Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over Utrechtse standplaatshouders die hun vertrouwde plaats moeten opgeven vanwege Europese regelgeving
Vragen van het lid Van Haga (Groep van Haga) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over Utrechtse standplaatshouders die hun vertrouwde plaats moeten opgeven vanwege Europese regelgeving (ingezonden 7 december 2022).
Antwoord van Minister Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 24 januari
2023).
Vraag 1
Kent u het artikel «Bloemetje of broodje op vertrouwde plek op straat kopen dat is
straks mogelijk verleden tijd»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kent u de Europese Dienstenrichtlijn ten gevolgen waarvan circa 90 ondernemers hun
vaste standplaatsen in Utrecht verliezen, standplaatsen die soms al drie generaties
in één familie zitten?
Antwoord 2
Ja, de Europese Dienstenrichtlijn is mij bekend. De feitelijke situatie is dat in
Utrecht en in andere gemeenten de huidige standplaatsvergunning een beperkte looptijd
heeft ofwel dat deze wordt omgezet in een vergunning met een beperkte looptijd. Bij
afloop van de vergunning kan een ieder, ook de huidige vergunninghouder, meedingen
naar een nieuwe vergunning. Dit zorgt dat niet alleen huidige vergunningshouders maar
ook nieuwe ondernemers, een eerlijke kans krijgen op het verkrijgen van een schaarse
vergunning. Indien zich geen andere gegadigden melden kan de gemeente ook overgaan
tot verlenging van de vergunning van de zittende vergunninghouder. Het is aan de gemeente
hoe zij de toewijzing willen vormgeven.
Vraag 3
Vindt u het gerechtvaardigd dat zij nu moeten concurreren met nieuwe ondernemers uit
heel Europa om de plek te bemachtigen waar zij al jarenlang staan en zijn ingebed
in de sociale structuur van de omgeving?
Antwoord 3
Ja, ik begrijp dat het voor de betreffende ambulante handelaren als een klap kan aanvoelen
als ze hun vertrouwde plek moeten opgeven. Toch draagt dit bij aan een rechtvaardige
verdeling van kansen voor alle ondernemers, waarbij de lokale overheid tegelijk de
leefomgeving kan beschermen. Als een gemeente het aantal vergunningen dat kan worden
uitgegeven heeft beperkt, is sprake van een schaars goed en dienen deze een beperkte
looptijd te hebben. Vergunningverlening voor onbepaalde tijd zou betekenen dat deze
schaarse ruimte nooit beschikbaar komt voor andere ondernemers (waaronder bijvoorbeeld
standplaatshouders die ook in de regio Utrecht actief zijn). Dat beperkt de concurrentie,
innovatie en diversiteit van het aanbod. Een beperkte geldigheidsduur is ook in het
belang van Nederlandse ondernemers die actief zijn in het buitenland (met name de
grensregio’s) en die hinder kunnen ondervinden van belemmeringen die andere lidstaten
opwerpen. Om een eerlijk speelveld, concurrentie en innovatie te kunnen borgen, is
het van belang dat vergunningen die worden afgegeven voor het gebruik van schaarse
middelen (zoals openbare ruimte) niet een onbepaalde duur hebben.
Vraag 4
Wist u dat zij investeringen hebben gedaan omdat zij erop vertrouwden dat dit kon
voortduren, ondanks dat hun in het verleden verleende onbeperkte vergunning was omgezet
in een beperkte? Snapt u dat dit enorme onzekerheid en stress met zich meebrengt?
Antwoord 4
Het is begrijpelijk dat ingrijpende wijzigingen die het bedrijf raken voor elke ondernemer
onzekerheid en stress met zich mee brengen. Wel wil ik benadrukken dat iedere ambulante
ondernemer tijdig van deze veranderingen kennis heeft kunnen nemen. Vanaf 2016 is
onder meer de VNG actief gaan communiceren over de gevolgen van de Dienstenrichtlijn
voor het gemeentelijke standplaatsenbeleid. In 2018 heeft de VNG een uitgebreide Handreiking
schaarse vergunningen gepubliceerd. Via het Ondernemersplein en het kenniscentrum
Europa decentraal is voorlichting aan ondernemers gegeven. Tenslotte hebben betrokken
brancheorganisaties hun achterban ingelicht over het feit dat vergunningen niet voor
onbepaalde tijd mogen worden afgegeven. Dit betekent dus dat ondernemers bij het doen
van nieuwe investeringen rekening hadden kunnen houden met komende beleidswijzigingen.
Daarnaast wil ik verduidelijken dat gemeenten bij het vaststellen van de looptijd
van de vergunningen, op grond van de Dienstenrichtlijn rekening dienen te houden met
de terugverdientijd van de investeringen. Op die manier moeten vergunningshouders
hun investeringen terug kunnen verdienen, en krijgen nieuwkomers regelmatig een kans
de markt te betreden. Uitgangspunt van de Dienstenwet is eerlijke mededinging en het
waarborgen dat alle ondernemers gelijke kansen krijgen.
Vraag 5
Kent u de uitspraken van 15 mei 2012 (ECLI:NL:CBB:2012:BW6630) en van 24 augustus
2012 (ECLI:NL:CBB:2012:BX6540) waarin is besloten dat het bestuursorgaan rekening
moet houden met de vraag of kosten die gemaakt moeten worden in de verleningsperiode
terugverdiend kunnen worden? Is het niet klinkklaar dat de huidige standplaatshouders
juist zo veel meer kans hebben aan dit criterium te voldoen, al jarenlang succesvol
een onderneming hebben gerund op deze plek en een vaste klantenkring hebben? Waarom
moeten zijn dan opnieuw concurreren met nieuwkomers uit heel Europa die vaak geen
binding met de plek hebben?
Antwoord 5
Deze uitspraken zijn mij bekend. Het belang van de terugverdientijd was het kernpunt
van de brief van Staatssecretaris Keijzer van 15 juni 20212. Zowel in deze brief als in de kabinetsreactie van 23 april 20203 op de gewijzigde motie Stoffer en Wörsdörfer over ambulante handel4 is op deze onderwerpen ingegaan. In deze brieven is ook toegelicht waarom Nederland
achter de doelstellingen van de Dienstenrichtlijn staat. Gemeenten dienen bij het
vaststellen van de termijn van de vergunning rekening te houden met de terugverdientijd.
Op deze manier wordt geborgd dat ondernemers hun investeringen kunnen terugverdienen.
Overigens is het op basis van de lokale binding van betrokken ondernemers en de nadruk
op het aanbieden van verse producten aannemelijk dat de concurrentie veelal zal komen
van ondernemers die in Nederland of vlakbij de Nederlandse grens zijn gevestigd.
Vraag 6
Erkent u dat het strijdig is met het rechtszekerheidsbeginsel dat deze ondernemers
die vele investeringen en meerjarige leningen hebben gedaan en nu in hun bestaan bedreigd
worden verkeren in deze toch al moeilijke tijd?
Antwoord 6
Nee. Er is geen sprake van strijdigheid met de rechtszekerheid zolang de gemeente
bij het aanpassen van haar vergunningenbeleid zich houdt aan de beginselen van behoorlijk
bestuur en andere bepalingen die borgen dat een zorgvuldig beleid wordt gevoerd. Er
is geen sprake van schending van rechtszekerheidsbeginsel als de gemeente een passende
overgangstermijn in acht neemt en ondernemers in staat stelt tijdig kennis te nemen
van dit gewijzigde beleid.
Vraag 7
Bent u het met de stelling van de gemeente Utrecht eens, die zegt niet anders te kunnen
dan Europese regels volgen? Gebeurt dit dus ook in andere plaatsen in Europa en zo
ja, heeft u hier een overzicht van?
Antwoord 7
Ja, de stelling van de gemeente Utrecht onderschrijf ik. Alle lidstaten zijn gebonden
aan de Dienstenrichtlijn en aan de eisen die hieruit voortvloeien bij het uitgeven
van schaarse rechten. Het is aan de Europese Commissie om lidstaten aan te spreken
op het naleven van de regels. Een overzicht in dit kader is mij niet bekend, maar
er zijn inmiddels wel meerdere uitspraken van het Europese Hof van Justitie over het
niet naleven van de Dienstenrichtlijn in verband met schaarse vergunningen, zie bijvoorbeeld
het Promoimpresa-arrest.5
Vraag 8
Deelt u de mening dat het Europese economische beleid een perverse uitwerking kan
hebben omdat zij geen rekening houdt met lokale en menselijke factoren?
Antwoord 8
Nee. Aan de basis van dit beleid staan beginselen als evenredigheid, gelijkheid en
non-discriminatie. Het meewegen van menselijke factoren werkt twee kanten op: de marktkoopman
wiens familie al tientallen jaren heeft geprofiteerd van een exclusief recht op een
zeer gewilde plek in de stad en een ander familiebedrijf die het moet doen met een
minder aantrekkelijke locatie en daardoor wellicht twee keer zo hard moet werken om
dezelfde omzet te bereiken. Verder heeft de gemeente de ruimte om op basis van lokale
factoren en lokale beleidsdoelstellingen te kiezen voor het meest aangewezen allocatiemechanisme
(zoals first come, first serve; loting; of veiling).
Vraag 9
Denkt u ook niet dat ook de inwoners van Utrecht dit beleid afkeuren? Bent u bereid
moeite te doen voor onze ondernemers?
Antwoord 9
Ik zet mij in voor álle ondernemers. Dit betekent dat ik niet enkel de belangen van
huidige vergunninghouders voor ogen heb, maar ook die van toekomstige vergunninghouders.
Het doel van de Dienstenrichtlijn is dat een ieder een eerlijke kans heeft om toe
te treden tot de markt. Het beschermt zowel zittende vergunninghouders als nieuwe
ondernemers die willen toetreden tot de markt en ik sta achter dit beleid. Dat komt
namelijk uiteindelijk ten goede aan de consument.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.