Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Teunissen, Van Raan en Sylvana Simons over het bericht ‘Nederland doet te weinig om Bonaire te beschermen tegen bedreiging klimaatverandering’
Vragen van de leden Teunissen, Van Raan (beiden PvdD) en Simons (BIJ1) aan de Ministers voor Klimaat en Energie en van Infrastructuur en Waterstaat en aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Nederland doet te weinig om Bonaire te beschermen tegen bedreiging klimaatverandering» (ingezonden 4 oktober 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Huffelen (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties),
mede namens de Ministers voor Klimaat en Energie en Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 16 december 2022).
Vraag 1
Kent u het bericht «Nederland doet te weinig om Bonaire te beschermen tegen bedreiging
klimaatverandering»1 en heeft u kennisgenomen van het rapport van het Instituut voor Milieuvraagstukken
(IVM) van de Vrije Universiteit Amsterdam over de impact van klimaatverandering op
Bonaire?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het rapport?
Antwoord 2
Het kabinet is bezorgd over de gevolgen van klimaatverandering. Meerdere rapporten
laten zien dat Caribisch Nederland niet ontkomt aan de gevolgen van klimaatverandering
(zie bijvoorbeeld ook Kamerstuk 30 825, nr. 218 over de staat van instandhouding van de natuur in Caribisch Nederland). Te voorzien
is dat op termijn maatregelen nodig zijn om zeespiegelstijging het hoofd te bieden.
Klimaatverandering raakt een breed spectrum van thema’s en maatschappelijke functies
waarvan de belangrijkste in Caribisch Nederland zijn: bescherming tegen overstromingen,
gevolgen van wateroverlast, droogte, zoetwatervoorziening, functioneren van netwerken,
biodiversiteit.
Het concreet maken van de risico’s en gevolgen van klimaatverandering, nu en in de
toekomst, en het identificeren van maatregelen is, net als voor de Europees Nederlandse
gemeenten, ook voor Caribisch Nederland van belang. Daarbij moet rekening worden gehouden
met het feit dat de ligging, uitgangssituatie en aard van te voorziene risico’s anders
is dan in Europees Nederland, en er dus maatwerk nodig is.
Vraag 3
Wat is uw reactie op de observatie van de directeur van het IVM dat «het opzienbarend
is dat de Nederlandse overheid wel uitgebreid onderzoek doet naar bijvoorbeeld de
overstromingsrisico’s voor Almere of Zaltbommel, maar nauwelijks zicht heeft op de
gevolgen voor mogelijk haar meest kwetsbare gemeente»?
Antwoord 3
Er is een groot verschil in uitgangssituatie en de aard van de risico’s in Europees
en Caribisch Nederland. Zo heeft de Bommelerwaard door de tijd heen al vaker te kampen
gehad met dijkdoorbraken en is Almere onder NAP gebouwd. Bij Bonaire ligt de bedreiging
in de toekomst in een combinatie van zeespiegelstijging en stormen en droogte. Dit
verklaart ook het verschil in inzet van onderzoek.
Vraag 4
Hoe verantwoordt u dat er tot op heden geen substantieel onderzoek gedaan is naar
de effecten van klimaatverandering op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius? Hoe verhoudt
zich dit tot het vele onderzoek naar klimaateffecten in Europees Nederland?
Antwoord 4
Er is eerder al onderzoek gedaan voor Caribisch Nederland. In 2016 heeft het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat een QuickScan uitgevoerd naar overstromingsrisico’s
als gevolg van orkanen, tsunami’s en neerslag op Caribisch Nederland. Door het KNMI
is vervolgens extra geïnvesteerd in de verbetering van het inzicht in het golfsysteem
in het gebied, zodat betere voorspellingen kunnen worden gedaan over de golfopzet.
Ook werkt het KNMI momenteel in het kader van de nationale klimaatscenario´s aan klimaatscenario´s
voor Caribisch Nederland, waarbij gekeken wordt naar zeespiegelstijging en de ontwikkeling
van stormen en droogte in het zuidelijk deel van de Caribische Zee. Met deze informatie
kan de impact van de opwarming van de aarde op onder andere de watervoorziening, landbouw
en natuur beter in kaart gebracht worden. Bonaire, Sint Eustatius en Saba kunnen de
uitkomsten onder andere als bouwsteen gebruiken bij besluitvorming in het kader van
ruimtelijke ordening en ruimtelijke inrichting. De uitkomsten worden eind 2023 verwacht.
Vraag 5
Bent u bereid vergelijkbaar onderzoek zoals gedaan door IVM met betrekking tot Bonaire
uit te laten voeren voor Saba en Sint-Eustatius? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 5
Eind volgend jaar verschijnen de nationale klimaatscenario’s van het KNMI. Als onderdeel
daarvan werkt het KNMI ook aan klimaatscenario´s voor Caribisch Nederland. Naast de
vooruitzichten voor zeespiegelstijging gaat het in de Cariben om de combinatie van
zeespiegelstijging en stormen en is de mate waarin de eilanden in de toekomst door
droogte zullen worden getroffen van belang. Op basis van de uitkomsten van deze onderzoeken
zal bepaald worden op welk vlak vervolgonderzoek nodig is.
Vraag 6
Schrok u er ook van toen u las dat Bonaire aan het einde van de eeuw voor een vijfde
deel permanent overstroomd zal zijn, ook als we de mondiale temperatuurstijging weten
te beperken tot 1.4 graden Celsius, en al in 2050 te maken zal krijgen met permanente
overstroming onder andere bij Lac Cai, Klein Bonaire en de salina’s (zoutpannen)?
Antwoord 6
Het Kabinet is bezorgd over de gevolgen van klimaatverandering voor heel Nederland,
inclusief Caribisch Nederland. Meerdere rapporten hebben laten zien dat er gevolgen
zullen zijn voor de openbare lichamen en met name Bonaire impact zal ondervinden van
zeespiegelstijging. Daarom is het ook hier belangrijk om voorbereid te zijn op deze
ontwikkelingen.
Vraag 7
Wat vindt u ervan dat een deel van het Koninkrijk der Nederlanden onder water zal
verdwijnen, zelfs als de huidige mondiale reductiedoelstellingen worden gehaald?
Antwoord 7
Het kabinet maakt zich zorgen over de gevolgen van klimaatverandering, zowel in Europees
als Caribisch Nederland. Daarom wordt, als onderdeel van de nationale klimaatscenario’s
van het KNMI, gewerkt aan klimaatscenario´s voor Caribisch Nederland. Hiermee wordt
ingegaan op de specifieke thematiek op de eilanden en is het daarmee beter mogelijk
om een goede inschatting te kunnen maken van de risico’s en deze concreet te kunnen
duiden.
Vraag 8
Nu opnieuw duidelijk is geworden dat elke tiende van een graad telt, is dit voor u
reden om de Nederlandse reductiedoelstellingen aan te scherpen en bij de aankomende
klimaattop (COP27) te pleiten voor snellere en ambitieuzere reductie en vergoeding
van klimaatschade (loss and damage) door rijke landen waaronder Nederland? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 8
De 1,5-graadsambitie van het kabinet is vertaald in een aanscherping van het nationale
klimaatdoel tot tenminste 55% en zo mogelijk 60% in 2030 ten opzichte van 1990. Dit
reductiepercentage is volgens het kabinet in lijn met wat volgens het laatste IPCC-rapport
van werkgroep III nodig is voor het beperken van de mondiale temperatuurstijging tot
maximaal 1,5 graad in 2100. Ook verhoogt Nederland de bijdrage voor klimaatfinanciering
significant, van EUR 1.25 miljard naar EUR 1.8 miljard per jaar in 2025.
In mondiaal verband zet Nederland zich ook in voor snellere en ambitieuzere reducties
om het 1,5-graden doel binnen bereik te houden. Bij COP26 in Glasgow zijn bemoedigende
afspraken hierover gemaakt. Bij COP27 is het echter niet gelukt om verdere, noodzakelijke
afspraken te maken en landen aan te sporen tot meer ambitie. Dat is teleurstellend
aangezien de tijd heel hard dringt. Daarom ben ik nu al bezig met de voorbereidingen
op de volgende klimaattop waar het van belang is dat progressieve landen samen zich
hard maken voor stevige uitkomsten op mitigatie.
Tijdens COP27 is besloten om een nieuw fonds op te richten voor schade en verlies.
Dit fonds en bredere nieuwe financieringsmogelijkheden worden het komend jaar uitgewerkt.
De tijdens COP26 gelanceerde driejarige dialoog over financieringsmogelijkheden, noden
en tekorten voor schade en verlies wordt voortgezet. Nederland heeft als lid van de
EU deze uitkomst, die onderdeel was van het bredere COP27-besluit, gesteund.
Vraag 9
Hoe kan het dat er op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius geen waterveiligheidsnormen
van toepassing zijn?
Antwoord 9
Het klopt dat de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Sabageen systeem van
waterveiligheidsnormen kennen. Dit hangt samen met het gegeven dat Caribisch Nederland
boven de zeespiegel is gelegen en geen dichtbevolkte en diep gelegen polders kennen
zoals in het laaggelegen Europees Nederland. De Europees Nederlandse waterveiligheidsnormering
is gekoppeld aan de bescherming van binnendijkse gebieden door primaire keringen (die
buitenwater keren). In Caribisch Nederland zijn geen polders die beschermd hoeven
te worden door primaire keringen. Hierdoor is deze normering niet toepasbaar in Caribisch
Nederland. Daar waar in Europees Nederland de nadruk ligt op bescherming tegen overstromingen,
ligt het handelingsperspectief in Caribisch Nederland in het tijdig waarschuwen van
de bewoners en het inzetten van de crisisorganisatie om voorbereid te zijn op stormen
en orkanen. Ruimtelijke inrichting en ruimtelijke ordening bieden handvatten voor
de lokale overheden om de waterveiligheid in Caribisch Nederland op orde te houden.
Vraag 10
Vindt u echt dat Bonaire, Saba en Sint-Eustatius geen waterveiligheidsnormen nodig
hebben, omdat het boven de zeespiegel is gelegen en geen dichtbevolkte en diep gelegen
polders kent zoals in het laaggelegen Europees Nederland (Aanhangsel Handelingen 2021/22,
nr. 2271)? Bent u bereid daarop terug te komen nu u de gevolgen kent van de klimaatcrisis
voor Bonaire? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
De openbare lichamen zijn boven de zeespiegel gelegen (zie ook het antwoord op vraag
9). Hierdoor is de uitgangssituatie op Caribisch Nederland anders. Zoals in het antwoord
op vraag 5 aangegeven, wordt geïnvesteerd in het verkrijgen van meer inzicht om een
goede inschatting te kunnen maken van de specifieke risico’s op de eilanden door zeespiegelstijging,
stormen en droogte en deze concreet te kunnen duiden.
Vraag 11
Vindt u het een wenselijke situatie dat daar waar in Europees Nederland de nadruk
ligt op bescherming tegen overstromingen, ligt het handelingsperspectief in Caribisch
Nederland in het tijdig waarschuwen van de bewoners en het inzetten van de crisisorganisatie
(Aanhangsel Handelingen 2021/22, nr. 2271)? Zou het niet rechtvaardiger zijn om ook op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius te investeren
in het voorkomen van overstromingen? Zo ja, wanneer en op welke manier gaat het Rijk
daaraan bijdragen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Zie ook het antwoord op vraag 9 en 10.
Het is in het belang van de veiligheid van de lokale bevolking nodig en logisch om
in te zetten op die elementen waar de belangrijkste risico´s zitten. Dat verschilt
tussen Europees en Caribisch Nederland en zelfs tussen de openbare lichamen onderling.
Zoals eerder aangegeven zijn de huidige risico’s op de openbare lichamen grotendeels
storm-gerelateerd. Dat geldt met name op Saba en Sint Eustatius. De ontwikkeling van
stormen en de mogelijke paden van stormen wordt daarom nauwlettend door de meteorologische
diensten gevolgd. Het is in het Caribisch gebied een gebruikelijke werkwijze om bij
een naderende storm de bevolking tijdig te waarschuwen en de crisisorganisatie op
te schalen. Op Bonaire is er daarnaast in de toekomst een reëel risico op impact van
overstromingen. Daarom zijn adaptatiestrategieën nodig om te bepalen hoe om moet worden
gegaan met deze risico’s. Overigens kunnen ook nu al maatregelen worden genomen. Het
lokale bestuur heeft de mogelijkheden om te sturen op een ruimtelijke ordening en
inrichting waarmee schade en overlast door weersextremen zo veel mogelijk wordt voorkomen.
Denk hierbij aan het uitsluiten van nieuwbouw in laag gelegen gebieden direct aan
zee en het inperken van het gebruik van kwetsbare gebieden.
Vraag 12
Kunt u een overzicht geven van de generieke maatregelen van het Rijk waar Bonaire,
Saba en Sint-Eustatius gebruik van kunnen maken voor klimaatonderzoek, mitigatie en
verduurzaming, die geschikt zijn voor de lokale situatie (Aanhangsel Handelingen 2021/22,
nr. 2271)? Hoeveel geld heeft het Rijk gereserveerd voor onderzoek, mitigatie en verduurzaming
van Bonaire, Saba en Sint-Eustatius in de huidige beleidsplannen?
Antwoord 12
Er zijn geen generieke maatregelen van het Rijk voor klimaatonderzoek, mitigatie en
verduurzaming in Caribisch Nederland. De specifieke situatie vraagt om maatwerk. In
het kader van het Natuur en Milieu Beleidsplan zal daarom in 2023 een bredere beoordeling
plaatsvinden van de gevolgen van klimaatverandering voor de eilanden. Het Rijk kan
bovendien de openbare lichamen ondersteunen bij het opstellen van een klimaatadaptatiestrategie.
Tot slot wordt in het kader van het kennisprogramma zeespiegelstijging door het KNMI
in meer detail gekeken naar de klimaatverandering in Caribisch Nederland, bijvoorbeeld
naar zeespiegelstijging en de ontwikkeling van stormen en droogte in het zuidelijk
deel van de Caribische Zee. Ook heeft het kabinet op 28 september 2022 bekend gemaakt
de verduurzaming van de elektriciteitsproductie te steunen met 33,6 miljoen Euro.
Hiermee wordt binnen enkele jaren een aandeel duurzaam behaald van gemiddeld 75 à
80%. In het Coalitieakkoord is bovendien opgenomen Europees-Nederlandse regelingen
open te stellen voor aanvragen uit het gehele Koninkrijk. Het kabinet werkt aan een
zinvolle maatwerk-invulling van deze regelingen in Caribisch Nederland en de Caribische
autonome landen van het Koninkrijk. Tot slot is het kabinet momenteel met het openbaar
lichaam Bonaire in gesprek over de opzet van een klimaattafel, waar onderzoek onderdeel
van zal zijn. Voor wat betreft klimaatadaptatie-onderzoek en waterveiligheid, zie
de antwoorden op de vragen 3, 4, 5, 9 en 10.
Vraag 13
Vindt u het op basis van de grote gevolgen van de klimaatcrisis voor Bonaire, en waarschijnlijk
ook voor Saba en Sint-Eustatius, terecht dat zij geen aanspraak konden en kunnen maken
op ondersteunende methodieken voor het uitvoeren van een klimaatstresstest in het
kader van het Deltaprogramma, 200 miljoen euro uit het Deltafonds voor versnelling
van de plannen, het robuuster maken van de zoetwatervoorziening en het waterveiligheidsprogramma,
waar gemeenten in Europees Nederland wel aanspraak op konden maken? Waarom is hiertoe
besloten (Aanhangsel Handelingen 2021/22, nr. 2271)?
Antwoord 13
Het uitvoeren van stresstests en risicodialogen is van belang om risico’s verder in
kaart te brengen en gerichte adaptatiestrategieën op te stellen. Hoewel zowel gemeenten
in Europees Nederland als de Caribische openbare lichamen hier zelf verantwoordelijk
voor zijn, heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat aangeboden de openbare
lichamen hierbij te ondersteunen in de vorm van kennis en tools, zoals het ontwikkelen
van een klimaateffectatlas zoals ook door het Rijk is gedaan voor de gemeenten in
Europees Nederland.
Vraag 14
Hoe is het mogelijk dat er voor Bonaire, Saba en Sint-Eustatius geen klimaatadaptatiestrategie
is, terwijl dat er voor Europees Nederland al lang ligt?
Antwoord 14
De nationale adaptatiestrategie kan ook in Caribisch Nederland gebruikt worden en
geeft een breed kader dat verdere uitwerking door decentrale overheden vraagt. De
gemeenten van Europees Nederland en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en
Saba zijn zelf verantwoordelijk voor het opstellen van lokale klimaatadaptatiestrategieën.
Wel kan het Rijk, zoals hierboven ook gezegd ondersteunen in de vorm van kennis en
tools.
Vraag 15
Hoeveel geld is er gereserveerd voor klimaatadaptatie binnen de huidige beleidsplannen,
zoals het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030? Acht u dit budget,
gezien de zorgwekkende conclusies uit het voorgenoemde rapport over Bonaire, voldoende
om Bonaire, Saba en Sint-Eustatius te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering
in verschillende toekomstscenario’s?
Antwoord 15
Allereerst is het van belang dat er een helder beeld verkregen wordt van de situatie,
risico’s en mogelijke maatregelen. Daarmee wordt inzicht verkregen in wat er nodig
is ter bescherming tegen de gevolgen van klimaatverandering. Hoewel de verantwoordelijkheid
voor klimaatadaptatie in eerste instantie bij gemeenten en openbare lichamen zelf
ligt, wil het Rijk hier ondersteuning aan geven in de vorm van kennis en tools zoals
eerder genoemde klimaateffectatlas.
Vraag 16
Vindt u het terecht dat de openbare lichamen primair zelf verantwoordelijk zijn voor
klimaatadaptatie, terwijl zij minder ondersteuning krijgen van het Rijk dan gemeenten
in Europees Nederland (zie vraag 7) en nauwelijks hebben bijgedragen aan het ontstaan
van de klimaatcrisis?
Antwoord 16
Net zoals in Europees Nederland bij enkele kleine gemeenten is gedaan, is het Rijk
bereid de openbare lichamen te ondersteunen in de vorm van kennis en tools zoals het
ontwikkelen van de eerder genoemde klimaateffectatlas. Dit is de basis om te komen
tot adaptatiestrategieën en uitvoeringsagenda’s.
Vraag 17
Bent u bereid in gesprek te gaan met de openbare lichamen en in samenwerking en overeenstemming
met de inwoners van Bonaire, Saba en Sint-Eustatius over een volledig pakket aan adaptatiemaatregelen
en daarbij zowel financiële als organisatorische ondersteuning te bieden? Zo ja, per
wanneer? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 17
Zoals aangegeven in de voorgaande antwoorden, kan het Rijk de openbare lichamen helpen
bij de stresstesten en risicodialogen om zo meer zicht te krijgen op de situatie,
de risico’s en mogelijke maatregelen. Het heeft geen zin om hierop vooruit te lopen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Mede namens
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.