Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Molen en Peters over de onderwijsbevoegdheid voor de lerarenopleidingen ITEPS en ITESS
Vragen van de leden Van der Molen en Peters (beiden CDA) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de onderwijsbevoegdheid voor de lerarenopleidingen ITEPS en ITESS (ingezonden 15 september 2022).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) en van Minister
Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs) (ontvangen 22 december 2022).
Vraag 1
Bent u ermee bekend dat de opleidingen ITEPS (International Teacher Education for
Primary Schools) en ITESS (International Teacher Education for Secondary Schools)
bijna volledig overlappen met de pabo en lerarenopleiding maar niet opleiden tot een
onderwijsbevoegdheid?
Antwoord 1
De opleidingen ITEPS en ITESS zijn lerarenopleidingen die opleiden tot leraar in het
internationaal onderwijs. De opleidingen zijn zelfstandige opleidingen en er wordt
niet opgeleid tot de Nederlandse bekwaamheidseisen voor het beroep van leraar in het
primair- en voortgezet onderwijs. Ook zijn de bijzondere nadere vooropleidingseisen
voor de pabo niet van toepassing op de ITEPS. Uit de aanvragen bij de Commissie Doelmatigheid
Hoger Onderwijs (CDHO) blijkt ook dat de opleidingen verschillen van de reguliere
pabo en van de tweedegraads lerarenopleidingen. Er zijn veel internationale componenten,
waardoor de opleiding niet direct leidt tot een Nederlandse bevoegdheid. In het gesprek,
dat wij in antwoord op vraag 5 aankondigen, zullen wij ook aandacht hebben voor verschillen
tussen de verschillende opleidingen, en wat er voor deze studenten aanvullend nodig
is om een Nederlandse bevoegdheid te behalen.
Vraag 2
Op welke grond hebben het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en
de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO) de arbeidsmarktrelevantie van deze
opleidingen beoordeeld waardoor ze toch in het bekostigd onderwijsstelsel zijn gekomen?
Antwoord 2
De CDHO heeft voor zowel ITEPS als ITESS geconcludeerd dat de maatschappelijke behoefte
is aangetoond en dat er een zekere arbeidsmarktbehoefte bestaat in Nederland aan leraren
voor internationale scholen. De CDHO noemt hierbij in haar besluit niet alleen de
directe arbeidsmarktbehoefte, maar ook dat deze leraren door kunnen stromen naar het
reguliere primair of voorgezet onderwijs. Een student moet hiervoor wel een aanvullend
opleidingstraject van ongeveer een jaar volgen.
Vraag 3
Welke leraren mogen nu bevoegd lesgeven aan internationale scholen?
Antwoord 3
Welke leraren op internationale scholen les mogen geven, is afhankelijk van de schoolsoort.
We kennen in Nederland verschillende vormen van internationaal onderwijs. De niet-bekostigde
internationale scholen (de zogenaamde b4-scholen) volgen de regels van het land of
de accreditatieorganisatie waar zij onder vallen. Het betreffende land of accreditatieorganisatie
bepaalt de bevoegdheidseisen voor leraren die werken op hun scholen. Daarnaast zijn
er afdelingen voor internationaal georiënteerd basisonderwijs (igbo), en afdelingen
voor internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs (igvo). Deze afdelingen vallen
onder de WPO en WVO 2020 en zijn onderdeel van reguliere scholen, die vallen onder
een po-of vo-bestuur. Deze afdelingen worden bekostigd. Leraren op deze afdelingen
moeten voldoen aan de Nederlandse eisen ten aanzien van de bevoegdheden. Dat betekent
dat leraren ofwel een Nederlandse lesbevoegdheid hebben, ofwel een erkende beroepskwalificatie
uit het buitenland. Op deze afdelingen kan het onderwijs grotendeels in het Engels
worden gegeven, maar moet in het kader van integratie voor tenminste 10% in het Nederlands
worden aangeboden.
Vraag 4 en 5
Deelt u de mening dat mede in het licht van het nijpende lerarentekort het van belang
is om de afgestudeerde studenten van deze opleidingen in te zetten voor de klas en
zeker voor internationale scholen?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze afgestudeerden op zo korte mogelijke termijn een
bevoegdheid krijgen?
Antwoord 4 en 5
In het voortgezet onderwijs is het onder voorwaarden mogelijk voor deze leraren om
in te stromen en parallel de benodigde bijscholing te volgen. Hiervoor kan het schoolbestuur
desgewenst ook opleidingsbudget beschikbaar stellen. In het primair onderwijs kunnen
deze leraren, zolang zij de bijscholing nog niet succesvol hebben doorlopen en de
Nederlandse taal nog niet (voldoende) beheersen, instromen als onderwijsondersteunend
personeel. Zo kunnen zij een baan als bijvoorbeeld leraar-ondersteuner combineren
met het verwerven van de Nederlandse taal en het voldoen aan de bekwaamheidseisen.
Bij succesvolle afronding van de bijscholing kunnen zij dan doorstromen in de functie
van leraar.
De onderwijsarbeidsmarkt staat onder druk. Op 13 december hebben wij uw Kamer daarover
per brief nader geïnformeerd. Alle creatieve oplossingen om instroom te bevorderen
liggen op tafel. Wij gaan hierover in gesprek met de betrokken hogeschool.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.