Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Rudmer Heerema over het artikel ‘Thijs Zonneveld: "Alleen een topsporter voor de klas is niet genoeg"’
Vragen van het lid Rudmer Heerema (VVD) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het artikel «Thijs Zonneveld: «Alleen een topsporter voor de klas is niet genoeg»» (ingezonden 22 december 2022).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 3 februari 2023).
            Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1222.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het artikel «Thijs Zonneveld: «Alleen een topsporter voor de klas
               is niet genoeg»»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Bent u bekend met de business case «Sporthelden op School» en afgeronde pilot van
               Thijs Zonneveld in samenwerking met het Sportbedrijf Rotterdam, waarbij de samenwerking
               tussen topsporters, sportverenigingen, gemeenten en het onderwijs wordt gestimuleerd?
            
Antwoord 2
            
Ja, ik ben bekend met deze business case en afgeronde pilot. Op 12 januari jl. heeft
               een gesprek op ambtelijk niveau plaatsgevonden waar de heren Zonneveld, Luyendijk
               en Demuyt de details hiervan nader hebben toegelicht.
            
Vraag 3
            
Bent u het eens dat een verbinding tussen onderwijs, sportverenigingen en gemeenten
               een positief effect kan hebben op het aantal kinderen dat in aanraking komt met sport
               en dat met name kinderen in kwetsbare posities juist via het onderwijs bereikt kunnen
               worden?
            
Antwoord 3
            
Ik ben het eens dat een verbinding tussen onderwijs en sportsector bij kan dragen
               aan de kans voor (kwetsbare) kinderen om in aanraking te komen met sport en bewegen.
               Vanuit het onderwijs komt ieder kind vanaf de basisschoolleeftijd in contact met bewegingsonderwijs
               en in toenemende mate ook met sport- en beweegaanbod gedurende de lesdag zoals pauzespelen,
               bewegen tijdens de les en naschools aanbod2. Voor juist de groep kinderen in een meer kwetsbare positie investeert dit kabinet
               sinds de zomer middels het programma School en Omgeving in het realiseren van een
               extra naschools of tussenschools aanbod om kinderen meer te kunnen bieden naast de
               reguliere lestijd.
            
Vanuit het Ministerie van VWS omarmen we het programma School en Omgeving, en de mogelijkheid
               die het programma biedt voor extra sport- en beweegmomenten. We werken dan ook mee
               aan dit landelijke programma dat is opgezet door het Ministerie van OCW. Daarbij faciliteren
               we de sportaanbieders (zowel de verenigingen als de commerciële aanbieders) om aan
               dit programma deel te nemen en de samenwerking lokaal met schoolbesturen aan te gaan.
            
Vraag 4
            
Bent u het eens dat een buurtsportcoach vanuit de sportvereniging het contact met
               het onderwijs een belangrijke rol kan spelen in het betrekken van niet alleen kwetsbare
               kinderen bij de sportvereniging, maar een rol heeft om alle kinderen in contact te
               brengen met verschillende takken van sport?
            
Antwoord 4
            
Ja, in die zin dat de buurtsportcoach zowel vanuit de gemeente, het onderwijs als
               de sportsector een belangrijke rol vervult. Sinds de ingang van de regeling in 2008
               is de buurtsportcoach een verbinder en aanjager voor sport en bewegen voor alle kinderen
               binnen het netwerk van lokale partijen. Ook met de herziening van de brede regeling
               combinatiefunctionaris blijft die rol van kracht en zie ik de buurtsportcoach ook
               in nabije toekomst als kennispartner, uitvoerder en coördinator en daarmee als spin
               in het lokale web.
            
Vraag 5
            
Op welke wijze kunt u de businesscase «Sporthelden op School» betrekken bij het opzetten
               van de pilots van de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onderwijs,
               Cultuur en Wetenschap, zoals toegezegd door de Minister voor Langdurige Zorg en Sport
               en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tijdens respectievelijk
               het wetgevingsoverleg Sport en Bewegen (28 november jl.) en het commissiedebat Leefstijlpreventie
               (14 december jl.), om de infrastructuur van het onderwijs dichter bij de infrastructuur
               van de sportsector te brengen?
            
Antwoord 5
            
Daar kan ik nog geen uitspraken over doen omdat we met de verkenning over de nadere
               invulling van deze pilots in het begin van 2023 starten. Daarbij zal ook de sportsector
               worden betrokken. Wel kan ik de businesscase in deze verkenning meenemen.
            
Vraag 6
            
Kunt u het voorbeeld van de businesscase «Sporthelden op School», die een maatschappelijke
               inzet van topsporters aan de sportsector vraagt om deze sterker en krachtiger te maken,
               betrekken bij de herijking van de stipendiumregeling om te zorgen dat onze Nederlandse
               topsporters voor deze maatschappelijke inzet gewaardeerd worden?
            
Antwoord 6
            
Ik werk in het eerste halfjaar van 2023 samen met NOC*NSF en VSG de afspraken uit
               het Sportakkoord II uit. Voor de topsport ontwikkelen we een strategisch kader om
               de maatschappelijke waarde van topsport te vergroten. De inzet van topsporters op
               scholen kan hierbij een concrete actie zijn. Ik wil dit voorbeeld dan ook vanuit dit
               topsportkader nader bekijken en vandaar uit een eventuele maatschappelijke inzet van
               (top)sporters in de stipendiumregeling bezien. Zoals ik tijdens het WGO op 28 november
               jl. al aan gaf is het nadeel van een extra verplichting op de stipendiumregeling dat
               het ten koste gaat van trainingsprogramma’s. En nog belangrijker, het moet uit mensen
               zelf komen en bij iemand passen en doordat topsporters met hun topsport waardevolle
               prestaties leveren dragen ze ook al bij aan maatschappelijke waarde van topsport.
            
Het door u ingediende amendement3 beschrijft de inzet van € 200.000 uit de niet-juridisch verplichte middelen op artikel
               6 Sport en bewegen voor de herijking van de stipendiumregeling. Een herijking van
               het totale voorzieningenpakket voor topsporters waar de stipendiumregeling deel van
               uitmaakt, wordt momenteel uitgevoerd door NOC*NSF die hierin de regie neemt. Deze
               herijking zal na Parijs 2024 tot veranderingen leiden. Om de € 200.000 als beschreven
               in het amendement op de korte termijn efficiënt te benutten, stel ik voor om deze
               te koppelen aan de inzet van topsporters op scholen als concrete actie voor 2023 in
               Sportakkoord II. Om zo bij te dragen aan het inzetten van topsporter voor het stimuleren
               van bewegen onder scholieren.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.