Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Alkaya over het bericht ‘20 euro subsidie per container die van weg naar water gaat’
Vragen van het lid Alkaya (SP) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «20 euro subsidie per container die van weg naar water gaat» (ingezonden 20 december 2022).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 20 januari
2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «20 euro subsidie per container die van weg naar water
gaat»?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is dat meer transport van de weg naar de binnenvaart
gaat en niet andersom?
Antwoord 2
Het verplaatsen van goederenvervoer van de weg naar spoor en water wordt gestimuleerd.
Dit is onderdeel van het vigerende mobiliteitsbeleid, dat op dit punt zijn basis vindt
in het coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst».
Vraag 3
Deelt u de mening dat het dreigende wegvallen van kleine schepen dit doel niet dient
en dat deze schepen nodig blijven voor een fijnmazig transportsysteem over water?
Antwoord 3
In de brief aan de Kamer van 30 november 2022 over de toekomst van de binnenvaart2 staat dat verladers en bevrachters aangeven dat kleinschalig vervoer over de binnenwateren
belangrijk is en blijft. In dat verband wordt ingegaan op het lopende onderzoek naar
de effecten van het aflopen van de zogenaamde overgangsbepalingen3 op de afname van het aantal (kleine) schepen. Dat onderzoek zal onder andere in kaart
brengen of de afname van het aantal kleine schepen een negatief effect heeft op het
verplaatsen van goederenstromen van de weg naar het water en wat de impact daarvan
is op de bedrijvigheid die nu actief gebruik maakt van deze schepen. In het voorjaar
van 2023 wordt uw Kamer geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek.
Vraag 4
Bent u bereid om in het door u aangekondigde onderzoek naar de toekomstperspectieven
van kleine binnenvaartschepen tevens de vraag op te nemen hoeveel bedrijven aan kleine
vaarwegen voor hun leveranties afhankelijk zijn van het voortbestaan van de vloot
schepen met een klein tonnage en kunt u daarbij tevens onderzoeken hoeveel banen hiermee
gemoeid zijn?4
Antwoord 4
Zoals bij de beantwoording van vraag 3 is aangegeven, zal het lopende onderzoek ook
in kaart brengen wat de impact is van de afname van kleine schepen op de bedrijvigheid
die nu actief gebruik maakt van deze schepen. Voor de belangrijkste binnenhavens voor
kleine schepen wordt een inschatting gemaakt van de effecten op de toegevoegde waarde
en de werkgelegenheid voor deze havens.
Vraag 5
Bent u tevens bereid om in dat onderzoek uit te zoeken hoeveel bedrijven, die nu per
schip bevracht kunnen worden, dat niet meer kunnen na het niet langer beweegbaar maken
van bruggen?
Antwoord 5
De vraag in hoeverre bedrijven die nu per schip bevracht kunnen worden, dat niet meer
kunnen na het niet langer beweegbaar maken van bruggen, maakt geen onderdeel uit van
het onderzoek. Het onderzoek richt zich op het verkrijgen van inzicht in het effect
van het aflopen van de overgangsbepalingen op het aantal schepen, de vervoerscapaciteit,
de mogelijke knelpunten in dat verband en wie van deze knelpunten nadeel/schade ondervinden.
Vraag 6
Is u bekend, of kunt u inventariseren, met welke technische aanpassingen bestaande
casco’s van kleine schepen toekomstbestendig kunnen worden gemaakt nu er nauwelijks
nog kleinere transportschepen worden geproduceerd?
Antwoord 6
Recentelijk is in de media aandacht besteed aan kleine schepen waarin Stage V of Euro
VI motoren worden geplaatst met subsidie van het Ministerie van Infrastructuur en
Waterstaat.5 Met steun van de verlader varen deze schepen bovendien op 100% hernieuwbare brandstof.
Dat is een zeer goede ontwikkeling. Deze schepen hebben immers een enorme sprong gemaakt
richting toekomstbestendigheid. Uit eerdergenoemd onderzoek zal blijken in hoeverre
deze schepen nog tegen knelpunten in de regelgeving aanlopen. Mocht dit inderdaad
het geval zijn, dan zal het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de eigenaren
van dergelijke schepen ondersteunen bij een beroep op de hardheidsclausule van de
Centrale Commissie voor de Rijnvaart.
Vraag 7
Welke acties onderneemt u verder om te voorkomen dat het aantal (kleine) binnenvaartschepen
afneemt?
Antwoord 7
Hier ligt ook een opgave voor de markt zelf. De overheid kan niet in marktomstandigheden
treden. Dat neemt niet weg dat in het kader van het lopende onderzoek naar de effecten
van het aflopen van de overgangsbepalingen op het aantal (kleine) schepen ook bezien
zal worden welke kansen er zijn voor (innovatieve) kleinschalige binnenvaartconcepten.
Hierbij kan onder andere worden gedacht aan de invloed van nieuwe vervoersconcepten,
hoe verladers hierop inspelen en initiatieven op het gebied van smart shipping.
Vraag 8
Bent u bereid om de scope van subsidieregeling Modal Shift te verbreden door deze
mede in te zetten voor het toekomstbestendiger en duurzamer maken van de bestaande
kleine binnenvaartvloot en het verhelpen van knelpunten op het vaarwegennet, zodat
verladers ook in de toekomst een beroep op de kleine vloot kunnen blijven doen?
Antwoord 8
Zoals beschreven in de brief de Kamer van 15 november 2022 over de modal shift aanpak6 is de subsidieregeling Modal Shift een regeling die specifiek bedoeld is om meer
goederen over het water (binnenvaart) of via het spoor te laten vervoeren in plaats
van over de weg. De regeling richt zich daarbij op de opdrachtgevers van dergelijke
transporten. Voor het toekomstbestendiger en duurzamer maken van de bestaande kleine
binnenvaartvloot en het verhelpen van knelpunten op het vaarwegennet bestaan andere
specifieke regelingen en maatregelen. Ondernemers kunnen voor verduurzaming een beroep
doen op de «Tijdelijke subsidieregeling verduurzaming binnenvaartschepen 2021 – 2025».
Voor het verhelpen van knelpunten op het vaarwegennet worden ook maatregelen genomen.
In het coalitieakkoord is structureel € 1,125 miljard per jaar en € 1,25 miljard per
jaar vanaf 2038 uitgetrokken voor de instandhouding van de wegen, het spoor, de bruggen,
de viaducten en de vaarwegen. Een uitbreiding van de scope van de subsidieregeling
Modal Shift is tegen deze achtergrond niet aan de orde.
Vraag 9
Wat kunt u ondernemen om obstakels op kleine vaarwegen weg te nemen en bijvoorbeeld
spitssluitingen van bruggen te voorkomen?
Antwoord 9
Het Rijk is beheerder van de Rijksvaarwegen, dit betreft veelal grote doorgaande hoofdtransportassen
en hoofdvaarwegen. Veel van de kleine vaarwegen, die niet onder de categorie hoofdtransportassen
en -vaarwegen vallen, zijn in beheer van decentrale overheden. Het Rijksbeleid is
erop gericht obstakels te verminderen in het belang van vlotheid en veiligheid. Dit
doet IenW niet alleen, maar samen met de provincies, waterschappen en gemeenten. Succesvolle
projecten zijn ook samen met medeoverheden opgezet, denk aan de 7x24 uursbediening
op de Maas en Brabantse Kanalen van de afgelopen 10 jaar. In dit kader is recentelijk
in het BO-MIRT 2022 afgesproken dat het Rijk de € 187.500 aan bedieningskosten van
de Brabantse kanalen, waar het budget voor het jaar 2023 nog niet gedekt was, eenzijdig
financiert.
Ook beoogt het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat met Rijkswaterstaat om
obstakels als gevolg van bijvoorbeeld spitssluitingen van bruggen te beperken. Vaarwegbeheerders
maken in onderling overleg met spoor- en wegbeheerders afspraken om de hinder voor
de verschillende modaliteiten zoveel mogelijk te voorkomen.
Vraag 10
Welk effect op de CO2-uitstoot wordt verwacht, als door afname van kleine binnenvaartschepen minder vracht
per schip vervoerd kan worden?
Antwoord 10
Ervan uitgaande dat de schepen in CEMT-klassen I en II in aantal zullen afnemen, is
nog niet te zeggen of de lading ook naar het wegvervoer zal gaan of dat deze wordt
overgenomen door grotere schepen of dat verladende bedrijven hun activiteiten verplaatsen.
Eerdergenoemd onderzoek moet daarover meer duidelijkheid geven. Tot die tijd kan niet
worden ingeschat welk effect op de CO2-uitstoot wordt verwacht, omdat nog niet bekend is wat de gevolgen betekenen voor
de modal split. Daarbij moet worden opgemerkt dat in het kader van het Fit for 55-pakket
maatregelen worden genomen om de CO2-uitstoot van het wegverkeer verder te beperken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan toepassing
van hernieuwbare brandstoffen via de Richtlijn hernieuwbare energie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.