Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over o.a. Nieuwe bekostigingssystematiek lwoo en pro (Kamerstuk 31497-443)
2023D01050 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de Minister
voor Primair en Voortgezet Onderwijs d.d. 18 november 2022 inzake nieuwe bekostigingssystematiek
lwoo1 en pro2 (Kamerstuk 31 497, nr. 443) en d.d. 10 juni 2022 inzake rapporten van KBA3
Nijmegen over «Bekostiging van het praktijkonderwijs» en van het CBS over «Richting
een nieuw verdeelmodel voor leerwegondersteunend onderwijs (lwoo)» (Kamerstuk 31 497, nr. 437).
De voorzitter van de commissie
Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie
Bosnjakovic
Inhoud
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
• Inbreng van de leden van de CDA-fractie
• Inbreng van de leden van de SP-fractie
• Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
• Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
II Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de
Minister4, het rapport van KBA-Nijmegen over «Bekostiging van het praktijkonderwijs» en het
rapport van CBS over «Richting een nieuw verdeelmodel voor leerwegondersteunend onderwijs
(lwoo)» en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de huidige peildatum voor de budgetten
voor lwoo en het praktijkonderwijs inmiddels meer dan tien jaar geleden is en lezen
dat de invoering van het nieuwe systeem nog meer dan twee jaar op zich laat wachten,
waarna een overgangsregeling van vijf jaar in werking treedt. De leden ontvangen signalen
dat er scholen zijn die door grote veranderingen in de leerlingenpopulatie inmiddels
een ontoereikend budget hebben voor ondersteuning. Is inzichtelijk hoe groot dit probleem
is? Komt de nieuwe bekostigingssystematiek voor deze scholen op tijd? Op welke manier
wordt in de tussentijd maatwerk geboden voor deze scholen, zo vragen zij.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de herverdeeleffecten van de nieuwe bekostigingssystematiek
vrij groot zijn. In hoeverre komt dat door de nieuwe verdeelsleutel, en in hoeverre
doordat er op dit moment met een oude verdeelsleutel uit 2012 wordt gewerkt? Met andere
woorden, zouden de herverdeeleffecten minder groot zijn als de huidige verdeelsleutel
opnieuw vastgesteld zou worden met recente data, zo vragen zij.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister voor het pro toewerkt naar rechtstreekse
financiering, conform het coalitieakkoord en op basis van adviezen van KBA-Nijmegen.
De leden onderschrijven deze wijziging en vragen of inzichtelijk is hoe groot de verschillen
in het toelatingsbeleid tussen samenwerkingsverbanden zijn.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister 23% van het landelijke lwoo-budget
wil verdelen op basis van het aantal vmbo5-leerlingen in leerjaar 3 en 4 in het samenwerkingsverband en 77% op basis van de
nieuwe indicator van het CBS. Hoe is de Minister tot deze verhouding gekomen? Is er
ook onderzoek gedaan naar andere verhoudingen, zo vragen de leden.
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van monitoring van het aantal
leerlingen in het praktijkonderwijs en de invloed van rechtstreekse bekostiging daarop.
De leden willen weten op welke momenten de Kamer hierover geïnformeerd gaat worden.
En wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de overgangsregeling, zo vragen zij.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerstukken ten behoeve van
dit schriftelijk overleg. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
De leden van de D66-fractie zijn positief dat de Minister de bekostigingssystematieken
van het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en praktijkonderwijs (pro) bereid is
aan te passen zodat deze beter passen bij de vragen en behoeftes van het lwoo en pro.
Mede naar aanleiding van het sluiten van het coalitieakkoord, waarin is afgesproken
om het praktijkonderwijs een volwaardige schoolsoort te laten zijn met rechtstreekse
financiering. Zij complimenteren de Minister dat hij deze afspraak nu tot uitvoering
gaat brengen.
De leden van de D66-fractie hebben zorgen vernomen in het onderwijsveld met betrekking
tot de nieuwe regeling voor het lwoo en de gevolgen daarvan voor krimpregio’s. Zij
lezen dat de Minister deze zorgen tot zich heeft genomen en een krimptoets gaat uitvoeren
om te kijken of de nieuwe bekostigingssystematiek ook daadwerkelijk negatief uitpakt
voor krimpregio’s zoals wordt gevreesd. Kan de Minister de uitkomsten van dit onderzoek
met de Kamer delen voor het wetsvoorstel naar de Kamer wordt gestuurd, zo vragen zij.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief rapporten van KBA-Nijmegen
over «Bekostiging van het praktijkonderwijs» en van het CBS over «Richting een nieuw
verdeelmodel voor leerwegondersteunend onderwijs (lwoo)». Zij onderschrijven het belang
om te kijken naar vernieuwing van de bekostigingssystematiek voor het leerweg ondersteund
onderwijs (lwoo) en het praktijkonderwijs (pro). De voorgenoemde leden willen eerst
een beter zicht op de consequenties voor krimpregio’s zoals Groningen, Friesland,
Drenthe en de Achterhoek voordat ze de voorgestelde herverdelingssystematiek kunnen
beoordelen. Zij vinden het daarom te laat als dit pas uitgebreid aan bod komt in de
toelichting op het wetsvoorstel. Zij hebben ook nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de reden is dat de krimpmotie van de leden
Westerveld en Van der Hul6, die reeds in 2018 is ingediend, niet al is uitgevoerd voorafgaand aan het informeren
van de Kamer over een nieuw bekostigingssystematiek. Is de Minister bereid om deze
krimpcheck eerder naar de Kamer te sturen dan het wetsvoorstel? Kan hij aangeven welke
onderbouwing en data er gebruikt zijn bij de krimpcheck die reeds is uitgevoerd en
de uitgebreidere toelichting die nog volgt, zo vragen zij.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister gaat voorkomen dat het aanbieden
van onderwijs aan kwetsbare doelgroepen (lwoo) niet door een ondergrens zakt, zodat
er voor jongeren in heel Nederland voldoende onderwijs en ondersteuning aangeboden
kan worden en het niet uitmaakt waar je opgroeit.
De leden van de CDA-fractie vragen welke varianten de afgelopen jaren zijn verkend
door de onderwijspartijen. Zat het nu voorgestelde voorstel hier ook bij, zo vragen
de leden.
De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat de bekostiging straks jaarlijks
wordt vastgesteld. Zit er een vertraging in die uitbetaling, zoals bijvoorbeeld in
andere onderwijssectoren gebruikelijk dat er gewerkt wordt met T-1 of T-2, zo vragen
zij.
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre bij het lwoo straks de situatie speelt
dat de leerling in het gebied van samenwerkingsverband X woont, maar in het gebied
van samenwerkingsverband Y naar school gaat.
De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat de sociaalemotionele problematiek
van jongeren per regio precies hetzelfde is. Waar wordt dat op gebaseerd, zo vragen
zij.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brieven over de nieuwe bekostigingssystematiek
lwoo en pro. Zij hebben daar nog een enkele vraag over.
Nieuwe indicator voor lwoo
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of er met de invoering van de nieuwe
indicator ook geen sprake meer is van de mogelijkheid tot opting out, omdat dit middel
was bedoeld als tussenfase tot er een nieuwe wet zou komen. Kan de Minister dit nader
toelichten?
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige
brief. Zij waarderen het praktijkonderwijs als een vorm van regulier onderwijs die
de leerlingen die daarop zijn aangewezen, zo goed mogelijk voorbereidt op de maatschappij
en alle leerlingen een eigen ontwikkelplan laat volgen, waarbij leren, werken, redzaamheid,
burgerschap en vrije tijd belangrijke aspecten zijn. Daarom zijn zij ook gelukkig
met de passage in het huidige coalitieakkoord die stelt dat het praktijkonderwijs
een volwaardige onderwijssoort is en er daarvoor een rechtstreekse financiering komt.
De leden van de PvdA-fractie verbazen zich over de passage in de onderhavige brief
waarin wordt gemeld dat alsnog maximering van het landelijke budget voor praktijkonderwijs
kan worden overwogen als landelijke cijfers en de brede praktijk van toelating tot
het praktijkonderwijs daar aanleiding toe geven. Kunnen de leden erop vertrouwen dat
zoiets dan nimmer wordt beklonken met alleen een overlegje tussen de ministeries van
OCW en Financiën, maar zo’n maatregel het praktijkonderwijs slechts opgelegd zal krijgen
in overleg met de Kamer? Hoe wordt de Kamer te zijner tijd betrokken bij de evaluatie,
zo vragen zij.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de Kamer in december het gewijzigde amendement
heeft aangenomen van de leden De Hoop en Westerveld over de instandhouding van de
preventieve netwerken pro/vso7 in 2023.8 Deze netwerken leveren een preventieve, maar meestal onzichtbare bijdrage bij het
voorkómen van jeugdwerkloosheid in Nederland. Kan de Minister toelichten hoe de instandhouding
van de preventieve netwerken pro/vso in 2023 straks een vervolg gaat krijgen bij de
rechtstreekse financiering van het praktijkonderwijs, zo vragen zij.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse de brief gelezen over de nieuwe
bekostigingssystematiek lwoo en pro. Zij hebben nog enkele vragen over de plannen
van de Minister.
Monitoring en evaluatie
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat alle wijzigingen de komende jaren worden
gemonitord en geëvalueerd. Hierin zal ook de ontwikkeling van de instroom en verblijfsduur
van leerlingen in het pro worden meegenomen. Dit omdat zowel uit de bijgevoegde beslisnota’s
als het rapport van het KBA-Nijmegen blijkt dat het Ministerie van OCW zorgen heeft
dat dit nieuwe model kan leiden tot een mogelijk perverse prikkel en daardoor de groei
van de instroom in het praktijkonderwijs.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen echter in het rapport van het KBA-Nijmegen
dat de onderzoekers niet verwachten dat de instroom in het praktijkonderwijs snel
of sterk zal toenemen. Dit onderbouwen de onderzoekers met verschillende argumenten.
De voornoemde leden vragen waar deze zorg en angst van het ministerie op gebaseerd
is. Kan de Minister deze zorg onderbouwen met feiten of cijfers? En kan hij tevens
uitleggen waarom ze hier een andere verwachting over hebben dan de onderzoekers van
het KBA-Nijmegen?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de onderzoekers van het KBA-Nijmegen
met name vanwege de zorgen vanuit het Ministerie van OCW de aanbeveling doen om de
instroom de komende jaren te monitoren en als de cijfers daartoe aanleiding geven
alsnog maximering van het landelijk budget voor pro te overwegen. Aangezien de onderzoekers
eerder stelden geen verhoging van de instroom te verwachten, vinden de voornoemde
leden het bijzonder dat deze vergaande optie van maximering toch wordt geopperd. De
Minister noemt deze optie ook in de Kamerbrief. Kan de Minister uitleggen waarom hij
de optie van maximering heeft opgenomen in de Kamerbrief? Is hij het met voornoemde
leden eens dat een dergelijk groot besluit op basis van inhoudelijke redenen genomen
moet worden en niet op basis van financiële argumenten? Klopt dat het bij geen enkele
andere onderwijsvorm in het funderend onderwijs maximering van het budget op dergelijke
manier is geregeld? Hoe ziet de Minister dit in het licht van zijn streven voor meer
passend onderwijs, waarin elke leerling het onderwijs krijgt dat bij hem of haar past?
Deze ambitie voor passend onderwijs gaat toch niet samen met het maximeren van het
landelijk budget voor pro? En ook niet met de uitspraak uit het regeerakkoord dat
praktijkonderwijs een volwaardige onderwijssoort is? Graag ontvangen deze leden een
reflectie.
De leden van de GroenLinks-fractie zouden graag zien dat de Kamer betrokken blijft
bij de evaluatie en zich kan uitspreken over maximering mocht dat in de toekomst toch
overwogen worden. Kan de Minister dit toezeggen, zo vragen zij.
Financiële gevolgen
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er een krimpcheck wordt uitgevoerd op
de nieuwe bekostigingssystematiek, volgend uit de motie van de leden Westerveld en
Van den Hul. De voornoemde leden zijn positief dat deze krimpcheck wordt uitgevoerd,
maar zijn benieuwd welke data en onderbouwing wordt gebruikt voor deze krimpcheck.
Is het mogelijk deze gegevens met de Kamer te delen? Zo niet, waarom niet, zo vragen
zij.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het mogelijk is om bij de voorbereiding
van wetgeving mee te nemen hoe de gevolgen van de indicator op een structurele manier
verdisconteerd kunnen worden, zodat regio’s bij het aanbieden van ondersteuning aan
kwetsbare doelgroepen (lwoo) niet door een ondergrens zakken. Is de Minister bekend
met het onderzoek dat schoolbesturen, samenwerkingsverbanden en provincies in Noord-Nederland
zelf uitvoeren om tot structurele oplossingen te komen om onderwijsondersteuning in
stand te houden in heel Nederland? Is hij bereid dit onderzoek mee te nemen in de
besluitvorming, zo vragen zij.
II Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.