Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de antwoorden op vragen commissie over update 'Verzorgingsplaats van de Toekomst' (Kamerstuk 31305-367)
31 305 Mobiliteitsbeleid
Nr. 377
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 10 januari 2023
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 4 november
2022 met antwoorden op vragen commissie over update «Verzorgingsplaats van de Toekomst»
(Kamerstuk 31 305, nr. 361).
De vragen en opmerkingen zijn op 16 november 2022 aan de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 23 december 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, T. de Groot
Adjunct-griffier van de commissie, Meedendorp
I VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES
Inhoudsopgave
Inleiding
2
VVD-fractie
2
CDA-fractie
3
BBB-fractie
4
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de antwoorden op
vragen van de commissie over de update «Verzorgingsplaats van de toekomst». Deze leden
hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie spreken hun dank uit voor de beantwoording van de gestelde
vragen. Met betrekking tot de beantwoording van de vraag over de restwaardevergoeding
voor overdraagbare investeringen voor elektrisch laden hebben deze leden nog vervolgvragen.
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de beantwoording van de vragen
die gesteld zijn bij het schriftelijk overleg over de verzorgingsplaats van de toekomst.
Dit lid heeft hierover een aantal vervolgvragen.
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen dat 70% van de vergunde laadpalen in Nederland van
Fastned is. Deze leden willen weten of dit aandeel is toegenomen door de overname
van Mistergreen en of dit marktaandeel verder is gestegen naar 75%. Deze leden willen
weten, in het licht van dit marktaandeel van Fastned, hoe de Minister de marktpositie
en businesscase voor mkbMKB-aanbieders van laadpalen en brandstoffen ziet. Deze leden willen
weten of de Minister de dominante marktpositie van Fastned goed vindt voor de marktwerking
op de laadmarkt. Ook willen deze leden weten welke gevolgen de dominante marktpositie
van Fastned heeft en gaat hebben voor de prijs en kwaliteit voor laadpaalgebruikers.
Deze leden willen weten wat er gebeurt met de laadstations op verzorgingsplaatsen
van Fastned als Fastned omvalt.
De leden van de VVD-fractie lezen dat Fastned de vergunningen had voor 650 laadpalen
op verzorgingsplaatsen in 2020. Deze leden willen weten hoeveel laadpalen per concessie
worden vergund. Ook willen deze leden weten hoeveel laadpalen Fastned heeft uitgerold,
wanneer de uiterste datum voor de uitrolverplichting verloopt en, indien deze al is
verlopen, welke acties hier nu op lopen. Deze leden lezen dat er een uitroltermijn
van anderhalf jaar gold, maar dat onvoorziene omstandigheden hebben geleid tot vertraagde
uitrol. Deze leden willen weten welke omstandigheden dit precies waren. Ook willen
deze leden weten of de Minister bereid is om bij het ontbreken van geldige redenen
de bestaande vergunningen in te trekken. Deze leden vragen of de Minister de Kamer
een overzicht kan sturen van het totaal aantal aanvragen voor laadstations op verzorgingsplaatsen
en welke partijen de aanvragen hebben gedaan. Deze leden willen ook weten in hoeverre
andere partijen worden geremd om laadstations op verzorgingsplaatsen te plaatsen,
omdat Fastned op bepaalde verzorgingsplaatsen ieder moment een laadstation kan uitrollen.
Ook willen deze leden ook weten in hoeverre Fastned al een claim heeft gelegd op de
netcapaciteit op bepaalde verzorgingsplaatsen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister de Kamer voor het einde van het
jaar zal informeren over de indeling van verzorgingsplaatsen en het wel of niet werken
met exclusieve rechten. Deze leden willen weten of de Minister een voorgenomen besluit
wil nemen en of de Minister bereid is om het voorgenomen besluit eerst voor te leggen
aan de Kamer en ter consultatie aan de markt. Ook lezen deze leden dat de Minister
het onderzoek naar het beleid van andere EU- landen pas medio 2023 zal afronden. Deze
leden vragen zich af hoe de Minister de keuze voor de indeling van verzorgingsplaatsen
kan nemen zonder dat er een volledig beeld is van het beleid van andere EU-landen.
Deze leden willen weten hoe de Minister wil voorkomen dat eventuele exclusiviteit
in het nieuwe beleid de bestaande rechten aantast, inclusief het bestaande recht op
aanvullende voorzieningen van laadpalen bij tankstations.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de veiling van rechten als negatief wordt gezien,
omdat de biedingen de prijs zouden opdrijven. Deze leden willen weten hoe de verschillende
laad- en brandstofaanbieders dit zien.
De leden van de VVD-fractie lezen dat concurrentie op verzorgingsplaatsen niet tot
onveiligheid hoeft te leiden, omdat Rijkswaterstaat partijen kan afwijzen als het
«veilig en doelmatig» gebruik van het «waterstaatswerk» in geding is. Deze leden lezen
ook dat er wordt geadviseerd om diensten in verschillende kavels aan te besteden.
Deze leden willen weten of verschillende concurrerende diensten een toename voor het
aantal verkeersbewegingen op verzorgingsplaatsen kunnen veroorzaken en daarmee leidt
tot een toename in het risico voor de verkeersveiligheid. Deze leden willen weten
of de Minister bereid is om te onderzoeken of één vergunninghouder de hele vergunning
krijgt, inclusief het beheer van het terrein, en bepaalde delen van de vergunning
kan onderaanbesteden aan andere aanbieders om zo de verkeersveiligheid te verbeteren
en om mkb-aanbieders toegang te blijven geven tot de markt.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het aanbesteden van diensten in verschillende
kavels een manier is om mkb'ers toegang te geven tot de markt. Deze leden willen weten
of de Minister heeft onderzocht in hoeverre het voor partijen rendabel is om slechts
één type energiedrager (waterstof, elektriciteit) op één of enkele verzorgingsplaatsen
aan te bieden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister onderzoekt of exclusiviteit kan
worden geboden aan laadpaalaanbieders en of dat te verenigen is met de Dienstenrichtlijn.
Deze leden constateren dat de Minister kennelijk ervan uitgaat dat een laadpaalaanbieder
een andere, exclusieve concessie krijgt dan de brandstofaanbieder die vaak ook laadpalen
aanbiedt. Deze leden willen weten of er ook vice versa gekeken wordt, waarbij de brandstofaanbieder
een exclusief recht krijgt om ook laadpalen aan te bieden.
CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben nog vragen met betrekking tot de beantwoording
van de vraag over de restwaardevergoeding voor overdraagbare investeringen voor elektrisch
laden. In de beantwoording gaat het over het opstarten van een onderzoek naar een
eventuele meerwaarde van een restwaarderegeling in het beleid voor de verzorgingsplaats
van de toekomst. De Kamer wordt hierover in de eerste helft van 2023 geïnformeerd,
zo staat in de beantwoording. Op 10 december 2019 is er een motie aangenomen van de
leden Von Martels en Postma (Kamerstuk 31 305, nr. 305) die het ministerie vraagt om de Regeling Restwaarde Opstallen aan te passen vóór
mei 2020. De gedachte achter die keuze voor mei is dat het kader dan op tijd gereed
zou zijn voor de veiling van de concessies die in 2020 geveild zouden worden. De leden
van de CDA-fractie vragen zich af waarom er nu, enige tijd later, wederom een onderzoek
wordt gestart, zeker gezien het feit dat snelle aanpassing van de regeling gewenst
is vanuit het perspectief van verduurzaming. Waarom wordt de bestaande Regeling Restwaarde
Opstallen, conform de genoemde motie, niet op korte termijn aangepast, zodat ook duurzame
voorzieningen zoals laadstations, CNG of waterstofstations daar vanaf de volgende
veilingen in 2023 in opgenomen zijn?
BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie leest in het antwoord van de Minister op de vraag met welke
innovatieve en nieuwe energievormen rekening gehouden wordt, dat naast het elektrisch
rijden, ook het gebruik van waterstof en hernieuwbare brandstoffen wordt gestimuleerd.
Zullen er in de nabije toekomst nog meer infrastructurele veranderingen nodig zijn
aan verzorgingsplaatsen voor deze brandstoffen en wordt hierop voorgesorteerd?
Het lid van de BBB-fractie leest dat de routekaart inzicht geeft aan de netbeheerders
over de opgave per verzorgingsplaats en dat dit inzicht (netcapaciteit) de kans verkleint
op desinvesteringen en het tijdig uitrollen van snelladers op verzorgingsplaatsen
faciliteert. Hoe groot is überhaupt het risico op desinvesteringen in verband met
de ambities van het ministerie en de praktische uitvoerbaarheid?
II REACTIE VAN DE BEWINDSPERSOON
1. De ordening van de snellaadmarkt langs het hoofdwegennet
1.1 Marktpositie Fastned
De leden van de VVD-fractie hebben vragen over de positie van Fastned. Zij vragen
hoe de marktpositie en businesscase voor mkb-aanbieders van laadpalen en brandstoffen
wordt gezien en of de dominante marktpositie van Fastned goed is voor de marktwerking
op de laadmarkt. Ook willen deze leden weten welke gevolgen de dominante marktpositie
van Fastned heeft en gaat hebben voor de prijs en kwaliteit voor laadpaalgebruikers.
De beleidsvisie «verzorgingsplaatsen van de toekomst» is onder meer gericht op lage
toetredingsdrempels en een (meer) diverse markt. Daartoe wordt in de bijgevoegde visie
voorgesteld om te werken met een kavel voor snelladen dat separaat is van de verkoop
van motorbrandstoffen en om een gebiedscriterium voor snelladen te introduceren. Hiermee
wordt onder meer invulling gegeven aan de doelstelling van het nieuwe beleid om te
zorgen voor een goede marktwerking, zoals opgenomen in het afweegkader dat eerder
met de Kamer is gedeeld. Een goede werking van de markt is van belang om te blijven
voorzien in de wensen van weggebruikers. Bijvoorbeeld een zo laag mogelijke prijs
van tanken of laden en/of een divers aanbod van iets te eten of te drinken. In dit
kader is in het bijzonder opgenomen dat het nieuwe beleid voldoende waarborgen moet
bieden om te voorkomen dat één of enkele partijen een dominante positie verwerven
ten aanzien van een van de diensten aangeboden op de verzorgingsplaats.
De leden van de VVD-fractie willen tevens weten wat er gebeurt met de laadstations
op verzorgingsplaatsen van Fastned als Fastned omvalt.
Bij het ministerie zijn geen signalen bekend dat dit op dit moment een reëel risico
is. In algemene zin geldt echter dat als een vergunninghouder zijn activiteiten staakt,
althans geen gebruik meer maakt van de vergunning, dat een vergunning dan op enig
moment kan worden ingetrokken en opnieuw kan worden verleend.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister de Kamer een overzicht kan sturen
van het totaal aantal aanvragen voor laadstations op verzorgingsplaatsen en welke
partijen de aanvragen hebben gedaan. Deze leden willen weten hoeveel laadpalen per
concessie worden vergund. Deze leden willen ook weten in hoeverre andere partijen
worden geremd om laadstations op verzorgingsplaatsen te plaatsen, omdat Fastned op
bepaalde verzorgingsplaatsen ieder moment een laadstation kan uitrollen.
In 2012 heeft RWS ondernemers via een openbare procedure de gelegenheid gegeven om
via een vergunningsaanvraag hun interesse kenbaar te maken voor de realisatie van
een (of meerdere) basisvoorziening e-laden op verzorgingsplaatsen. De aanvraag betrof
een recht om op een bepaalde verzorgingsplaats een Wbr-vergunning voor de basisvoorziening
e-laden aan te vragen. Zoals uit onderstaande tabel blijkt, heeft RWS ruim 400 aanvragen
ontvangen van geïnteresseerde partijen. Er is geloot voor verzorgingsplaatsen waar
meer aanbieders in aanmerking zouden willen komen dan dat er plek was. Uiteindelijk
kwamen ruim 300 van de 400 aanvragen in aanmerking voor het daadwerkelijk indienen
van een vergunningsaanvraag. Partijen die in 2012 aanvragen deden op een verzorgingsplaats
en vervolgens in aanmerking kwamen voor realisatie van een laadstation zijn Breesaap/Fastned,
Liandon, Greenflux, Shell/NewMotion, ANWB en Mistergreen. Fastned heeft voor veruit
de meeste locaties (+200) haar interesse in een vergunningsaanvraag kenbaar gemaakt.
Zodoende hebben zij een groot deel van de laadrechten langs het hoofdwegennet verkregen.
Na de loting moesten de vergunningen daadwerkelijk aangevraagd worden bij RWS en bijvoorbeeld
ook bij lokale overheden. Een aantal partijen heeft uiteindelijk hun aanvraag ingetrokken,
zoals bijvoorbeeld de ANWB. De leden van de VVD-fractie wijzen er terecht op dat Fastned
in 2020 MisterGreen heeft overgenomen, waardoor haar marktaandeel logischerwijs is
toegenomen.
Aantal aanvragen voor de basisvoorziening snelladen n.a.v. de procedure van 2012
Aantal verleende Wbr-vergunningen voor de basisvoorziening snelladen
Aantal gerealiseerde basisvoorzieningen snelladen op verzorgingsplaatsen
Totaal aantal verzorgingsplaatsen (met voorzieningen)
400
198
121
233
De looptijd van de vergunningen voor het aanbieden van snelladen is beperkt tot 15
jaar, net als de vergunning voor de verkoop van motorbrandstoffen. Wanneer deze vergunningen
aflopen worden deze, in lijn met de nieuwe wetgeving op basis van het beleid zoals
dat nu in de Kamer voorligt, opnieuw verdeeld. Dan is het voor alle geïnteresseerde
partijen weer mogelijk om mee te dingen naar deze rechten. In het kader van de «routekaart»
wordt een planning gemaakt wanneer het laadrecht op welke verzorgingsplaats verdeeld
wordt. Over de voortgang van het opstellen van de routekaart wordt de Kamer conform
een eerdere toezegging medio 2023 wordt geïnformeerd.1
1.2 Handhaving van vergunningsvoorschriften
De leden van de VVD fractie vragen naar de hoeveelheid laadpalen die Fastned heeft
uitgerold, wanneer de uiterste datum voor de uitrolverplichting verloopt en, indien
deze al is verlopen, welke acties hier nu op lopen. Deze leden lezen dat er een uitroltermijn
van anderhalf jaar gold, maar dat onvoorziene omstandigheden hebben geleid tot vertraagde
uitrol. Deze leden willen weten welke omstandigheden dit precies waren. Ook willen
deze leden weten of de Minister bereid is om bij het ontbreken van geldige redenen
de bestaande vergunningen in te trekken.
Eerder werd aan de Kamer gemeld dat partijen voor de realisatie van laadpalen afhankelijk
zijn van meerdere factoren. Naast een Wbr-vergunning dient de initiatiefnemer voor
de realisatie te beschikken over een huurovereenkomst met de Staat (Rijksvastgoedbedrijf)
voor het privaatrechtelijke gebruik van de grond, een omgevingsvergunning en dient
de netbeheerder te zorgen voor een netaansluiting. Het is aan de aanvrager van een
vergunning voor laadpunten om, waar nodig, bij de netbeheerder een verzoek voor netverzwaring
in te dienen.
Handhavend optreden betekent in deze context het intrekken van de vergunning van een
marktpartij wegens een niet tijdige realisatie. Dit vergt een belangenafweging en
wordt van geval tot geval beoordeeld. Intrekken is tot nu toe niet aan de orde geweest.
Wel is in verband met de nieuwe visie op de verzorgingsplaats een tijdelijke beleidsregel
vastgesteld. Hierin wordt de looptijd van vergunningen voor laadpunten als aanvullende
voorziening verder beperkt. Ook wordt een vergunningsstop ingevoerd voor aanvragen
van basisvoorzieningen snelladen waar de aanvraag nog niet tot concrete plannen heeft
geleid. Dit met het oog op de verwezenlijking van de visie.
Ook laat bovenstaand onverlet dat na het aflopen van de geldigheidsduur van maximaal
15 jaar van de vergunningen op de betreffende verzorgingsplaatsen de rechten voor
de nieuwe kavels snelladen zullen worden verdeeld conform de nog op te stellen regelgeving
op basis van voorliggend beleid.
Hieronder is een tabel opgenomen waarin, bij benadering, wordt omschreven wanneer
de basisvergunningen snelladen langs het hoofdwegennet aflopen.
Bron: Rijkswaterstaat
1.3 Exclusieve rechten voor snelladen en verkoop van motorbrandstoffen
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister de Kamer voor het einde van het
jaar zal informeren over de indeling van verzorgingsplaatsen en het wel of niet werken
met exclusieve rechten. Deze leden willen weten of de Minister een voorgenomen besluit
wil nemen en of de Minister bereid is om het voorgenomen besluit eerst voor te leggen
aan de Kamer en ter consultatie aan de markt. Deze leden willen weten hoe de Minister
wil voorkomen dat eventuele exclusiviteit in het nieuwe beleid de bestaande rechten
aantast, inclusief het bestaande recht op aanvullende voorzieningen van laadpalen
bij tankstations.
In de beleidsvisie is opgenomen dat voor de «verzorgingsplaats van de toekomst» concurrentie
plaatsvindt tussen verzorgingsplaatsen en niet, zoals nu het geval is, op verzorgingsplaatsen.
Het organiseren van concurrentie op netwerkniveau betekent dat snelladen per verzorgingsplaats
als exclusief recht in de markt wordt gezet. Dit is een belangrijke maatregel, bedoeld
om exploitanten op de verzorgingsplaats duidelijkheid te bieden en de investeringsbereidheid
te vergroten en daarmee de energietransitie langs het hoofdwegennetwerk te versnellen.
Daarmee zijn weggebruikers het beste af.
Deze exclusiviteit wordt stapsgewijs ingevoerd. Als eerste stap in die richting is,
gelijktijdig met de verzending van de beleidsvisie naar uw Kamer, een wijziging doorgevoerd
in de werkwijze van de vergunningverlening voor laadvoorzieningen op verzorgingsplaatsen.
Concreet betekent deze wijziging onder meer dat de geldigheidsduur van vergunningen
voor laadvoorzieningen (als aanvullende voorziening) die worden verleend na publicatie
hiervan beperkt zal worden tot het moment waarop de bestaande basisvoorziening snelladen
op diezelfde verzorgingsplaats afloopt. Voor al verleende vergunningen blijft de geldigheidsduur
zoals bij verlening.
Over de beleidskeuzes is de afgelopen jaren uitgebreid met de branchepartijen gesproken
en hun input is meegenomen in de visie. Er is bijvoorbeeld uitgebreid gesproken over
de keuze tussen «alles in één hand» en de variant waarin met meerdere kavels gewerkt
wordt. In het wetgevingstraject en de nadere uitwerking van een beleidswijziging zal
ook het overgangsrecht bij de verdeling van de nieuwe exclusieve kavels snelladen
nader vormgegeven worden. Een marktconsultatie is onderdeel van het wetgevingsproces.
De leden van de VVD-fractie lezen dat concurrentie op verzorgingsplaatsen niet tot
onveiligheid hoeft te leiden, omdat Rijkswaterstaat partijen kan afwijzen als het
«veilig en doelmatig» gebruik van het «waterstaatswerk» in geding is. Deze leden lezen
ook dat er wordt geadviseerd om diensten in verschillende kavels aan te besteden.
Deze leden willen weten of verschillende concurrerende diensten een toename voor het
aantal verkeersbewegingen op verzorgingsplaatsen kunnen veroorzaken en daarmee leidt
tot een toename in het risico voor de verkeersveiligheid.
In de beleidsvisie «verzorgingsplaats van de toekomst» is opgenomen dat het aanbod
van snelladen op verzorgingsplaatsen op netwerkniveau wordt geordend door concurrentie
mogelijk te maken tussen verzorgingsplaatsen (in plaats van de huidige concurrentie
van snelladers op verzorgingsplaatsen). Er is daarmee in het eindbeeld geen sprake
meer van concurrerende snellaaddiensten op verzorgingsplaatsen. Zo wordt de energietransitie
bevorderd en blijft het voorzieningenniveau voor weggebruikers op verzorgingsplaatsen
hoog.
De leden van de VVD-fractie willen weten of de Minister bereid is om te onderzoeken
of één vergunninghouder de hele vergunning krijgt, inclusief het beheer van het terrein,
en bepaalde delen van de vergunning kan onderaanbesteden aan andere aanbieders om
zo de verkeersveiligheid te verbeteren en om mkb-aanbieders toegang te blijven geven
tot de markt. De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister onderzoekt of exclusiviteit
kan worden geboden aan laadpaalaanbieders en of dat te verenigen is met de Dienstenrichtlijn.
Deze leden constateren dat de Minister kennelijk ervan uitgaat dat een laadpaalaanbieder
een andere, exclusieve concessie krijgt dan de brandstofaanbieder die vaak ook laadpalen
aanbiedt. Deze leden willen weten of er ook vice versa gekeken wordt, waarbij de brandstofaanbieder
een exclusief recht krijgt om ook laadpalen aan te bieden.
Er is inderdaad onderzocht of het mogelijk is om de vergunning bij een enkele vergunninghouder
onder te brengen. In het rapport van Pels Rijcken, dat is meegestuurd met de beleidsvisie,
wordt aangegeven dat dit juridisch kwetsbaar is. Dit omdat de variant waarbij de verschillende
voorzieningen gebundeld zijn in één enkel kavel, gelet op de economische rapporten
geen (minder beperkend) alternatief vormt om de beoogde doelstellingen te bereiken.
De doelstellingen zijn behalve het veilig en doelmatig gebruik, ook het faciliteren
van de energietransitie in het belang van het milieu.
2. Verzorgingsplaatsen elders in de EU
De leden van de VVD fractie vragen zich af hoe de Minister de keuze voor de indeling
van verzorgingsplaatsen kan nemen zonder dat er een volledig beeld is van het beleid
van andere EU-landen.
Om de beleidskeuzes in het kader van de visie «verzorgingsplaats van de toekomst»
te nemen is het nodige economische en juridische onderzoek uitgevoerd. De resultaten
van deze onderzoeken zijn met de Kamer gedeeld.2 Het beleid op de verzorgingsplaatsen dient daarnaast in eerste instantie goed aan
te sluiten op de Nederlandse situatie. Hoewel landen tot op zekere hoogte dezelfde
uitdagingen kennen ten aanzien van verzorgingsplaatsen, zijn er lokaal belangrijke
verschillen. Denk bijvoorbeeld aan de mate waarin de beschikbaarheid van fysieke ruimte
een beperking is, bij welke partij het eigendom van de grond ligt of de dichtheid
van het wegennet. Uiteraard kijkt het ministerie met interesse naar andere (EU-)landen,
maar voor de totstandkoming van een nieuw beleid zijn de Nederlandse context en opgaven
leidend. Lessen uit de internationale vergelijking die in 2023 wordt afgerond, worden
uiteraard meegenomen in de uitwerking van nieuw beleid – bijvoorbeeld de keuze om
rechten aan te besteden of te veilen – en de totstandkoming van de wetgeving.
3. Veilen of aanbesteden?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de veiling van rechten als negatief wordt gezien,
omdat de biedingen de prijs zouden opdrijven. Deze leden willen weten hoe de verschillende
laad- en brandstofaanbieders dit zien.
In het kort kan gesteld worden dat de laadbranche kritisch staat tegenover het veilen
van snellaadrechten, terwijl de (huidige) brandstofaanbieders hier juist positief
tegenover staan.
De Nederlandse Vereniging voor Duurzame Energie (NVDE) geeft bijvoorbeeld aan de verdeling
van de rechten het liefst vorm te zien krijgen via een tender op basis van kwalitatieve
criteria. Zij wijst op het gevaar dat hoge prijzen die tijdens de veiling worden geboden
voor kavels, mogelijk een negatieve impact hebben op de kwaliteit van laders die vervolgens
geboden worden. Daarom pleit de NVDE voor het kwalitatief beoordelen van biedingen
op kavels. Kwaliteitscriteria zouden volgens hen bijvoorbeeld kunnen zijn de mate
waarin de aanvraag bijdraagt aan CO2-reductie, de bijdrage aan efficiënt netgebruik en/of het voorkomen van piekbelasting.
Ook Fastned geeft aan dat zij bezorgd zijn dat een veiling leidt tot hogere laadtarieven
en ten koste zal gaan van de kwaliteit van de dienstverlening en uitrolsnelheid, omdat
de (hoge) veilingprijs terug moet worden verdiend. Fastned raadt daarom aan te kiezen
voor verdeling op basis van criteria, waarbij getoetst zou kunnen worden aan de kwaliteit
van dienstverlening, duurzaamheid, laadsnelheden, aantallen laders en groeistrategie.
Vemobin, VPR en BETA, als vertegenwoordigers van de partijen die (primair) motorbrandstoffen
verkopen, hebben geen bezwaar tegen veilen.
4. Restwaarde
De leden van de CDA-fractie vragen zich af waarom er nu, enige tijd later, wederom
een onderzoek wordt gestart, zeker gezien het feit dat snelle aanpassing van de regeling
gewenst is vanuit het perspectief van verduurzaming. Waarom wordt de bestaande Regeling
Restwaarde Opstallen, conform de genoemde motie (Kamerstuk 31 305, nr. 305), niet op korte termijn aangepast, zodat ook duurzame voorzieningen zoals laadstations,
CNG of waterstofstations daar vanaf de volgende veilingen in 2023 in opgenomen zijn?
Over de invulling die is gegeven aan de motie is de Kamer op 22 maart 2022 geïnformeerd.3 Dat gaat over de vergoeding van de restwaarde van achtergelaten energielaadpunten
als aanvullende voorzieningen bij benzinestations. Het aangekondigde onderzoek gaat
over de vergoeding van de restwaarde van energielaadpunten als basisvoorziening.
5. Nieuwe energiedragers
De leden van de VVD-fractie willen weten of de Minister heeft onderzocht in hoeverre
het voor partijen rendabel is om slechts één type energiedrager (waterstof, elektriciteit)
op één of enkele verzorgingsplaatsen aan te bieden.
Voor nieuwe energiedragers, met name elektriciteit en waterstof, geldt dat deze nog
volop in ontwikkeling zijn. Op dit moment is een beperkt deel van het wagenpark zero-emissie,
maar naarmate dit aandeel toeneemt zal dit de vraag naar nieuwe energiedragers – en
daarmee het verdienvermogen van het aanbieden hiervan – naar verwachting toenemen.
Eerder gaf ik in dit verband al aan te onderzoeken of het mogelijk is om op enkele
verzorgingsplaatsen te starten met een volledig «zero-emissie» verzorgingsplaats.
Bijvoorbeeld door de ruimte op verzorgingsplaatsen die nu nog geen voorzieningen hebben
(«solitaire verzorgingsplaatsen») daarvoor te gebruiken.4 De Kamer wordt hierover in het kader van de «routekaart» in 2023 geïnformeerd.
Het lid van de BBB-fractie vraagt er in de nabije toekomst nog meer infrastructurele
veranderingen nodig zijn aan verzorgingsplaatsen voor deze brandstoffen en of hierop
wordt voorgesorteerd.
Op dit moment lijkt vooral voor een snelle groei van de laadinfra en voor waterstof
behoefte te zijn aan aanpassingen van de bestaande infrastructuur. Op veel verzorgingsplaatsen
is al snellaadinfrastructuur aanwezig. Deze zal echter veelal nog uitgebreid moeten
worden. Dit vergt onder meer aanpassing van de ondergrondse infrastructuur, zoals
netverzwaring. Voor waterstoftankinfrastructuur dient rekening gehouden te worden
met opslag en met geldende eisen op het gebied van omgevingsveiligheid. Voor hernieuwbare
brandstoffen, zoals biobrandstoffen en synthetische brandstoffen, geldt dat deze gebruik
kunnen maken van de bestaande infrastructuur. Specifiek voor CNG/LNG/LPG geldt dat
deze reeds een dekkend netwerk kennen waar ook tot 100% hernieuwbare varianten in
kunnen.
6. Netcapaciteit
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre Fastned al een claim heeft gelegd op
de netcapaciteit op bepaalde verzorgingsplaatsen.
In het kader van de vergunningsverlening wordt niet bijgehouden welke partijen op
welke locaties netverzwaring aanvragen.
Het lid van de BBB-fractie leest dat de routekaart inzicht geeft aan de netbeheerders
over de opgave per verzorgingsplaats en dat dit inzicht (netcapaciteit) de kans verkleint
op desinvesteringen en het tijdig uitrollen van snelladers op verzorgingsplaatsen
faciliteert. Hoe groot is überhaupt het risico op desinvesteringen in verband met
de ambities van het ministerie en de praktische uitvoerbaarheid?
In de huidige praktijk worden er door verschillende exploitanten van snelladers, los
van elkaar, aanvragen gedaan voor netverzwaringen. Hierdoor worden er onder het huidige
beleid meerdere, relatief kleine aansluitingen per verzorgingsplaats gerealiseerd.
Op het moment dat deze aansluitingen als gevolg van een toename naar de vraag aan
snelladers niet meer toereikend zijn, moet er door de netbeheerder een nieuwe, grotere
aansluiting worden gerealiseerd en komen de kleinere aansluitingen te vervallen. Het
voorgaande betekent extra (maatschappelijke) kosten en extra uitvoeringslasten doordat
een netbeheerder meerdere malen een (zwaardere) aansluiting naar een verzorgingsplaats
moet realiseren. Bovendien is er sprake van desinvesteringen omdat kleinere aansluitingen
voor einde levensduur alweer komen te vervallen. Daarom wordt in de pilot «stopcontact
op het land» gekeken naar het aanvragen van één toekomstvaste aansluiting door het
Rijk. Door in de routekaart, samen met de netbeheerder, vooruit te plannen bij de
aanleg van de netverzwaring, wordt tevens verwacht dat de doorlooptijden verkort kunnen
worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
M. Meedendorp, adjunct-griffier