Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over reactie op verzoek commissie over de stand van zaken wetsvoorstel RIV-toets UWV door arbeidsdeskundigen (Kamerstuk 35589-9)
2022D55889 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties
                  de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale
                  Zaken en Werkgelegenheid over de op 16 november 2022 ontvangen reactie op het verzoek
                  van de commissie over de stand van zaken wetsvoorstel RIV-toets UWV door arbeidsdeskundigen
                  (Kamerstuk 35 589, nr. 9).
               
De voorzitter van de commissie,
Kuzu
Adjunct-griffier van de commissie,
Meester-Schaap
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt
II Antwoord/Reactie van de Minister
               
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Reactie op verzoek
                     commissie over de stand van zaken wetsvoorstel RIV-toets UWV door arbeidsdeskundigen
                     (Kamerstuk 35 589). Voorts hebben deze leden ter verduidelijking enkele vragen.
                  
Zo vragen de leden van de D66-fractie de Minister om meer duiding te geven over het
                     tijdspad van de toename van de structurele Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
                     (WIA-) uitkeringslasten met 60 miljoen euro per jaar in 2060. Deze leden vragen zich
                     af of deze stijging jaarlijks gestaag zou toenemen.
                  
Thans vragen de leden van de D66-fractie de Minister of zij in kan gaan op het vraagstuk
                     van het medisch verschil van inzicht tussen bedrijfsarts en verzekeringsarts. Deze
                     leden zijn benieuwd of er met het gedragen gemeenschappelijk beoordelingskader voldoende
                     acties zijn ingezet om deze verschillen aan te pakken en op welke manier de effectiviteit
                     hiervan wordt gemonitord. Daarnaast vragen zij de Minister meer uit te wijden over
                     de aanvullende acties die zijn ondernomen om het verschil van professioneel medisch
                     oordeel aan te pakken.
                  
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie de Minister of zij meer kan zeggen over
                     de samenloop van dit wetsvoorstel en de maatregelen aangaande de aanpak van de mismatch
                     bij sociaal-medisch beoordelen.
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie over de stand van zaken
                     wetsvoorstel RIV-toets UWV door arbeidsdeskundigen (Kamerstuk 35 589) – (35 589-9) en hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.
                  
De leden van de SP-fractie lezen in de brief van de Minister dat het wetsvoorstel
                     voortkomt uit afspraken die gemaakt zijn met werkgevers- en werknemersorganisaties.
                     Werknemersorganisaties geven aan dat zij zich in dit beeld niet herkennen. De organisaties
                     geven aan dat er separate afspraken zijn gemaakt met werknemers- en werkgeversorganisaties
                     en dat die scheiding werd bekrachtigd doordat er over de gemaakte afspraken twee verschillende
                     persconferenties zijn gehouden. Hoe reflecteert de Minister hierop? Gaat de Minister
                     er nog steeds vanuit dat dit wetsvoorstel de steun geniet van sociale partners? Kan
                     de Minister hier een toelichting op geven?
                  
De leden van de SP-fractie lezen dat dit wetsvoorstel leidt tot een toename van de
                     structurele WIA-uitkeringslasten met 60 miljoen euro per jaar, wat neerkomt op 4000
                     mensen extra in de WIA. Hoe oordeelt de Minister hierover? Hoe rijmt de Minister dit
                     toenemende beroep op verzekeringsartsen met het bestaande tekort aan verzekeringsartsen?
                     Hoe rijmt de Minister dit wetsvoorstel met de 60-plusmaatregel?
                  
De leden van de SP-fractie constateren dat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
                     (UWV) in de uitvoeringstoets in 2019 aangeeft dat een kwart van het aantal opgelegde
                     loonsancties vervalt. Dit terwijl onderzoek van het UWV laat zien dat de loonsanctie
                     leidt tot hogere werkhervatting en een lagere WIA-instroom. Hoe reflecteert de Minister
                     daarop? Kan de Minister aangeven wat dit doet met de kansen op re-integratie van de
                     arbeidsongeschikte werknemer? Is de Minister het met deze leden eens dat dit wetvoorstel
                     hard kan uitpakken voor arbeidsongeschikte werknemers? Het terugvallen op een uitkering
                     betekent in veel gevallen een inkomensval. Hoe kijkt de Minister hiernaar in het licht
                     van de huidige koopkrachtcrisis? Draagt dit voorstel volgens de Minister bij aan het
                     wegnemen van hardheden in de WIA? Zo ja, kan de Minister hier een toelichting op geven?
                     Zo nee, kan worden aangegeven op welke manier het wetsvoorstel botst met de doelstelling
                     om hardheden in de WIA weg te nemen?
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie hebben met zorgen
                     kennisgenomen van de wetswijziging en hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.
                  
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen of dit een
                     wetsvoorstel is dat door zowel werkgevers- als werknemersorganisaties wordt gedragen,
                     zoals de Minister in deze brief lijkt te suggereren. Deze leden hebben de indruk dat
                     dit wetsvoorstel alleen door werkgeversorganisaties wordt ondersteund, zoals de vakbonden
                     ook hebben laten weten in hun brief aan de vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken
                     en Werkgelegenheid in afschrift aan de Minister van 22 november jl. Deze leden vragen
                     de Minister om een reflectie hierop. Zij vragen voorts hoe het kan dat de Minister
                     wel de suggestie wekt dat dit wetsvoorstel voortkomt uit de afspraken die met de vakbonden
                     zijn gemaakt.
                  
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe dit
                     wetsvoorstel zich verhoudt tot de voorgestelde aanpak van hardvochtigheden in het
                     coalitieakkoord. Deze leden vragen ook om een overzicht van het budgettair beslag
                     dat hiermee gemoeid is. Zij vragen de Minister specifiek hoe zij de te verwachte toename
                     in de kosten van structureel 60 miljoen per jaar kan verantwoorden gelet op de overige
                     hardheden die sinds jaren aan de kaak worden gesteld en waar vanwege gebrek aan budget
                     nog steeds niets mee is gedaan.
                  
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie lezen in deze brief
                     dat de in de memorie van toelichting genoemde raming van de extra WIA-instroom nog
                     altijd actueel is, terwijl de Minister in het commissiedebat Arbeidsongeschiktheid
                     van 7 december jl. aangaf dat de raming van het Centraal Planbureau (CPB) van de kosten
                     van de WIA-drempelverlaging, onder andere door de inflatie, niet meer actueel zou
                     zijn. Deze leden vragen of het niet logisch zou zijn om de berekening van de effecten
                     van dit wetsvoorstel op de WIA-instroom nader te ramen en te indexeren. Deze leden
                     vragen wat de kosten zijn aan additionele WIA-instroom. Zij vragen of hiernaar is
                     gekeken en zo nee, of de Minister dat alsnog gaat doen.
                  
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister
                     de zinsnede «UWV heeft, nu er meer duidelijkheid is over de (te verkennen) maatregelen,
                     aangegeven dat deze samenloop geen belemmering vormt voor het wetsvoorstel» nader
                     te duiden. Gaat dat alleen over de nu bij de Tweede Kamer bekende maatregelen met
                     betrekking tot sociaal-medisch beoordelen, of gaat dat ook over nieuwe, de Kamer nog
                     niet bekende, maatregelen met betrekking tot sociaal-medisch boordelen? Deze leden
                     vragen, als dit laatste het geval is, wat die maatregelen zijn en waarom die nog niet
                     met de Tweede Kamer zijn gedeeld.
                  
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie lezen in de brief
                     «Deze afspraak ziet net als het wetsvoorstel dat u reeds in behandeling heeft op de
                     periode van loondoorbetaling bij ziekte, maar de maatregelen kunnen naast elkaar bestaan».
                     Deze leden vragen de Minister om een inhoudelijke onderbouwing van deze stelling.
                     Hoe kan de Minister überhaupt deze stellingen poneren, aangezien de precieze uitwerking
                     van dit voorstel uit het coalitieakkoord/middellange termijn (MLT-)advies nog niet
                     bekend is? Zij vragen voorts of het niet veel beter is om een slag om de arm te houden,
                     aangezien dat als er iets zou veranderen aan de verantwoordelijkheden van werkgevers
                     in het tweede ziektejaar, het juist zaak is de toetsing van de re-integratie-inspanningen
                     volledig te houden, inclusief de toets op het medisch oordeel van de bedrijfsarts.
                  
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen ook naar
                     de samenloop met de meest recent aangekondigde maatregelen. De leden vragen specifiek
                     ook naar de maatregel voor 60-plussers. Deze leden vragen de Minister te onderbouwen
                     waarom dit geen belemmering zou zijn voor dit wetsvoorstel. Is deze maatregel juist
                     niet aanleiding om wel de toets op het medisch oordeel in de toets op de re-integratie-inspanningen
                     (RIV-toets) te behouden, aangezien er later in principe geen WIA-keuring meer plaatsvindt
                     voor deze groep? Zij vragen voorts of de eerder geraamde WIA-instroom vanwege de 60-plusmaatregel
                     niet hoger uitvalt en daardoor ook de gemoeide kosten hoger uitvallen. Is daar specifiek
                     door het UWV en de Minister naar gekeken? Zo nee, is de Minister bereid dat alsnog
                     te gaan doen?
                  
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen of het gezien
                     de samenloop met andere maatregelen niet verstandig is om de behandeling van het wetsvoorstel
                     uit te stellen.
                  
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie zijn verbaasd dat
                     dit wetsvoorstel geen onderdeel is van de onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel
                     (OCTAS), terwijl dit ook onderdeel is van het stelsel van ziekte en arbeidsongeschiktheid.
                     Dit wetsvoorstel grijpt ook fundamenteel in op het stelsel van ziekte en arbeidsongeschiktheid
                     (onder andere door het wegvallen van controle op bedrijfsarts, extra instroom in de
                     WIA, wegvallen van de mogelijkheid tot re-integratie in een derde ziektejaar bij een
                     verkeerd medisch oordeel bedrijfsarts). Deze leden merken op dat «fundamenteel ingrijpen»
                     ook als reden door de Minister wordt aangevoerd om nu niet de meest prangende WIA-hardheden
                     aan te pakken, maar onderdeel te laten zijn van de adviesopdracht aan OCTAS. Zij vragen
                     de Minister om een uitgebreide toelichting waarin ook de taakopdracht van de commissie
                     wordt betrokken.
                  
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister
                     de wens om de behandeling van dit wetsvoorstel te hervatten ook heeft besproken met
                     directe betrokkenen zoals verzekeringsartsen. Zo ja, wat was de uitkomst van dat gesprek?
                     Zo nee, is de Minister bereid dat alsnog te doen, gezien ook de bezwaren zoals verzekeringsartsen
                     die recent nog hebben geuit in «Medisch Contact»?1 Deze leden wijzen op het tekort aan verzekeringsartsen en de maatregelen (onder andere
                     de 60-plusmaatregel) die er worden getroffen. Deze leden wijzen erop dat zij de samenloop
                     van dit wetsvoorstel met die maatregelen bijzonder zorgelijk vinden («Dit zal naar
                     onze overtuiging in de (nabije) toekomst tot een veel hogere toestroom naar de WIA
                     leiden, wellicht een veelvoud van de hier genoemde cijfers.»). Zij vragen om een puntsgewijze
                     reactie van de Minister op de door de verzekeringsartsen benoemde zorg- en kritiekpunten
                     in dit artikel.
                  
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de stukken inzake «Wijziging van
                     de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Ziektewet teneinde het advies van
                     een bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer leidend te maken bij de toets
                     op de re-integratie inspanningen door het UWV» en heeft daarover nog enkele vragen.
                  
Het lid van de BBB-fractie merkt ten eerste op dat het belangrijk voor het perspectief
                     van de werkgever is dat de bestaande onduidelijkheid wordt weggenomen, zij moeten
                     kunnen vertrouwen op de beoordeling van de bedrijfsarts. Zelf zijn zij immers niet
                     in staat de ziekte van de werknemer te beoordelen, die verantwoordelijkheid ligt primair
                     bij de bedrijfsarts. In enkele gevallen blijkt dat er een verschil van inzicht bestond
                     tussen de bedrijfsarts en de verzekeringsarts, waar ook loonsanctieconsequenties uit
                     voortvloeiden. Kan de Minister aangeven om wat voor verschillen van inzicht dat gaat?
                     En hoe kan dat worden opgevangen in onderhavig voorstel? Dit lid ziet dat er reeds
                     een nieuw beoordelingskader geïmplementeerd is en is benieuwd of dit ook geleid heeft
                     tot een vermindering van die verschillen van inzicht.
                  
Het lid van de BBB-fractie vraagt zich vanuit het perspectief van de werknemer af
                     hoe die belangen in het wetsvoorstel geborgd blijven. De zorg bestaat dat er geen
                     check meer is op de beoordeling van de bedrijfsarts, dat deze als het ware zijn eigen
                     werk beoordeelt. Dat lijkt dit lid ook ongewenst, maar voorkomen moet worden dat na
                     een traject van twee jaar met terugwerkende kracht een loonsanctie kan worden opgelegd.
                     Zij is derhalve wel benieuwd hoe de belangen van de werknemer in onderhavig voorstel
                     bewaakt worden en of de Minister de zorg op dit punt deelt en wat er gedaan wordt
                     om negatieve afwenteling te voorkomen.
                  
Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt
Het lid Omtzigt heeft met interesse kennisgenomen van de brief van 16 november 2022
                  betreffende het wetsvoorstel RIV-toets UWV door arbeidsdeskundigen en heeft naar aanleiding
                  van die brief een aantal vragen.
               
Verhouding tot aanpak hardvochtigheden in de WIA en OCTAS
Allereerst vraagt het lid Omtzigt zich af hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de
                     voorgestelde aanpak van hardvochtigheden in de WIA, zoals opgenomen in het regeerakkoord?
                     De Minister geeft in de brief aan te verwachten dat een kwart van de opgelegde loonsancties
                     komt te vervallen, als gevolg van dit wetsvoorstel. Denkt de Minister niet dat hierdoor
                     onvermijdelijk, in meer of mindere mate, re-integratiekansen van werknemers blijven
                     liggen? Betekent dit dan niet feitelijk een verslechtering van de
                  
(re-integratie)positie van werknemers? En heeft de Minister overwogen om het wetsvoorstel
                     aan te houden en onder te brengen bij OCTAS? Zo ja, wat waren de beweegredenen om
                     dat voor dit voorstel niet te doen, maar wel voor de aanpak van hardvochtigheden in
                     de WIA?
                  
Daarnaast merkt het lid Omtzigt op dat de verwachte toename in kosten naar verwachting
                     structureel 60 miljoen euro per jaar bedraagt, maar dat er nog geen budget is voor
                     het wegnemen van de hardheden in de WIA, zoals onder meer de slechte (inkomens)positie
                     van «35-minners» en van WIA-gerechtigden (in een vervolguitkering). Waarom geeft de
                     Minister ogenschijnlijk aan deze maatregel prioriteit boven het wegnemen van al die
                     hardheden die reeds jaren aan de kaak worden gesteld en waarvoor al in verscheidene
                     rapporten maatregelen zijn voorgesteld? Kan de Minister aangeven welk percentage van
                     de mensen met een arbeidsongeschiktheidspercentage van tussen de 35 en 80% (Werkhervatting
                     Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA)) nu voldoende gere-integreerd zijn, in die zin
                     dat zij voldoende inkomen verwerven voor de vervolguitkering? Ook wil het lid Omtzigt
                     weten hoeveel mensen voor meer dan 65% arbeidsgeschikt worden geacht («»35-minner»»)
                     en welk percentage van hen vervolgens ten minste zes maanden per jaar werkt. Kan de
                     Minister ook een reflectie geven op die cijfers en aangeven of zij deze cijfers onwenselijk
                     acht? Kan de Minister verder aangeven waarom zij ook geen prioriteit geeft aan de
                     aanpak van de hardvochtigheden, in het licht van het feit dat al in 2011 geconstateerd
                     is dat de WIA op meerdere punten niet voldoet aan de International Labour Organization
                     (ILO)-verdragen, die door Nederland zijn geratificeerd? Zo heeft het Comité geoordeeld
                     dat de 35% ondergrens en de WGA-vervolguitkering in strijd zijn met de verdragsnormen.
                     De WIA garandeert voor velen vanwege deze tekortkomingen namelijk niet een bestaanszekerheid.
                     Zij zijn aangewezen op andere regelingen waaraan vaak (te) strenge eisen worden gesteld
                     (referte-eisen, middelentoets etc.). Voor hen is er simpelweg geen goed vangnet geregeld
                     en deze hardheden zijn dus al vele jaren bekend. Kan de Minister aangeven waarom er
                     tien jaar later nog niks met die constatering is gedaan?
                  
Verhouding tot de buitenwettelijke noodmaatregel «60-plusmaatregel»
Ook vraagt het lid Omtzigt zich af of het wetsvoorstel in de ogen van de Minister
                  niet strijdig is met de lopende buitenwettelijke noodmaatregel (de zogenaamde 60-plusmaatregel).
                  Bij een dergelijke buitenwettelijke maatregel mag immers niemand worden benadeeld,
                  maar bij invoering van dit wetsvoorstel ontstaat er wel degelijk een benadeling van
                  een groep werknemers, daar voor de groep werknemers met (voldoende) inkomsten sprake
                  kan zijn van een zogenaamde praktische schatting. Gegeven deze benadeling, vraagt
                  het dit lid zich af of de invoering van dit wetsvoorstel niet ten minste uitgesteld
                  moet worden tot na de afloop van de buitenwettelijke maatregel. Kan de Minister in
                  het kader van deze noodmaatregel ook aangeven hoe de toename van de instroom in de
                  WIA naar aanleiding van dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de noodmaatregel, die juist
                  is ingevoerd om de enorme achterstanden in de claimbeoordelingen te beteugelen?
               
II Antwoord/Reactie van de Minister
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
T. Kuzu, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.