Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over de berichtgeving over de drukte in de ziekenhuizen als gevolg van de griepepidemie
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de berichtgeving over de drukte in de ziekenhuizen als gevolg van de griepepidemie (ingezonden 11 januari 2023).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 30 januari
2023).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Te veel opnames in korte tijd, patiënten overnachten
noodgedwongen op spoedeisende hulp: «Dit wil je niet»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe reflecteert u op de huidige drukte in de ziekenhuizen ten opzichte van de drukte
in de winter/tijdens het griepseizoen, voordat de coronacrisis begon? Kunt u aangeven
of deze drukte nu vergelijkbaar is met bijvoorbeeld, de situatie in de ziekenhuizen
tijdens het griepseizoen van 2018, toen de ziekenhuizen ook «uitpuilden» van de patiënten?
Zou u zeggen dat ten opzichte van voor de coronacrisis dus eigenlijk niets is veranderd
in de zorg en dat nu dus bovendien eigenlijk exact dezelfde situatie plaatsvindt als
tijdens de coronacrisis?2
Antwoord 2
Een inschatting of het aantal heftige griepvirusinfecties anders is ten opzichte van
voorgaande griepepidemieën en wat het gevolg daarvan is, is op dit moment lastig te
maken, onder andere omdat we niet weten hoe de griepepidemie die net begonnen is zich
verder zal ontwikkelen. De cijfers duiden nu op een aanhoudende epidemie, met een
lage intensiteit,3 maar we weten ook niet hoe lang die zal duren en met welke omvang, welke influenzavirussen
zullen domineren en wat de uiteindelijke effectiviteit van het griepvaccin zal zijn.
Ook is het niet goed in te schatten wat SARS-CoV-2 verder zal doen de komende maanden.
Als de griepepidemie zich ontwikkelt zoals de griepepidemie van 2017/2018, dan resulteert
dit in een behoorlijke druk op de zorg (beschikbaarheid bedden en zorgpersoneel) en
een verhoogde mortaliteit als gevolg van griep. Echter, de griepepidemie van 2017/2018
was uitzonderlijk over de 10 jaren voor de COVID-19 pandemie. Ook houden we er rekening
mee dat door het gelijktijdig epidemisch rondgaan van de verschillende luchtwegvirussen
inclusief SARS-CoV-2 al deze infecties en dus niet alleen de griepvirusinfecties bijdragen
aan de druk in de zorg.
Ik herken dat de toegankelijkheid van de zorg onder druk staat. Op diverse plekken
in de zorg zijn de wachttijden lang en is er sprake van schaarste aan zorgpersoneel.
Om hier verbetering in te brengen, onderneem ik diverse acties. Ik verwijs u kortheidshalve
naar – onder meer – de acties ten behoeve van de aanpak van de wachtlijsten in de
medisch-specialistische zorg4 en naar het Integraal Zorgakkoord voor de aanpak in de periode tot en met 2026.5
Vraag 3
Hoe reflecteert u op de hypothese dat er nu verschillende virussen tegelijk rondgaan
waar meer mensen relatief zieker van lijken te worden dan tijdens een normaal griep/virus-seizoen,
omdat de coronacrisis en de maatregelen en lockdowns ervoor hebben gezorgd dat mensen
kampen met een verminderde afweer, waardoor relatief jonge mensen bijvoorbeeld hevige
longontstekingen krijgen? Bent u het daarmee eens en zo nee, hoe is het dan mogelijk
dat de griep opeens «terug» is uit het niets? Of is het misschien geen griep, maar
corona, of was corona misschien wel gewoon de griep, of maakt het eigenlijk helemaal
niets uit wat het was, of is, omdat het resultaat defacto hetzelfde is?
Antwoord 3
Het klopt dat er momenteel verschillende virussen circuleren die luchtweginfecties
veroorzaken, naast de drie verschillende typen influenzavirussen, A(H1N1)pdm09, A(H3N2)
en B/Victoria, zijn dat o.a. RS-virus, hMPV en rhinovirus. Het gelijktijdig rondgaan
van deze virussen en SARS-CoV-2 maakt dat er veel mensen last hebben van een acute
luchtweginfectie. Dat is normaal voor de tijd van het jaar, maar de afgelopen twee
winters vertoonden verschillende luchtwegvirussen een afwijkend seizoenspatroon.6 Zo was er in de winter van 2020-2021 sprake van beperkte circulatie van luchtwegvirussen
en was er geen griepepidemie. De epidemie van het RS-virus startte pas in juni 2021
en er was lange tijd sprake van verhoogde circulatie buiten het gebruikelijke seizoen.
In de winter van 2021-2022 was er wel weer een griepepidemie maar deze startte relatief
laat.
Het is bekend dat de algemene coronamaatregelen ook werken tegen de verspreiding van
andere luchtwegvirussen. Nu de maatregelen zijn opgeheven, neemt de circulatie van
luchtwegvirussen weer toe. Mensen – vooral jongeren – die in de afgelopen jaren niet
ziek zijn geworden door verschillende luchtwegvirussen anders dan SARS-CoV-2, hebben
nu het meeste last van een acute luchtweginfectie, waaronder ook infectie met het
griepvirus. Het totaal aantal vatbare mensen is nu mogelijk groter dan in de winters
vóór de COVID-19 pandemie.
Mensen die al eens door deze virussen geïnfecteerd zijn, zullen in elk geval nog gedeeltelijke
immuniteit hebben. Dat is niet anders dan vóór de COVID-19 pandemie. De griepepidemie
in het voorjaar van 2022 heeft ook bijgedragen aan herstel van de groepsimmuniteit
tegen griep. De griep is dus nu niet opeens «terug». Feitelijk lijkt het patroon van
tijdstip van de jaarlijkse griepepidemie zich te herstellen, vergelijkbaar met voor
de COVID-19 epidemie. Griepvirussen veranderen voortdurend, waardoor de bestaande
immuniteit mogelijk niet meer toereikend is en een nieuwe infectie mogelijk is. Daarop
wordt de griepprik steeds aangepast en biedt een zo breed mogelijke bescherming. De
prik bevat sinds 2019 vier verschillende typen influenzavirussen (A(H1N1)pdm09, A(H3N2),
B/Victoria en B/Yamagata). Mensen die een verhoogd risico hebben om ernstig ziek te
worden van griep hebben ook tijdens de COVID-19-pandemie, en voor dit seizoen ook
weer, de griepprik aangeboden gekregen, waardoor deze groep in elk geval gedeeltelijk
beschermd is tegen ernstige ziekte door griepvirussen.
Sommige luchtwegvirussen, zoals het RS-virus, geven makkelijk een nieuwe infectie
omdat het lichaam vaak een suboptimale afweer tegen zo’n virus aanmaakt na infectie.
Van andere luchtwegvirussen, zoals het rhinovirus, bestaan meer dan 100 verschillende
typen waardoor opnieuw geïnfecteerd worden, maar dan door een ander type, niet ongebruikelijk
is.
Vraag 4
Weet u de Infection Fatality Rate (IFR) van dit influenzavirus en wat de gemiddelde
leeftijd is van de personen die (mede) als gevolg van dit influenzavirus komen te
overlijden? Hoe verhoudt zich dat tot dezelfde gegevens met betrekking tot het coronavirus?
Gaat u na dit griepseizoen in kaart brengen hoeveel mensen als gevolg dit influenzavirus
zijn gestorven, welk deel van de populatie dat was, zodat de impact kan worden vergeleken
met de impact van de coronagolven?
Antwoord 4
Er zijn twee maatstaven die worden gebruikt om het aandeel geïnfecteerde personen
met fatale afloop te beoordelen. De eerste is de infection fatality ratio (IFR), het
risico op sterfte per infectie. Om dit te kunnen bepalen is grootschalig serologisch
onderzoek nodig zowel voor als na de griepepidemie om de immuniteit van de Nederlandse
bevolking tegen influenzavirus en het aantal geïnfecteerde mensen te bepalen. Deze
informatie is niet beschikbaar. De tweede is de case fatality ratio (CFR), het percentage
van de sterfgevallen onder geïdentificeerde bevestigde gevallen. Hierbij is het belangrijk
te melden dat de CFR aanzienlijk hoger is dan de IFR, omdat slechts een zeer klein
deel van alle geïnfecteerden (d.w.z. mensen zonder klachten dan wel milde of zware
klachten) met een laboratoriumtest bevestigd worden.
Aangezien influenza, anders dan SARS-CoV-2, niet meldingsplichtig is, is slechts beperkte
data beschikbaar, afkomstig uit wekelijkse influenza surveillance. De incidentie van
het influenzavirus wordt bijgehouden in het landelijk netwerk van huisartsenpraktijken
van het Nivel, op basis van het aantal patiënten met griepachtige klachten en testen
van keel- en neusmonster bij een deel van deze patiënten. Daarnaast komt wekelijks
data binnen van 19 virologische laboratoria en van een groot aantal ziekenhuislaboratoria
die monsters insturen naar het Nationaal Influenza Centrum (een samenwerking tussen
het RIVM en het Erasmus Medical Center) voor (sub)typering en karakterisering van
de match met de griepprik. Er is in Nederland geen actueel landelijk overzicht van
het aantal mensen met (complicaties van) griep waarvoor ziekenhuisopname noodzakelijk
is.
Op basis van historische data voor de influenzaseizoenen 2011/12 tot 2019/20 is middels
modellering een CFR bepaald voor elk van de drie typen influenzavirussen. Een manuscript
met deze data wordt binnenkort ingediend voor publicatie. Uit de voorlopige resultaten
blijkt dat de CFR voor mensen van 55 jaar en ouder 0,28%, 0,58% en 0,49% is, voor
mensen van 55-84 jaar 0,14%, 0,27% en 0,24%, en voor mensen van 85 jaar en ouder 2,51%,
4,76% en 4,08% voor respectievelijk influenzavirus A(H1N1)pdm09, influenzavirus A(H3N2)
en influenzavirus type B. Hoe hoger de leeftijd, hoe hoger het risico op overlijden.
Het is niet mogelijk om een overall CFR voor het gehele griepseizoen te geven omdat
deze, naast leeftijd, ook afhankelijk is van de verschillende typen influenzavirus
en in welke verhouding deze gedurende het seizoen circuleren.
Na afloop van het huidige griepseizoen (na week 20 2023) kan de CFR voor de influenzavirussen
op dezelfde manier opnieuw door modellering geschat worden.
Voor het kalenderjaar 2021 is de CFR voor SARS-CoV-2 berekend naar leeftijdsgroep
met behulp van de geschatte aantallen symptomatische infecties (hetzij met milde of
zware klachten).7 De CFR van SARS-CoV-2 voor de leeftijdsgroepen 55 jaar en ouder, 55-84 jaar, en 85
jaar en ouder is respectievelijk 1,8%, 1,2% en 8,1%. Een hoge leeftijd geeft een hoger
risico op overlijden als gevolg van een SARS-CoV-2 infectie, net zoals bij influenzavirus.
De CFR voor SARS-CoV-2 is voor alle leeftijdsgroepen hoger dan die voor elk van de
influenzavirus typen.
Vraag 5
Hoe reflecteert u op het feit dat veel zorgpersoneel thuis zit met een burn-out, of
Long Covid, waardoor de druk op de zorg toe blijft nemen? Deelt u de mening dat een
pro-actiever opschalingsbeleid, betere werkomstandigheden en betere beloning – zowel
tijdens de coronacrisis als structureel – dit in ieder geval deels had kunnen voorkomen?
Zo nee, waarom niet? Kunt u een uitgebreide uitleg geven?
Antwoord 5
Het afgelopen jaar is het ziekteverzuim in de zorgsector gestegen: van 6,2% in Q3
2021 naar 7,1% in Q3 2022. De oorzaak van ziekte wordt niet geregistreerd, maar ongetwijfeld
zullen zorgmedewerkers zijn uitgevallen als gevolg van burn-out- of post-COVID klachten.
Een hoog ziekteverzuim zal de druk op het personeel verder laten toenemen. Ik deel
uw mening echter niet dat dit grotendeels voorkomen had kunnen worden met pro-actiever
beleid vanuit het Ministerie van VWS. Graag licht ik dit toe.
Goede werkomstandigheden en beloning zijn van belang om medewerkers voor de zorg te
behouden en uitval te voorkomen. Beloning in de vorm van salaris speelt daarin een
rol. Uit het uitstroomonderzoek van PFZW (2022)8 blijkt echter dat het management/organisatie (36%) en de inhoud van het werk (33%)
de belangrijkste redenen zijn voor vertrek. De financiële beloning (22%) als vertrekreden
is minder belangrijk. Het is in de eerste plaats aan de werkgevers om, samen met hun
medewerkers, een goed beeld te krijgen van de oorzaken en mogelijke oplossingsrichtingen
van het vertrek en het hoge ziekteverzuim in hun organisatie. Daarnaast zet het kabinet,
samen met alle partijen, binnen het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg
en Welzijn in op de transitie om anders te werken in de zorg, onder andere door het
vergroten van werkplezier en zeggenschap. Goed werkgeverschap vormt hier expliciet
onderdeel van. Ik ondersteun werkgevers hierbij. Een van de concrete acties is het
subsidiëren van een data-gedreven pilot met als doel om meer zicht en handelingsperspectief
te verkrijgen om het verzuim en het verloop binnen de zorg te verminderen.
Vraag 6
Weet u hoeveel zorgpersoneel momenteel thuis zit omdat zij een positieve coronatest
hebben, terwijl zij misschien helemaal niet ziek zijn, maar vanwege de quarantainerichtlijnen
die zijn overgebleven uit de coronacrisis niet kunnen komen werken? Indien u dit niet
weet, gaat u dit dan in kaart brengen?
Antwoord 6
Zoals ik in mijn brief van 9 december jl heb gemeld heeft het Deskundigenberaad (DB)
geadviseerd om het test- en inzetbeleid van zorgmedewerkers, gezien de huidige epidemiologische
situatie van COVID-19, de ziektelast van COVID-19 en de impact op de zorgketen en
zorgcapaciteit, aan te passen. Het DB adviseert onder andere dat het advies voor inzet
van zorgmedewerkers binnen het ziekenhuis en voor de huisartsenzorg aangepast kan
worden. Voor zorgpersoneel van ziekenhuizen en in de huisartsenzorg betekent dit dat
zij niet per se thuis zitten omdat zij een positieve coronatest hebben.
Vraag 7
Hoe reflecteert u op de situatie dat patiënten vanuit het ziekenhuis niet kunnen doorstromen
naar andere vormen van zorg en/of revalidatie en dus te lang en onnodig ziekenhuisbedden
bezet houden, omdat de keten van voor tot achter verstopt zit? Kunt een analyse geven
van welke invloed de coronacrisis en de maatregelen op deze verstopping hebben gehad?
Antwoord 7
De toegankelijkheid van de zorg staat onder druk en op diverse plekken in de zorg
zijn de wachttijden lang. Overal is sprake van schaarste aan zorgpersoneel. De coronacrisis
heeft de bestaande knelpunten in de zorg vergroot, maar ons ook inzicht in mogelijke
oplossingsrichtingen opgeleverd zoals betere zorgcoördinatie en intensieve regionale
samenwerking. Deze inzichten werken door in de verschillende akkoorden die ik de afgelopen
heb gesloten.9 Zo zijn er in het Integraal Zorgakkoord (IZA) afspraken gemaakt om regioplannen op
te stellen, met als doel knelpunten in de zorgketen te identificeren en de doorstroom
te verbeteren.
Vraag 8
Bent u voornemens om te gaan onderzoeken in hoeverre de coronamaatregelen en de lockdowns
van invloed zijn geweest op de afweer van de Nederlandse bevolking, om zo een eventueel
verband tussen de vele en uitzonderlijk zieke patiënten en het coronabeleid vast te
stellen, of uit te sluiten? Zo nee, waarom niet? Lijkt het u niet nuttig om een kosten-baten
analyse te maken, met het oog op potentiele toekomstige (nieuwe) pandemieën, zorgcrises
en de beoogde «pandemische paraatheid»?
Antwoord 8
De corona uitbraak is intensief gemonitord. Er wordt zowel op het gebied van COVID-19
als in de bredere infectieziekten bestrijding periodiek gemonitord op het vóórkomen
van aandoeningen, en de samenhang hierin tussen de coronapandemie en andere infectieziekten.
Causale gevolgtrekkingen specifiek op
het effect van (corona)maatregelen op afweer zijn niet te maken. Immers, ook wanneer
er geen maatregelen vanuit de overheid werden genomen nemen mensen op eigen initiatief
voorzorgsmaatregelen ter bescherming van zichzelf en hun naasten tegen COVID-19 en
andere infectieziekten. Er wordt op gebied van infectieziekten veel onderzoek gedaan
naar de uitbraken, maatregelen en immuniteit. Bijvoorbeeld door het RIVM in het PIENTER
en het PIENTER-corona onderzoek en via ZonMw door programma besmetting en verspreiding.10, 11
Vraag 9
Kunt u een inschatting maken van het gevolg van het relatief grote aantal heftige
virusinfecties ten opzichte van voorgaande griepjaren voor de kwetsbare en chronisch
zieke mensen in de Nederlandse bevolking? Hoeveel van deze kwetsbare mensen zullen
hierdoor meer, complexer en langduriger zorg nodig hebben? Hoeveel mensen lopen hierdoor
permanente gezondheidsschade op, of ontwikkelen andere/extra aandoeningen en/of comorbiditeiten?
Wat betekent dit voor de (druk op de) zorg op de lange termijn? Indien u hiervan geen
inschatting kunt maken, bent u dan bereid hiervoor een impactanalyse te maken? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 9
Zoals ik ook heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 1, is het niet te voorspellen
hoe de griepepidemie zich zal ontwikkelen en daarom niet mogelijk om op voorhand een
inschatting te maken van de gevolgen en die te vergelijken met eerdere griepseizoenen.
De griepseizoenen verschillen in duur en omvang afhankelijk van o.a. de typen virus
die circuleren, welke type virus domineert, het aantal vatbare personen en de match
van het circulerende virussen met die van de virusstammen opgenomen in de griepprik.
Als de griepepidemie zich gaat ontwikkelen als de griepepidemie van 2017/2018, dan
zal er een behoorlijke impact zijn op de druk op de zorg (beschikbare bedden en beschikbaar
zorgpersoneel) als ook mortaliteit als gevolg van griep. Echter, de omvang griepepidemie
van 2017/2018 was uitzonderlijk groot in de tien jaren voor de COVID-19 pandemie.
De druk op de zorg en sterfte zal daarnaast bepaald worden door het gelijktijdig circuleren
van verschillende luchtwegvirussen inclusief SARS-CoV-2. Ook daarvan is niet te voorspellen
hoe dat zich zal ontwikkelen. Vooral kwetsbare en chronisch zieke mensen lopen door
elk van die verschillende soorten virussen een verhoogd risico op complicaties. Vaccinatie
tegen SARS-CoV-2 en griep helpen om een deel daarvan te voorkomen. Algemene maatregelen
zoals thuisblijven wanneer je klachten hebt, niezen of hoesten in de ellenboog, frequent
handen wassen, afstand houden, ventileren en extra voorzichtig zijn bij kwetsbare
mensen, helpen om de impact van alle luchtwegvirusinfecties in te perken.
Zoals ook in het antwoord op vraag 7 aangegeven, herken ik dat de toegankelijkheid
van de zorg onder druk staat. Dit is een ingewikkeld vraagstuk waar vanwege verschillende
factoren zoals ook ziekteverzuim en schaarste aan personeel geen snelle oplossing
voorhanden is. De toegenomen zorgvraag sluit onvoldoende aan bij de huidige capaciteit.
In het IZA zijn zoals gezegd hierover afspraken gemaakt voor de inrichting van het
toekomstig zorglandschap.
Voor de medisch-specialistische zorg heb ik aanvullend afspraken gemaakt voor de kortere
termijn om ervoor te zorgen dat de wachttijden teruggedrongen worden. Hiervoor verwijs
ik naar mijn recente brief van 13 december jl.12
Vraag 10
Kunt u een inschatting maken van de hoeveelheid uitgestelde zorg die het gevolg zal
zijn van de overlopende ziekenhuizen, omdat minder urgente patiënten langer moeten
wachten op een behandeling? Heeft u een plan om deze uitgestelde zorg, bovenop de
zorg die al werd uitgesteld als gevolg van het coronabeleid, in te halen? Zo ja, kunt
u dat plan delen?
Antwoord 10
Het is niet mogelijk een inschatting te maken of en hoeveel zorg ziekenhuizen uitstellen.
Het wisselt per ziekenhuis en regio hoe groot de (ervaren) druk is. Op dit moment
is op basis van gegevens van de NZa niet te zien dat ziekenhuizen minder zorg kunnen
leveren vanwege de huidige griepepidemie.
Voor de medisch-specialistische zorg heb ik aanvullend afspraken gemaakt voor de kortere
termijn om ervoor te zorgen dat de wachttijden teruggedrongen worden. Hiervoor verwijs
ik naar mijn recente brief van 13 december jl.13 De NZa en IGJ houden hier toezicht op.
Vraag 11
Wat is het gevolg van de uitgestelde zorg door de huidige drukte in de ziekenhuizen
voor de volksgezondheid in Nederland? Kunt u inschatten hoeveel diagnoses gemist zullen
worden en hoeveel mensen erger ziek zullen worden dan nodig zou zijn geweest? Wat
is hiervan, zowel op de korte als op de langere termijn weer het gevolg voor de (druk
op de) zorg?
Antwoord 11
Zoals in het antwoord op de vorige vraag aangegeven is op dit moment niet te zien
dat ziekenhuizen minder zorg kunnen leveren vanwege de huidige griepepidemie. Door
drukte op onderdelen in de zorg is het cruciaal is dat er goede triage plaatsvindt
zodat mensen die risico lopen op verdere achteruitgang bij langer wachten op een behandeling
tijdig de benodigde zorg krijgen. Het is aan de zorgprofessionals om deze triage uit
te voeren en te beoordelen welke patiënten als eerste geholpen moeten worden om verdere
gezondheidsschade te voorkomen. Over de stand van zaken toegankelijkheid medisch specialistische
zorg heb ik u geïnformeerd op 13 december jl.
Vraag 12
Vindt u inmiddels wel dat de zorg structureel dient te worden opgeschaald, aangezien
de hele keten vastloopt en zorgmedewerkers wederom de noodklok luiden en aangeven
dat dit probleem al jaren speelt en alsmaar erger wordt? Zo nee, waarom niet? Als
u niet wilt opschalen, hoe gaat u dit jaarlijks terugkerende probleem dan wel aanpakken?
Antwoord 12
Om beter voorbereid te zijn op een volgende crisis, is het belangrijk om te werken
aan een flexibele opschaling van zorgcapaciteit. Een flexibele opschaling vraagt om
paraatheid op verschillende vlakken, waaronder brede inzetbaarheid van personeel zodat,
indien nodig, medewerkers flexibel kunnen worden ingezet. De stijgende zorgvraag in
combinatie met de brede arbeidsmarktkrapte maakt het niet realistisch om in te zetten
op het vergroten van het aantal zorgmedewerkers. De komende tijd zal daarom ten behoeve
van de flexibele opschaling ingezet worden op het optimaal benutten van sociale en
technologische innovatie en het flexibel opleiden van medewerkers zodat brede inzetbaarheid
wordt geborgd. Een voorbeeld hiervan is het voornemen voor een subsidieregeling in
het kader van het financieren van de opleiding Basis Acute Zorg. Hiervoor trekt het
kabinet 20 miljoen uit. Ook kan in tijden van crisis een beroep worden gedaan op de
Nationale Zorgreserve, hetgeen bijdraagt aan een flexibele opschaalbaarheid van zorg.
Vraag 13
Mocht de druk op de zorg de komende tijd nog groter worden, bent u dan voornemens
om collectieve maatregelen af te kondigen? Zo ja, welke maatregelen en welke wetenschappelijke
epidemiologische onderbouwing heeft u hiervoor? Zo nee, waarom niet, aangezien het
tijdens de coronacrisis ook «voor de zorg» werd gedaan?
Antwoord 13
We monitoren de druk op de zorg en indien noodzakelijk zullen we onderbouwde maatregelen
treffen. Het kabinet laat zich hierbij adviseren door het RIVM. Op dit moment gelden
er drie adviezen om zowel het coronavirus als ook andere infectieziekten, zoals griep
en verkoudheid, te voorkomen: was vaak en goed uw handen met water en zeep, hoest
of nies in uw ellenboog en zorg voor voldoende ventilatie. Specifiek voor corona gelden
drie basisadviezen om verspreiding te voorkomen: blijf thuis en doe een zelftest bij
klachten, ga in isolatie na een positieve test en haal uw (herhaal)prik tegen corona.
Voor bescherming tegen griep konden risicogroepen tussen half oktober en half november
gevaccineerd worden.
Tijdens de beginfase van de coronapandemie hadden we te maken met een onbekend en
ziekmakend virus waarvoor we geen immuniteit hadden. Het kabinet heeft destijds inderdaad
collectieve maatregelen getroffen om de zorg toegankelijk te houden. Het uitgangspunt
van het kabinet is sinds 2022, zoals opgenomen in de langetermijnstrategie COVID-19,
een open samenleving. In geval van een opleving van het COVID-19-virus heeft het kabinet
twee gelijkwaardige en nevengeschikte doelen: het toegankelijk houden van de gehele
zorgketen voor iedereen én de sociaal-maatschappelijke en economische continuïteit/vitaliteit.
Vraag 14
Welke «epidemiologisch effectieve» maatregelen neemt u momenteel uit eigen beweging
om het goede voorbeeld te geven aan de bevolking?
Antwoord 14
De geldende adviezen en maatregelen zijn op iedereen van toepassing, dus ook op mij.
De huidige maatregelen en adviezen vindt u op www.rijksoverheid.nl.14 Uiteraard pas ik deze ook toe om mezelf en anderen te beschermen tegen verdere verspreiding
van het virus.
Vraag 15
Mogen (huis)artsen patiënten die binnenkomen met verkoudheids- en luchtwegklachten,
maar niet positief testen op COVID-19, of überhaupt geen coronatest krijgen, behandelen
met off-label medicatie naar hun eigen medisch inzicht?
Antwoord 15
Nee, een arts mag niet altijd behandelen met een geneesmiddel naar eigen medisch inzicht.
Uit de Geneesmiddelenwet volgt de hoofdregel dat een geneesmiddel mag worden voorgeschreven
voor de indicatie waarvoor het is geregistreerd. Deze indicatie(s) staan in het registratiedossier
dat door het CBG of EMA is beoordeeld. Alleen in uitzonderingssituaties en onder bepaalde
voorwaarden is het mogelijk om hiervan af te wijken (het off-label voorschrijven).
Een van de voorwaarden waaraan moet worden voldaan is dat de behandelend arts de behandelrichtlijn
van de beroepsgroep volgt. Hierin zijn actuele wetenschappelijke en klinische inzichten
meegenomen. Mocht er geen behandelrichtlijn zijn, of wanneer deze nog in ontwikkeling
is, dan moet de arts overleggen met de apotheker over het mogelijke off-label voorschrijven.
Vraag 16
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het eind van het griepseizoen?
Antwoord 16
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.