Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over het dreigende vertrek van gasbedrijven uit Nederland
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het dreigende vertrek van gasbedrijven uit Nederland (ingezonden 19 oktober 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Economische Zaken en Klimaat), mede namens
de Staatssecretaris van Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst) (ontvangen 18 januari
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 760.
Vraag 1
Bent u ermee bekend dat gasbedrijven uit Nederland dreigen te vertrekken door de tijdelijke
accijnsverhoging en het invoeren van een solidariteitsbijdrage?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het artikel uit de Telegraaf.
Vraag 2
Klopt het dat er straks van iedere euro ongeveer 90 cent naar de staat gaat, zoals
Menno Snel, voorzitter van Element NL, aangeeft?
Antwoord 2
Nee, dat is niet juist. Naast de vennootschapsbelasting (vpb) met een percentage van
25,8% over het belastbare bedrag in het hoge tarief, die geldt voor alle bv’s en nv’s,
betalen bedrijven actief in de exploratie en productie van olie en gas ook zogeheten
mijnbouwheffingen. Dit zijn:
Cijns: Een heffing berekend op basis van de behaalde omzet, met een staffel van 0
tot 7% op basis van geproduceerde hoeveelheden geldend voor gaswinning op land.
Oppervlakterecht: Een bedrag per km2 voor het houden van een opsporings- of winningsvergunning, variërend van € 288 tot
€ 865 op basis van het tijdvak van de vergunning.
Winstaandeel: 50% berekend op basis van de winst- en verliesrekening van de vergunninghouder.
Als gevolg van de tijdelijke verhoging van de cijns in de Mijnbouwwet, voor zowel
gaswinning op land als op zee, wordt het tarief verhoogd van maximaal 7% naar 65%
voor 2023 en 2024, ten aanzien van de omzet van het geproduceerde gas boven de prijsdrempel
van € 0,50 per m3. De bovengenoemde heffingen werken op elkaar in, doordat de heffingen berekend over
de omzet (zoals cijns) en het oppervlakterecht leiden tot een lagere winst, op basis
waarvan het winstaandeel en de vpb berekend worden. Het winstaandeel kent een wisselwerking
met de vpb. Het winstaandeel is als kosten aftrekbaar voor de vpb, terwijl een fictief
berekende vpb verrekenbaar is met het winstaandeel, het zogenaamde verrekenbare bedrag.
Per saldo komt voor de jaren 2023 en 2024 cumulatief gemiddeld zo’n 83% van de winst
toe aan de Staat. Overigens valt niet uit te sluiten dat voor een individueel bedrijf,
en met name een kleinere operator, de belastingdruk in enig jaar hoger kan zijn dan
het berekende gemiddelde.
Voor de voorgestelde tijdelijke solidariteitsbijdrage voor 2022 geldt vervolgens dat
deze wordt ingevoerd conform de op 6 oktober 2022 door de Raad van de Europese Unie
(EU) aangenomen verordening betreffende een noodinterventie op de energiemarkt (de
verordening)2. Op basis van de solidariteitsbijdrage uit deze verordening wordt de overwinst met
33% wordt belast. De overwinst in 2022 is vervolgens de winst voor de vpb voor zover
die de gemiddelde winst voor de vpb van de jaren 2018 t/m 2021 met 20% overschrijdt.
Deze solidariteitsbijdrage zal in aanvulling op de vpb worden geheven. Als gevolg
hiervan is de overwinst over 2022 belast met circa 83% (toevalligerwijs is dit in
beginsel hetzelfde percentage als ten aanzien van de verhoging van de cijns in de
Mijnbouwwet voor 2023 en 2024).
Bij beide percentages van wat aan de Staat toekomt, is reeds rekening gehouden met
het winstdeel van 40% dat Energie Beheer Nederland (EBN) ontvangt.
Vraag 3
Vindt u dit redelijk of buitenproportioneel?
Antwoord 3
Het kabinet ziet in het gekozen tarief van 65% de juiste balans tussen het belang
van de burgers die lijden onder de hoge energieprijs en de bijdrage die van de vergunninghouders
die van de hoge energieprijs profiteren mag worden verwacht. Voor de voorgestelde
solidariteitsbijdrage voor 2022 geldt dezelfde argumentatie. Voor een uitgebreidere
toelichting wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij beide voorstellen.3
Vraag 4
Moeten gasbedrijven nu juist niet ruimte hebben om te investeren? Werkt een extreem
hoge heffing dan niet averechts?
Antwoord 4
Het is door de hoge gasprijzen nog nooit eerder zo rendabel geweest om te investeren
in gaswinning op de Noordzee. De ingevoerde extra heffingen zien enkel op een extra
belasting op onvoorziene extreme overwinsten voor de jaren 2022 tot en met 2024. Ter
referentie, de gasprijzen voorafgaand aan deze energiecrisis hebben de € 0,35 per
m3 niet overschreden. Investeringsbeslissingen, die over het algemeen genomen worden
voor een termijn van minimaal 10 tot 15 jaar, houden hier geen rekening mee. Dit geldt
des te meer omdat bij de huidige voorliggende investeringen pas over enkele jaren
gas wordt geproduceerd.
Het kabinet kijkt nog nader, ook in overleg met de sector, of er mogelijkheden zijn
om naast de verhoogde mijnbouwheffingen ook investeringsprikkels in te bouwen om te
zorgen dat bedrijven blijven investeren in de gasproductie in Nederland. De wenselijkheid
van een dergelijk instrument zal gewogen moeten worden op basis van doeltreffendheid
en doelmatigheid. Mochten hier kosten aan verbonden zijn dan zullen die binnen de
begroting gedekt moeten worden.
Vraag 5
Kunt u aangeven wat de gasbedrijven bijdragen aan de Nederlandse economie? Kunt u
dit uitsplitsen in belastingen, directe- en indirecte banen?
Antwoord 5
Bedrijvigheid van de gassector, door de gaswinning uit de kleine velden, leidt tot
economische activiteiten. Op de eerste plaats in de regio’s waar het gas wordt gewonnen,
maar ook in de rest van Nederland. Deze activiteiten door de gaswinning uit de kleine
velden vertegenwoordigen voor de Nederlandse economie een aanzienlijk grotere waarde
dan de omvang van de aardgasbaten. De gasbedrijven zijn, net als andere ondernemingen
in Nederland, onderworpen aan de vennootschapsbelasting. Daarbovenop zijn zij ook
mijnbouwheffingen verschuldigd, te weten het winstaandeel, oppervlakterecht en cijns
(dat laatste alleen bij winning op land in het huidige systeem).
Via het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI) wordt jaarlijks gerapporteerd
over de betaalstromen van de Nederlandse delfstoffenindustrie. De rapporten richten
zich op de olie-, gas- en zoutindustrie en rapporteren over de geldstromen tussen
deze bedrijven en de Nederlandse overheid. Afgelopen jaar zijn middels een brief aan
uw Kamer de reconciliatierapporten over 2019 en 2020 gepresenteerd4. Volgens de branchevereniging Element-NL zorgt de sector in Nederland voor zo’n 16.500
banen. Daarbij gaat het om mensen op de productielocaties, onderzoekers en technisch
ontwerpers, maar ook om banen bij de toeleveringsbedrijven en bijvoorbeeld in de bouw
van installaties en offshore platforms.5
Vraag 6
Kunt u toelichten hoe de solidariteitsbijdrage en de tijdelijke accijnsverhoging zich
met elkaar verhouden?
Antwoord 6
De voorgestelde tijdelijke verhoging van de cijns in de Mijnbouwwet geldt voor 2023
en 2024 en is van toepassing op het deel van de omzet in een kalenderjaar dat behaald
is met de verkoop van aardgas tegen een gemiddelde prijs hoger dan € 0,50 per m3. Deze verhoging is slechts van toepassing op houders en medehouders van een winningsvergunning
voor aardgas. De voorgestelde tijdelijke solidariteitsbijdrage geldt voor 2022 en
is van toepassing op de overwinst van fossiele bedrijven met activiteiten in de ruwe
olie, aardgas, kolen en de raffinage van aardolie. Voor de wijze waarop deze overwinst
wordt berekend en welk tarief van toepassing is, wordt verwezen naar het antwoord
bij vraag twee.
De voorgestelde tijdelijke solidariteitsbijdrage en de voorgestelde verhoging van
de cijns in de mijnbouwheffingen hebben beiden als doel om het surplus aan winsten
als gevolg van onvoorziene omstandigheden – die met name zijn veroorzaakt door verstoringen
op de markt in de aanloop naar en als gevolg van de Russische oorlog in Oekraïne –
additioneel te belasten. De beide heffingen gelden echter volgtijdelijk voor verschillende
jaren, de solidariteitsbijdrage voor 2022 en de verhoging van de cijns voor 2023 en
2024.
Vraag 7
Waarom komt de solidariteitsbijdrage bovenop de cijns-verhoging, die ook gezien kan
worden als invulling van de EU-noodverordening?
Antwoord 7
De oorsprong van de voorgestelde tijdelijke solidariteitsbijdrage ligt in de verordening.
Daarmee is op het niveau van de EU-actie ondernomen om de directe economische gevolgen
van de scherpe stijging van de energieprijzen voor de begrotingen van overheidsinstanties,
consumenten en bedrijven in de hele EU te verzachten. Om de effecten van de energiecrisis
voor huishoudens te mitigeren is onder andere een solidariteitsbijdrage voorgesteld,
waarvan de opbrengst dient te worden aangewend voor de ondersteuning van onder andere
huishoudens. De uitzonderlijk gestegen energieprijzen hebben een bepalend en sterk
effect op de inflatie en koopkracht van Nederlandse huishoudens en in het bijzonder
de laagste inkomens kunnen de sterk gestegen energiekosten moeilijk of niet dragen.
Het kabinet heeft maatregelen aangekondigd om burgers incidenteel en structureel te
compenseren voor de sterk gestegen energieprijzen. Deze maatregelen zijn toegelicht
in de Miljoenennota 2023 en het Belastingplan 2023.
Daarnaast is tijdens de augustusbesluitvorming besloten om een tijdelijk prijsplafond
in te stellen om burgers te compenseren voor de stijgende energieprijzen en zekerheid
te bieden. Dit alles heeft geleid tot een aanvullende dekkingsopgave van vele miljarden.6 Gegeven de dekkingsopgave als gevolg van het hiervoor genoemde tijdelijke prijsplafond
heeft het kabinet besloten om in aanvulling op de verhoging van de cijns in 2023 en
2024 de door de verordening voorgeschreven tijdelijke solidariteitsbijdrage te introduceren
in 2022. Hiermee wordt ook voor het jaar 2022 een extra opbrengst verzekerd. De opbrengst
van de solidariteitsbijdrage dient daarbij ten eerste specifiek ter dekking van de
tussenvariant voor het prijsplafond op energie voor kleinverbruikers in de maanden
november en december van dit jaar, die via de energieleveranciers een tegemoetkoming
van € 190 per maand ontvangen als korting op de energierekening.
Vraag 8
Wat is het gevolg van de solidariteitsheffing en de tijdelijke accijnsverhoging voor
het versnellingsplan van de aardgaswinning? Loopt dit hierdoor vertraging op?
Antwoord 8
Het versnellingsplan voor gaswinning op de Noordzee behelst verschillende maatregelen
om de verwachte afname van gasproductie op de Noordzee te beperken en daarmee in aanvulling
op energiebesparing en het opschalen van de productie van duurzame energie een bijdrage
te leveren aan het beperken van de importafhankelijkheid van aardgas. Er is potentieel
voor een versnelling van de gaswinning op de Noordzee, of beter gezegd het afvlakken
van de dalende trend. Het realiseren hiervan vergt een voorspelbaar en stabiel investeringsklimaat.
Ten aanzien van de voorspelbaarheid van het investeringsklimaat heb ik aangegeven
dat ik in zal zetten op een verbetering van het vergunningenproces, waarbij voorspelbaarheid
en versnelling van de procedures het doel is zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit
en de zorgvuldigheid van het proces.
Het daadwerkelijke effect op de investeringsbereidheid is pas in de loop van 2023
zichtbaar. De sector geeft aan dat hierdoor het versnellingsplan dat extra gaswinning
op de Noordzee beoogd, mogelijk in gevaar komt. Om die reden wordt er nader bezien
of het wenselijk is om een investeringsprikkel in te bouwen om zo de negatieve effecten
van de solidariteitsbijdrage en de verhoogde cijns op de gasleveringszekerheid te
mitigeren. De wenselijkheid van een dergelijk instrument zal gewogen moeten worden
op basis van doeltreffendheid en doelmatigheid. Mochten hier kosten aan verbonden
zijn dan zullen die binnen de begroting gedekt moeten worden.
Vraag 9
Wat is het effect van de accijns-verhoging op het investeringsklimaat ten opzichte
van andere landen rondom de Noordzee? Klopt het dat deze heffingen hebben die vele
malen lager zijn?
Antwoord 9
Ten aanzien van een stabiel investeringsklimaat zouden de voorgestelde verhoging van
de cijns voor 2023 en 2024 en de tijdelijke solidariteitsbijdrage voor 2022 een negatieve
impact kunnen hebben op de gewenste investeringen in de versnelling van de gasproductie
evenals de beoogde investeringen in projecten in relatie tot de energietransitie.
Dit komt met name doordat de heffingsvoet van de gasproductie activiteiten in Nederland
hoger komt te liggen dan in sommige omringende landen. Zo kent het Verenigd Koninkrijk
momenteel een belastingvoet van zo’n 65%, die overigens per 1 januari 2023 verhoogd
zal worden naar 75% naar aanleiding van de recente bekendmaking van de verhoging van
de zogeheten «windfall profit tax» aldaar7. Maar in Noorwegen is bijvoorbeeld de belastingvoet van olie- en gaswinningsactiviteiten
zo’n 90%. Beide landen kennen echter ook een investeringsaftrek die in de buurt komt
van de percentages gelijk aan de belastingvoet, wat het aantrekkelijker maakt om te
investeren in nieuwe projecten.
Tegelijk vormen de hoge gasprijzen momenteel ook een stimulans om te investeren. De
heffing wordt daarbij pas geheven vanaf een prijs die € 0,50 per m3 te boven gaat (cijns), wat als excessief kan worden beschouwd, dan wel ten aanzien
van de overwinst (solidariteitsbijdrage). Investeringsbeslissingen voor dergelijke
projecten zijn tot voor kort altijd genomen op basis van reguliere prijzen die niet
boven de € 0,35 per m3 uit zouden komen.
Vraag 10
Kunt u bevestigen dat de verhoging van het cijnstarief enkel in 2023 en 2024 zal gelden
en daarmee dus tijdelijk zal zijn? Hoe wordt voorkomen dat de maatregel wordt verlengd?
Antwoord 10
Omdat er sprake is van een uitzonderlijke situatie, die naar verwachting tijdelijk
is, is de maatregel ook tijdelijk en daarmee op dit moment voorzien voor 2023 en 2024.
Mochten de verwachte ramingen uit de gasbaten uitwijzen dat er over de jaren na 2024
ook excessieve overwinsten verwacht worden en de hoge energierekeningen van consumenten
ook vragen om een substantiële bijdrage in de koopkrachtreparatie zal nader worden
heroverwogen of een verlenging van de maatregel nodig is.
Vraag 11
Hoe wordt voorkomen dat incidentele winsten die los staan van de gasprijs niet in
deze additionele cijnsheffing worden meegenomen?
Antwoord 11
De cijns wordt geheven over de omzet en die wordt alleen bepaald door de gasprijs
(en de gewonnen hoeveelheid). Incidentele winsten die niet worden veroorzaakt door
de gasprijs of de gewonnen hoeveelheid hebben dus geen invloed op de additionele cijns.
Vraag 12
Bent u in gesprek met de gasbedrijven over deze maatregelen?
Antwoord 12
Ik ben samen met mijn collega’s de Minister van Economische Zaken & Klimaat en de
Staatssecretaris van Financiën in gesprek met de sector over deze maatregelen en om
te bezien of er mogelijkheden bestaan om eventuele onbedoelde effecten weg te kunnen
nemen. Zo is er bijvoorbeeld naar aanleiding van deze gesprekken reeds een aanpassing
gedaan aan de voorgestelde maatregelen om rekening te houden met het effect van hedgecontracten
(die operators aangaan om het risico van de schommelende gasprijs te mitigeren) op
de daadwerkelijke omzet van de operators en daarvoor het cijnsartikel in de Mijnbouwwet
aan te passen.8
Vraag 13
Wat zou het effect zijn op onze gaswinning als gasbedrijven daadwerkelijk zullen vertrekken?
Antwoord 13
Het staat bedrijven altijd vrij om hun activiteiten in Nederland af te bouwen of te
verkopen. De laatste jaren hebben meerdere operators hun activiteiten verkocht aan
andere partijen. Dit kan vervolgens ook weer voor een investeringsstimulans zorgen
bij deze nieuwe spelers op de markt. Een vertrek van operators uit Nederland zonder
opvolging van andere partijen zou de al aanwezige dalende trend van de gasproductie,
die mede veroorzaakt wordt door de natuurlijke uitputting van de bronnen, echter nog
sterker kunnen laten dalen. Hierdoor zal de importafhankelijkheid van aardgas toenemen.
Mocht gaswinning onrendabel worden, dan zou de olie- en gasinfrastructuur voortijdig
kunnen worden ontmanteld en verwijderd en kan dan dus ook niet meer worden ingezet
voor vormen van duurzame energie. Op dit moment is gaswinning, ook na verhoging van
de Mijnbouwheffingen, echter nog rendabeler dan ooit.
Vraag 14
Zijn de accijnsverhoging en de solidariteitsbijdrage juridisch haalbaar, alsmede uitvoerbaar
Antwoord 14
De voorgestelde verhoging van de cijns in de Mijnbouwwet en de voorgestelde tijdelijke
solidariteitsbijdrage zijn naar mening van het kabinet juridisch haalbaar. De Belastingdienst
heeft beide maatregelen daarnaast beoordeeld met een uitvoeringstoets, waaruit blijkt
de beide maatregelen uitvoerbaar zijn. Voor verdere toelichting wordt verwezen naar
de memorie van toelichting en de uitvoeringstoets bij beide voorstellen.9
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.