Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Tielen en Rudmer Heerema over het bericht ‘Nederlanders hebben minder vertrouwen in vaccinaties’
Vragen van de leden Tielen en Rudmer Heerema (beiden VVD) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Nederlanders hebben minder vertrouwen in vaccinaties» (ingezonden 1 december 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede
namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 13 januari 2023).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1137.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Nederlanders hebben minder vertrouwen in vaccinaties»
en het onderliggende onderzoek van de Europese Commissie «State of Vaccine Confidence
in the European Union 2022»?1, 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het eens dat het zorgwekkend is dat het vertrouwen in de noodzaak, de effectiviteit
en de veiligheid van vaccins onder de Nederlandse bevolking significant is gedaald?
Trekt u bij de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties» ook op met Europese collega’s?
Antwoord 2
Ik hecht zeer aan het belang van vaccinaties en het behalen van een zo hoog mogelijke
vaccinatiegraad. Daarvoor is vertrouwen erg belangrijk. De uitkomsten van dit onderzoek
suggereren een zorgwekkende tendens. Ik wil wel benadrukken dat de dataverzameling
in voorjaar 2022 plaatsvond, op dat moment werden in Nederland kinderen tussen 5 en
12 jaar uitgenodigd voor de COVID-vaccinatie. Tegelijkertijd is het nu te vroeg om
wat te kunnen zeggen over de ontwikkeling van het vertrouwen in vaccinaties en daarnaast
het effect daarvan op de vaccinatiegraad in heel 2022. In het kader van de aanpak
«Vol vertrouwen in vaccinaties» is het RIVM gestart met het verkennen van de mogelijkheid
om een langdurige en structurele vertrouwensmonitor op te zetten, om het vertrouwen
in vaccinaties en de vaccinatiebereidheid goed in kaart te brengen. De uitkomsten
van dit Europese onderzoek bevestigen het belang van mijn beleidsinzet. Naast het
opzetten van de vertrouwensmonitor, wordt ook geacteerd op actuele signalen. Het RIVM
heeft naar aanleiding van zorgwekkende berichten van jeugdgezondheidszorgmedewerkers
over de opkomst voor de vaccinaties voor 9-jarigen (BMR en DTP) in het voorjaar een
flitspeiling uitgevoerd onder 1.000 ouders met een kind in de leeftijd van 0–3,5 jaar
en 1.000 ouders met een kind in de leeftijd van 9–14 jaar. Momenteel worden de resultaten
van deze flitspeiling en de vergelijking met voorgaande peilingen verder uitgewerkt.
Over de aanpak op het gebied van de vaccinatiegraad wordt uitgewisseld met Europese
collega’s. Dit is bijvoorbeeld gebeurd op de conferentie Expert Conference on Vaccination
in Praag op 21 en 22 november 2022 over vaccinatietwijfel.
Vraag 3
Waarom is niet gekozen voor een maatschappelijke dialoog breder dan COVID-19-vaccinaties,
gezien aangaande de vaccinatie tegen COVID-19 besloten is een maatschappelijke dialoog
te organiseren over bijdragen die geleverd kunnen worden aan de vaccinatiebereidheid?
Hoe wordt voorkomen dat verschillende trajecten rondom het verhogen van de vaccinatiebereidheid
naast elkaar gaan lopen en integraliteit ontbreekt?
Antwoord 3
Er bestaan in onze maatschappij uiteenlopende perspectieven op de covidvaccinatie,
waarbij we slechts beperkt zicht op de onderliggende beweegredenen hebben. Wat zorgt
ervoor dat mensen er wel of niet toe overgaan om zich te laten vaccineren tegen COVID-19?
Welke overwegingen spelen hierbij een rol? En in hoeverre is hierbij sprake van een
individuele keuze of een in sociaal verband gevormde afweging? Daarom zijn de maatschappelijke
dialogen, die nu plaatsvinden, opgezet om meer inzicht te krijgen in de beweegredenen
rondom COVID-19 vaccinatie in de periode na de acute crisis. Daarmee zijn deze dialogen
weliswaar COVID-19 specifiek, maar het is zeker niet uit te sluiten dat een deel van
de uitkomsten ook voor vaccinaties (anders dan COVID-19-vaccinatie), relevant zal
zijn.
Om de integraliteit te borgen en ervoor te zorgen dat de verschillende trajecten rondom
vaccinatiebereidheid elkaar versterken, worden de uitkomsten gedeeld en besproken
met de bij vaccinaties betrokken partijen.
Vraag 4
Kunt u een overzicht geven van de gerealiseerde vaccinatiegraden onder de bevolking,
uitgesplitst naar leeftijdsgroepen voor onder andere het Rijksvaccinatieprogramma
voor baby’s en dreumesen, de HPV-vaccinaties uitgesplitst onder meisjes en jongens,
en voor de seizoensprikken griep voor de jaren 2018, 2020 en 2022? Komen de trends
hierbij overeen met de gedaalde vertrouwenscijfers?
Antwoord 4
De meest recente cijfers voor de deelname aan het Rijksvaccinatieprogramma gaan over
2021 en zijn in juli van dit jaar gepubliceerd door het RIVM3. Dit rapport gaat over vaccinaties die voornamelijk al vóór 2022 werden gegeven.
De vaccinatiegraad, zoals gerapporteerd in de publicatie van juli 2022 was 1–2 procentpunt
lager dan een jaar eerder, maar was in de jaren daarvoor voor de meeste vaccinaties
juist weer iets toegenomen. De percentages van eerdere rapporten staan ook in deze
publicatie.
In januari 2023 komen voorlopige opkomstcijfers over de vaccinatiegraden van het Rijksvaccinatieprogramma
in 2022 beschikbaar; hierover zal uw Kamer geïnformeerd worden. Halverwege 2023 wordt
het jaarlijkse vaccinatiegraadrapport over 2022 gepubliceerd. De vaccinatiegraad betreft
altijd een momentopname, omdat het mogelijk is vaccinaties later in te halen.
De invoering van informed consent, het informeren, navragen en registreren van uitdrukkelijke
toestemming voor de uitwisseling van gepersonaliseerde RVP-vaccinatiegegevens tussen
de JGZ en het RIVM, leidt ertoe dat het RIVM vanaf 1 januari 2022 alleen de cijfers
kan geven over de vaccinaties waar informed consent voor geregistreerd is. Daarmee
zullen de vaccinatiecijfers een onderschatting zijn van de werkelijke deelname en
is vergelijking met eerdere jaren niet meer goed mogelijk.
Voor de griepvaccinatie gaan de meest recente cijfers over 20214. Daar werd een stijging in de deelname ten opzichte van het voorgaande jaar gezien.
Een mogelijke verklaring, die de auteurs van het rapport geven, is dat vanwege de
COVID-19-pandemie het belang van vaccinatie tegen griep werd benadrukt en veel mensen
zich mogelijk ook meer bewust waren van het belang van vaccineren. In 2020 en 2021
zijn meer mensen met griepvaccinatie gestart dan in 2019. Dit zijn mensen, die ook
in 2019 al een uitnodiging voor griepvaccinatie ontvingen, maar daar eerder niet op
ingingen.
Vraag 5
Hoe verklaart u de grote verschillen tussen leeftijdsgroepen met betrekking tot het
vertrouwen in vaccins, waarbij Nederland het grootste verschil tussen jongeren en
ouderen laat zien in de Europese Unie? Wat is het verwachte effect van het afgenomen
vertrouwen onder jonge leeftijdsgroepen op de verwachte vaccinatiegraad van het Rijksvaccinatieprogramma
voor baby’s en dreumesen? En op de HPV-vaccinatiegraad?
Antwoord 5
Er is geen eenduidige verklaring voor de verschillen in vertrouwen tussen leeftijdsgroepen.
Mogelijk spelen verschillen in vertrouwen in instituties, risicoperceptie van infectieziekten
en in gebruikte informatiebronnen hierbij mee. De structurele vertrouwensmonitor,
die het RIVM op dit moment opzet, geeft op termijn inzicht in dit soort vraagstukken.
Het is niet te voorspellen hoe het vertrouwen de vaccinatiegraad in de toekomst gaat
beïnvloeden.
De studie van de EU suggereert dat het vertrouwen ten aanzien van vaccineren in het
algemeen en in het bijzonder voor de HPV-vaccinatie in 2022 gedaald is ten opzichte
van een vergelijkbare meting in 2018. De laatste meting van deze studie is uitgevoerd
in maart en april 2022. Tijdens deze maanden werden in Nederland kinderen tussen 5
en 12 jaar uitgenodigd voor de COVID-vaccinatie, nadat in het najaar van 2021 ook
12–18-jarigen voor COVID-vaccinatie in aanmerking kwamen. De uitnodigingen voor de
COVID-vaccinatie voor tieners vielen voor een deel samen met de start van de introductie
van de HPV-vaccinatie voor jongens, de verlaging van de leeftijd van de HPV-vaccinatie
en de inhaalrondes hiervoor. Het RIVM heeft van uitvoerders signalen ontvangen dat
een deel van de ouders er in het najaar van 2021 voor koos om hun kind eerst tegen
COVID te laten vaccineren. Dit is mogelijk ten koste gegaan van de opkomst voor de
HPV-vaccinatie in het najaar van 2021. Het meten van vertrouwen is niet hetzelfde
als de werkelijke opkomst, maar we zagen in dit voorjaar van 2022 wel een teleurstellende
opkomst. Begin juli heeft het RIVM naar aanleiding van de tegenvallende opkomst een
bijeenkomst met de JGZ georganiseerd. De belangrijkste redenen die professionals zien
voor de lagere opkomst, zijn corona- en prikmoeheid. Dit wordt ook aangegeven door
de ouders. Ook blijkt dat RVP- uitnodigingsbrieven soms ongeopend worden weggegooid,
omdat men dacht dat het over de COVID-vaccinatie ging. Daarnaast waren in het voorjaar
van 2022 ook relatief veel mensen ziek door griep of COVID-19, waardoor een RVP-vaccinatie
wellicht moest worden uitgesteld. Inmiddels lijkt de opkomst dit najaar bij te trekken.
Een update van de voorlopige opkomst zal, zoals gebruikelijk en ook benoemd bij mijn
antwoord op vraag 4, in januari met uw Kamer worden gedeeld.
Vraag 6
Hoe beoordeelt u de risico’s van dit dalende vertrouwen op de bevolkingsimmuniteit
van ernstige en potentieel dodelijke infectieziekten? Welke stappen worden er gezet
om eventuele uitbraken op bijvoorbeeld de kinderopvang te voorkomen, gezien daar ook
kinderen aanwezig zijn die vanwege leeftijd nog niet gevaccineerd kúnnen worden?
Antwoord 6
Als een infectieziekte van persoon tot persoon wordt overgedragen, zorgt een hoger
percentage door immuniteit beschermde mensen in de bevolking voor minder overdracht
van de infectie, een vermindering van de circulatie van de ziekteverwekker en daardoor
ook een verminderde blootstelling aan de infectie bij mensen, die niet immuun zijn.
Zo worden jonge kinderen, die nog niet gevaccineerd zijn, beschermd door gevaccineerde
mensen om ons heen. Dit noemen we «groepsbescherming». Ik zet ook daarom volop in
op het bereiken van een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad. In mijn brief «Vol vertrouwen
in vaccinaties» heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn aanpak.
Zoals gesteld in het antwoord op vraag 2, is het nu te vroeg om al iets te kunnen
stellen over, de ontwikkeling van het vertrouwen en het effect ervan op de vaccinatiegraad.
Daarom hou ik de ontwikkeling in het vertrouwen en de vaccinatiegraad goed in de gaten,
zoals ik ook aangeef in mijn Kamerbrief «Vol vertrouwen in vaccinaties». Daarnaast
wordt ook de immuniteit in de bevolking gemeten. Het RIVM voert 10-jaarlijkse Pienter
studies uit, waarin antistoffen in het bloed worden bepaald5. Tevens is het belangrijk om erop te wijzen dat immuniteit in de bevolking een optelsom
is van jarenlange inzet op vaccineren. Deze immuniteit verandert niet direct in het
geval van een lagere vaccinatieopkomst van één cohort. Zoals benoemd, kan op dit moment
niet geconcludeerd worden dat de tendens die benoemd wordt in het onderzoek leidt
tot een lagere vaccinatieopkomst.
Tot slot, zolang er infectieziekten zijn, blijft een risico bestaan op (kleine) uitbraken.
Bij een uitbraak van een infectieziekte kan het RIVM het Outbreak Management Team
(OMT) bijeenroepen. Regionaal vindt de bestrijding van de infectieziekte plaats onder
leiding van de dPG (directeur Publieke Gezondheid) van de GGD. Het OMT adviseert,
afhankelijk van de specifieke situatie, over maatregelen om de uitbraak te bestrijden.
Ook adviseert het OMT over eventueel aanvullend wetenschappelijk onderzoek en de communicatie
over de uitbraak. Indien kinderdagverblijven te maken hebben met een uitbraak, worden
zij betrokken bij de te nemen maatregelen, zoals vervroegde vaccinatie. Met deze maatregelen
wordt verdere verspreiding bij een uitbraak voorkomen.
Vraag 7
Hoe verklaart u het grote verschil tussen professionals en andere bevolkingsgroepen
als het gaat om vertrouwen in de vaccins? Wat kunt u doen met deze inzichten om in
alle groepen het vertrouwen in vaccins te helpen vergroten?
Antwoord 7
De kennis onder de professionals over vaccinaties is groter dan in de algemene bevolking.
De deskundigheidsbevordering en scholingen rondom vaccinaties in het algemeen en het
Rijkvaccinatieprogramma in het bijzonder zijn een belangrijk onderdeel van het aanbod
van het RIVM voor professionals. Verder wordt in samenwerking met de VU gewerkt aan
gesprekstechniek-scholingen voor professionals, zodat zij op effectieve wijze hun
vertrouwen kunnen overbrengen en mensen met vragen over vaccinaties goed kunnen bedienen.
Professionals zijn een belangrijke ambassadeur voor het belang van vaccinatie en een
vraagbaak voor mensen met vragen. Om die reden zet ik, zoals ik ook aangeef in mijn
aanpak «Vol vertrouwen», dan ook in op het goed equiperen van professionals met voldoende
kennis en vaardigheden.
Vraag 8
Welke leerpunten heeft u uit voorgaande campagnes over vaccinaties, bijvoorbeeld HPV
en COVID-19, gehaald? Bent u het eens dat naast publiekscampagnes over de COVID-19-vaccinaties
ook algemene vaccinatiecampagnes (zowel publieks- als doelgroepgericht) nodig zijn
om Nederlanders te helpen begrijpen waarom álle aangeboden vaccins belangrijk, effectief
en veilig zijn?
Antwoord 8
Ja, uiteraard ben ik dit met u eens en dit is de huidige werkwijze. Ook voor de COVID-19
pandemie waren er campagnes voor de vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma,
bijvoorbeeld voor de maternale kinkhoestvaccinatie.
Wat we onder meer hebben geleerd van de verschillende vaccinatiecampagnes, waaronder
COVID-19, over het vertrouwen in vaccins, is dat het belangrijk is open en transparant
te zijn, bijvoorbeeld over vaccinbijwerkingen. Een ander leerpunt is dat mensen veel
belang aan hechten wat artsen en experts hen vertellen over nut en noodzaak van vaccinatie.
Daarnaast is het goed om twijfels en zorgen, die mensen hebben, en wat verder leeft
in de samenleving te erkennen en hiermee rekening te houden. De Gedragsunit van het
RIVM levert hiervoor de nodige informatie en inzichten. Voor een beter inzicht in
twijfel over COVID-19-vaccinaties is een maatschappelijke dialoog gestart, zie ook
het antwoord op vraag 3.
Bij andere campagnes, zoals recent bij HPV voor jongens en de aanvullende HPV-campagne,
wordt er voorafgaand aan de implementatie onderzoek gedaan naar de vaccinatie-intentie
en de kennis onder de doelgroepen over het ziektebeeld en de vaccinatie. Deze voorkennis
wordt ingezet om de campagnes en de voorlichting goed af te stemmen op de vragen die
er leven.
Daarnaast geldt voor het Rijksvaccinatieprogramma dat altijd herinneringsuitnodigingen
worden verstuurd als mensen de vaccinatie niet hebben gehaald, zodat er meerdere inhaalmogelijkheden
zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.