Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Molen over belemmeringen in het gebruik van elektrische voertuigen, terwijl we dit gebruik juist willen stimuleren
Vragen van het lid Van der Molen (CDA) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over belemmeringen in het gebruik van elektrische voertuigen, terwijl we dit gebruik juist willen stimuleren (ingezonden 21 december 2022).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 20 januari
2023).
Vraag 1
Hoe kijkt u aan tegen de ontwikkeling dat er steeds meer elektrische voertuigen in
ontwikkeling zijn en op de markt komen, die zich niet zo makkelijk laten categoriseren
en in feite tussencategorieën vormen tussen auto, motor, fiets en dergelijke? Zou
u deze vraag willen beantwoorden in het licht dat deze tussencategorieën niet in de
wet- en regelgeving zijn opgenomen?
Antwoord 1
De diversiteit aan elektrische en elektrisch ondersteunde voertuigen neemt toe. Voor
de verkeersveiligheid is het belangrijk eisen te stellen aan deze voertuigen en aan
het gebruik ervan.
Voor de eisen aan het voertuig geldt in beginsel Europese regelgeving, zoals de Europese
verordening betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige voertuigen en vierwielers
(Verordening (EU) nr. 168/2013). Een relatief klein deel valt vanwege de kenmerken
van het voertuig buiten Europese voertuigkaders. In die gevallen is het aan de lidstaten
om regels te stellen ten aanzien van toelating van voertuigen tot het verkeer op de
weg. Nederland hanteert de Beleidsregel aanwijzing bijzondere bromfietsen (hierna:
de Beleidsregel) voor voertuigen die buiten het toepassingsbereik van Verordening
(EU) nr. 168/2013 vallen. De werking en inhoud van deze beleidsregel is vergelijkbaar
met de Europese Verordening (EU) nr. 168/2013.
Op dit moment wordt gewerkt aan de implementatie van het nationale kader voor lichte
elektrische voertuigen (het LEV-kader) in wet- en regelgeving. Het LEV-kader kan voor
wat betreft de eisen aan het voertuig worden beschouwd als opvolger van de Beleidsregel.
In het bij de Kamer aanhangige wetsvoorstel tot wijziging van de Wegenverkeerswet
1994 en enige andere wetten in verband met het laten vervallen van de mogelijkheid
tot het aanwijzen van bijzondere bromfietsen en het mogelijk maken van implementatie
van het kader voor lichte elektrische voertuigen1 wordt voorgesteld dat een goedkeuring door de RDW nodig is in plaats van een aanwijzing.
Daarnaast wordt in het LEV-kader een goedkeuring vereist voor grote elektrisch ondersteunde
bakfietsen die zijn bedoeld voor het vervoer van goederen of personen. De voertuigcategorieën
in het LEV-kader zijn zo gekozen dat voertuigen die buiten de reikwijdte van Verordening
(EU) nr. 168/2013 vallen en na inwerkingtreding van het voornoemde wetsvoorstel een
goedkeuring nodig hebben om op de weg te mogen worden gebruikt, in één van de categorieën
van het LEV-kader vallen.
Zodoende borgen we de verkeersveiligheid met een «sluitend» systeem zonder tussencategorieën
die buiten wet- of regelgeving vallen.
Vraag 2
Zou u de voorgaande vraag ook willen beantwoorden in het licht dat we het gebruik
van deze elektrische voertuigen willen stimuleren, maar dat gebruikers van in het
bijzonder voertuigen die erg op een auto lijken of door een doorontwikkeling op een
auto zijn gaan lijken, in de praktijk en in de wet- en regelgeving aanlopen tegen
belemmeringen in het gebruik ervan, zoals de Virtos, de LEF (die eerst de naam E-one
had) en de Carver S+?
Antwoord 2
Zoals ook in het antwoord op vraag 1 is aangegeven, is er sprake van een «sluitend»
systeem aan voertuigcategorieën. Om een voertuig op de weg te mogen gebruiken moet
het zijn goedgekeurd en aan de voor die categorie gestelde eisen voldoen, dan wel
van goedkeuring zijn vrijgesteld. Dit systeem is kaderstellend en doet in zichzelf
geen uitspraken over de wenselijkheid van het stimuleren van het gebruik.
De eisen die aan het gebruik en de gebruiker van een voertuig worden gesteld variëren
per voertuigcategorie. Bij voertuigtoelating geldt dat een doorontwikkeling van een
bestaand voertuig tot een nieuw voertuig goedkeuring vergt. Ten behoeve van de goedkeuring
bepaalt degene die de aanvraag van een goedkeuring doet onder welke categorie dit
gebeurt. Daarmee bepaalt de aanvrager aan de hand van welke technische eisen dat voertuig
dan wordt beoordeeld en dus ook welke gebruikseisen gelden voor dat voertuig na goedkeuring.
Ter illustratie: een fabrikant past zijn elektrische fiets (die valt in de categorie
fiets) zodanig aan dat de trapondersteuning niet stopt bij 25 km/u maar bij 45 km/u.
Dan is het niet langer een fiets, maar een speed-pedelec (die valt in de categorie
bromfiets). Hiervoor gelden andere voertuigeisen en gebruikerseisen dan voor fietsen.
Om op een fiets te rijden is geen rijbewijs nodig, terwijl voor een speed-pedelec
een rijbewijs AM nodig is.
Vraag 3, 4 en 5
Zou u op een rij willen zetten op welke elektrische voertuigen, die binnen dergelijke
tussencategorieën vallen, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zicht heeft?
Zou u per elektrisch voertuig in een dergelijke tussencategorie inzichtelijk kunnen
maken welk rijbewijs er nodig is, en waarom specifiek dat rijbewijs nodig is en andere
categorieën van het rijbewijs kennelijk minder geschikt zijn?
Zou u per elektrisch voertuig in een dergelijke tussencategorie inzichtelijk willen
maken of dit voertuig ook gebruikt mag worden bij het afleggen van het rijexamen?
Zou u daarbij willen aangeven waarom ervoor is gekozen om dit voertuig hiervoor wel
of niet toe te staan?
Antwoord 3, 4 en 5
Aangezien Nederland een sluitend systeem van voertuigcategorieën kent zoals toegelicht
bij vraag 1, is er geen sprake van tussencategorieën. Hieronder zijn daarom de voorgestelde
rijbewijseisen voor bijzondere bromfietsen, voor iedere categorie van het LEV-kader,
en voor de specifieke merken voertuigen, genoemd in vraag 2, geschetst. De voertuigen
waarin examens mogen worden afgelegd staan voor elke categorie beschreven in de Europese
rijbewijsrichtlijn2 en geïmplementeerd in het Reglement rijbewijzen. Met nationale regels kunnen hier
nog aanvullende eisen voor worden gesteld. Daarin is ook bepaald dat het CBR beoordeelt
of een voertuig geschikt is voor het examen. Zo mag niet op een speed-pedelec examen
worden gedaan.3
Nationaal bepaalde voertuigcategorie
Vereist Rijbewijs
Bijzondere bromfiets zoals Virto S en LEF
Geen
LEV-kader cat. 1a, zoals e-bike
Geen
LEV-kader cat. 1b, zoals e-step
Geen
LEV-kader cat. 2, zoals grote e-bakfiets en LEF
AM
De Carver S+, die in vraag 2 is aangehaald, is een Europees typegoedgekeurd voertuig
in categorie L5e. Hiervoor geldt rijbewijs A of B (indien rijbewijs B voor 19 januari
2013 is behaald).
Binnen het LEV-kader is voor categorie 2 voor het rijbewijs AM gekozen, aangezien
het om relatief zware voertuigen gaat die een groter risico vormen voor de bestuurder,
inzittenden en medeweggebruikers. Voor personen die in bezit zijn van een Nederlands
rijbewijs A (motorrijbewijs) of B (autorijbewijs) geldt al dat zij het rijbewijs AM
automatisch bijgeschreven krijgen.
Vraag 6
Hoe wordt er in de gaten gehouden of bepaalde doorontwikkelingen van voertuigen ervoor
zorgen dat een andere categorie rijbewijs voor dat type voertuig meer op zijn plaats
is? Zou u de criteria voor deze afwegingen inzichtelijk willen maken?
Antwoord 6
De rijbewijseis volgt uit de rijbewijsrichtlijn, die verwijst naar de voertuigcategorie.
De categorisering van een voertuig gebeurt via indelingscriteria, die veelal Europees
bepaald worden. Voor elke categorie voertuig is bepaald welk rijbewijs gepast is om
de verkeersveiligheid te borgen. Daarmee kan worden vastgesteld dat iemand over de
benodigde rijvaardigheid beschikt om het voertuig te besturen. Dit is ook geïllustreerd
in het antwoord op vraag 2. Als de categorisering van voertuigen wordt aangepast is
een mogelijk gevolg dat een (ander) rijbewijs nodig is. Aanpassingen van voertuigcategorieën
kan om diverse redenen nodig zijn, zoals technologische ontwikkelingen of nieuwe inzichten
op basis van (ongevals)data. Een doorontwikkeling van een voertuig kan er ook toe
leiden dat deze tot een andere voertuigcategorie gaat behoren met bijbehorende rijbewijseisen.
Vraag 7
Zou u twee voorbeelden kunnen geven van het proces en de criteria zoals genoemd in
de voorgaande vraag; één waarbij een bepaalde doorontwikkeling voor de benodigdheid
van een ander type rijbewijs heeft gezorgd en één waarbij op basis van de genoemde
criteria is besloten dat dit niet nodig was? Zou u deze voorbeelden willen uitwerken
op een manier die inzichtelijk maakt hoe dit proces verloopt en op welke manier deze
criteria worden toegepast?
Antwoord 7
De rijbewijseis van een voertuigcategorie kan worden aangepast als de huidige rijbewijseis
de verkeersveiligheid onvoldoende borgt. Op basis van het rapport «Veilig toelaten
op de weg» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid4 is dit voor het LEV-kader gebeurd. De aanbevelingen in dit rapport waren aanleiding
om met experts en belangenorganisaties in gesprek te gaan of de eisen passend zijn
en over eventuele aanpassingen. Over dit proces is ook uw Kamer geïnformeerd.5 Concreet betekent dit dat bij de implementatie van het LEV-kader een rijbewijs AM
nodig is voor het besturen van bijvoorbeeld een BSO-Bus, waar tot nu toe voor bijzondere
bromfietsen, waaronder de BSO-Bus, geen rijbewijs vereist is. In het geval van de
e-bike heeft dit niet geleid tot het invoeren van een rijbewijs. Voor dit voertuig
blijft de situatie, wat betreft het rijbewijs, gelijk.
Vraag 8
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat een deel van de genoemde elektrische voertuigen
erg op een auto lijken of door een doorontwikkeling op een auto zijn gaan lijken,
terwijl er een rijbewijs benodigd is voor een ander categorie voertuig?
Antwoord 8
Zoals in bovenstaande beantwoording is gesteld worden er bepaalde eisen gesteld aan
voertuigen in een bepaalde categorie. Waar het voertuig op lijkt is hierin geen criterium.
Daarnaast kan voor het besturen van een brommobiel een speciaal brommobiel examen
worden gedaan, waarmee ook alleen een rijbewijs voor het brommobiel (AM4) kan worden
behaald. Met dat rijbewijs mag geen personenauto of bromfiets worden bestuurd. Daarvoor
zijn respectievelijk een rijbewijs B of AM nodig.
Vraag 9
Welke mogelijkheden zijn er om wet- en regelgeving zo in te richten dat er voor het
besturen van elektrische voertuigen die erg op een auto lijken of door een doorontwikkeling
op een auto zijn gaan lijken, ook het bezit van een B-rijbewijs afdoende is? Zou u
deze vraag willen beantwoorden in het licht van vraagstukken op het gebied van het
acceleratievermogen, de wendbaarheid, de balans van het voertuig, de plaats op de
weg, de zichtbaarheid voor andere weggebruikers, en niet in de laatste plaats de verkeersveiligheid?
Antwoord 9
De wet- en regelgeving is zo ingericht dat de rijbewijscategorie volgt uit de voertuigcategorie.
Als een elektrisch voertuig een auto is, dan moet de gebruiker in het bezit zijn van
een B-rijbewijs. Als een elektrisch voertuig op een auto lijkt, maar onder de voertuigcategorie
«brommobielen» valt, dan is een AM-rijbewijs afdoende. In Nederland wordt het rijbewijs
AM automatisch bijgeschreven als iemand in bezit is van een Nederlands rijbewijs B.
Het motorvermogen en aantal wielen (gerelateerd aan de balans van het voertuig) zijn
indelingscriteria. Per voertuigcategorie zijn er eisen aan de stuurinrichting (gerelateerd
aan de wendbaarheid) en verlichting. Voor de verschillende voertuigcategorieën wordt
ook de plaats op de weg bepaald. Gecombineerd moeten de voertuigindeling, technische
eisen en gebruikerseisen de verkeersveiligheid borgen.
Vraag 10
Welke mogelijkheden zijn er om de L2e- en de L5e-categorieën voor lichte voertuigen
weer toe te voegen aan de regeling willekeurige afschrijving milieu-investeringen
(VAMIL) en de milieu-investeringsaftrek (MIA)-regelingen en een subsidie voor de L-categorie
in te voeren, zodat verschillende elektrische voertuigen die op een auto lijken, of
door een doorontwikkeling op een auto zijn gaan lijken, niet tussen wal en schip vallen
of dreigen te vallen omdat deze twee fiscale stimuleringsmaatregelingen vanaf 2022
niet meer van kracht zijn en deze lichte voertuigen niet onder de nieuwe subsidieregeling
vallen?
Antwoord 10
In de vraagstelling wordt gerefereerd aan voertuigen die op een auto lijken, of door
een doorontwikkeling op een auto zijn gaan lijken en die niet tussen wal en schip
dienen te vallen door niet meer van kracht zijn van stimuleringsmaatregelen. De MIA
en Vamil bieden verschillende mogelijkheden voor voertuigen in de L-categorie. Elektrische
motorfietsen (L3e en L4e), kleine elektrische bezorgauto’s (L7e) en speed-pedelecs
(L1e-B) komen voor steun via deze regelingen in aanmerking.
Driewielige bromfietsen (L2e) en elektrische driewielige motorrijtuigen (L5e) komen
sinds 2022 niet meer in aanmerking. Elektrische varianten van dergelijke kleine lichte
vervoersmiddelen zijn bij aanschaf nauwelijks duurder dan de equivalenten met verbrandingsmotor
en worden steeds concurrerender. Gekeken naar de «total costs of ownership» van deze
voertuigen is in steeds minder gevallen sprake van een onrendabele top voor ondernemers
die overbrugd dient te worden. Daarom wordt door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(RVO) een subsidie als minder doeltreffend en efficiënt geacht.
Vraag 11
Deelt u de opvatting dat het goed zou zijn als er vaart gemaakt zou worden met de
ontwikkeling van het zogenaamde Lichte Elektrisch Voertuigen (LEV) -kader?
Antwoord 11
Ja. Ik vind het belangrijk dat de implementatie van het LEV-kader in wet- en regelgeving
voortvarend, zorgvuldig en ordentelijk verloopt. Ik verwacht in 2023 ook de aanpassingen
van algemene maatregelen van bestuur voor de implementatie van het LEV-kader, zoals
het kentekenen van bijzondere bromfietsen en de gebruikerseisen voor LEVs, aan uw
Kamer te kunnen sturen in het kader van de voorhangprocedure.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.