Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Nispen en Jasper van Dijk over het bericht dat bijna alle slachtoffers van het Essex-drama in Nederland zijn geweest
Vragen van de leden Van Nispen en Jasper van Dijk (beiden SP) aan de Minister en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht dat bijna alle slachtoffers van het Essex-drama in Nederland zijn geweest (ingezonden 7 december 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Burg (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 18 januari
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1186.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bijna alle slachtoffers van Essex-drama zijn
in Nederland geweest»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is daarop uw reactie?
Antwoord 2
De gebeurtenis in Essex is een uiterst ernstige zaak met een hartverscheurende afloop.
De nieuwsberichten zijn ernstig en raken het kabinet opnieuw.
Vraag 3, 4, 5 en 6
Sinds wanneer bent u op de hoogte van het feit dat niet twee, maar 38 van de 39 slachtoffers
op enig moment in Nederland zijn geweest, zoals zou blijken uit een vergelijking van
vingerafdrukken?2
Kunt u aangeven in welk kader de vingerafdrukken van deze 38 Vietnamezen in Nederland
zijn afgenomen die later in Essex dood aan zijn getroffen? In hoeverre is bekend hoe
de 38 Vietnamezen anders dan Hieu en Quyen in de koeltruck in Essex zijn beland?
Waarom is de Kamer niet geïnformeerd over het feit dat niet twee, maar 38 van de slachtoffers
op enig moment in Nederland zijn geweest ondanks de aandacht vanuit de Kamer voor
de aanleiding tot het Essex-drama?
Waarom is dit feit niet naar voren gekomen in het onderzoek naar het Essex-drama dat
door het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel is uitgevoerd? Kunt u dit
toelichten?
Antwoord 3, 4, 5 en 6
In de oorspronkelijke versie van het betreffende rapport van Myria staat de volgende
passage:
«Uit de vergelijking van de vingerafdrukken bleek dat er achtendertig van de negenendertig
dodelijke slachtoffers eveneens gekend waren in Nederland.»
Deze passage heeft de indruk gewekt dat niet twee, maar 38 van de 39 overleden slachtoffers
voorafgaand aan het drama in Nederland zijn geweest. Na de media-aandacht hiervoor
in Nederland, en de mogelijkheid dat deze passage onjuist geïnterpreteerd zou worden,
heeft Myria deze passage gewijzigd. In de laatste versie van het rapport staat hierover
inmiddels het volgende:
«Uit de vergelijking van de vingerafdrukken bleek dat de vingerafdrukken van achtendertig
van de negenendertig dodelijke slachtoffers in Nederland geregistreerd werden op basis
van Britse informatie. De vergelijking met het landelijk systeem in Nederland gaf
2 hits.»3
Het klopt dat de vingerafdrukken van de overleden slachtoffers in Nederland zijn geregistreerd.
Deze vingerafdrukken zijn in de Nederlandse systemen terechtgekomen in het kader van
een afspraak die in Europol-verband met het Verenigd Koninkrijk is gemaakt om de vingerafdrukken
van de overleden personen met de betrokken lidstaten te delen. Dit om vast te stellen
of en zo ja, waar de slachtoffers in Europa hebben verbleven en of mogelijke relaties
zijn te leggen met verdachten van mensensmokkel. Dit is dus gedaan nadat het drama
zich had voltrokken.
Het daaropvolgende vingerafdrukkenonderzoek (dactyloscopisch onderzoek) in Nederland
heeft bestaan uit een vergelijking van de 39 door het Verenigd Koninkrijk gedeelde
vingerafdrukken met de vingerafdrukken die aanwezig zijn in de Nederlandse databases
Havank en de Basisregistratie vreemdelingen (BVV). De database Havank bevat vingerafdrukken
van personen met strafrechtelijke antecedenten. De database BVV bevat vingerafdrukken
van vreemdelingen die zich in Nederland hebben gemeld. Uit dit onderzoek is gebleken
dat twee van de 39 slachtoffers voorafgaand aan het drama in Nederland zijn geweest,
te weten de twee minderjarige jongens die in Nederland in de beschermde opvang verbleven
en die in oktober 2019 hebben verlaten. Uw Kamer is hierover op eerdere momenten geïnformeerd.4 De vergelijking tussen de overige vingerafdrukken en vingerafdrukken aanwezig in
de genoemde databases heeft geen «matches» opgeleverd. Het Ministerie van Justitie
en Veiligheid heeft het Openbaar Ministerie in Nederland, het Expertisecentrum Mensenhandel
en Mensensmokkel en het Federaal Parket in België, dat meerdere strafrechtelijke onderzoeken
heeft uitgevoerd naar aanleiding van deze zaak, opnieuw geraadpleegd. Uit die raadpleging
volgt geen aanvullende informatie
die erop wijst dat andere dan de twee reeds geïdentificeerde personen, voorafgaand
aan het drama in Nederland zijn geweest.
De eerdere passage in het rapport van Myria, betreffende het «gekend» zijn van de
slachtoffers in Nederland is gebaseerd op informatie uit een proces-verbaal van de
Federale Gerechtelijke Politie in België. Inmiddels is vastgesteld dat het hier gaat
om informatie die verwijst naar de vingerafdrukken die in het kader van de genoemde
Europol-afspraak in de Nederlandse systemen zijn terechtgekomen nadat het drama zich
in Essex had voltrokken.
Vraag 7 en 8
Wat is uw reactie op de constatering in het rapport van Myria inzake Hieu en Quyen
dat Nederland het volgende verzoek via Europol bij de Belgische autoriteiten indiende:
«urgentie spoed, betreft een mensensmokkelzaak waarbij minderjarige Vietnamezen betrokken
zijn»?5
Hoe verhoudt dit verzoek zich tot het Nederlandse narratief dat bij het volgen van
Hieu en Quyen het doorlatingsverbod niet van toepassing was omdat er geen verdenking
van mensensmokkel bestond?
Antwoord 7 en 8
In de beantwoording van eerdere Kamervragen over dit onderwerp is reeds aangegeven
dat het bevel voor observatie is gegeven op basis van een verdenking mensensmokkel.
Deze verdenking was echter niet zodanig concreet dat sprake was van concrete wetenschap
van mensensmokkel in de zin van het doorlaatverbod. Omdat er op dat moment geen concrete
wetenschap van mensensmokkel was, is er volgens het OM geen sprake geweest van doorlaten
op grond van artikel 126ff Wetboek van Strafvordering. Het Myria-rapport heeft niet
geleid tot nieuwe informatie en aldus ook niet tot andere inzichten omtrent de toepassing
van het doorlaatverbod.
Vraag 9
Bent u nog altijd van mening dat Vietnamese alleenstaande minderjarige vreemdelingen
Nederland als transitland beschouwen en daardoor kort in Nederland zijn, waardoor
Nederland beperkt is in de mogelijkheden om mensenhandel en -smokkel van Vietnamezen
te bestrijden zoals eerder is medegedeeld? (Kamerstuk 27 062, nr. 110)
Antwoord 9
Uit het onderzoek waar de door u aangehaalde Kamerbrief over gaat, is inderdaad gebleken
dat veel Vietnamese alleenstaande minderjarige vreemdelingen Nederland als zogeheten
«transitland» beschouwen. In de Kamerbrief is voorts benoemd dat Nederland dit fenomeen
daarom niet eigenstandig kan tegengaan.
De problematiek van de fenomenen mensensmokkel en mensenhandel is groter dan alleen
Nederland. Vandaar ook dat samenwerking en informatie-uitwisseling bij de bestrijding
van de mogelijke internationaal opererende criminele netwerken op Europees niveau
plaatsvindt in het kader van EMPACT, het European Multidisciplinary Platform Against
Criminal Threats. Binnen EMPACT Trafficking in human beings is er ook een nieuw programma
dat zich richt op het onderwerp de mensenhandel van Vietnamese migranten. Nederland
is samen met Duitsland en Spanje projectleider van dit programma. Op operationeel
niveau vindt ook samenwerking plaats, indien hier aanleiding voor is (zoals bijvoorbeeld
in de zaak-Essex), vanuit onder andere de politie en de Koninklijke Marechaussee.
Inmiddels is het echter zo dat de instroom van Vietnamese alleenstaande minderjarige
vreemdelingen aanzienlijk is verminderd. Zo stroomden in heel 2022 minder dan 5 Vietnamese
alleenstaande minderjarige vluchtelingen in. Voorts is geen van deze alleenstaande
minderjarige vreemdelingen met onbekende bestemming vertrokken uit Nederland. Gelet
op de afgenomen instroom lijkt de situatie ten tijde van voornoemde Kamerbrief daarom
niet langer meer van toepassing te zijn. Dit laat onverlet dat alertheid op signalen
van mensensmokkel en mensenhandel van groot belang blijft. Het is om die reden dat
deze groep nog steeds standaard in de beschermde opvang wordt opgevangen.
Vraag 10
Hoe beschouwt u in het licht van het bovenstaande de conclusie van het rapport van
Myria dat Vietnamezen betrokken zijn bij verschillende vormen van criminaliteit die
aan mensenhandel en -smokkel te relateren zijn?
Antwoord 10
In 2021 heeft het Expertisecentrum Mensenhandel & Mensensmokkel (hierna: EMM) (vervolg)onderzoek
gedaan naar Vietnamezen in Nederland in relatie tot mensenhandel en mensensmokkel,
met het doel om vanuit verschillende criminaliteitsvormen meer zicht te krijgen op
de geregistreerde aard en omvang van mensenhandel en mensensmokkel. Dit onderzoek
– over de periode januari 2018 tot november 2020 – heeft een aantal hoofdcategorieën
van incidenten in beeld gebracht waar Vietnamezen bij betrokken kunnen zijn in relatie
tot mensenhandel en mensensmokkel. In het EMM-rapport, gepubliceerd op www.emm-online.nl en als externe bijdrage toegevoegd aan het jaarverslag van Myria uit 2022, staat
onder andere vermeld dat (minderjarige) Vietnamezen die in de beschermde opvang worden
ondergebracht nagenoeg allemaal uit de opvang verdwijnen. Daarbij bestaat in algemene
zin het vermoeden dat mensensmokkelorganisaties hierbij een rol spelen.
Zoals eerder aan u medegedeeld in de beantwoording van voorgaande Kamervragen zijn
medewerkers van de beschermde opvang alert op signalen die kunnen duiden op het voornemen
van een alleenstaande minderjarige vluchteling om de beschermde opvang te verlaten.6 De beschermde opvang heeft korte lijnen met de politie en signalen die mogelijk duiden
op een verdwijning worden met de politie gedeeld. Bij brief van 23 maart 2020 bent
u geïnformeerd over de werkafspraken tussen de politie, het Centraal Orgaan opvang
asielzoekers, de Stichting Nidos en de Dienst Terugkeer & Vertrek die tot doel hebben
om vast te leggen, wie, wat, wanneer moet doen als geconstateerd wordt dat een minderjarige
is vertrokken uit de opvang, waaronder de beschermde opvang.
Vraag 11
Wat zeggen deze nieuwe onthullingen volgens u over de rol van Nederland in de mensenhandel
van Vietnamezen?
Antwoord 11
Zie het antwoord op de vragen 3 tot en met 6. Van nieuwe onthullingen is geen sprake.
Vraag 12 en 13
Erkent u dat het de mensenhandel en -smokkel in Vietnamezen de afgelopen jaren ten
onrechte te hebben gebagatelliseerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe heeft Nederland de aanpak van mensenhandel in Vietnamezen geïntensiveerd sinds
2019?
Antwoord 12 en 13
Naar aanleiding van de Essex-zaak is gereflecteerd op de ketensamenwerking door alle
betrokken ketenpartners. Gesproken is over mogelijkheden om de communicatie te verbeteren
tussen alle betrokken partijen en de mogelijkheden om samenwerking op internationaal
gebied te versterken. Daarnaast heeft naar aanleiding van deze casus de Belgische
politie samen met de Nederlandse politie gereflecteerd op de operationele samenwerking
en de lessen die hieruit getrokken kunnen worden. Tenslotte nemen Nederlandse ambassade
in Hanoi en het consulaat-generaal in Ho Chi Minh Stad regelmatig deel aan overleggen
met zogenaamde like-minded landen en lokale ngo’s op het gebied van mensenhandel.
Vraag 14
Bent u bereid om in het licht van deze nieuwe feiten een nieuw onderzoek te laten
doen naar de rol van Nederland in de mensenhandel en -smokkel van Vietnamezen en vormen
van criminaliteit die aan mensenhandel en -smokkel te relateren zijn?
Antwoord 14
Zoals in de beantwoording van bovenstaande vragen benoemd is, is er geen sprake van
nieuwe feiten. Om die reden is er op dit moment geen aanleiding om nieuw onderzoek
te doen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.