Antwoord schriftelijke vragen : Antwoorden op vragen van het lid Paulusma over de petitie ‘Meer onderzoek naar (onverklaarde) gezondheidsklachten van vrouwen’
Vragen van het lid Paulusma (D66) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de petitie «Meer onderzoek naar (onverklaarde) gezondheidsklachten van vrouwen» (ingezonden 28 november 2022).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 13 januari
2023).
Vraag 1
Bent u bekend met de 52.000 keer ondertekende petitie «Meer onderzoek naar (onverklaarde)
gezondheidsklachten van vrouwen», op 22 november jl. aan de Kamer aangeboden door
Voices for Women?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met het berichten in het AD en Trouw?1, 2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Herkent u het beeld dat in de petitie en in deze krantenberichten wordt geschetst?
Antwoord 3
Ja, ik herken het beeld. Op 12 september jl. heb ik de petitie in ontvangst genomen
en heb ik ook gesproken met onder andere de oprichtster van Voices for Women. Daarnaast
ontvang ik, zoals aangegeven in de beantwoording van de vragen bij de begroting 2023
van VWS3, vanuit de maatschappij meerdere berichten over hormoongerelateerde klachten bij
vrouwen, evenals signalen dat het nog altijd voorkomt dat klachten niet tijdig worden
herkend. Deze signalen zijn ook naar voren gekomen in gesprekken die ik heb gehad
met onder andere WOMEN Inc., Vuurvrouwen en de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie
en Gynaecologie (NVOG).
Vraag 4
Wat is uw reflectie op het gegeven dat tachtig procent van de mensen met onverklaarde
gezondheidsklachten vrouw zijn?
Antwoord 4
Mijn reflectie is dat het niet (tijdig) herkennen van gezondheidsklachten bij vrouwen
te maken kan hebben met een gebrek aan kennis aan- en/of met het niet serieus nemen
van cyclus- en hormonale klachten. Een en ander kan leiden tot een jarenlange zoektocht
naar passende zorg.
Vraag 5
Welke instrumenten gaat u inzetten om ervoor te zorgen dat dit wordt verbeterd, aangezien
u eerder bij de overhandiging van de petitie aangegeven heeft dat u zich hiervoor
in gaat spannen?
Antwoord 5
Momenteel ben ik in overleg met maatschappelijke organisaties (onder andere WOMEN
Inc., Vuurvrouwen, Voices for Women, patiëntenverenigingen), wetenschappelijke verenigingen
(NVOG), het Kwaliteitsinstituut Medisch Specialisten (KIMS), het Nederlands Huisartsen
Genootschap (NHG) en ZonMw om te bezien of het mogelijk is om te komen tot een maatschappelijke
agenda met daaraan gekoppeld een onderzoeksagenda op het gebied van vrouwspecifieke
aandoeningen, inclusief een prioritering van acties daarin. Er is inmiddels een brede
werkgroep aan de slag. Ik zal uw Kamer daar te zijner tijd over informeren.
Op 13 december jl. heeft u mijn reactie op het manifest «Inhaalslag kennis menstruatie-
en hormoongerelateerde klachten dringend nodig» ontvangen4. In deze reactie vermeld ik dat ik ZonMw via de Taakopdracht Gender en Onderzoek
heb gevraagd om duurzame aandacht voor en integratie van sekse en gender in onderzoek
en onderzoeksprogrammering verder te stimuleren. Voor een toelichting hierop verwijs
ik u graag naar deze brief.
Vraag 6
Is de drie miljoen euro die uw ministerie besteedt aan het verkleinen van de kennisachterstand
in de medische wetenschap over sekse- en genderverschillen wat u betreft voldoende
om hier significante stappen in te zetten?
Antwoord 6
Vanuit de Taakopdracht Gender en Gezondheid kunnen substantiële stappen worden gezet
richting het verankeren van sekse en gender in algemene ZonMw-programmas. Deze Taakopdracht
moet ertoe leiden dat kennis over sekse- en genderverschillen in gezondheid en zorg
via de algemene ZonMw-programmas vergroot wordt. Ook wordt met de Taakopdracht de
beweging ten aanzien van sekse en gender in onderzoek en zorg voortgezet en verder
bestendigd en wordt ingezet op het verzamelen en verspreiden van bestaande en nieuwe
methodologische kennis. Ik ga ervanuit dat deze extra acties resulteren in blijvende
aandacht voor sekse/genderverschillen in toekomstig onderzoek. Daarnaast is het uitgangspunt
dat iedereen passende zorg ontvangt. Dat wil zeggen: zorg die bijdraagt aan de kwaliteit
van leven en het functioneren van een patiënt. Bij passende zorg gaat het nadrukkelijk
ook om sekse- en genderverschillen. Mijn inzet is dat door rekening te houden met
diversiteit (zoals sekse- en genderverschillen) er voor iedereen optimale kansen op
een goede gezondheid bestaan. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Vraag 7
Kunt u in beeld brengen welke subsidies er naar medisch onderzoek gaan en per subsidie
aangeven welk percentage wordt besteed aan onderzoek gericht op betere zorg voor vrouwen?
Antwoord 7
Sekse- en genderaspecten kunnen onderdeel uitmaken van ieder uitgevoerd onderzoek.
Ik beschik niet over een overzicht van publiek onderzoek waarbij dit aan de orde is.
Vraag 8
Zijn er lopende initiatieven om binnen zorgopleidingen de nieuwe generatie aan zorgverleners
bewust te maken van de disbalans in medische wetenschap tussen mannen en vrouwen?
Zo nee, ziet u het, in samenwerking met de Minister voor Langdurige Zorg en Sport,
als een gezamenlijke taak om hier eerste stappen op te zetten?
Antwoord 8
Gendersensitieve zorg is een actueel thema in de zorgopleidingen. Zowel in het raamplan
Artsopleiding (2020) van de geneeskunde-opleiding als in de opleidingsplannen van
de geneeskundige vervolgopleidingen wordt hier aandacht aan besteed. Heel belangrijk,
want gendersensitieve zorgprofessionals leveren beter passende zorg. Zorgprofessionals
kunnen bijvoorbeeld sneller een bepaalde aandoening signaleren als ze weten dat vrouwen
daarbij andere symptomen hebben. Ik vind het dan ook belangrijk dat de nieuwe generatie
zorgverleners zich hier bewust van wordt.
De inhoud van de zorgopleidingen wordt bepaald door het werkveld, de beroepsgroepen
en de onderwijsinstellingen. Vanuit het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt
Zorg en welzijn (TAZ)5 zet VWS zich in om met deze partijen het gesprek te voeren of dit thema en andere
actuele themas zoals cultuursensitieve zorg, duurzaamheid, gezondheidsbevordering
en digitale en veranderkundige vaardigheden voldoende zijn geborgd in de zorgopleidingen
en zo niet, wat dan nodig is om dit beter te borgen. Er wordt hierbij aangesloten
bij bestaande overleggremia en ontwikkelingen die er al zijn rond deze themas.
Vraag 9
Bent u het eens dat onderzoekers binnen het zorgveld (zoals hoogleraren, ziekenhuizen
en andere onderzoeksinstellingen) zelf ook het voortouw kunnen nemen door meer onderzoek
te doen naar (onverklaarde) gezondheidsklachten bij vrouwen? Zo ja, hoe ziet u dat
voor zich?
Antwoord 9
Ik ben het ermee eens dat het zorgveld hiertoe ook zelf het voortouw kan nemen. Onderzoekers
in het zorgveld bepalen immers in welke mate zij onderzoek doen naar (onverklaarde)
gezondheidsklachten bij vrouwen. Zoals ik in het antwoord op vraag 7 aangaf, worden
onderzoekers binnen het zorgveld momenteel via ZonMw gestimuleerd om bij het onderzoek
ook aandacht te besteden aan sekse- en genderspecifieke vraagstellingen. Met nieuwe/toekomstige
programmas, bijvoorbeeld rondom dementie en lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen,
kan zo bezien worden hoe sekse en gender een rol kunnen spelen in de programmathematiek.
Verder breng ik het thema van gendersensitieve zorg onder de aandacht tijdens overleggen
met koepels van beroepsgroepen en met maatschappelijke organisaties.
Vraag 10
Zou u kunnen aangeven of u denkt dat een brede agenda voor gendersensitieve zorg van
toegevoegde waarde kan zijn en kunt u ervoor zorgen dat dit onderwerp hoog op de agenda
van uw departement blijven staan?
Antwoord 10
Zoals ik bij de beantwoording van begrotingsvragen VWS6 heb aangegeven, is de kwaliteit van zorg voor iedereen een onderwerp dat constant
aandacht moet krijgen. Daarbij is het uitgangspunt dat iedereen passende zorg ontvangt.
Dat wil zeggen: zorg die bijdraagt aan de kwaliteit van leven en het functioneren
van een patiënt. Bij passende zorg gaat het nadrukkelijk ook om sekse- en genderverschillen.
Op 23 december jl. heeft u de beleidsnota cultuursensitieve zorg ontvangen7.
Bij deze nota, die primair de focus legt op het cultureel sensitief handelen in de
zorg, wordt ook het belang van gender en seksediversiteit in de zorg betrokken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.