Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Esch en Vestering over de gebrekkige antwoorden aangaande stikstof
Vragen van de leden Van Esch en Vestering (beiden PvdD) aan de Ministers voor Natuur en Stikstof en voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de gebrekkige antwoorden aangaande stikstof (ingezonden 24 november 2022).
Antwoord van Minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening), mede namens
de Minister voor Natuur en Stikstof (ontvangen 9 januari 2023).
Vraag 1
Kunt u aangeven waarom u bij het wetgevingsoverleg Wonen en Ruimte van 14 november
2022 in reactie op motie van het lid Van Esch stelt dat «het gewoon allemaal een beetje
anders zit (...) middels de bouwvrijstelling is niets vergund»?1
Antwoord 1
In de genoemde motie werd gesteld dat dankzij de bouwvrijstelling projecten zijn vergund.
Ik had in mijn antwoord moeten preciseren dat door de bouwvrijstelling projecten doorgang
konden vinden waarvoor geen natuurvergunning is verleend, omdat deze alleen in de
realisatiefase tot stikstofdepositie leidden en waarvoor ook om andere redenen dan
stikstof geen natuurvergunning vereist was. Die projecten vielen dan buiten de vergunningplicht
en werden dus als zodanig niet vergund.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat er, dankzij de bouwvrijstelling allerlei projecten door mochten
gaan die de overheden anders niet hadden mogen laten doorgaan/vergunnen gezien het
feit dat u stelt dat er middels de bouwvrijstelling niets is vergund?
Antwoord 2
Het klopt dat er projecten doorgang konden vinden die zonder bouwvrijstelling mogelijk
een natuurvergunning voor de realisatiefase hadden moeten aanvragen. Overigens zou
bij sommige van die projecten na een voortoets van de gevolgen voor het aspect stikstof
(via een berekening) alsnog geconcludeerd kunnen worden dat de projecten niet vergunningplichtig
waren, vanwege het ontbreken van het risico van significante gevolgen.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoeveel projecten doorgang hebben gekregen dankzij de bouwvrijstelling
die anders niet hadden mogen worden vergund, vanwege significante effecten? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 3
Het is niet mogelijk om een dergelijk overzicht te geven. Dit kan, ten eerste, niet
omdat er geen totaaloverzicht of registratie van bouwprojecten in Nederland bestaat.
Het is daarom niet mogelijk om inzicht te bieden in de stikstofemissies van geïnitieerde
projecten.
Ten tweede bevatte de bouwvrijstelling een vrijstelling van rekenwerk. Dit hield in
dat initiatiefnemers voor wat betreft stikstofdepositie die werd veroorzaakt door
bouwwerkzaamheden in de realisatiefase van een project konden verwijzen naar de bouwvrijstelling
bij de beoordeling of het project al dan niet significante gevolgen had voor Natura
2000-gebieden. Het is daarom niet te zeggen welke projecten wel of niet vergunningplichtig
zouden zijn geweest.
Vraag 4
Kunt u in kaart brengen hoeveel stikstofdepositie er door deze projecten, die zijn
toegestaan op basis van de bouwvrijstelling, is en nog zal worden veroorzaakt? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 4
Nee, zie ook het antwoord op vraag 3.
In zijn algemeenheid is wel te zeggen dat de bijdrage van bouwactiviteiten aan de
landelijke stikstofdeken niet groot is. Het beeld is dat het totaal van bouw en industrie
samen zo’n 10% van de stikstofdeposities in Nederland veroorzaken (de deposities van
de bouw worden niet als zodanig geregistreerd). Voor de bouw gaat het om stikstofdioxiden
die vrijkomen bij verbrandingsprocessen in bouwmaterieel. Bouwmachines veroorzaken
een kleine 3% van de landelijke emissies.
Vraag 5
Gaat u de stikstofdepositie, die dankzij de bouwvrijstelling extra is en zal worden
veroorzaakt maar die niet veroorzaakt had mogen worden vanwege de slechte staat van
de natuur, alsnog compenseren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De gevolgen van de stikstofdepositie in de realisatiefase van projecten zijn in deze
gevallen niet per activiteit beschouwd. Dat betekent niet automatisch dat die depositie
niet veroorzaakt had mogen worden. Bij een voortoets had alsnog geconstateerd kunnen
worden dat de activiteiten voor het aspect stikstof geen potentiële significante gevolgen
zouden hebben. Het kabinet zet zich in om op korte termijn een forse daling van emissies
te bewerkstelligen, en om op langere termijn een blijvend dalende lijn in te zetten.
Ik verwijs u hiervoor naar de Kamerbrief van 25 november 2022 (Kamerstukken I 2022/23,
30 252, G).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Mede namens
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.