Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Kent over "Hoe een handvol slechtbetaalde flexwerkers een miljardenconcern op de knieën dwong"
Vragen van het lid Van Kent (SP) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Hoe een handvol slechtbetaalde flexwerkers een miljardenconcern op de knieën dwong» (ingezonden 10 november 2022).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 16 januari
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 936.
Vraag 1, 2 en 3
Wat is uw reactie op het bericht «Hoe een handvol slechtbetaalde flexwerkers een miljardenconcern
op de knieën dwong»?1
Wat is uw reactie op de uitspraak van de rechter die de depothouders van Uitgeverij
Mediahuis gelijk heeft gegeven?
Bent u het ermee eens dat het een goede ontwikkeling is dat medewerkers in schijnconstructies
steeds vaker gelijk krijgen?
Antwoord 1, 2 en 3
Ik ga niet in op individuele rechtszaken. In zijn algemeenheid vind ik het goed als
werkenden opkomen voor hun rechten (eventueel via een rechtszaak) en dat als sprake
is van een schijnconstructie de werkenden daarbij in het gelijk worden gesteld.
Vraag 4
Weet u in welke sectoren er nog meer slecht beloonde werknemers in een schijnconstructie
werken? Zo ja, welke zijn dit? Zo nee, wanneer gaat u dit uitzoeken?
Antwoord 4
Om schijnzelfstandigheid vast te stellen, is onderzoek nodig naar het individuele
geval en de feiten en omstandigheden waaronder wordt gewerkt en de opdracht wordt
verricht. Een precies antwoord op de gestelde vraag is daarom niet voorhanden. Het
is daarom niet met zekerheid te zeggen in welke sectoren werkenden (al dan niet laag
betaald) in schijnconstructies werken.
Er zijn wel gegevens beschikbaar over de kwalificatie van arbeidsrelaties op basis
van de Pilot webmodule beoordeling arbeidsrelaties en gegevens naar tarieven van zzp’ers
uit het onderzoek van SEO uit 2018.
De door het kabinet ontwikkelde webmodule beoordeling arbeidsrelaties is erop gericht
om opdrachtgevers meer duidelijkheid te geven over de kwalificatie van arbeidsrelaties.
Waar onzekerheid bestaat over de vraag of een werkende als zelfstandige ingezet kan
worden voor bepaalde werkzaamheden, kunnen opdrachtgevers de webmodule invullen. Er
wordt dan voor een specifieke opdracht een indicatie afgegeven welke arbeidsrelatie
aangewezen is, gelet op regelgeving en jurisprudentie (indicatie dienstbetrekking
of een indicatie dat de opdracht door een zelfstandige kan worden gedaan). Wanneer
dit niet mogelijk is wordt geen indicatie afgegeven. Tijdens de pilotfase van de webmodule
is gebleken dat in een aantal sectoren sprake is van een relatief hoog percentage
waarin – gelet op de in de webmodule ingevulde feiten en omstandigheden – sprake zou
moeten zijn van een dienstbetrekking. Uit de pilotfase van de webmodule is gebleken
dat met name de sectoren Bouwnijverheid, Gezondheidszorg, Horeca en Transport-, opslag-
en communicatiebedrijven relatief hoog scoren op «indicatie dienstbetrekking».
Uit de antwoorden op de in de pilotfase ingevulde enquêtes blijkt dat degenen die
de webmodule hebben ingevuld met als uitgangspunt om voor de opdracht een zelfstandige
in te huren, en tegen de verwachting in als uitkomst hebben gekregen dat er sprake
is van een «indicatie dienstbetrekking» in eerste instantie niet van plan zijn een
dienstbetrekking aan te gaan. Nu in voornoemde sectoren relatief vaak een indicatie
dienstbetrekking is gegeven, kan dit een grove indicatie zijn dat in deze sectoren
relatief veel sprake kan zijn van schijnzelfstandigheid. Het is echter ook denkbaar
dat naar aanleiding van de indicatie uit de webmodule de arbeidsrelatie in de praktijk
(de feiten en omstandigheden waaronder wordt gewerkt) anders is vormgegeven zodat
alsnog een opdracht met een zelfstandige kan worden aangegaan. Ook kan het zo zijn
dat bij nader inzien toch alsnog een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan. Ook kan
niet gesteld worden dat de gebruikers van de webmodule een representatief beeld vormen
van de desbetreffende sector. Hierdoor kan niet zondermeer gesteld worden dat in deze
sectoren sprake is van een hoge mate van schijnzelfstandigheid.
Uit het onderzoek van SEO «Karakteristieken en tarieven zzp’ers» van augustus 20182 blijkt dat (na aftrek van kosten) in de volgende sectoren circa 50% van de zzp’ers
een tarief ontvangt van maximaal €25 per uur: Teelt onder glas, Grond-, water- en
wegenbouw, Personenvervoer over land, Post en koeriers, Logiesverstrekking, Beveiliging
en Opsporing en de Gezondheidszorg.
Als de grens op €15 wordt gelegd, dan blijken in de volgende sectoren 25% van de zzp’ers
een tarief te hebben dat maximaal €15 per uur bedraagt: Teelt onder glas, Personenvervoer
over land, Overige vervoer en opslag, Post en koeriers, Logiesverstrekking, Eet en
drinkgelegenheden, Informatie en communicatie overig, Beveiliging en Opsporing, Gezondheidszorg,
Kunst en Cultuur, sport en recreatie.
Hierbij valt op dat er een zekere mate van overlap zit tussen de sectoren die in de
pilotfase van de webmodule relatief hoger scoren op «indicatie dienstbetrekking» en
waar volgens het SEO-onderzoek een relatief laag tarief aan zzp’ers wordt betaald.
Zoals hierboven aangegeven, kan dit een grove indicatie zijn dat in deze sectoren
relatief veel sprake is van schijnzelfstandigheid. Verder onderzoek naar exacte cijfers
is niet goed mogelijk, juist omdat voor het vaststellen van schijnzelfstandigheid
een onderzoek naar de individuele situatie nodig is.
Zoals in mijn brief van 16 december 2022 aangegeven, zal in het kader van het intensiveren
van toezicht en handhaving specifieke aandacht uitgaan naar dat deel van de markt,
dat extra aandacht nodig heeft van de Belastingdienst en diens partners om aan de
verplichtingen uit wet- en regelgeving te voldoen. Op basis van objectieve kenmerken
krijgen hierbij de meest risicovolle sectoren of arbeidsrelaties meer handhavingsaandacht.
Ten slotte wijs ik erop dat schijnzelfstandigheid zich niet alleen bij slecht beloonde
werkenden voordoet, maar is verdeeld over de gehele spreiding van inkomens. Het cruciale
element daarbij is immers of gewerkt wordt «in dienst van een ander» (onder gezag).
De hoogte van het uurtarief speelt daarbij in beginsel geen rol, al kan een laag uurtarief
wel een indicatie vormen van economische kwetsbaarheid van de werkende.
Vraag 5
Gaat u ervoor zorgen dat de werknemers in deze sectoren op hun rechten en de eerdere
uitspraken van de rechter worden gewezen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn?
Antwoord 5
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verstrekt via de website «rijksoverheid.nl»
informatie over rechten van werknemers in algemene zin. Indien daar veranderingen
in optreden door gerechtelijke uitspraken wordt dat daarin verwerkt.
Onderdeel van het informeren van werkenden en werkgevenden over hun rechten en plichten,
is zorgen voor duidelijke wet- en regelgeving. In dat kader werkt het kabinet aan
meer duidelijkheid over de vraag wanneer gewerkt wordt als werknemer dan wel als zelfstandige.
Onder meer door de introductie van een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst
gekoppeld aan een uurtarief en door in wet- en regelgeving het «werken in dienst van
(gezag)» te verduidelijken. Beoogd is dat door deze wijzigingen werkenden gemakkelijker
hun rechten kunnen opeisen.
Om ervoor te zorgen dat werkenden makkelijker hun rechten kunnen opeisen wordt, in
vervolg op een van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Roemer, tevens gewerkt aan
een laagdrempelige vorm van toegang tot het recht. Voor de zomer van 2023 zal besluitvorming
over de vormgeving plaatsvinden en zal de Tweede Kamer daaromtrent geïnformeerd worden.
Vraag 6 en 7
Hoe staat het met de uitwerking van het kabinetsbeleid rondom het aanpakken van schijnzelfstandigheid?
Bent u het ermee eens dat elke dag dat mensen moeten werken in schijnconstructies
er één teveel is? Zo ja, pakt u dit als prioriteit op?
Welke maatregelen neemt het kabinet in de tussentijd om werknemers zoveel als mogelijk
te beschermen tegen de uitbuiting van schijnzelfstandigheid?
Antwoord 6 en 7
Het kabinet voelt de urgentie om de problemen op de arbeidsmarkt aan te pakken. Het
kabinet is van plan om de balans te herstellen en regels rondom het werken als zelfstandige
en met zelfstandigen toekomstbestendiger te maken. Daarbij geldt dat het kabinet het
van belang vindt dat gewerkt wordt binnen wet- en regelgeving en dat schijnzelfstandigheid
wordt tegengaan. Tegelijkertijd vindt het kabinet het van belang dat echte zelfstandige
ondernemers de vrijheid en ruimte krijgen om te ondernemen, als de werkzaamheden zo
zijn vormgegeven dat echt als zelfstandig ondernemer wordt gewerkt. Om dit te bereiken,
zet het kabinet in op een gelijker speelveld voor contractvormen (lijn 1), meer duidelijkheid
over de vraag wanneer gewerkt wordt als werknemer dan wel als zelfstandige (lijn 2)
en verbetering van handhaving op schijnzelfstandigheid (lijn 3). Daarbij geldt dat
het voor al deze drie onderdelen urgent is om stappen te zetten. Met mijn brief van
16 december 2022 is uw Kamer geïnformeerd over de verdere uitwerking van deze maatregelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.