Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Beukering-Huijbregts en Hagen over het bericht ‘Stap-subsidieregeling blijkt funest voor kleine opleiders’
Vragen van de leden Van Beukering-Huijbregts en Hagen (beiden D66) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Stap-subsidieregeling blijkt funest voor kleine opleiders» (ingezonden 13 oktober 2022).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 15 december
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 573.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Stap-subsidieregeling blijkt funest voor kleine opleiders»?1
Antwoord 1
Ja, ervan uitgaande dat gedoeld wordt op het Volkskrant artikel «STAP-budget nekt
de kleine opleider: geen cursisten meer want bij de buurman is het gratis».2
Vraag 2
Is bij de invoering van het STAP-budget specifiek aandacht besteed aan de impact van
deze regeling op kleine opleiders? Wat is hier uitgekomen?
Antwoord 2
De STAP-regeling is een lerende regeling en belangrijk was in de eerste plaats om
een divers scholingsaanbod te creëren waaruit burgers konden kiezen. Toelating tot
het scholingsregister verloopt in eerste instantie via keurmerken zodat de kwaliteit
van het onderwijsaanbod gegarandeerd kan worden. Er is daarbij gekozen voor een ingroeimodel
met een gefaseerde instroom van keurmerken zodat dat de uitvoeringssystematiek van
het STAP-budget ook niet overbelast zou worden.
Vraag 3
Klopt het dat kleine opleiders met geaccrediteerde opleidingen uitgesloten kunnen
worden van de STAP-subsidieregeling omdat zij geen keurmerk hebben?
Antwoord 3
Het klopt dat opleiders en opleidingen uitgesloten kunnen worden als ze niet in het
bezit zijn van een keurmerk. Om toegang te krijgen tot het scholingsregister is één
van deze 6 erkenningen nodig:
De opleider is erkend door het Ministerie van OCW.
De opleider beschikt over het NRTO-keurmerk.
De opleider biedt opleidingen aan die leiden tot een door het NLQF ingeschaalde kwalificatie.
De opleider is erkend door een sector- en brancheorganisatie.
De opleider is erkend door CEDEO.
De opleider biedt opleidingen aan met CPION-erkenning.
Is een opleider of een opleider niet in het bezit van een van deze zes erkenningen,
dan komt hij niet in aanmerking voor de STAP-subsidieregeling. Vanaf 31 oktober jl.
kunnen ook andere erkennende organisaties of keurmerken een verzoek indienen voor
toelating tot het scholingsregister. De verwachting is dat door de toename in keurmerken
en erkennende organisaties die toegang hebben tot het STAP-budget, er meer mogelijkheden
zijn voor opleiders om zich aan te sluiten bij een van deze keurmerken.
Vraag 4 en 8
Wat vindt u ervan dat er een ongelijk speelveld is ontstaan tussen kleine opleiders
en grote opleidingsinstituten als gevolg van de voorwaarden om in aanmerking te komen
van de STAP-subsidieregeling?
Bent u het eens dat het onwenselijk is dat organisaties die keurmerken toekennen een
omzetminimum hanteren, met als gevolg dat kleine opleiders buiten de boot kunnen vallen
omdat zij geen keurmerk kunnen verkrijgen en hierdoor een forse terugloop kunnen ervaren
van hun klandizie met als mogelijk gevolg faillissement voor deze opleiders?
Antwoord 4 en 8
Voor kleine opleiders kan het lastig zijn zich aan te sluiten bij het scholingsregister
voor het STAP-budget. Zij zijn vaak niet verbonden aan een keurmerk of erkenning,
onder andere omdat zij hiervoor de financiële middelen ontberen of niet kunnen voldoen
aan de omzetseis die sommige keurmerken als voorwaarde stellen. De toelating via keurmerken
en erkennende instellingen dient om het toezicht op de kwaliteit van de opleider en
opleidingen te waarborgen. De keurmerken of erkennende instellingen hebben daarnaast
ook een rol in de handhaving van de voorwaarden van de STAP-regeling.
Ik ben me ervan bewust dat de eisen die keurmerken stellen nadelig kunnen zijn voor
kleine opleiders. Het is belangrijk dat er een divers scholingsaanbod beschikbaar
is voor het STAP-budget en dat ook nieuwe innovatieve (en vaak kleine) opleiders toegang
hebben tot scholingsregister STAP. In overleg met het opleidingsveld en brancheorganisaties
wordt bekeken hoe we de toegang tot het scholingsregister voor de kleine opleiders
kunnen vergemakkelijken, zoals toegezegd aan uw Kamer tijdens het recente commissiedebat
Arbeidsmarktbeleid van 20 oktober jl.
Vraag 5
Bent u het eens dat het onwenselijk is dat partijen verschillende voorwaarden kunnen
hanteren om opleiders erkenning of een keurmerk te geven zodat zij kunnen worden opgenomen
in het scholingsregister?
Antwoord 5
Erkennende organisatie en keurmerken hanteren hun eigen voorwaarden met betrekking
tot de kwaliteit van onderwijs. Wel is het gewenst dat zij gemeenschappelijk aan een
aantal basisvoorwaarden voldoen. Om het voor erkennende organisaties, keurmerken en
brancheorganisaties duidelijk te maken aan welke kwaliteitseisen zij moeten voldoen,
is het Raamwerk nieuwe erkenningen ontwikkeld.3 Nieuwe potentiële toetreders kunnen daarin de kwaliteitseisen zien waaraan zij moeten
voldoen om in aanmerking te komen voor toelating tot het scholingsregister en hiervoor
een verzoek indienen.
Vraag 6
Bent u op de hoogte dat een voorwaarde bijvoorbeeld de hoogte van de omzet kan zijn
en dat kleine opleiders daar niet aan kunnen voldoen?
Antwoord 6
Ja, zie ook het antwoord op vraag 4 en 8.
Vraag 7
Wanneer is het in het artikel genoemde vernieuwde toetsingskader klaar en treedt het
in werking? Welke beleidsopties worden hierin overwogen?
Antwoord 7
Het Raamwerk nieuwe erkenningen is op 31 oktober jl. gepubliceerd en is gelijk in werking getreden. Vanaf die datum
kunnen andere erkennende instellingen, keurmerken en brancheorganisaties een verzoek
indienen voor toelating tot het scholingsregister. Het Raamwerk vormt de theoretische
onderbouwing en bevat essentiële kwaliteitscriteria, waarmee keurmerken of erkennende
instanties beoordelen of opleiders voldoen aan bepaalde kwaliteitscriteria. Toepassing
van dit raamwerk zorgt ervoor dat het STAP scholingsregister via de desbetreffende
erkenningsregelingen en keurmerken opleiders en opleidingen bevat die voldoende kwaliteiten
hebben, bijdragen aan de doelstellingen van STAP, en misbruik en oneigenlijk gebruik
proberen te voorkomen.
Vraag 9
Bent u bereid om hierover het gesprek aan te gaan met brancheorganisaties en andere
keurmerkverstrekkende partijen die dergelijke omzetminima hanteren om een keurmerk
te kunnen verkrijgen?
Antwoord 9
Ja en deze gesprekken zijn inmiddels ook opgestart.
Vraag 10
Bent u het eens dat het STAP-budget in de huidige arbeidsmarkt vooral ook een kans
kan zijn om tijdelijk meer te sturen op scholing voor krapteberoepen en houd u hier
rekening mee bij het vernieuwde toetsingskader?
Antwoord 10
STAP-budget kan gericht worden ingezet op doelgroepen en arbeidsmarktdoelen. Op dit
moment is er sprake van een algehele krapte op de arbeidsmarkt. Een gerichte inzet
van het STAP-budget naar een bepaalde sector zal dus ten koste gaan van andere sectoren.
Het ligt daarom voor de hand om het STAP-budget meer in te zetten voor groepen die
meer baat hebben bij (om- en bij)scholing. Daarom worden de beschikbare middelen van
€ 500 miljoen, die binnen het coalitieakkoord gereserveerd zijn voor leerrechten,
voor de periode 2023 tot en met 2026 ingezet via het STAP-budget voor mensen die maximaal
mbo-4 zijn opgeleid. Voor 2023 is gekozen voor een extra compartiment, maar voor andere
jaren kan nog gekeken worden naar een alternatieve invulling. Daarbij kan verkend
worden hoe extra prikkels gecreëerd kunnen worden om mensen te stimuleren scholing
te volgen voor maatschappelijk relevante sectoren.
Daarnaast zal, naar aanleiding van de motie Dassen, een plan gemaakt worden voor scholing
naar maatschappelijk relevante sectoren, zonder inbreuk te doen op de keuzevrijheid
van het STAP-budget. Dit kan bijvoorbeeld door het inbouwen van een voorrangspositie
voor scholing richting tekortsectoren.4 Uw Kamer wordt hierover in het eerste kwartaal van 2023 geïnformeerd.
Het STAP-budget is verder aanvullend op alle investeringen die de overheid, werkgevers
en sectoren al doen op het gebied van scholing en ontwikkeling. Zo zijn er al diverse
instrumenten ingezet om scholing richting kraptesectoren te faciliteren zoals het
ontwikkelen van een passend aanbod voor bij- en omscholing binnen het mbo en hbo,
en het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en welzijn (TAZ) waar wordt
ingezet op het opleiden voor tekortberoepen en -regio’s, voldoende (stage)begeleiding
en goede randvoorwaarden voor een leven lang ontwikkelen in de sector zorg.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.