Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Valstar en Van Campen over de vergunningsaanvragen in de visserijsector
Vragen van de leden Valstar en Van Campen (beiden VVD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Natuur en Stikstof over de vergunningsaanvragen in de visserijsector (ingezonden 16 september 2022).
Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens de
Minister voor Natuur en Stikstof (ontvangen 23 december 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 386.
Vraag 1
Herinnert u zich de schriftelijke vragen van de leden Valstar en Van Campen over de
garnalenkotters en de benodigde aanvraag van nieuwe vergunningen op basis van de Wet
natuurbescherming (Wnb) van 24 februari jongstleden?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat vigerende vergunningen op basis van de Wnb in de visserijsector verlopen
op 1 januari 2023? Op grond van welk besluit, bepaling of uitspraak verlopen deze
vergunningen? Klopt het ook dat ondernemers voor 1 juli 2022 een nieuwe vergunning
hadden moeten aanvragen? Zo ja, waarom is dit het geval? Geldt dit alleen voor garnalenvissers
of ook voor andere vissers?
Antwoord 2
De vigerende vergunningen lopen inderdaad op 1 januari 2023 af. De looptijd is in
een specifiek, in de vergunningen opgenomen voorschrift vastgelegd. Ook de voorgaande
natuurvergunningen zijn telkens voor een afgebakende periode verleend.
Vanuit het Ministerie van LNV is vroegtijdig aan de vertegenwoordigers van de garnalensector
geadviseerd om zo spoedig mogelijk een nieuwe vergunning aan te vragen. Daarbij is
1 juli 2022 genoemd als uiterste datum waarop aangevraagd zou moeten worden om, vanwege
de opvolgende besluitvormingsprocedure (inclusief inspraakperiode), tijdig te kunnen
beslissen. De besluitvormingsprocedure beslaat meerdere maanden.
Vanuit de sector zijn, nog lopende het vooroverleg over deze aanvragen, op 30 juni
jl. diverse vergunningaanvragen ingediend. Deze waren echter niet volledig. Daarom
was er een noodzaak tot het vragen om aanvulling. Deze aanvullende informatie is inmiddels
aangeleverd. Ook deze informatie blijkt niet volledig. Daarom is een tweede aanvullingsverzoek
bij de aanvragers neergelegd.
Aan iedere aanstaande vergunning aanvrager wordt standaard geadviseerd om vroegtijdig
in overleg met het ministerie te treden en ruim voorafgaand aan het verlopen van een
nog geldige natuurvergunning, een aanvraag in te dienen. Dit is een algemene lijn
en geldt dus, onder andere, ook voor andere vissers.
Vraag 3
Hoeveel vigerende vergunningen op basis van de Wnb bestaan er op dit moment in de
garnalenvisserij en kunt u een overzicht geven van de uitgegeven vergunningen in de
afgelopen tien jaar?
Antwoord 3
Momenteel beschikken in totaal 218 Nederlandse vissers/visserijbedrijven over een
natuurvergunning. Daarvan worden 9 vergunningen momenteel niet gebruikt, de overige
wel. Er zijn 40 Belgische vergunninghouders, 21 daarvan benutten hun vergunning daadwerkelijk.
Per besluit van 22 april 2009 is een vergunning verleend met een looptijd tot en met
31 december 2013 (ook voorafgaand aan die vergunning werden er natuurvergunningen
voor deze visserij verleend). Daarna volgde een vergunning loze periode van 1 april
2014 tot en met 10 februari 2015.
Per besluit van 11 februari 2015 is een vergunning verleend aan 179 vissers/visserijbedrijven
met een looptijd tot en met 31 december 2016.
Per besluit van 11 februari 2015 is daarnaast nog een natuurvergunning verleend aan
een tweede groep van 80 vissers/visserijbedrijven met eenzelfde looptijd tot en met
31 december 2016.
Per besluit van 15 december 2016 zijn natuurvergunningen verleend aan diverse vissers/visserijbedrijven
tot en met 31 december 2022.
Per besluit van 16 februari 2017 zijn natuurvergunningen verleend aan diverse vissers/visserijbedrijven
met allemaal eenzelfde looptijd tot en met 31 december 2022.
Per besluit van 17 mei 2018 is met dezelfde looptijd een vergunning verleend aan diverse
Belgische vissers/vissersbedrijven voor een viertal Nederlandse Natura 2000-gebieden.
Deze vergunning is op verzoek van de Belgische vissers inmiddels ingetrokken.
Vraag 4
Hoeveel ondernemers in de garnalenvisserij hebben tot 1 juli 2022 een nieuwe vergunningsaanvraag
op basis van de Wnb gedaan? Zijn er daarna nog aanvragen gedaan. Zo ja, hoeveel aanvragen?
Bestaat er nog een mogelijkheid om deze in behandeling te nemen? Indien nee, waarom
niet?
Antwoord 4
In verband met de stikstofeisen hebben momenteel in totaal 193 individuele vissers/visserijbedrijven
een natuurvergunning aangevraagd. Zij hebben allen op 30 juni 2022 hun aanvraag ingediend.
Daarna zijn geen nieuwe aanvragen gedaan. Eventueel nog nieuw te ontvangen aanvragen
kunnen te allen tijde in behandeling genomen worden, uiteraard mits zij volledig en
juist zijn onderbouwd. Voor de doorloop in procedure, ook in relatie tot de nu al
ingediende vergunningaanvragen, verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2. Tot op heden
zijn de natuurvergunningen altijd verleend aan individuele vissers en visserijbedrijven
op basis van een collectief geldende onderbouwing. In de nieuwe aanvragen doen zij
dat ook, maar differentiëren zij hun eigen aanvraag op het punt van stikstof.
Vraag 5
Hoeveel ondernemers in de garnalenvisserij hebben sinds de openstelling op 1 september
jongstleden gebruik gemaakt van de «saneringsregeling visserij»?2
Antwoord 5
Op dit moment kunnen vissers zich aanmelden voor deze regeling. De Brexit Adjustment
Reserve-saneringsregeling is echter niet gericht op garnalenvissers, omdat deze voor
het overgrote deel niet geraakt zijn door de gevolgen van de Brexit. Ze vissen immers
voornamelijk dicht onder de kust en niet in de wateren van het Verenigd Koninkrijk.
Vraag 6
Wat is uw reactie op de argumentatie van de Nederlandse Vissersbond dat de visserij
bestaand gebruik is, de maximaal mogelijke emissies en deposities sinds de referentiedatum
10 juni 1994 en ook ten opzichte van latere referenties zijn afgenomen en daardoor
een passende beoordeling van effecten als gevolg van stikstofemissies niet nodig zou
zijn?
Antwoord 6
De Landsadvocaat heeft mij over deze kwestie geadviseerd. Het verzoek om nader advies
aan de Landsadvocaat vloeit voort uit een bestuurlijk gemaakte afspraak tussen de
sectorvertegenwoordigers en het Ministerie van LNV. De sectorvertegenwoordigers hadden
mij hierom verzocht. Ik heb mij nauwkeurig op het afgegeven advies beraad en geconcludeerd
dat er geen sprake is van bestaand recht of bestaand gebruik.
De Landsadvocaat acht het uiterst onzeker of de specifieke vereisten voor het kunnen
claimen van een dergelijk bestaand recht zijn in te vullen. Kortweg gesteld is het
in de eerste plaats juridisch onzeker of, na het vervallen van de altijd tijdelijke
afgegeven natuurvergunningen, dan teruggevallen kan worden op de visserijwetvergunningen
als referentie voor een bestaand recht. En zou dat al kunnen dan zal ten tweede per
visser/visserijbedrijf nog fysiek achterhaald moeten worden of en zo ja welk exacte
bestaand recht, die visserijvergunning dan bevat qua gebruiksruimte. Ook acht de Landsadvocaat
het juridisch niet verdedigbaar om in meer algemene zin, de visserijwet- en regelgeving
aan te merken als grondslag voor een bestaand recht.
Het specifieke advies heb ik inmiddels met de sector gedeeld.
Vraag 7
Wat is de huidige stand van zaken van de subsidieregeling (i.e. ingangsdatum, budget,
inschrijvingsvoorwaarden) voor de garnalenvissers ten behoeve van de technische maatregelen
om de stikstofuitstoot te verminderen, zoals genoemd in de antwoorden op eerder genoemde
schriftelijke vragen?
Antwoord 7
De subsidieregeling is in concept gereed, deze is echter nog niet gepubliceerd omdat
het vraagstuk over een eventueel aanwezig bestaand recht daarin ook relevant was (zie
ook mijn antwoord op vraag 6). Indien een dergelijk bestaand recht aangenomen zou
kunnen worden, is de aanschaf van een katalysator immers niet meer noodzakelijk en
zouden vissers dus onnodig kosten maken. Beoogd wordt nu om de regeling in januari
2023 open te kunnen stellen.
Vraag 8
Herkent u de kritiek dat deze subsidieregeling veel te laat komt voor de vissers om
nog voor het einde van dit jaar de nodige investeringen te doen zodat ze aan de voorwaarden
voor een nieuwe Wnb-vergunning kunnen voldoen? Indien ja, waarom is deze regeling
zo laat? Indien nee, waarom niet?
Antwoord 8
Ik herken deze kritiek voor een deel, het was de bedoeling om de regeling open te
stellen per 1 september. Dit had de sector de tijd gegeven om een katalysator aan
te schaffen met subsidie. Ik heb de redenatie dat de garnalenvisserij een bestaand
recht zou kunnen stellen, op nadrukkelijk verzoek van de sector zelf, aan de Landsadvocaat
voorgelegd. Dit proces heeft helaas meer tijd gekost dan destijds voorzien. Ik vind
het logisch dat de betrokken vissers eerst wachten met de aanschaf totdat duidelijkheid
is over de kwestie rondom het bestaand recht. Het staat de vissers overigens natuurlijk
geheel vrij om nu toch al een katalysator zelf, dus zonder subsidie, aan te schaffen.
Vraag 9
Wat zegt u tegen ondernemers in de visserijsector die grote investeringen moeten doen
in bijvoorbeeld een nieuwe motor of katalysator om aan de gestelde stikstofnormen
te voldoen – bovendien in een economisch onzekere tijd – zonder de zekerheid te hebben
dat die investering zinvol zal blijken bij een nieuwe Wnb-vergunningsaanvraag?
Antwoord 9
Ik heb alle begrip voor hun huidige lastige positie hierin. Ik zet mij ervoor in om
hen zo spoedig mogelijk de gewenste duidelijkheid te geven.
De Minister voor Natuur en Stikstof is voornemens ook die ruimte te bieden door voor
9 maanden te gedogen (onder strikte voorwaarden). Tevens heeft zij de intentie om
bij eventuele vergunningverlening, deze vergunning voor de aangevraagde zes jaar af
te geven en zal ik een subsidieregeling openstellen om de vissers te stimuleren een
katalysator aan te schaffen.
Hierbij geldt, zoals voor elke vergunning op grond van de Wet natuurbescherming, dat
de Minister voor Natuur en Stikstof altijd de mogelijkheid heeft om waar noodzakelijk
op een lopende vergunning in te grijpen. Dit kan alleen op zwaarwegende gronden en
op basis van objectieve, wetenschappelijke kennis.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.