie-uitgaven. Het lijkt een tactiek te volgen waarin het via
die route een hefboom probeert te hebben om de middelen die nog klaarstaan voor Polen,
op basis van voorwaarden die ze nog niet hebben ingevuld, toch nog los te krijgen.
Blijven we daarin toch van de strenge leer? Die vraag geldt eerlijk gezegd ook voor
Hongarije op het punt van de corruptie, maar dat heeft mevrouw Piri al voortreffelijk
verwoord.
Daar laat ik het bij.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Lee. Ik geef het voorzitterschap weer terug aan u.
Voorzitter: Van der Lee
De voorzitter:
Ik kijk even naar de Minister of hij nog even wil nadenken over zijn beantwoording
of al gelijk van start gaat. Ik denk dat hij wel een paar minuten wil hebben. We schorsen
voor tien minuten. Daarna horen we de antwoorden van de Minister.
De vergadering wordt van 11.01 uur tot 11.13 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering van de vaste Kamercommissie voor Europese Zaken. Wij zijn
in debat met elkaar over de Raad Algemene Zaken. De Minister is toe aan zijn eerste
termijn. Voordat hij gaat spreken, zeg ik tegen de leden dat ze maximaal vijf vragen
mogen stellen. Dat kan misschien leiden tot een hele korte tweede termijn, of misschien
is er helemaal geen behoefte aan een tweede termijn. Dat gaan we zien. Maar ik geef
de Minister van Buitenlandse Zaken het woord.
Minister Hoekstra:
Voorzitter, dank. Ook dank aan de leden van uw commissie voor de gestelde vragen.
Ik dacht dat het verstandig zou zijn om te beginnen met de economie en het concurrentievermogen.
Dan ga ik het als tweede hebben over Oekraïne en Rusland, als derde over rule of law,
dan over migratie en dan beantwoord ik een aantal vragen in de categorie overig.
Ik begin met een aantal zaken die raken aan de vragen die gesteld zijn over de economie.
Als eerste de vraag van de heer Amhaouch over de zorgen over industrialisatie binnen
de EU en gevolgen van de IRA. Dat staat nog even los van het feit dat IRA in de afkorting
toch iets merkwaardigs blijft, zeg ik als kind dat is opgegroeid in de jaren tachtig.
Maar daar hebben we het nou eenmaal mee te doen. Volgens mij zijn er twee dingen tegelijkertijd
waar. De Minister-President heeft het geloof ik ook al een keer op zijn persconferentie
gezegd. Aan de ene kant mag je denk ik zeggen dat het goede nieuws is dat de Verenigde
Staten hiermee een grote stap maken op het gebied van de energietransitie. Dat is
iets waar we juist vanuit Europa en ook vanuit Nederland vaak van gezegd hebben: dat
gaat pas tractie krijgen als de grootste spelers in de wereld, zeker de grootste speler,
dat gaan doen.
Dat is de ene kant. Volgens mij is dat ook de reden waarom Rutte en anderen uit het
kabinet gezegd hebben: op zichzelf is dat dus reden tot tevredenheid. De andere kant
daarvan is dat je natuurlijk wilt voorkomen dat er allerlei rechtstreekse neveneffecten
optreden van die Amerikaanse maatregelen, dan wel van dingen die je vervolgens in
Europa gaat doen die dan weer ingaan tegen de Nederlandse belangen en die eigenlijk
de eerlijke concurrentie juist zouden verstoren. Dat is precies waar wij dus op zullen
inzetten. Wat wij hopen te zullen zien, ten aanzien van het vestigingsklimaat en het
versterken daarvan, is dat het Green Deal Industrial Plan van de Commissie dat vandaag
wordt gepubliceerd, daar ook aan zal bijdragen. Maar dat moeten we dus nog even afwachten.
De Kamer zal daar overigens nog voor het plenaire debat over worden geïnformeerd.
Dan de vraag van de heer Amhaouch en volgens mij ook van de heer Sjoerdsma: hebben
we die IRA nou aangekaart? Vanzelfsprekend wordt dat op allerlei momenten besproken.
Volgens mij is dat ook daar besproken en ging het eigenlijk precies over deze combinatie:
het verwelkomen van de stappen van de Verenigde Staten op het gebied van de klimaattransitie
en tegelijkertijd het uiten van de zorgen over potentiële discriminerende effecten.
Nu is de EU intensief in overleg met de Verenigde Staten over hoe je dat nou implementeert.
Volgens mij is dat ook precies hoe dat moet.
Dan was er nog een vraag van de heer Amhaouch – ik zit echt in een blokje Amhaouch,
zie ik – over EU-bedrijven naar de VS halen. Wat moet je daar nou aan doen? Wat we
wat mij betreft met z'n allen moeten blijven doen, is inzetten op handelsbevordering
en in die IRA dus ook de focus leggen op de dingen die je niet bevallen. Dat kan gaan
over onbedoelde of bedoelde effecten die de Nederlandse belangen onderuithalen, zonder
dat je ter discussie stelt – dat vermogen zouden wij overigens ook helemaal niet hebben –
dat de hoofdroute een verstandige is. Die hebben wij dus ook juist willen omarmen.
We hebben die denk ik ook meer con amore omarmd dan sommige anderen in Europa, die
vooral hebben gefocust op de neveneffecten. Ik vind het echt terecht dat wij zijn
begonnen met het benoemen van het uitblijven van forse stappen op de industrie, of
op de energietransitie moet ik zeggen. We zijn daar lang kritisch over geweest. Nu
worden die stappen genomen; laten we dat dan ook omarmen. Volgens mij is dat verstandig.
Dan nog de vraag van de heer Sjoerdsma: zijn er dan nu opeens hele nieuwe dingen die
we gaan doen op het gebied van vestigingsklimaat en energietransitie? Los van de kanttekening
die ik net plaatste bij de reactie die we zullen geven ten aanzien van het Green Deal
Industrial Plan, is het natuurlijk al een hels karwei om alles te gaan doen wat we
ons voorgenomen hebben, ook op het gebied van de energietransitie. Dus dat is wat
mij betreft vooral ook frappez toujours, waarbij er overigens natuurlijk wel steeds
nieuwe dingen zijn die weer op tafel komen te liggen. Met alle waardering voor de
mooie quotes van Einstein die de voorzitter net naar voren haalde, op veel van dit
soort dossiers is toch het bij de les blijven en het steeds blijven articuleren van
wat er moet gebeuren al enorm belangrijk. Het is namelijk gewoon een hels karwei is
om überhaupt de stappen te nemen die we ons als Nederland en Europa hebben voorgenomen.
De heer Brekelmans vroeg naar de Nederlandse positie op het op het gebied van staatssteun
en het EU-krachtenveld. Het zal geen verrassing zijn dat het kabinet geen voorstander
is van een bredere versoepeling van die staatssteunkaders, omdat het onze inschatting
is dat dit het gelijke speelveld in de EU juist onnodig zou kunnen aantasten. Daarom
zou je ook eigenlijk eerst een probleemanalyse moeten maken om vervolgens te bekijken
of je voor bepaalde sectoren nu wel of niet een verruiming nodig hebt. Gerichte verruiming,
en overigens ook versnelling en versimpeling van procedures – dat zal ons hier denk
ik allemaal aanspreken – kan ervoor zorgen dat voorgenomen staatssteunmaatregelen
vervolgens sneller geïmplementeerd kunnen worden.
Dan over het krachtenveld. In het kader van IPCEI is er brede steun voor die versnelling
van steunprocedures. Verder leeft bij veel lidstaten de gedachte: als je die kaders
gaat verruimen, dan willen we er wel allemaal van profiteren. Dat vind ik eerlijk
gezegd ook redelijk. Daarnaast heb je natuurlijk wel landen zoals Nederland die meer
aan de kant van de vrije markt en het gelijke speelveld staan – laat ik het zo zeggen –
en landen die klassiek meer komen van de nationale kampioenen en staatssteun. Overigens
is mijn waarneming dat dat gat tussen die twee polen de afgelopen tien jaar is verkleind.
Je ziet dat zeker de huidige Franse regering, maar ook andere landen, veel meer de
toegevoegde waarde van «de marktdynamiek» hebben omarmd. Andersom zijn wij in sommige
opzichten ook realistischer geworden over wat voor oneerlijke concurrentie er zeker
buiten Europa plaatsvindt.
Dan de vraag van de heer Amhaouch en de heer Sjoerdsma over semicon en exportcontrole.
Voor de goede orde: we hebben geen eindstand, en of het nou slim is om een tussenstand
te bespreken, waag ik te betwijfelen. Daar is de Minister-President vrijdag denk ik
ook terecht terughoudend in geweest, maar ik begrijp tegelijkertijd de wens van de
Kamer heel goed om daar, dan wellicht niet op korte termijn maar wel een keer, over
geïnformeerd te worden. Wat ik zal doen, is het volgende nog met de hoofdaannemer,
de Minister van BHOS en de Minister-President bespreken. Er zijn een aantal dingen
wel en niet mogelijk, maar wat is er dan wel mogelijk en hoe doen we dat op een goede
manier naar de Kamer toe? Ik zorg ervoor dat wij daar als kabinet op terugkomen.
Dan was er een vraag van de heer Brekelmans ...
De heer Sjoerdsma (D66):
Toch heb ik hierover één vraag. «Tussenstanden» ... We hebben hier natuurlijk ook
een Raad voor. Daar worden ook tussenstanden gedeeld en de eindscore zien we dan vervolgens
verschijnen in de raadsconclusies. Ik moet eerlijk zeggen dat het voor mij ongemakkelijk
voelt dat het eigenlijk formeel voor de Kamer nog niet eens duidelijk is wat de vraag
van de Verenigde Staten eigenlijk is, maar dat ook niet duidelijk is wat de inzet
van het kabinet is. Nou is er in deze Kamer denk ik een vrij breed gedeeld gevoel
over de dreiging die van China uitgaat. Maar volgens de dingen die ik in ieder geval
heb opgevangen over de Amerikaanse vraag, had dat niet per se alleen maar met nationale
veiligheid te maken, maar ook met heel andere argumenten. Dat kan ik nergens toetsen.
Dus ik zou toch wel aan deze Minister willen vragen om dan in vertrouwelijkheid in
ieder geval deze twee elementen met de Kamer te delen: datgene wat de Amerikanen ons
vragen en datgene wat Nederland daar, in eerste instantie in ieder geval, van vindt.
Minister Hoekstra:
Nogmaals, ik begrijp de vraag vanuit de heer Sjoerdsma gegeven de controlerende rol
van de Kamer heel goed. Wat ik dan toch echt eerst wil doen en ook moet doen, is in
het kabinet bespreken wat daarbij een timing is die we verstandig vinden, wat een
manier is waarop dat kan en in hoeverre dat kan. Dat zou ik daar echt moeten bespreken,
gegeven de gevoeligheid van de kwestie. Dat betreft ook de vraag welke routes daarvoor
openliggen. Dat zal ik echt daar moeten doen. Dat kan ik hier nu niet even uit de
losse pols doen, maar ik zeg wel toe dat we dat gesprek zullen hebben en dat we dat
dan ook zullen hernemen met de Kamer.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik begrijp het punt van de heer Sjoerdsma en tegelijkertijd begrijp ik dat van de
Minister ook. Het juiste momentum en vertrouwelijkheid zijn belangrijk. Het gaat over
het grootste beursgenoteerde bedrijf dat we hebben. Dat heeft impact op de mondiale
keten. Ik ben dus voor die zorgvuldigheid, maar ik ben het er wel mee eens dat we
op een gegeven moment geïnformeerd moeten worden over waar we staan.
Mijn vraag gaat over de deal, als die er is – dat weten we inderdaad niet – tussen
Nederland en Amerika, maar toch ook over het Europese speelveld. Ik maak me grote
zorgen. Vandaag is ASML aan de beurt, morgen misschien de Duitsers of de Fransen,
die ook hightech hebben. Iedereen heeft hightech. Hoe voorkomen we nu dat we dadelijk
in Europa van deal naar deal en van land naar land gaan? Kan de Minister eens reflecteren
op de vraag of die gesprekken in Europa plaatsvinden en of we daar samen wat volwassener
in kunnen worden?
Minister Hoekstra:
Zeker. Dat laatste suggereert overigens dat er een soort onvolwassenheid zou zijn
die overkomen moet worden. Dat laatste is vermoedelijk een anglicisme. Zo zou mijn
grootmoeder het noemen. Laat ik zeggen: waar je iets aan moet doen. Daar zou ik nog
wel een kanttekening bij willen plaatsen. Er is hierover juist ook met de Commissie
en met diverse landen natuurlijk zeer nauw contact.
Ja, de heer Amhaouch heeft gelijk dat wij hierin als Nederland een unieke positie
hebben. Ik denk dat het geen grootspraak is als ik zeg dat wij een supermacht zijn
op het gebied van semicon. Dat maakt dat wij daarmee in het brandpunt van de belangstelling
staan in Europa, maar ook in Azië en ook in Noord-Amerika. Dat is heel begrijpelijk,
gegeven het enorme belang van dit type technologie voor de wereldeconomie. Dat heeft
natuurlijk te maken met die gigantische verwevenheid waar we mee te maken hebben.
Voor ons als Nederland is het van belang dat we het technologische leiderschap dat
we hebben, behouden, dat we ervoor zorgen dat we niet alsnog afhankelijkheden creëren
die te vermijden zijn en dat we erop letten dat die technologieën elders in de wereld
niet gebruikt worden op een manier die we niet passend vinden. Ja, daar is dus ook
heel nauw contact over met Europa, maar Nederland heeft hierin wel een hele geprononceerde
positie. Er is namelijk maar één bedrijf in deze categorie en dan nog een aantal bedrijven
in een subcategorie – zou je kunnen zeggen – maar het zijn er geen tientallen in allerlei
Europese lidstaten. Dat maakt dat Nederland wel een prominente rol speelt in de discussie.
Maar er is dus wel degelijk intensief contact met bondgenoten in Europa, met Breton
en met anderen.
De voorzitter:
De Minister kan zijn betoog vervolgen.
Minister Hoekstra:
Voorzitter. Dan de fondsen en het geld. Het is toch ook wel weer calvinistisch, zou
ik bijna willen zeggen, dat voordat wij met elkaar de vraag behandelen wat een inhoudelijk
verstandig plan is, wij eerst vragen wat het kost en wie dat wel en niet gaan betalen.
Zo heb ik tenminste een deel van de discussie net ervaren. Ik blijf toch dicht bij
de uitspraken van de Minister van Financiën, en volgens mij ook van de Minister-President,
hierover. Het is echt zo dat er nog honderden miljarden – daar vroeg de heer Brekelmans
naar – in de pijplijn zitten. Sowieso heeft dat MFF een gigantische omvang en we zijn
nog relatief aan het begin van deze nieuwe periode. Daar komt ook de uitspraak van
de Minister van Financiën vandaan, binnenskamers, maar volgens mij ook gewoon daarbuiten
en in de Kamer, dat er meer dan voldoende geld is. Ik ben dat zeer met haar eens.
Ik heb niemand in Nederland gehoord over de noodzaak, of de logica, om nu te gaan
praten over fresh money, zoals dat vaak genoemd wordt, want er is al een heleboel.
Ik denk dat het begint met de vraag wat nou een inhoudelijk verstandig plan is. Volgens
mij is dat ook de portee van de brief, waarbij ik overigens begrijp, de discussie
van zo-even beluisterend, dat iedereen daarin de onderdelen leest die hem of haar
het meeste aanspreken. Volgens mij moet dus eerst het plan er komen en vervolgens
de financiering. Dan ligt het wat het kabinet betreft echt voor de hand om in te zetten
op de bestaande financiële middelen. Maar deze discussie zal, zeker in de commissie
voor Financiën – dat weet ik uit eigen ervaring – ongetwijfeld een vervolg krijgen.
Voorzitter. Ik was het ook eens met wat de heer Brekelmans zei, namelijk dat we voorzichtig
moeten zijn ten aanzien van allerlei hypothetische mengvormen. Ik vind het nu niet
aan mij om antwoord te geven op de vragen: wat in welke variant en wat als het wel
gebeurt en wat als het niet gebeurt? Nogmaals, er zitten honderden miljarden in de
pijplijn. We hebben de begroting, het Herstelfonds, de Europese Investeringsbank en
het innovatiefonds. Als je echt wat wilt, dan is er veel mogelijk.
Ik heb nog een laatste opmerking. Wat mij ook opvalt aan deze discussie, is dat er
aan de voorkant altijd heel veel heil wordt gezien in zo'n fonds. Maar als je naar
de context kijkt, dan zie je dat alles wat wij nationaal doen, van een veel, veel,
veel grotere omvang is. Dat is een onderdeel dat ik onvoldoende naar voren heb zien
komen in de discussie over het vorige Herstelfonds. Ja, dat bedroeg 550 miljard, maar
dat wordt over jaren uitgegeven. Als je dat afzet tegen de investeringen en het bbp
van landen, dan ben je waarschijnlijk al te optimistisch als je zegt dat dat zich
bevindt tussen tafellaken en servet.
Voorzitter. Tot zover de categorie economie en concurrentievermogen. Ik hoop niet
dat ik vragen heb laten liggen. Ik heb overigens de vraag van mevrouw Volt ... Sorry,
dat was mijn enthousiasme. Ik bedoel mevrouw Koekkoek van Volt. Ik dacht dat ik die
vraag ook beantwoord had, maar misschien heb ik de heer Amhaouch disproportioneel
vaak genoemd, terwijl ik daar ook mevrouw Koekkoek had moeten noemen.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik was even aan het twijfelen of dit een goed moment is, maar ik denk het wel. De
vragen zijn inderdaad beantwoord, waarvoor dank. Maar ik verbaas me wel over het antwoord.
Als ik het goed hoorde, zegt de Minister: eigenlijk heeft nog niemand het echt gehad
over nieuwe fondsen. Maar de voorzitter van de Commissie, Von der Leyen, heeft dat
wel degelijk gezegd in een openbare speech. Vervolgens heeft een Nederlandse ambassadeur
in een diplomatiek overleg, dat niet openbaar was maar wel is gelekt, gezegd: het
plan van Von der Leyen is Karl Marx on steroids. Oftewel, Karl Marx aan de doping.
Ik krijg het gevoel dat er wel degelijk een Nederlandse positie is ten aanzien van
het idee van zo'n fonds en dat dat fonds wel degelijk op tafel ligt. Waarom doen we
nu alsof dat niet het geval is en alsof er geen extra geld nodig is, terwijl de voorzitter
van de Commissie zegt dat we dat wel degelijk extra nodig hebben?
Minister Hoekstra:
Laat ik de trits nog één keer proberen af te lopen. Mevrouw Koekkoek zal het mij vergeven
dat ik dingen die aan Nederlandse diplomaten worden toegeschreven, niet van commentaar
voorzie, zelfs niet als ik denk: daar zit literair mogelijk wat in. Dat staat nog
even los van de inhoud. Sommige quotes zijn zo pakkend dat je ze niet snel meer vergeet,
nog los van de vraag of je het ermee eens bent of niet. Dat zeg ik er onmiddellijk
bij.
Volgens mij begint de discussie met de vraag wat er nodig is. Daarom begon ik met
te zeggen dat je het eerst eens moet worden over de inhoud. Vervolgens moet je jezelf
de vraag stellen over de financiering. Desalniettemin gaat het in Europa en ook hier
al heel snel over die tweede vraag. Dat merkte ik ook op aan het begin van mijn eerste
termijn. Misschien doe ik onszelf tekort als ik zeg dat dat heel Nederlands is, want
dat doen we in Europa ook. De standpuntbepaling van het kabinet is dat er heel veel
geld ter beschikking staat voor dit type ideeën. Je zou dat gewoon kunnen inzetten
als je dat wilt. Als je vindt dat iets Europees gefinancierd moet worden, dan zijn
daar heel veel middelen voor.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag van mevrouw Koekkoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik krijg een klein beetje het idee dat ik misschien wat sneller ga dan de Minister.
Wat mij betreft is er een inhoudelijk doel, zowel voor het Herstelfonds – dat is heel
duidelijk; Nederland heeft terecht aangedrongen op de juiste voorwaarden – als voor
het idee van zo'n fonds. Dat is al door Von der Leyen zelf gecommuniceerd en dat is
vorig jaar, in de beginperiode van de oorlog in Oekraïne, ook op tafel gelegd, juist
om in tijden van crisis de eenheid in Europa te kunnen bewaren. Het is dus niet een
heel nieuw en spannend idee. Er is wel degelijk inhoud voor. Ik ben het dus niet helemaal
eens met de Minister als hij zegt: we gaan het eerst over de inhoud hebben en dan
over het geld. De inhoud ligt er namelijk al. We hebben het dus wel degelijk over
het geld. Von der Leyen heeft in haar meest recente speech aangegeven: we hebben meer
geld nodig om de plannen en de ambities voor de toekomst, zoals de groene en digitale
transitie, te verwezenlijken, ook in tijden van crises.
Sorry, voorzitter, maar ik wil het toch nog even hebben over Karl Marx on steroids.
Ik zou het eigenlijk wel interessant vinden om te horen wat de Minister hiervan vindt,
juist omdat een ambassadeur onder zijn verantwoordelijkheid valt en juist omdat dat
ook gaat over de informatievoorziening, waar ik in mijn inbreng op ben ingegaan.
Minister Hoekstra:
Ik heb net de positie van het Nederlandse kabinet geprobeerd te schetsen. Ik begrijp
mevrouw Koekkoek zo: ze is het daar voor de helft of voor driekwart mee eens, maar
voor een duidelijk gedeelte is ze het er toch ook nog niet helemaal mee eens. Dat
zal ik me dan moeten laten aanleunen. Volgens mij moet ik niet herhalen hoe het kabinet
daarin zit, want dat heb ik net al gezegd. Ik vind in z'n algemeenheid niet dat ik
moet reageren op berichten die worden toegeschreven aan mensen en die gaan over wat
zij gezegd zouden hebben. Volgens mij is dat niet behulpzaam. Daarmee ga je het naar
je toe harken, of juist niet. Ik denk alleen – daarom zei ik dat net; ik zag dat ook
aan de gezichtsuitdrukking van sommige leden – dat het een type quote is dat je niet
zomaar vergeet. Dat is volgens mij ook precies waarom mevrouw Koekkoek dat net even
naar voren haalde.
De heer Sjoerdsma (D66):
Volgens mij moeten we hier toch iets dieper op ingaan. Ik hoorde de Minister net wel
wat zeggen over die quote en over het literaire karakter daarvan. Uit de subtekst
sprak enige waardering voor de strekking die daarachter school. In mijn eerste termijn
complimenteerde ik deze Minister nog met hoe verstandig het kabinet was door luikjes
open te laten, door niet hardvochtig tegen dit soort dingen te zijn en ook door te
erkennen dat sommige andere landen toegang tot kapitaal nodig hebben. Maar ik moet
toch zeggen dat mij dat citaat behoorlijk tegen de borst stuitte. Het betreft dezelfde
arrogantie ten opzichte van en hetzelfde slechte diplomatieke gevoel voor de situatie
waarin die zuidelijke landen zich bevinden. Zij hebben geen toegang tot een klimaatfonds
van 20 miljard en tot een stikstoffonds van 20 miljard, zoals we het hier in Nederland
hebben geregeld. Ik lees er een herhaling in van eerdere achterhaalde en ook contraproductieve
posities.
Als er al een recensie nodig is van dat citaat, dan zou ik een negatieve recensie
verwachten. Dat gezegd hebbende, heeft mevrouw Von der Leyen het wel over een structureel
soevereiniteitsfonds op langere termijn voor cruciale industriële sectoren. Het kabinet
rept daar niet over, dus ik wil toch weten wat de kabinetspositie is. Het is niet
zomaar iemand die dat voorstelt en het is een serieus plan, dat ook serieus besproken
wordt in Brussel. Nederlandse diplomaten hebben er ook commentaar op. Ik wil dus graag
weten wat de kabinetspositie is.
Minister Hoekstra:
Het leek mij verstandig om dat soort dingen niet te becommentariëren. Ik heb dus ook
niks waarderends gezegd. Dan zou je ook in een discussie verzeild raken over wat er
wel of niet gezegd zou zijn. Ik ben er überhaupt niet bij geweest. Volgens mij is
dat dus gewoon niet verstandig. Voor de goede orde: er ligt nog geen Commissievoorstel.
Dat is wel belangrijk om hier nog een keer te markeren. Onder de tekst in de brief
staat de handtekening van het kabinet. De heer Sjoerdsma was daar net positief over.
Volgens mij is daarmee ook helder hoe het kabinet erin zit. Ik heb daarnaast aangetekend
dat de Minister van Financiën en andere kabinetsleden die zich hier eerder over hebben
uitgelaten, hebben gezegd: wat ons betreft is er op dit moment genoeg geld beschikbaar
dat je voor zoiets zou kunnen inzetten. Dat is de positie van het kabinet. Volgens
mij is dat afgewogen, en doet dat ook recht aan de inhoudelijke problematiek en aan
de positie van Nederland en de andere landen.
De heer Sjoerdsma (D66):
Misschien ligt er dan wel geen encyclopedisch voorstel van de Europese Commissie,
maar de Europese Commissie verwijst, zoals ook in de conceptconclusies staat, wel
degelijk naar de basis voor zo'n fonds en naar welke methodiek er de basis voor zou
kunnen vormen. Ik zal dat hier niet openlijk herhalen. Mijn vraag aan deze Minister
is dus ook of, als zo'n structureel soevereiniteitsfonds er al moet komen, het kabinet
zo'n fonds belangrijk vindt, in welke vorm dan ook. Het lijkt me belangrijk om te
weten of het doel wordt onderschreven, want dat staat niet in de brief. En onderschrijft
het kabinet het voorstel van de Commissie voor de opzet van het fonds?
Minister Hoekstra:
Met alle begrip voor de vraag vind ik dat toch ingewikkeld. Dan gaan we zonder dat
we precies weten wat dat wordt ons nu verenigen, of juist niet, ten aanzien van het
doel en het mechanisme. Of het doel nou economische groei of meer weerbaarheid is:
op het hoogste abstractieniveau zijn vermoedelijk zelfs 150 zetels in de Kamer het
daarmee eens. Maar in dit voorbeeld: over een effectieve manier waarop je dan tot
economische groei komt, heb je vervolgens bij het specificeren van het «wat» en ook
het «hoe» in de politiek onmiddellijk de grootst mogelijke meningsverschillen, ook
in de Nederlandse politiek. Ik vind dus echt dat het kabinet daarin zuiver moet zijn.
Daarom hebben we het in de brief opgeschreven zoals we het hebben opgeschreven. Het
is wel terecht dat Sjoerdsma zegt dat we moeten aangeven wat we van een concreet voorstel
vinden, welke dingen ons misschien niet bevallen en welke zaken we veranderd willen
hebben. Dat zullen we ook moeten doen zodra het er ligt. Dat hebben we destijds, in
de zomer van 2020, overigens ook gedaan bij het Herstelfonds.
De heer Amhaouch (CDA):
Zoals ik in eerste termijn al zei: ik zou graag een knip zien met die bestaande miljarden
die we hebben. Wat gaan we daar concreet mee doen? Er is een Green Deal Industrial
Plan, maar dat is nog steeds niet concreet genoeg. Bedrijven maken elke dag een afweging:
gaan ze hier investeren of ergens anders? Gaan ze bijvoorbeeld massaal batterijfabrieken
bouwen in Europa, of in Amerika of Vietnam? Ik vraag het ook even aan de Minister:
wanneer wordt hierop een concrete klap gegeven? De Amerikanen zijn klaar. De Chinezen
hebben hun eigen plan. En Europa is nog even bezig.
Minister Hoekstra:
Ik kijk even naar rechts. Voor een deel ligt daarin wellicht ook het antwoord op de
heer Sjoerdsma in besloten. Er is snel weer een volgende Europese Raad, maar ik weet
niet zeker of er dan iets concreters ligt. Zou dat zo zijn, dan geeft dat ons de gelegenheid
om het er dan over te hebben. Ik zou er toch nog één ding bij willen aantekenen. Ik
ben het helemaal met de heer Amhaouch eens dat het een manier zou kunnen zijn om het
vestigingsklimaat beter te maken, ook gezien het gegeven dat bedrijven er helaas voor
kiezen om te vertrekken richting de Verenigde Staten. We focussen nu, op zichzelf
terecht voor de discussie, heel erg op dit onderdeel, maar het vestigingsklimaat is
een optelsom van veel zwaarwegender factoren dan alleen dat ding dat nu dan voorligt.
Het gaat over langetermijnstabiliteit, economische aantrekkelijkheid, het kunnen aantrekken
van talent en allerlei faciliteiten die daarbij komen kijken. Het gaat ook over het
fiscale klimaat en nog een heleboel andere zaken meer, waar je in Nederland en in
Europa aan hebt te werken. Maar het is echt niet het geval dat alleen dit je tientallen
procenten vooruit of achteruit zou werpen op die schaal. Dat moeten we ons echt realiseren.
De voorzitter:
Ik verzoek de heer Sjoerdsma om het voorzitterschap even over te nemen.
Voorzitter: Sjoerdsma
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik wil hier toch graag één vraag over stellen aan de Minister. Kijk, hij weet uit
zijn vorige functie dat er al langer een debat is over de transferunie en de noodzaak
om na het Herstelfonds ook in de tijd weer een nieuw mechanisme te hebben. Daarbovenop
is de discussie over strategische autonomie gekomen, en nu de concrete stappen van
niet alleen China, maar ook Amerika. Die nopen ons om de gezamenlijke inspanningen
te vergroten. Het gaat wel degelijk over het vooruitzicht op fresh money, misschien
niet op de heel korte termijn, maar wel op de langere termijn. Dat hangt samen met
strategische beslissingen van bedrijven over waar ze gaan investeren. In dat opzicht
hebben de collega's gelijk dat de Nederlandse regering vooral op de rem lijkt te staan
in al die discussies, in plaats van duidelijkheid te geven over de vraag of ze ook
op de lange termijn bereid is om dat op Europees niveau via een fonds te borgen. Kan
de Minister daar nog op reageren?
Minister Hoekstra:
Dat zit denk ik toch anders. Sjoerdsma had het net nog over een open houding, die
hij vond klinken uit de inhoud van de brief. Het is volgens mij terecht dat wij bekijken
wat Nederland en Europa nodig hebben. Het geldt uiteraard voor de Minister van Financiën,
maar ook voor het hele kabinet: geld dat je binnenlands of buitenlands uitgeeft, is
niet van onszelf. Het is geld van de belastingbetaler, dat Nederlanders en bedrijven
met hard werken verdiend hebben. Je hebt er dus voor te zorgen dat het op een verstandige
manier wordt uitgegeven. Ik was het eens met een deel van de economen die Von der
Leyen bewonderde, en ik overigens ook, in haar betoog. Alleen, volgens mij is een
belangrijk onderdeel van haar centrale these dat je dat geld dan wel op een verstandige
manier uitgeeft aan toekomstgerichte onderwerpen. Dat is echt wat anders dan een transferunie
as such. Ik heb ook als Minister van Financiën altijd gezegd dat die er in belangrijke
mate al is. Even los van mijn inhoudelijke appreciatie, want ik denk dat daar echt
nog wel het een en ander over te zeggen is: als je kijkt naar hoe wij landbouwgelden
en structuurgelden uitgeven, is dat al een transfer van West naar Oost en van Noord
naar Zuid.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik wou mijn vraag niet stellen, maar ik doe het toch, omdat ik nou juist bang ben
voor deze redenering. De positie van Nederland is: geef dan maar meer ruimte aan staatssteun.
Dat is de route naar de inzet van publieke middelen voor het overeind houden van fossiele
activiteiten, in plaats van collectief, met veel kapitaal, werken aan een transitie
die toekomstgericht is en nieuw verdienvermogen oplevert in een wereld waarin de geopolitieke
concurrentie is gegroeid. Dat pleit toch juist voor een collectieve, Europese benadering
met duidelijke voorwaarden, in plaats van het maar nationaal op te lossen? Dan kan
het immers ook misgaan. Onderkent de Minister dat?
Minister Hoekstra:
Nee, volgens mij moet ik toch ook hier weer uitsorteren. Een. Ik heb aangegeven dat
die transferunie in Nederland een beladen begrip is. Maar ik heb als Minister van
Financiën vaak gezegd; als je gewoon kijkt hoe het er op dit moment aan toe gaat,
dan vinden er gewoon in feitelijke zin transfers plaats binnen de Unie. Los van wat
je daarvan vindt, is dat onderdeel één van de discussie. Onderdeel twee van de discussie
is de vraag hoe je zorgt voor meer concurrentievermogen, meer innovatie en meer investeringen
in de economie van de toekomst, nationaal, maar ook Europees. Daar is een heleboel
over te zeggen; daar leent dit debat zich ook maar beperkt voor, denk ik. Mijn these
zou daarbij zijn dat landen in Europa gezien de investeringen die zij individueel
doen, daarbij een forse slag moeten maken. Daarnaast zijn er dingen waarvan het verstandig
is om die in een Europese context te doen. Overigens geven wij in Europa juist ook
heel veel geld relatief klassiek uit. Daar is het vorige kabinet best kritisch over
geweest. We hebben het er in dit kabinet nooit zo expliciet over gehad, omdat die
onderhandeling over het MFF was afgerond.
Voorzitter: Van der Lee
De voorzitter:
De Minister mag zijn betoog vervolgen.
Minister Hoekstra:
Voorzitter, dank. Ik heb bijna de indruk dat u toch het liefste met mij van gedachten
wisselt in mijn vorige capaciteit.
Mevrouw Piri (PvdA):
Nee, hoor.
Minister Hoekstra:
Het is misschien onze gezamenlijke belangstelling voor één econoom in het bijzonder.
Ik ga door met het tweede onderwerp: Oekraïne. Ik ga daar een aantal dingen zeker
over benoemen, in antwoord op de gestelde vragen. Tegelijkertijd hadden we hier gisteren
nog een debat over en hebben we hier anderhalve week geleden ook nog een debat over
gehad; vorige week maandag was ik in Europa. Puur als schets: het zal maandag langskomen,
denk ik, maar het domineert de agenda van de Ministers van Buitenlandse Zaken in deze
vergadering toch minder.
Mevrouw Piri (PvdA):
Minder dan migratie.
Minister Hoekstra:
Ik hoor mevrouw Piri iets pruttelen, maar dat is volgens mij voor de leden van haar
commissie bedoeld.
Ik begin even met het verzoek van de heer Brekelmans. Hij heeft eerder ook weleens
iets vergelijkbaars gevraagd, namelijk hoe je de productie verhoogt. Met die hoofdroute
ben ik het zeer eens. De Minister van Defensie zal ook tijdens de informele RBZ-Defensie
op 7 en 8 maart 2023 aandacht blijven vragen voor dit probleem van munitie. Recente
initiatieven van de Commissie voor gezamenlijke aanschaf zijn overigens ook gericht
op het versterken van de Europese defensie-industrie. Daar worden ook financiële middelen
voor beschikbaar gesteld. Het delen van licenties is wel weer aan de industrie zelf.
Het wreekt zich hier natuurlijk ook een beetje – dat heeft Brekelmans weleens eerder
aangegeven – dat wijzelf natuurlijk maar heel beperkt industrie hebben. Je bent dus
andere landen aan het vertellen hoe zij met die industrie moeten omgaan. Maar ik heb
wel de indruk dat de Commissie en andere hierbij aan dezelfde kant van het touw trekken.
Ik heb overigens de motie van Brekelmans van 19 januari natuurlijk ook omarmd.
De heer Brekelmans (VVD):
Ik begrijp dat wij een relatief kleine speler zijn. Tegelijkertijd kan dat natuurlijk
wel ervoor zorgen dat als wij een wat concreter voorstel doen, dit met minder argwaan
wordt bekeken dan wanneer een land met een eigen grote industrie dat doet. Als we
het erover eens zijn dat dit de nieuwe bottleneck wordt – dat heb ik de Minister eerder
horen zeggen – dan denk ik dat dit benoemen of hiervoor aandacht vragen niet genoeg
is. Misschien is daar bij deze RAZ niet voldoende aandacht voor, maar ik zou de Minister
toch ertoe willen aansporen dat Nederland uitwerkt hoe het dit zou willen zien. Misschien
moeten we ook hierbij het voortouw nemen, net zoals we dat bij andere, gerelateerde
dossiers doen. Misschien kunnen we hier een rol in spelen, juist omdat we minder eigenbelang
hebben.
Minister Hoekstra:
Een paar dingen. Deze RAZ gaat zich daar beperkt voor lenen, denk ik. Daarom verwees
ik naar de Ministers van Defensie, die er nog rechtstreekser invloed op kunnen hebben
en die daar in maart over spreken, maar ik wil graag zelf ook kijken hoe ik daaraan
mijn steentje kan bijdragen. Even realistisch gezien: gisteren hadden we de discussie
over hoe je ervoor zorgt dat je ook anderen meeneemt en verleidt met je standpunt
over bijvoorbeeld de sanctieontwijking, maar dat is toch nog makkelijker. Ik denk
namelijk dat die weg minder lang is dan deze, omdat je zelf die industrie niet hebt.
Daarmee zeg ik niet dat ik het niet wil proberen. Ik denk namelijk dat het gewoon
echt een verstandig idee is, maar de road to impact is wel een hele lange, want het
gaat dus over die industrieën elders. De wijze waarop we de discussie zouden moeten
vervolgen, is volgens mij: samen optrekken met de Commissie en met een paar medestanders,
het liefst uit de grote landen, om te zorgen dat we dit aanzwengelen. Maar laat ik
nou afspreken dat ikzelf bij een volgend debat hierop terugkom of dat de Minister
van Defensie hierop terugkomt, want dit moeten we gewoon op de agenda houden. Ik denk
dat de heer Brekelmans ook onmiddellijk erkent dat we dit niet in drie maanden hebben
geregeld. Dit probleem en dit onderwerp gaan nog minimaal net zo lang als de oorlog
duurt bij ons blijven.
De heer Amhaouch steunt nog steeds een speciaal agressietribunaal, evenals het kabinet.
Wij hebben daarin steeds uitgedragen dat wij daar met betrekking tot de juridische
vorm, waar internationaal nog wel enige discussie over is, pragmatisch in zitten.
We moeten doen wat werkt en waarvoor je een meerderheid kan krijgen. Wij staan open
voor een vestiging in Den Haag. We onderzoeken daarvoor wat mogelijk is, waarbij je
dat natuurlijk alleen moet doen als er brede internationale en overigens ook financiële
steun voor zou zijn, als het geen afbreuk doet aan het werk van het ICC en als er
voldoende capaciteit is. Met dat soort praktische zaken heb je dus te maken, maar
wij zijn daar absoluut voor.
Ik ga ook in op de vraag van de heer Brekelmans over Servië en de Wagner Group; die
vraag zit in zekere zin ook in het bakje met overige vragen. We moeten het bericht
even verifiëren, want aanwezigheid van de Wagner Group in Servië is vooralsnog niet
vastgesteld, maar ik had daar precies dezelfde emotie bij: het kan toch niet waar
zijn dat er ergens binnen de grenzen van Europa, in een land dat bovendien intensieve
gesprekken heeft en uiteindelijk bij de Europese familie wil horen, gerekruteerd wordt?
Bovendien gaat dit over een instituut waar gewoon sancties tegen zijn ingesteld. Wij
zullen Servië daar dus op aanspreken. Breder doen we dat overigens al over de gebrekkige
aansluiting bij het gemeenschappelijk veiligheidsbeleid.
Dan vroeg de heer Amhaouch nog naar het Europese Marshallplan. Het in december aangekondigde
platform is inmiddels operationeel. De G7, de Commissie, internationale financiële
instellingen en ook Oekraïne zelf nemen hieraan deel. Dat platform gaat Oekraïne ondersteunen,
waarbij het uitgangspunt overigens blijft dat Oekraïne de lead neemt in hoe dat wederopbouwplan
eruit moet zien. Dat wil Oekraïne ook zelf. Volgens mij is daar gisteren een brief
over naar de Kamer gegaan van de Minister van BHOS.
De volgende vragen gingen over de inlichtingendiensten. Daarvan heb ik gisteren al
aangegeven dat ik dat een niet makkelijke maar wel interessante route vind om verder
te verkennen. Dat ging in reactie op de vraag van Brekelmans en ook op het door Van
der Lee aangevraagde debat over de vraag of er voldoende informatie van inlichtingendiensten
is op het punt van sanctieontwijkers. Ik zou ook pleiten voor een verdere versterking
en een meer gezamenlijke analyse. Ik moet gewoon realistisch zijn over hoe snel dat
zo'n unit wordt. Ik snap die vraag van Brekelmans heel goed, maar het is niet zo dat
men veel overcapaciteit heeft bij EDEO of bij de Commissie. Ik wil me daar dus zeker
voor inzetten, maar dat wordt nog wel een gesprek, als ik het zo mag formuleren. Volgens
mij heb ik daarmee de verschillende onderdelen van die vraag van de heer Brekelmans
uitgesorteerd.
Voorzitter. Dan vroeg mevrouw Piri naar draagvlak. Ik ben het zeer met haar eens dat
dat essentieel is. Het goede nieuws is nu dat het draagvlak in de hele Unie maar zeker
in Nederland opvallend hoog is. Ik denk dat sommigen van ons een halfjaar of negen
maanden geleden somberder waren, maar er is meer nodig, omdat we voorlopig niet van
de oorlog af zijn. Volgens mij heb je met een aantal zaken te maken als je dat draagvlak
wil behouden. Het eerste is: elke keer teruggaan naar waarom dit voor ons allemaal
belangrijk is. Vanzelfsprekend is het belangrijk voor Oekraïne, maar dit raakt ook
aan de essentie van waar Nederland voor staat en waar Europa voor staat. Je ziet de
moraliteit en de geopolitiek ook nauw samenvallen, meer dan anders heel vaak het geval
is. Dat is dus het eerste punt waar we wat mij betreft niet genoeg over kunnen communiceren.
Het tweede wat we te doen hebben, is ervoor zorgen dat je bij negatieve zijeffecten
– die hebben we natuurlijk in een heel extreme mate gezien met de energierekening –
mensen uit de brand helpt. Het valt nu iets mee met de energierekening ten opzichte
van de prognoses van september of oktober, maar dat waren bedragen die het gemiddelde
Nederlandse huishouden echt niet kan trekken. Je zal mensen dan dus ook in praktische
zin moeten helpen. Dat had ik ook logisch gevonden als het een heel ander type crisis
was geweest, maar hierbij kom je potentieel meteen in de discussie terecht of het
de prijs waard is. Wat mij betreft is dat zonder meer het geval, maar het helpt wel
enorm om pontificaal onze eigen mensen, onze eigen bedrijven en onze eigen ondernemers
uit de brand te helpen. Dat hebben we volgens mij als kabinet met brede steun van
de kamer ook geprobeerd te doen.
Ik heb nog één ding in de categorie Oekraïne. Mevrouw Koekkoek vroeg om een vertrouwelijke
brief op korte termijn. Dat vind ik eerlijk gezegd ingewikkeld, zeker omdat ik niet
zie dat we dat ook nog voor de Europese Raad zouden moeten willen doen. Waar ik wel
naar wil kijken – maar daarover wil ik echt even overleggen met de Minister van Defensie –
is of we op een goede manier hebben ingeregeld dat we de Kamer op een verstandige
manier periodiek bijpraten, als daar breder bij de commissie behoefte aan zou bestaan.
Ik denk overigens dat dat primair de RBZ-commissie is.
De voorzitter:
Mevrouw Piri? Mevrouw Koekkoek als eerste.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Meer een verduidelijking: het was niet een vraag om een vertrouwelijke brief. Ik zei
wel: een brief met de mogelijke scenario's binnen de bandbreedte van vertrouwelijkheid.
Want ik begrijp heel goed dat niet alles in openbaarheid besproken kan worden. De
vraag betrof juist de verschillende scenario's, zodat de Kamer die mee kan nemen in
bepaalde afwegingen.
Minister Hoekstra:
Oké, dan lag het aan mij, maar dan was ik door het woord «vertrouwelijk» misschien
op het verkeerde been gezet. Ik vind het, zeker op deze termijn, best ingewikkeld
om allerlei scenario's uit te gaan werken die nog additionele inzichten zouden moeten
geven boven op de brieven die het kabinet al met grote regelmaat over dit onderwerp
stuurt, vooral via de RBZ, en ook boven op de uitvoerige debatten die we hierover
hebben. Ik weet dus niet of ik dan heel veel nieuws ga leveren. Vandaar enige terughoudendheid.
Maar nogmaals, we zouden een keer apart moeten kijken naar de gedachte ten aanzien
van de vertrouwelijkheid, als daar breder behoefte aan zou bestaan.
Mevrouw Piri (PvdA):
Ik ben het natuurlijk eens met de Minister, maar hij hoeft mij ook niet te overtuigen
van het draagvlak, want dat is er, volgens mij breed. Ik denk namelijk dat een van
de redenen waarom het draagvlak in Nederland breed is, de brede politieke steun is
en het niet politiseren van dit onderwerp, omdat we hier boven de partijen hetzelfde
in staan. Maar dat betekent niet dat mensen in de samenleving automatisch worden meegenomen
met de afwegingen die er liggen, bijvoorbeeld waar voor Nederland de grenzen liggen
bij welke typen wapens. Ik denk dat daar deels ook een taak voor de Kamer ligt, waarbij
wij zelf moeten oppakken hoe wij dit kunnen organiseren, maar ook voor het kabinet.
In plaats van alleen bepaalde types die in talkshows hun meningen geven, moeten die
overwegingen ook vanuit het kabinet heel actief worden gecommuniceerd. Ik hoor toch
graag hoe het kabinet dat beter en meer wil doen dan tot nu toe het geval is.
Minister Hoekstra:
Het wordt sowieso echt zeer gewaardeerd, ook door mij persoonlijk, hoe breed de steun
in de Kamer is voor in ieder geval de hoofdrichting. Ik geloof dat er niet alleen
bij alle vandaag aanwezige partijen, maar nog veel breder steun is. Niet van 150 zetels,
maar wel van een heleboel partijen in de Kamer, in de oppositie en in de coalitie,
is er steun voor de hoofdlijn van de aanpak. Mijn indruk is dat we op het punt van
de communicatie echt een heleboel doen, primair de Minister-President, de Minister
van Defensie, ikzelf en overigens ook de Minister van BHOS: over het waarom, wat we
doen en waarom we bepaalde afwegingen maken.
Maar mevrouw Piri heeft natuurlijk volstrekt gelijk: het gevaar bij communicatie is
altijd dat je zelf denkt dat je het al tien keer hebt verteld en dat het misschien
tóch niet zo is verstaan of niet zo duidelijk is doorgekomen als je zelf graag zou
willen. Die aanmoediging neem ik dus ter harte. Ik zal de verleiding weerstaan om
een opsomming te geven van de talkshows waarin ik de afgelopen week heb gezeten om
precies dit te doen, want dat klinkt dan te defensief. Ik vind dus dat zij gewoon
gelijk heeft. Wij houden die opdracht en die wordt naarmate het langer duurt eigenlijk
alleen maar belangrijker. Ik denk overigens wel dat hoe breder dit wordt uitgedragen
door experts, door leden van uw Kamer – maar daar gaan Kamerleden uiteraard volstrekt
zelf over – en door leden van het kabinet en door iedereen, hoe makkelijk het ook
is om veel mensen te bereiken.
De voorzitter:
Meneer Sjoerdsma, wilt u het voorzitterschap even overnemen?
Voorzitter: Sjoerdsma
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik heb een vervolgvraag hierop, want je ziet in een aantal lidstaten dat er, misschien
ook door nationale motieven, rode lijnen lijken te ontstaan. Tegelijkertijd heeft
de Minister gereageerd op het AIV-advies maar ook op de motie van mijzelf en collega
Piri over het instellen van een EU-gezant voor Oekraïne. Zou hij toch nog kunnen ingaan
op de vraag of er voldoende gebeurt om te voorkomen dat er een onbeheersbare dynamiek
ontstaat? In hoeverre kan zo'n EU-gezant daarbij helpen en in hoeverre is er überhaupt
tractie in Europa op dat onderwerp?
Minister Hoekstra:
Misschien eerst even de hoofdrichting. We zagen met name bij de eerste zes, misschien
zeven sanctiepakketten relatief al aan het begin van het proces een hele grote mate
van consensus. Eerlijk is eerlijk: er is nog steeds een voor Europa ongekende mate
van eenheid, maar we lezen allemaal uiteraard ook de verhalen dat er soms discussies
zijn die je niet met z'n allen tot een goed einde brengt of die daardoor langer duren.
Dat is overigens ook een van de redenen waarom het kabinet de overtuiging is toegedaan
dat je bij dit type onderwerpen van het veto af moet, omdat je anders met steeds ingewikkeldere
«walk arounds» te maken krijgt. Dat hebben we bijvoorbeeld gezien in de energiediscussie.
Het gaat dan vaak over Hongarije, maar er waren ook andere landen die aangaven dat
zij dan echt in een hele ingewikkelde positie zouden komen.
Wat mij betreft moeten we zo veel mogelijk door diplomatiek overleg, door te kijken
hoe je aan terechte zorgen van lidstaten tegemoet kan komen en soms ook door druk
als je vindt dat er sprake is van oneigenlijke argumentatie, toch zorgen dat dingen
uiteindelijk op een ja landen. Dat gaat soms inderdaad minder ver en minder snel dan
wij – zeker ook ik – hier zouden willen. Toch zie je dat dat wel degelijk werkt. Ik
kan me het gesprek herinneren dat wij vlak voor het commissiedebat RBZ hadden. Toen
waren diverse Kamerleden en ook ikzelf bezorgd of het wel zou lukken met het ophogen
van die vredesfaciliteit. Door daar veel tijd en energie in te steken, is dat toch
weer gelukt. Volgens mij hebben we in Europa ook geen andere keuze met de spelregels
zoals we die nu hebben. Dat is toch de manier waarop we nu met z'n zevenentwintigen
verder moeten, hoe graag ik ook dingen in het ontwerp zou willen veranderen om de
slagkracht te bevorderen.
Voorzitter: Van der Lee
De voorzitter:
Ik heb het voorzitterschap weer van de heer Sjoerdsma overgenomen. De heer Brekelmans
wil toch nog een vraag stellen.
De heer Brekelmans (VVD):
Toch nog een hele kleine opmerking over de sanctieomzeiling. De Minister zei dat hij
denkt dat EDEO daar mogelijk niet de capaciteit voor heeft. Ik denk dat we twee dingen
steeds heel erg uit elkaar moeten houden. Het «listen» gebeurt, net als in Nederland,
vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken, maar ik kan me voorstellen dat EDEO
niet het meest geschikt is voor de handhaving en het ervoor proberen te zorgen dat
de kennis en inzichten in de verschillende landen op Europees niveau bij elkaar komen,
zodat we niet allemaal hetzelfde aan het uitzoeken zijn. De Amerikanen hebben daar
OFAC voor en in Nederland zijn daar ook allerlei ministeries bij betrokken. Ik zou
de Minister dus willen aansporen om misschien een voorstel te ontwikkelen of ideeën
aan te dragen voor hoe dat opgezet zou kunnen worden, want we zien dat met de bestaande
structuren die sancties gewoon massaal worden omzeild. Daar hebben we gisteren in
het vragenuur een heel debat over gehad. Ik denk dat we daar op Europees niveau echt
wat aan moeten doen.
Minister Hoekstra:
Ik ben het daar zeer mee eens. Het patroon dat we natuurlijk vaker in Europa zien
– dat is overigens bepaald geen verwijt, maar puur een constatering – is dat je, op
het moment dat je met een volgende crisis te maken hebt, erachter komt dat bepaalde
onderdelen die je in je gereedschapskist of in je ontwerp wil hebben, blijken te ontbreken.
Dat gebeurt in mindere mate overigens ook nationaal. Ik probeer realistisch te zijn
over wat ik op korte termijn allemaal vermag en wat ik in mijn eentje kan realiseren,
maar ik ben het steeds eens geweest met de lijn van de heer Brekelmans in de zin van:
hoe zorg je nou dat je ten minste analysecapaciteit en agenderende capaciteit in Europa
weet te organiseren en ook informatie verzamelt uit de verschillende lidstaten om
ervoor te zorgen dat je kan agenderen, lidstaten kan aansporen en de bal rollende
kan houden? Daar ben ik het gewoon zeer mee eens. Ik denk ook dat het echt bitter
noodzakelijk is, niet alleen voor dit conflict maar ook breder, dat we daar als Nederland
op inzetten, want Europa heeft dat gewoon nodig.
De voorzitter:
Volgens mij kan de Minister zijn betoog vervolgen met de rule of law.
Minister Hoekstra:
Ja, met de rule of law. Sorry, nog één laatste opmerking. We hebben ook gezien dat
veel van de dingen waar Stef Blok mee is gekomen, om en nabij de zomer door Europa
meteen zijn geïmplementeerd. Eigenlijk is het natuurlijk bijzonder dat wat Nederland
heeft gezegd – wij gaan dit anders doen in Nederland en zo moet je die sancties ook
aanpakken in Europa – onmiddellijk is overgenomen. Dat was er dus niet. Ik denk dat
dat alleen maar een indicatie is van de juistheid van de stellingname van de heer
Brekelmans.
Voorzitter. Dan de rule of law en de vraag van mevrouw Piri en de heer Brekelmans
over Hongarije en Polen en de informatievoorziening. Volgens mij moeten we precies
doorgaan op de ingeslagen weg en moeten we de Kamer daar nauw over blijven informeren.
Over de mijlpalen in het herstelplan is de Kamer eerder geïnformeerd. Wat het tijdpad
betreft is het goed om te zeggen dat onder het herstelplan Polen en Hongarije nog
een betaalverzoek moeten doen. Dat is dus nog een horde die komt. Daar krijgt uw Kamer
dan ook informatie over via het overzicht met definitieve Commissiebeoordelingen van
betaalverzoeken.
Omdat Nederland zich zowel in het geval van Hongarije als in het geval van Polen heeft
onthouden van stemming, zal het kabinet in aanvulling op de informatieafspraak die
er toch al is, de beoordeling van de Commissie van de eerste betaalverzoeken waarin
die mijlpalen op het gebied van de rechtsstaat worden beoordeeld, voorzien van een
korte kabinetsappreciatie. Dan heeft de Kamer niet alleen de gelegenheid om daar inhoudelijk
naar te kijken, maar ook om te kijken of zij het eens is met de stellingname van het
kabinet. Verder wordt de Kamer ook geïnformeerd over alle relevante ontwikkelingen
onder die MFK-rechtsstaatverordening. Dit gebeurt steeds in coördinatie, want dit
raakt deels aan deze commissie en deels natuurlijk ook aan de commissie voor Financiën.
De Minister-President wordt er uiteraard ook over bevraagd.
De voorzitter:
Op dit punt, mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (PvdA):
Misschien is het vanwege het feit dat ik uit een fractie kom met negen leden, maar
de EU-zakencommissie is natuurlijk ook een coördinerende commissie richting andere
commissies. Zo zie ik ook mijn taak als lid van deze commissie richting mijn collega's
in de fractie, of het nou om financiën gaat of om andere zaken. Los van het punt dat
de Kamer misschien geïnformeerd wordt in allerlei commissies waar dit speelt, heb
ik er behoefte aan om ook gewoon als Kamerlid via één verzamelbrief te kunnen zien
wanneer er mogelijk besluiten worden genomen om toch weer geld vrij te geven aan Hongarije
en Polen, met het verzoek om die brief te sturen naar deze commissie. Dan heb ik gewoon
een overzicht van wanneer wat speelt in plaats van dat ik in acht documenten bij verschillende
commissies moet gaan zoeken.
Minister Hoekstra:
Ja, dat vind ik uitstekend en dat kunnen wij ook zeker faciliteren. Uit mijn hoofd
zeg ik wel dat dit primair door de Minister van Financiën wordt ondertekend. Volgens
mij moeten we nu niet aan broodroof doen door te zeggen dat het vanaf nu mijn brief
wordt, maar volgens mij vraagt mevrouw Piri: kunnen we zorgen dat deze commissie proactief
op de hoogte blijft, zonder zelf die stukkenstroom in de gaten te houden? Volgens
mij kunnen we dat prima faciliteren. Dan moeten we dat dus gewoon inregelen. Dan krijgt
deze commissie gewoon een brief van Minister Kaag of van een van de andere collega's.
De voorzitter:
De Minister vervolgt zijn betoog.
Minister Hoekstra:
De heer Sjoerdsma vroeg terecht nog naar de details en naar Polen. Dat ging over de
hervorming van het tuchtcollege. Precies zoals hij zei – daar sluit het kabinet zich
graag bij aan – moeten de stappen effectief en duurzaam zijn. Ik vind zelf het woord
«onomkeerbaar» in die zin altijd ... Dat moet het anker zijn, maar uiteindelijk is
natuurlijk alles omkeerbaar, als je maar tijd genoeg neemt. Het gaat er vooral om
dat het duurzaam verankerd is en dat een kabinet of een nieuwe regering dat niet zomaar
met één pennenstreek weer om zeep kan helpen. Momenteel ligt die hervorming voor.
Het is nog niet duidelijk wanneer de parlementaire behandeling wordt afgerond en hoe
de uiteindelijke wetgeving er precies uit komt te zien. Ik kan op dit moment dus niet
zeggen of er met die hervormingen voldaan is aan de mijlpalen van het herstelplan.
Ik zeg wel toe dat we hier niet alleen op zullen toezien, maar dat we de commissie
daar ook over zullen informeren.
Dan de vraag van de heer Brekelmans over Hongarije. Hoe zorg je er daar nou voor dat
maatregelen duurzaam zijn? Daarvoor geldt precies dezelfde insteek. De Commissie zal
het daar beoordelen. Wij zullen er dan vervolgens weer op willen toezien dat de Commissie
ook deze beoordeling zorgvuldig doet. Volgens mij doen we dat met hele brede steun
in de Kamer. Mochten hervormingen dan onverhoopt worden teruggedraaid, zal dat gedurende
de looptijd van het Herstelfonds leiden tot opschortingen van verdere betalingen en
krijg je natuurlijk überhaupt een hele ingewikkelde discussie. Maar goed, in veel
opzichten hebben we die tot mijn spijt nu ook al.
Voorzitter, dat over de rule of law. Ik denk dat ik daarover de vragen beantwoord
heb. Ik zie niemand woedend opstaan.
De voorzitter:
Dan gaan we naar migratie.
Minister Hoekstra:
Ja, het onderwerp migratie. Misschien ga ik tot uw teleurstelling dicht bij wat de
heer Van der Burg daar eerder over heeft gezegd, blijven. Dat is volgens mij ook echt
afgewogen en doet recht aan alle verschillende onderdelen van de discussie.
Eerst de vraag van mevrouw Koekkoek en mevrouw Piri: waarom lees je zo'n non-paper
nou in de krant? Daar zou ik toch het volgende over willen zeggen. Vroeger werden
non-papers überhaupt niet met de Kamer gedeeld. Tegenwoordig gebeurt dat wel. Ik vind
het ook logisch dat men vanuit de controlerende rol van de Kamer kan teruglezen wat
het kabinet probeert. Maar ik zou het niet verstandig vinden om af te spreken dat
je dat altijd aan de voorkant gaat doen, want zo'n stuk is bedoeld om eigen gedachten
te articuleren en vervolgens te kijken – dat gebeurt niet altijd, maar wel vaak –
of je daarin samen met andere landen kan optrekken. Soms zetten ze dan alsnog hun
handtekening eronder. Soms bespreek je het en geven zij aan: deze onderdelen kunnen
wij steunen. Ook afgelopen maandag is uiteraard dit onderwerp langsgekomen. Maar veel
breder is het een onderwerp dat natuurlijk pontificaal op de agenda staat. Volgens
mij is dat de goede balans en is het dan ook onvermijdelijk dat dat gelekt wordt,
overigens niet door het kabinet, en dat dat vragen oplevert. Ik denk dat we echt recht
doen aan de Kamer en aan de speelruimte die het kabinet zou moeten willen behouden
ten aanzien van het agenderen van dingen als we dat niet aan de voorkant helemaal
vastzetten.
Voorzitter. Dan de vraag van ...
De voorzitter:
Er is toch een interruptie van mevrouw Koekkoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ja, omdat we anders naar een volgend onderwerp gaan. Ik snap wat de Minister aangeeft
over de balans in het onderhandelen. Dat komt eigenlijk in ieder debat over het buitenland
en over Europa terug. Maar ik gaf specifiek aan wat hier nu gebeurt. We hebben een
JBZ-Raad, een debat dat echt bedoeld is om te gaan over migratie. Vervolgens zegt
de Staatssecretaris daarin: ik kan nog niks delen, want er is nog geen standpunt.
De dag daarna wordt het gedeeld. En het wordt niet zomaar gelekt, het wordt ook met
alle lidstaten gedeeld om te vragen: wat vinden we ervan? Dat staat hier heel groot
in de krant.
De Minister kan er natuurlijk niks aan doen dat dat vervolgens heel groot in de krant
staat. Waar de Minister wat mij betreft wel wat meer op zou mogen ingaan, is hoe het
kan – ik geloof niet dat het non-paper nog niet bestond op dinsdag en wel op woensdag –
dat je van de Staatssecretaris die hierover gaat, meekrijgt dat hij er niks over kan
zeggen en dat vervolgens iedereen behalve de Kamer er op woensdag iets over kan zeggen.
Nu moet ik eigenlijk aan de verkeerde Minister, laat ik het zo maar zeggen, vragen:
hoe zit het nou met asiel en migratie? Want uiteindelijk is dit niet de eindverantwoordelijke
Minister. Het is een heel rare constellatie. Dat wil ik nog even benadrukken.
Minister Hoekstra:
Ik zeg dit even uit mijn hoofd. Van der Burg is altijd buitengewoon zorgvuldig in
dit soort dingen. Volgens mij zat daar nog een REA, een onderraad, tussen, waarin
ook over deze zaken is gesproken. Maar dat zeg ik echt even uit mijn hoofd. Ik zou
de precieze reconstructie moeten nagaan. Waar ik altijd vol voor zal staan, ook hier,
is het afleggen van verantwoording over kabinetsstandpunten. Soms zijn die helemaal
afgerond en soms zijn die nog in wording. Daar ben ik het mee eens. Dat geldt overigens
ook voor Van der Burg, die hier bijna aan de lopende band over in gesprek is met de
Kamer.
Twee. Nog los van hoe dit specifieke geval is gegaan: ik vind het verstandig dat je
speelruimte behoudt en dat je standpunten kunt formuleren. Daar leg je achteraf verantwoording
over af. Als de Kamer dan heel kritisch is, heb je je daar als kabinet toe te verhouden.
Wat betreft de rolverdeling: los van wetgeving – op dat punt staan we op ooghoogte,
zoals de Minister-President altijd zo mooi zegt – is de Kamer op dit punt controleur.
Zij doet dat overigens met verve. Maar het kabinet moet bij dit soort dingen natuurlijk
wel de vrijheid hebben om initiatieven te ontwikkelen.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Het is al heel vaak gezegd in deze Kamer, ook ver voordat ik hier was: je bent wat
betreft Europa te vroeg of te laat. Dat houden we hiermee in stand. Op het moment
dat de Kamer specifiek over dit onderwerp debatteert, is het antwoord: daar kan ik
nog niks over zeggen. Op het moment dat het al besloten is, het wordt rondgedeeld
en de pionnetjes zijn neergezet, kan de Kamer er achteraf iets van vinden. Dat is
natuurlijk een hele rare constructie. We zouden dat op nationaal niveau nooit zo aanpakken.
Er zou nooit tegen de Kamer worden gezegd: u mag ontevreden zijn, maar daar kunnen
we eigenlijk niks meer mee doen, want het is op Europees niveau een kwestie van voorzichtig
stapjes zetten in de onderhandelingen. Ik vraag het aan deze Minister, omdat we het
heel vaak hebben over de informatievoorziening die vanaf Europees niveau naar de Kamer
komt. We kunnen deze casus als voorbeeld gebruiken. Ik wil deze Minister uitdagen
om hier iets concretere stappen in te zetten, zodat dit niet meer gebeurt. Want dit
is natuurlijk heel vreemd. De Kamer debatteert hier niet voor niks.
Minister Hoekstra:
Misschien mag ik er toch nog wat naast leggen, om het even diplomatiek te zeggen.
Ik denk dat wij het enige land zijn waar de regeringsleider voor elke Europese Raad
aan de voorkant wordt bevraagd, waar een debat is met de Minister van Buitenlandse
Zaken en waar regelmatig schriftelijke rondes zijn. Eigenlijk doen we dat elke maand.
In dit geval is Van der Burg ook nog bevraagd. Daarnaast vindt op dit punt een vrijwel
eindeloze informatie-uitwisseling met de Kamer plaats. Ik denk dat bijna de helft
van de tijd van in ieder geval mijn ministerie opgaat aan de dialoog met de Kamer.
Maar goed, dat is een ander debat. Het deel dat gaat over Europa heeft daar een hele
prominente plek in. We hoeven nu niet in detail uit te discussiëren hoe je die balans
zou moeten leggen. U zegt dat wij te weinig over Europa praten of dat de Kamer daar
geen ruimte in heeft, maar daar heb ik een ander perspectief op. Misschien mag ik
het zo formuleren.
De voorzitter:
De Minister vervolgt zijn betoog.
Minister Hoekstra:
Mevrouw Piri vroeg hoe het zit met het beperken van de instroom en de doelstelling.
Volgens mij heeft de Staatssecretaris steeds gezegd dat we meer grip moeten krijgen
op migratie. Dat is ook conform het regeerakkoord. Hoe je ook aankijkt tegen het afgelopen
jaar: we hadden er in ieder geval geen grip op. Dat is ook niet mogelijk met deze
mate van instroom. Maar verder vind ik het niet aan mij om alle zinnetjes van hem
uit de verschillende debatten te herhalen en al helemaal niet om die van commentaar
te voorzien.
De volgende vraag van mevrouw Piri en van anderen was: hoe zit het nu met die grenshekken?
Ik dank mevrouw Piri voor wat zij hier persoonlijk over deelde. Ik heb die familiegeschiedenis
niet, maar ik kan mij wel heel goed voorstellen waarom dit bij haar onmiddellijk emoties
oproept. Ook in fatsoenlijke landen is het de realiteit dat een grens klassiek wordt
vormgegeven met grenswachten, muren, slagbomen en soms ook met prikkeldraad. Dat is
hoe wij grenzen vormgaven, ook Nederland, in de tijd dat we nog een echte grens hadden
met Duitsland, en daarvoor binnen de Benelux. Dat is onderdeel van hoe we dat typisch
in de wereld doen. Maar ik vond haar voorbeeld aangrijpend. Wat Van der Burg er volgens
mij over heeft gezegd – dat was ook zeer genuanceerd – is dat als de Commissie met
een voorstel tot financiering komt, Nederland dat op zijn merites zal beoordelen.
Volgens mij heeft hij ook nog gezegd dat je buitengrenzen inderdaad mag markeren met
een hek en dat er in dat hek dan wel poorten moeten zitten, of woorden van gelijke
strekking. Dat kan ik in ieder geval ten volle onderschrijven. Anders zou het ook
ingewikkeld worden.
Mevrouw Piri (PvdA):
In ieder geval staat in de brief, waarmee de Minister volgens mij op pad wordt gestuurd,
dat alle typen van stationaire en mobiele infrastructuur deel kunnen uitmaken van
de grensbewaking. We hoeven het hier dus niet alleen maar te hebben over de woorden
van de Staatssecretaris, maar we moeten het ook letterlijk hebben over de brief die
geagendeerd staat voor deze commissievergadering, waarmee de Minister op pad wordt
gestuurd. Ik lees: Staatssecretaris Van der Burg houdt de optie van EU-financiering
van een grensbarrière open. Ik hoor deze Minister zeggen: als de Commissie met een
voorstel komt. De Commissie heeft duidelijk aangegeven dat zij absoluut niet met een
voorstel komen om met EU-gelden hekken, prikkeldraad of muren neer te zetten ergens
aan de buitengrenzen van Europa. Mag ik het dan toch zo interpreteren dat als de Commissie
zelf niet met dat voorstel komt, Nederland dit ook niet gaat inbrengen in de Europese
vergaderingen?
Minister Hoekstra:
Nee, want dan zou dat zinnetje er niet kunnen staan. De Staatssecretaris heeft gezegd
dat hij die optie openhoudt. Hij heeft volgens mij ook – ik denk dat dat in de Kamer
is geweest, maar daar wil ik van af zijn – gezegd dat dit onderwerp bespreekbaar moet
zijn, of woorden van gelijke strekking. Ik vind dat ook. Ik vind het ook verstandig
dat je niet een onderwerp taboe verklaart. Daarbij zou je zeggen: je mag het niet
hebben over de buitengrenzen.
Nogmaals, met alle waardering en respect voor de teerheid van het onderwerp, is het
toch belangrijk om ons nog een keer te realiseren wat we in Europa gedaan hebben.
Wij hebben met alle soorten van genoegen de binnengrenzen afgeschaft. Om heel veel
redenen was dat een verstandig besluit, maar we zijn toch min of meer met elkaar vergeten
om de buitengrenzen op een effectieve manier te beschermen. Je kan veel over de Europese
Unie zeggen, maar niet dat we uitblinken in het beschermen van de buitengrenzen. Daar
moet dus wat gebeuren. Vervolgens heeft Van der Burg daar uitspraken over gedaan.
Ik heb niet al die quotes paraat, maar volgens mij heeft hij dat gedaan met de nuance
en de gevoeligheid voor de grote problematiek die hier passend is, gegeven het onderwerp.
Dat zinnetje in de brief – dat is dus ook een kabinetszinnetje – onderschrijf ik uiteraard
ten volle. En komt er een Commissievoorstel, dan gaan we dat op zijn merites beoordelen.
Ik heb de persberichten natuurlijk ook gezien.
Mevrouw Piri (PvdA):
Toch even voor de duidelijkheid: mijn persoonlijke emotie komt niet door mijn familiegeschiedenis.
Die emotie zit bij mijn hele partij. De muur heeft voor isolatie gezorgd, maar heeft
er nog nooit voor gezorgd dat wij op een betere, een fatsoenlijkere en een meer humane
manier omgaan met het vluchtelingenvraagstuk. Dus ja, ik ben zeer verrast op het moment
dat ik in ieder geval een van de vier coalitiepartijen hier aanwezig hoor zeggen «wij
zijn niet voor het met EU-geld financieren van een muur tussen Bulgarije en Turkije»
en een kabinetsstandpunt het tegenovergestelde zegt. Daarom wil ik de Minister toch
vragen om het volgende uit te leggen. Ik kan me voorstellen dat bijvoorbeeld registratie
aan de grens en Dublin, zoals we gehoord hebben in die hele redenering van het kabinet,
kunnen bijdragen aan het beperken van de instroom, dus dat er niet minder mensen naar
Europa komen, maar wel dat er minder mensen naar Nederland komen. Maar hoe zal een
fysieke muur tussen Bulgarije en Turkije – zoals ook in de brief staat, moet dat in
lijn zijn met het internationaal recht, dus: geen pushbacks, maar wel die poort waar
je asiel aan kan vragen – uiteindelijk bijdragen aan het verminderen van de instroom?
Minister Hoekstra:
Ook hier lichten we er één specifiek punt uit, het punt dat mevrouw Piri zelf – vanzelfsprekend
spreekt zij namens haar partij – als heel gevoelig beoordeelt. Volgens mij is de portee
van het kabinetsstandpunt dat je een aantal registers tegelijkertijd zal moeten opentrekken,
zoals Van der Burg dat steeds met veel nuance in de Kamer heeft gezegd. Ik vind het
wel redelijk dat je effectieve grensbewaking daarbij niet buiten haken kan plaatsen.
Het kabinet kijkt er anders tegen aan dan mevrouw Piri, die zei dat je nooit ergens
een grens zou moeten trekken; ze zei het net anders. Nogmaals, het kabinet is ervan
overtuigd dat Europa baat heeft bij het opheffen van de binnengrenzen – dat hebben
we gedaan – en bij het effectief beschermen van de buitengrenzen. Het verbaast me
dat dat, misschien niet zozeer in dit debat, maar toch af en toe tot controverse lijkt
te leiden, want dat is een onderdeel van de afspraak die is gemaakt bij het aangaan
van de Schengenverplichtingen: we gaan de buitengrenzen beschermen en we gaan de binnengrenzen
opheffen. Het tweede hebben we con amore gedaan, maar in het eerste zijn we tot op
de dag van vandaag niet effectief. Dat moet je gewoon constateren.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie, mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (PvdA):
Ik wil het gewoon concreet maken. Volgens mij gaf de Minister net geen antwoord op
mijn vraag. Hoe zal dit concreet bijdragen aan een afname van het aantal asielzoekers
dat naar Europa komt? Ik vind het altijd een wonderlijke discussie. Sterkere grensbewaking
klinkt altijd wel leuk, hè? Wie kan daar nou tegen zijn? Laten we de Griekse eilanden
nemen. Je kunt daar wel 10.000 Frontex-agenten neerzetten, maar als dat bootje met
asielzoekers aankomt en mensen asiel willen vragen, dan hebben zij daartoe het recht.
Het maakt dan niet uit of er 10.000 of 10 grenswachters zijn. Het klinkt altijd leuk
op metaniveau, maar concreet: als je niet wil meewerken aan pushbacks en als je het
recht op asiel niet wil opheffen, hoe helpt dit dan?
Minister Hoekstra:
Mag ik toch zeggen, met alle waardering voor het inhoudelijke debat dat we hebben,
dat ik dit wel een kwetsbare redenering vind? Dat suggereert toch dat je het punt
van illegale migratie, dat nu wel degelijk een issue is, niet zou moeten oplossen,
omdat je op een ander punt misschien ook een probleem hebt, of omdat er op een ander
punt een probleem gaat ontstaan? Als dat zo is, dan zou je moeten zeggen: het heeft
eigenlijk toch geen zin, dus laten we ophouden met het beschermen van de buitengrenzen.
Het kabinet wil juist het tegenovergestelde.
Ik zie helemaal die problematiek met de eilanden. Laten we ons daar geen enkele illusie
over maken. Daar zitten de meest misdadige mensensmokkelaars achter. Die zijn buitengewoon
vernuftig in het elke keer verleggen van de stromen migranten, van Spanje naar Italië,
van Italië naar Griekenland, of naar nog een andere route. Dat is wat zij doen. Zij
zijn volstrekt meedogenloos. Het is levensgevaarlijk voor de mensen die zij vervoeren.
Ik vind dat wij daar wat aan moeten doen. Ik vind dus dat je niet kan zeggen: omdat
het heel lastig is om de Griekse eilanden af te schermen, moet je dat ergens anders
niet proberen. Ik zou juist zeggen: laten we het zo breed mogelijk doen, op een verstandige
en humane manier. En ja, dan heb je dat in Griekenland ook nog op te lossen.
De voorzitter:
De Minister vervolgt zijn betoog.
Minister Hoekstra:
Voorzitter, ik was een heel eind. Ik denk dat ik de vraag van de heer Amhaouch over
wat we gaan inbrengen een eind heb beantwoord. Dat zit voor een deel ook in de brief.
Sowieso, maar dat is allemaal geen nieuws, willen wij naleving van Dublin. Daarmee
haal ik ongetwijfeld dat Einsteinverwijt van de voorzitter op mijn nek. We hebben
het net gehad over buitengrenzen en over samenwerking en afspraken met derde landen.
Ik denk dat frappez toujours hier wel verstandig is. Ik denk dat Brekelmans er gelijk
in heeft dat we in het verleden hebben gezien dat dat wel degelijk kan werken. Ik
ben vervolgens de eerste om toe te geven dat dat wel een lang en ingewikkeld traject
is, bezaaid met doornen en distels. Het verleden laat zien dat je dit niet zomaar
hebt gefikst, maar daarom ga je er niet mee ophouden. We stoppen ook niet met veel
andere onderwerpen waarvan we weten dat het heel lastig is om ze te realiseren, variërend
van het tegengaan van klimaatverandering tot veiligheid en tot onze geopolitieke doelstellingen.
Ik hoop dat ik daarmee de vraag van de heer Amhaouch beantwoord heb.
De heer Brekelmans vroeg nog of ik kan toezeggen dat het sluiten van migratiedeals
hoog op de agenda staat. Zeker. Dat is iets wat hier langskomt en wat de Minister-President
zeker zal inbrengen. Ik ben het overigens eens met wat de Brekelmans en Sjoerdsma
allebei zeiden – ik denk dat ze het daar wel over eens waren – namelijk: je probeert
daar nationaal op in te zetten, maar het is natuurlijk veel effectiever als je dat
op Europees niveau weet te doen, want je hebt dan niet alleen meer carrot maar ook
meer stick. Je bent gewoon veel effectiever als je als Europese Unie met diverse landen
in één keer zo'n partnerschap aangaat. Dat heeft dus mijn voorkeur, maar dat ontslaat
mij en het kabinet niet van de plicht om te kijken wat we bilateraal kunnen doen.
Dan een laatste vraag van de heer Amhaouch in dit blok, over visumvrijstelling.
De voorzitter:
De heer Brekelmans heeft nog een vraag naar aanleiding van uw antwoord.
De heer Brekelmans (VVD):
Ik ben het eens met wat de Minister zegt, maar wie gaat straks nou heel concreet die
deals sluiten met de nodige urgentie en het mandaat? Als wij zeggen dat we bereid
zijn om die handelsvoordelen in te zetten, om het visumbeleid in te zetten, om OS
in te zetten en misschien nog wel meer – dat wordt de whole-of-government approach
genoemd; dat klinkt natuurlijk heel goed – dan vind ik dat het niet bij die woorden
moet blijven. Ik vind dat er dan iemand naar die landen toe moet gaan om namens de
EU te onderhandelen en om dat te gaan regelen, met een hele duidelijke opdracht, met
een mandaat en het liefst met een deadline. Hoe kijkt de Minister daarnaar?
Minister Hoekstra:
Ik ben het ermee eens. De kracht, en overigens ook de complexiteit, van Europa is
dat het een niet kan zonder het ander. Ik zie geen scenario waarin de Europese Unie
op pad kan zonder dat daar stevige steun voor is onder de regeringsleiders. Andersom
zie ik ook niet hoe de regeringsleiders op pad kunnen gaan om migratiedeals te sluiten
als de Europese Commissie daartegen zou zijn. Je zal het daar dus met elkaar over
eens moeten worden. Daarbij is inderdaad een van de ingewikkeldheden hoe je gaat zorgen
voor pooling en afspraken over dingen die ultiem nationaal zijn, zoals ontwikkelingssamenwerking.
Ik denk dat daarin het ingewikkelde zit waar je volgens mij mee zou kunnen beginnen,
maar ik doe dat echt even à l'improviste. Een andere opzet is natuurlijk best mogelijk.
Stel dat je het er als regeringsleiders over eens zou worden. Dan zou je natuurlijk,
zoals dat veel vaker gebeurt, de Commissie kunnen tasken: werk dit verder uit en neem
daar initiatief in. Ik kijk zo meteen wel even naar rechts om te zien of ik dan erg
op mijn donder krijg, maar dat lijkt mij een verstandige aanvliegroute.
Voorzitter. Ik had nog één vraag van de heer Amhaouch in dit blok, namelijk over visumvrijstelling.
Ik ben het met hem eens dat in alle landen die zijn benoemd in het rapport, nog een
groot aantal hervormingen valt door te voeren. Rechtsstaathervormingen zijn daarvan
vaak de kern. Daar zijn wij overigens ook vaak bilateraal bij betrokken. Dit is natuurlijk
een logische discussie. Ik vind het logisch dat de dingen die men graag van Europa
wil hebben, zoals ontwikkelingssamenwerking, handel en visumvrijstellingen, onderdeel
zijn van een dialoog met derde landen.
Dan een paar dingen uit het blokje overig. Overigens heb ik die volgens mij al voor
een belangrijk deel behandeld, voorzitter. De heer Amhaouch had een vraag over Roemenië.
Daar heb ik uiteraard ons commitment herhaald. Het zou ook gek zijn om iets anders
te doen. Dat bezoek stond uiteraard in belangrijke mate in het teken van de geopolitiek,
het beschermen van de oostgrens van het NAVO-grondgebied en de vraag hoe Nederland,
Frankrijk en Roemenië daar nauw samen in optrekken. Maar tijdens het bezoek, zeker
tijdens het gedeelte met de pers, is mij toch weer opgevallen hoe men daar bezig is
met Schengen, wat ik heel goed begrijp. Ik heb daar de Nederlandse stellingname herhaald.
Als je zegt dat je strikt, fair en committed bent en als je eenmaal hebt gezegd wat
je fair vindt, dan moet je ook committed blijven. Dat zullen we als Nederland dus
ook doen.
Voorzitter. U vroeg in uw capaciteit als woordvoerder: moeten wij niet de Duitse ambtsberichten
gaan gebruiken? Dat ging over één specifieke casus. Dat zit een beetje in de categorie
be careful what you wish for, want ik zie de heer Brekelmans al opstaan om te vragen
of we op andere onderwerpen dan niet de Deense ambtsberichten moeten gaan gebruiken.
Ik ben het er wel in algemene zin zeer mee eens dat we alles uit de kast moeten halen
ten aanzien van Iran, maar, zoals ik eerder heb gezegd, de asielproblematiek is echt
aan de Staatssecretaris. Daarin wil ik hem niet voor de voeten lopen.
Dan heb ik nog de brexit.
De voorzitter:
Ik geef het voorzitterschap aan de heer Sjoerdsma.
Voorzitter: Sjoerdsma
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dat is niet wat ik heb gezegd. Ik heb erop aangedrongen om als Nederland snel te zorgen
voor een nieuw ambtsbericht. Er is namelijk heel veel gebeurd in het afgelopen jaar.
Het vorige bericht is echt te oud. En als daar praktische problemen aan zitten en
andere landen al wat gepresenteerd hebben, kan dat mede als bron dienen. Bij mijn
weten maakt Buitenlandse Zaken de ambtsberichten, dus dat was de vraag.
Minister Hoekstra:
Dan had ik het tweede gedeelte van de vraag anders geïnterpreteerd. Laten we het volgende
doen: ik kom nog even terug op de snelheid van dit specifieke ambtsbericht, ook omdat
dat in belangrijke mate eigenstandig gebeurt. Ik vind het sowieso overigens niet gek
dat je je breder verdiept in de vraag waarom andere landen andere afwegingen maken.
Even los van de verschrikkelijke problematiek hier zie je dat veel andere landen veel
vaker een en ander veilig verklaren, terwijl Nederland aarzelingen heeft. Ik schets
dat wel als een van de repercussies van het voorstel, los van het feit dat ik het
in de regel zeer met Van der Lee eens ben over alles wat we moeten doen ten aanzien
van Iran.
Voorzitter: Van der Lee
Minister Hoekstra:
Dan nog de brexit. Dank voor de complimenten van de heer Sjoerdsma. Het goede nieuws
over het Noord-Ierse protocol is dat het gesprek daarover in ieder geval weer is gestart.
Het heeft natuurlijk een hele tijd toch min of meer stilgelegen, maar er wordt nu
weer gepraat. Om dit een maximale kans van slagen te geven denk ik eerlijk gezegd
dat het essentieel is dat wij de EU-eenheid bewaren en verder ook niet al te veel
commentaar leveren, al is dit natuurlijk wel onderdeel van de dialoog met mijn Ierse
en Britse collega.
Voorzitter. Dan heb ik nog een vraag van de heer Sjoerdsma over een bericht over 600
Britten die zouden worden uitgezet. Ik heb dat even laten checken. Ik heb begrepen
dat het gaat over circa 400 Britse burgers die niet voldeden aan de voorwaarden uit
het terugtrekkingsakkoord om een permanent verblijfrecht te ontvangen in Nederland.
Overigens voldeden bijna 45.000 Britse burgers wel aan de criteria. Maar die kleine
groep van ongeveer 400 is gevraagd om Nederland te verlaten. Het basisprincipe daarbij
is dat mensen die geen legaal verblijf in Nederland meer hebben vier weken hebben
om Nederland vrijwillig te verlaten. Ik hoor mevrouw Piri zeggen dat het gaat om 45
dagen. Als iedereen het nou binnen een termijn van 45 dagen zou doen – dan heb ik
het niet over de Britten – zouden we een stuk verder zijn met een ander deel van het
debat dat we net hadden.
Ik denk dat ik daarmee aan het einde van het blok overig ben gekomen, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Daarmee bent u aan het einde van uw eerste termijn gekomen. Ik heb van verschillende
leden al het signaal gekregen dat ze geen behoefte hebben aan een tweede termijn.
Dat is het geval. Dan rest mij om als voorzitter even een aantal toezeggingen voor
te lezen. Het zijn er vijf.
– De Minister zegt toe dat hij terugkomt op de tussenstand van exportcontroles, na een
gesprek met de andere betrokken Ministers over de timing hiervan.
– De Minister zegt toe dat hijzelf of de Minister van Defensie in een volgend debat
terugkomt op de productie van munitie.
Minister Hoekstra:
Daarbij heb ik expliciet aangegeven dat de Minister van Defensie het in maart in haar
Raad naar voren zal brengen. Dus dat wordt een procesupdate tot dat moment, denk ik.
Maar volgens mij was de portee van Brekelmans ook om het op de agenda te houden en
het echt aan te zwengelen. Daar ben ik het mee eens.
De heer Brekelmans (VVD):
Om het heel concreet te maken: misschien kan het dan apart mee in die geannoteerde
agenda. Dan kan het ook in dat debat besproken worden.
De voorzitter:
Dus meenemen in de geannoteerde agenda van de Defensieraad. Dat wordt toezegging nummer
twee.
– Drie. De Minister zegt toe dat het rapport over het beoordelen van het behalen van
de mijlpalen van het herstelplan voorzien wordt van een kabinetsappreciatie.
– Vier. De Minister zegt toe dat de commissie Europese Zaken proactief wordt geïnformeerd
over uitbetalingen aan Polen en Hongarije, gerelateerd aan de mijlpalen van het herstelplan.
Minister Hoekstra:
Ja, en wanneer ik die brief niet zelf onderteken, zorg ik er wel voor dat die actief
hier in de postbus terechtkomt. Dat is hoe wij het gaan aanpakken.
De voorzitter:
Tot slot.
– De Minister zegt toe dat hij terugkomt op de snelheid van ambtsberichten en met name
van het specifieke ambtsbericht inzake de huidige situatie in Iran.
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit commissiedebat. Ik dank de bewindspersoon
en zijn ambtelijke ondersteuning en ook de leden voor hun deelname. Ik sluit de vergadering.
Sluiting 12.39 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
A.M. de Vrij, griffier -
Mede ondertekenaar
R.J. (Rudmer) Heerema, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.