Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Mohandis over het feit dat GGZ patiënten niet thuis mogen slapen
Vragen van het lid Mohandis (PvdA) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over het feit dat GGZ patiënten niet thuis mogen slapen (ingezonden 25 november 2022).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 12 januari 2023).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1023.
Vraag 1
Is het waar dat patiënten in de geestlijke gezondheidszorg (ggz), die van hun behandelend
arts thuis zouden mogen overnachten in voorbereiding op ontslag uit de instelling,
dit niet mogen omdat de instelling dan niet betaald krijgt door de zorgverzekeraar?
Antwoord 1
Het klopt dat de verblijfsprestatie die de zorgaanbieder krijgt voor klinische patiënten
samenhangt met of een patiënt wel of niet overnacht in de instelling. Als een patiënt
niet in de instelling overnacht krijgt de zorgaanbieder geen vergoeding, omdat hij
geen zorg levert. Dit is vastgelegd in de regelgeving vanuit de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa)1 en gaat uit van het principe dat er enkel betaald wordt voor daadwerkelijk geleverde
zorg zoals staat in de Zorgverzekeringswet. Het tarief voor de verblijfsprestatie
volgt uit het kostenonderzoek uitgevoerd door de NZa. De leegstand van bedden is in
het tarief verwerkt door middel van een «opslag». Daarbij ben ik bekend met het signaal
dat instellingen soms geen gebruik maken van slaapverlof in verband met financiële
overwegingen.
Vraag 2
Wat vind u van het feit dat deze patiënten als zij weekendverlof hebben tussen zaterdag
20.00 uur en zondag 9.00 uur in de instelling moeten zijn en niet thuis mogen blijven
slapen, ook niet als hun behandelend arts dat wél goed voor hen vindt?
Antwoord 2
De zorginhoudelijke afwegingen moeten altijd prevaleren boven financiële afwegingen.
Als een weekendverlof ten goede komt aan het herstel van de patiënt, of bijdraagt
aan de resocialisatie voorafgaand aan het ontslag, dan moet dit mogelijk gemaakt worden
door de instellingen. In het zorgstelsel hebben alle partijen, aanbieders, verzekeraars
en toezichthouders, een eigen rol om te waarborgen dat zorg op een passende manier
wordt geleverd. Mede naar aanleiding van uw vragen heb ik deze signalen onder de aandacht
gebracht bij de toezichthouders.
Vraag 3
Klopt het dat er een wettelijke regeling bestaat die slaapverlof verbiedt en de zorgverzekeraar
verplicht om te controleren of een ggz-patiënt met slaapverlof is gegaan en de instelling
dan te korten op het budget? Zo ja, in welke wet en in welk wetsartikel is dit terug
te vinden?
Antwoord 3
Er is geen wettelijke regeling die slaapverlof verbiedt. Evenwel: als een patiënt
niet overnacht in de instelling is er geen sprake van een verblijfsdag en mag deze
niet worden gedeclareerd conform de NZa-regelgeving. Als de zorgaanbieder de periode
van het verlof wel registreert als een verblijfsdag is dit onrechtmatig en kan de
onterechte declaratie teruggehaald worden. Verzekeraars hebben immers de algemene
plicht om te controleren of de juiste prestatie in rekening is gebracht en of deze
prestatie ook geleverd is.
Vraag 4
Bent u het eens dat dit voor patiënten een oneerlijke en mogelijk zelfs schadelijke
regel zou zijn? Bent u het eens dat indien dit een wettelijke regel betreft deze zo
snel mogelijk zou moeten vervallen? Zo nee, waarom niet. Zo ja, hoe en wanneer gaat
u daar voor zorgen?
Antwoord 4
Ja, zie ook beantwoording vraag 2. In aanvulling op het antwoord op vraag 3 wil ik
opmerken dat de bekostiging niet vastligt in een wettelijke regel maar in de (lagere)
regelgeving van de NZa, zie ook het antwoord op vraag 1. Vanuit de NZa loopt op dit
moment een experiment om het slaapverlof anders te financieren. Bij dit experiment
genaamd «herstel ondersteunende begeleiding met nachtverlof» kunnen patiënten maximaal
drie nachten met slaapverlof gaan tegen het einde van de behandeling ter voorbereiding
op ontslag. De zorgaanbieder krijgt hiervoor een gemiddeld bedrag van het verblijfstarief.
Eind april 2023 loopt dit experiment af en zullen de resultaten volgen. De NZa zal
samen met de betrokken partijen bezien of en zo ja welke vervolgstappen er nodig zijn.
Vraag 5
Bent u bereid deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden, gezien de impact voor
ggz-patiënten?
Antwoord 5
Ja, hierbij stuur ik u de antwoorden toe.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.