Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Woude over het artikel 'Schilderij met 'sigaarrokende oude mannen' na kritiek weg uit Universiteit Leiden: 'Heel dom''
Vragen van het lid Van der Woude (VVD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het artikel «Schilderij met «sigaarrokende oude mannen» na kritiek weg uit Universiteit Leiden: «Heel dom»» (ingezonden 15 november 2022).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 14 december
2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Schilderij met «sigaarrokende oude mannen» na kritiek
weg uit Universiteit Leiden: «Heel dom» en berichten elders van vergelijkbare incidenten?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is de Minister het ermee eens dat een schilderij verwijderen zonder debat op aangeven
van een medewerker of een handvol medewerkers, puur vanwege het geslacht en huidskleur
van de afgebeelde mensen, een vorm van zowel seksisme als racisme is, en dat de activisten
zich dus schuldig maken aan alles wat zij zeggen te bestrijden?
Antwoord 2
Allereerst gaat een onderwijsinstelling zelf over de inrichting van haar gebouw en
over de kunst die zij toont. OCW heeft inmiddels contact gehad met de Universiteit
Leiden en de Universiteit Leiden heeft aangegeven dat het geen officieel besluit was
om het schilderij weg te halen, maar dat er sprake was van een spontane actie van
een aantal medewerkers. Inmiddels hangt het schilderij weer op zijn oude plek. De
Universiteit wil graag een inhoudelijke discussie over representatie, diversiteit
en inclusie en heeft aangekondigd dat een divers samengestelde commissie gaat kijken
wat de beste aanpak is om het schilderij beter tot zijn recht te laten komen. De universiteit
heeft mijns inziens inmiddels een zorgvuldig proces ingericht om te kijken waar het
schilderij het beste tot zijn recht komt.
Vraag 3
Wat vindt u, als voorstander van «wrijving in het debat», van deze acties?2
Antwoord 3
Ik lees in het artikel in De Telegraaf dat studenten niet blij waren met het schilderij,
omdat het voor hen afdoet aan de diversiteit op de onderwijsinstelling en in de samenleving.
Ik ben inderdaad voorstander van debat en dat mag ook schuren. Kunst kan daarbij een
goede aanjager zijn van het debat, omdat het ons doet nadenken en reflecteren. Het
is goed dat er discussie wordt gevoerd over representatie bij de instellingen.
Het vergroten van de inclusiviteit is een belangrijke opdracht aan de instellingen
en ik hoop en verwacht dat er in de toekomst een inhoudelijk debat wordt gevoerd voordat
een dergelijke actie wordt ondernomen.
Vraag 4
Ziet u, hoewel u geenszins in directe zin verantwoordelijkheid draagt voor deze individuele
casussen, wel een verband met de suggesties die eerder zijn aangedragen vanuit het
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om «kwetsende kunst» van gangen te
verwijderen en het curriculum te «dekoloniseren»?3
Antwoord 4
Er is discussie in de samenleving over het verleden en de doorwerking daarvan. Dit
benoem ik ook in de Kamerbrief waar u in uw vraag naar verwijst. Ik heb niet opgeroepen
kunst te verwijderen. Ruimte voor verschillende inzichten en de ontwikkeling daarvan
vind ik belangrijk. Universiteiten bieden ruimte en faciliteiten voor discussie over
een veelheid van gevoelige onderwerpen en politieke meningen. Iedereen in onze gemeenschap
mag zich uitspreken en een mening hebben over deze onderwerpen op een respectvolle
manier. Ook als het schuurt. Debat over zaken waarover de meningen verschillen, scherpt
ons vermogen om te groeien, om te leren, om te ontwikkelen, en wordt gevoed door wederzijdse
kritiek en open discussies. Ik heb vertrouwen in de onderwijsinstellingen om dat debat
inhoudelijk te voeren en te faciliteren.
Vraag 5
Ziet u in datzelfde verband ook uw eigen bijdrage aan dit activistische klimaat door
in uw recent verschenen agenda tegen racisme en discriminatie volledig mee te gaan
met de activistische terminologie uit het Nationaal Programma van de Nationaal Coördinator
tegen Racisme en Discriminatie, nog voordat dat stuk überhaupt met de Kamer besproken
is?4
Antwoord 5
De ambities uit de OCW-agenda tegen discriminatie en racisme zijn gebaseerd op het
gelijkheidsbeginsel zoals verwoord in het eerste artikel van de Grondwet en de gelijkebehandelingswetten.
Dat geeft de overheid de opdracht om ervoor te zorgen dat iedereen in Nederland eerlijke
kansen krijgt. Het doel van de agenda tegen discriminatie en racisme is dan ook om
als overheid alle vormen van uitsluiting tegen te gaan.
Vraag 6
Snapt u dat het ministerie, door via beleidstukken mee te gaan in dit activisme, een
klimaat schept, waarin mensen de maat nemen op basis van hun afkomst, huidskleur en
geslacht de norm wordt en deze activisten zich gelegitimeerd voelen om hiermee door
te gaan en steeds meer ruimte te nemen?
Antwoord 6
Ons doel als ministerie en als rijksoverheid is om ruimte geven aan de diversiteit
in de samenleving en om discriminatie en racisme te voorkomen en tegen te gaan. Dit
zijn thema’s die leven in de maatschappij en dus ook op universiteiten. Dat komt niet
door hoe het ministerie zich mengt in deze discussie, maar door de onvrede van mensen
die zich niet thuis voelen of niet gerepresenteerd voelen op een onderwijsinstelling.
Onderwijsinstellingen moeten voor iedereen veilig, toegankelijk en inclusief zijn.
Vraag 7
Bent u het ermee eens dat er geen grondrecht bestaat om je niet gekwetst te voelen?
Antwoord 7
We streven naar een inclusieve samenleving waarin iedereen de eerlijke kansen krijgt
om mee te doen aan de samenleving. Daarvoor is het belangrijk om ruimte te creëren
voor verschillende standpunten en perspectieven, zonder dat het systematisch kwetsen
van iemand dit in de weg kan staan.
Vraag 8
Wat wilt u doen om het klimaat voor het academische vrije debat in universiteiten
te herstellen?
Antwoord 8
In de vraag is de veronderstelling besloten dat het klimaat voor het academische vrije
debat in universiteiten niet goed is en hersteld dient te worden. Dit bestrijd ik.
Er is een discussie ontstaan over een kunstwerk dat in het Academiegebouw van de Universiteit
Leiden hangt. Die discussie raakt aan de wijze waarop leden van de academische gemeenschap
zich verhouden tot de universiteit, haar geschiedenis, het gebouw en de mensen die
zich daarin bevinden. Die discussie wordt in alle openheid gevoerd. Zo heeft de Leidse
hoogleraar Remco Breuker een interessante kritiek op het handelen van het bestuur
gepubliceerd in het universitair weekblad Mare.5 Ook de universiteitshistoricus Pieter Slaman heeft een kritische noot geplaatst in
datzelfde medium.6 De heren Floris en Job Cohen hebben in een open brief aan het college van bestuur
aangeboden om toelichting te geven op de context en betekenis van het schilderij,
waarop hun vader is afgebeeld.7 Ook hebben medewerkers van de universiteit zich in de landelijke media uitgesproken
over de kwestie. De voorzitter van het CvB heeft uitleg gegeven over wat is gebeurd
en heeft aangekondigd dat er onderzocht zal worden over hoe het schilderij beter tot
zijn recht komt. Dit zijn enkele voorbeelden waaruit ik opmaak dat het vrije debat
wordt gevoerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.