Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kwint over de berichten dat het aantal tijdelijke contracten in het primair en voortgezet onderwijs ondanks de krappe arbeidsmarkt stijgt
Vragen van het lid Kwint (SP) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de berichten dat het aantal tijdelijke contracten in het primair en voortgezet onderwijs ondanks de krappe arbeidsmarkt stijgt (ingezonden 9 november 2022).
Antwoord van Minister Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs) (ontvangen 13 december
2022).
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Jaarcontracten vo ondanks krappe arbeidsmarkt naar
record»1 en «Aandeel tijdelijke contracten basisonderwijs bereikt piekt»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat een op de vijf docenten en ondersteuners in het voortgezet onderwijs
geen vast contract heeft, terwijl er nog altijd sprake is van een enorm tekort aan
onderwijspersoneel?
Antwoord 2
In eerdere antwoorden op Kamervragen3 heb ik aangegeven dat ik het onwenselijk vind als het aandeel tijdelijke contracten
op scholen te ver oploopt. Volgens de meest recente cijfers (over 2021) ligt het aantal
tijdelijke contracten voor docenten in het voortgezet onderwijs op 20%. Het uitgangspunt
van het kabinet is dat structureel werk in principe wordt georganiseerd op basis van
arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd.
Gezien de huidige krapte op de arbeidsmarkt en het lerarentekort, is het zaak voor
scholen om docenten te binden en te behouden. Een vast contract hoort daarbij. Als
nieuw personeel met een jaarcontract begint, is het gewoonlijk met uitzicht op vast.
Dit ligt vast in de cao’s po en vo. Ik vind het ook belangrijk dat nieuwe leraren
snel uitzicht hebben op een vast contract. Daarom wil ik hier met de sociale partners
graag nog verdergaande afspraken over maken, in lijn ook met de aangenomen motie van
de leden EL Yassini en Paul4. Mijn ambitie is om hier zo snel mogelijk, liefst nog dit schooljaar concreet invulling
aan te geven. Mocht dit onverhoopt niet het gewenste resultaat hebben, dan zal ik
dit, conform de onlangs aangenomen motie Kwint5, invullen bij het wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid.
Vraag 3
Hoe duidt u het stijgend aantal tijdelijke contracten in het primair onderwijs, terwijl
er nog altijd veel geld op de plank ligt bij onderwijsbesturen?
Antwoord 3
Voor het primair onderwijs blijkt uit de cijfers van DUO dat het aandeel tijdelijke
contracten in de afgelopen jaren schommelt rond de 10%. Voor het kerstreces ontvangt
u van mij de trendrapportage met de meest actuele gegevens over onderwijspersoneel
in de verschillende onderwijssectoren. Daarin zien we dat in het po het aandeel tijdelijke
contracten is gestegen van 11% in 2020 naar 12% in 2021.
Zoals ik in eerdere antwoorden op Kamervragen6 heb genoemd, is het ingewikkeld om precies de vinger te leggen op de oorzaak van
de schommelingen van tijdelijke contracten per sector. In algemene zin zijn de relatief
hoge aantallen pensioneringen (van vast personeel) hierop van invloed. Verder begint
nieuw personeel veelal met een tijdelijk contract (gewoonlijk met uitzicht op vast).
Als gevolg van de extra financiële middelen zoals de werkdrukgelden en subsidies,
die sinds 2020 zijn vrijgemaakt in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs
(NPO), is veel nieuw personeel ingestroomd.
Vraag 4
Deelt u de zorgen dat onderwijstalent verloren gaat door tijdelijke contracten, zoals
ook Jelmer Evers stelt in het artikel «Jaarcontracten vo ondanks krappe arbeidsmarkt
naar record»7? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 4
Jelmer Evers stelt dat veel talent verloren gaat doordat de kans op uitval voor beginnende
docenten met een tijdelijke aanstelling groter is dan voor docenten met een vast contract.
Hoewel we niet zeker weten of een tijdelijk contract de reden is dat startende leraren
vaker uitstromen dan leraren met een vast contract, onderstreept dit naar mijn idee
wel het uitgangspunt van het kabinet dat structureel werk in principe georganiseerd
moet worden op basis van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd. Uit analyses
van personeelsgegevens blijkt dat leraren met een tijdelijk dienstverband vaker uitstromen
dan docenten met een vast dienstverband. Daarnaast blijkt dat de helft van degenen,
die als leraar uitstroomt, in de jaren daarna weer terugkomt. De uitstroom van docenten
in het vo blijkt bij nadere bestudering van de cijfers dus minder zorgwekkend dan
op het eerste gezicht lijkt. Desondanks ga ik mij, zoals eerder gezegd, de komende
tijd graag hard maken voor een stijging van het aantal vaste contracten.
Vraag 5
Hoe is de verhouding tussen tijdelijke en vaste contracten in het primair onderwijs
en het voortgezet beroepsonderwijs? Hoe verklaart u eventuele verschillen?
Antwoord 5
In het po is het aandeel vaste contracten van leraren relatief hoog. Het percentage
leraren met een vast contract schommelt de laatste jaren net onder de 90% (89% in
2020 en 88% in 2021). In het vo ligt het aandeel vaste contracten van leraren vrij
constant iets boven de 80% (81% in 2020 en 80% in 2021).8
Hier is geen onderzoek naar gedaan, maar een verklaring voor deze verschillen zou
kunnen zijn dat er verschillen in organisatie bestaan tussen po en vo. Dit kan gevolgen
hebben voor de behoefte aan flexibiliteit (maatwerk) en het gebruik van tijdelijke
contracten op een school. Leraren in het primair onderwijs zijn mogelijk flexibeler
inzetbaar om elders binnen de school ingezet te worden dan leraren in het voortgezet
onderwijs vanwege de vakkenstructuur in het vo. Verder kunnen mogelijk ook zaken als
krimp, personeelstekorten en mobiliteit een rol spelen bij het meer of minder inzetten
van tijdelijke en vaste contracten.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat de inhuur van onderwijspersoneel via commerciële uitzendbureaus
het bieden van vaste contracten tegenhoudt? En hoe staat het na vier jaar met de uitvoering
van de gewijzigde motie Kwint/Westerveld over het beperken van het gebruik van uitzendbureaus
in het onderwijs?9
Antwoord 6
Ons beeld is niet dat inhuur van personeel via uitzendbureaus in de weg staat aan
het bieden van vaste contracten door schoolbesturen. Zoals in eerdere antwoorden op
Kamervragen10 is opgemerkt, is de inhuur van personeel ook in deze tijden van arbeidskrapte soms
nodig, bijvoorbeeld voor vervanging bij ziekte. Maar ik vind het daarbij van belang
dat personele middelen doelmatig worden besteed. Met het oog hierop heeft OCW bij
de sectororganisaties de suggestie overgebracht om in de volgende cao’s (vanaf mei
2023) bepalingen op te nemen over een maximumtarief voor inhuur van medewerkers. Daarnaast
maak ik met sociale partners graag afspraken over hoe we regionaal vorm kunnen geven
aan gezamenlijk werkgeverschap, bijvoorbeeld met regionale invalpools, zodat het gebruik
van commerciële uitzendbureaus kan worden terug gedrongen. Dit is in lijn met de aangenomen
motie van de leden Kwint en Westerveld.11
Vraag 7
Hoe beoordeelt u de uitspraak van arbeidsmarkteconoom Frank Cörvers (Universiteit
Maastricht), waarin hij stelt dat het lerarentekort door de Nationaal Programma Onderwijs
(NPO)-gelden nog veel verder is opgeblazen12?
Antwoord 7
Cörvers stelt dat het lerarentekort door de NPO-gelden verder is opgeblazen omdat
we geld proberen uit te geven aan extra mensen die er niet zijn. Zoals in de Tweede
voortgangsrapportage NPO13 (p.26) beschreven staat, is het voor veel scholen een uitdaging om personeel te vinden
voor de uitvoering van interventies van het NP Onderwijs. Toch slagen veel scholen
er in om de werkgelegenheid die ontstaat door het NP Onderwijs in te vullen, blijkt
ook uit gegevens van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). We zien in de periode tussen
oktober 2020 en oktober 2021 een toename van personeel, zowel in het po als in het
vo. Het gaat hier om zowel onderwijsgevend als onderwijsondersteunend personeel.14 Het zou mooi zijn als we een deel van de toename ook blijvend voor het onderwijs
kunnen behouden. Het aannemen van onderwijsondersteunend personeel kan een belangrijke
bijdrage leveren aan de aanpak van de tekorten, doordat leraren ontlast kunnen worden
en meer tijd aan het primaire proces kunnen besteden.
Vraag 8
Hoe kijkt u naar de suggestie van Frank Cörvers om het percentage tijdelijke en flexibele
contracten aan een maximum te binden?
Antwoord 8
Dit kabinet werkt een breed pakket maatregelen uit om het aandeel flexibele arbeid
in alle sectoren, inclusief de onderwijssectoren, terug te dringen. Zie hiervoor de
Hoofdlijnenbrief arbeidsmarkt van 5 juli 2022.15 Samen met de sociale partners in het onderwijs wil ik afspraken maken om het aandeel
vaste contracten in het primair en voortgezet onderwijs te verhogen. In deze gesprekken
betrek ik ook de aangenomen motie Westerveld over het opnemen van streefcijfers voor
vaste contracten in de OCW-begroting 2024.16
Vraag 9
Hoeveel scholen hebben er op dit moment (nog) te maken met krimp in de vorm van dalende
leerlingenaantallen, uitgesplitst naar het primair en voortgezet onderwijs?
Antwoord 9
In het primair onderwijs heeft ongeveer 55% van de vestigingen momenteel te maken
met dalende leerlingaantallen, in het vo is dat ongeveer 45%.17
Vraag 10
Klopt het dat in het primair onderwijs de leerlingenaantallen weer gaan groeien vanaf
2025? En is dit ook het geval voor het voortgezet onderwijs? Bent u het er dan mee
eens dat dit geen goede reden is voor scholen om leraren geen vast contract aan te
bieden?
Antwoord 10
Voor het primair onderwijs wordt inderdaad verwacht dat de leerlingaantallen landelijk
vanaf 2025 weer gaan groeien. Het voortgezet onderwijs krijgt door het doorstromen
van de leerlingen vanuit het primair onderwijs de komende jaren met de daling te maken
die het primair onderwijs al achter de rug heeft. Dus daar wordt een stijging van
de leerlingaantallen pas tegen 2031 verwacht.
Een landelijke daling of stijging betekent echter niet dat dit voor alle scholen het
geval is. Zoals uit de percentages van de vorige vraag kan worden geconstateerd, heeft
ook een groot deel van de scholen een trend die tegen de landelijke in gaat. Een goed
voorbeeld is dat de leerlingaantallen in het primair onderwijs de afgelopen jaren
landelijk zijn gedaald, terwijl ze in de grote steden zijn gestegen. Dit heeft mede
bijgedragen aan de grotere lerarentekorten aldaar.
Dus zeker in het voortgezet onderwijs, maar ook in een deel van het primair onderwijs,
zullen veel vestigingen van scholen ook de komende jaren te maken hebben met dalende
leerlingaantallen.
Scholen kunnen verschillende redenen hebben voor het aanbieden van tijdelijke contracten.
Zoals eerder benoemd, worden tijdelijke contracten meestal aangeboden aan mensen die
net beginnen in hun baan, waarbij doorgaans een vooruitzicht op een vaste aanstelling
wordt geboden.
Vraag 11
Welke effecten hebben de maatregelen, die het kabinet momenteel neemt om het aandeel
tijdelijke contracten terug te dringen en om vaste contracten de norm te laten worden
in het onderwijs?
Antwoord 11
Het beoogde effect van de maatregelen is uiteraard om het aandeel vaste contracten,
ook in het onderwijs, zo hoog mogelijk te laten zijn. We blijven goed monitoren hoe
het aandeel vaste contracten zich in de verschillende onderwijssectoren ontwikkelt.
Dit wordt jaarlijks door DUO bijgehouden, op basis van de personeelsgegevens die scholen
aanleveren, en jaarlijks zenden we die monitoring aan uw Kamer in de Trendrapportage
Arbeidsmarkt Leraren po, vo en mbo. We kunnen nu nog geen effecten zien van de maatregelen
die uiteen zijn gezet in de eerder genoemde Hoofdlijnenbrief arbeidsmarkt van 5 juli
2022, die het kabinet op dit moment uitwerkt.
Vraag 12
Welke actie(s) onderneemt u om het hoge aandeel vacatures in het onderwijs voor een
kleine arbeidsomvang terug te brengen?
Antwoord 12
Ik hecht grote waarde aan het stimuleren van meer uren werken en het aanbieden van
grotere arbeidscontracten. Dit is een belangrijk onderwerp uit het coalitieakkoord
en samen met sociale partners in het primair en voortgezet onderwijs heb ik daarover
afspraken gemaakt in de werkagenda bij het onderwijsakkoord Samen voor beter onderwijs
van 22 april 2022.18
Ik spreek werkgevers erop aan ernaar te streven zo aantrekkelijk mogelijke banen aan
te bieden. Via de RAP-regeling faciliteer ik regionale samenwerking tussen schoolbesturen.
Door regionale samenwerking zijn schoolbesturen beter in staat vervanging en mobiliteit
gezamenlijk op te pakken. Dit draagt bij aan het terugdringen van vacatures met een
kleine arbeidsomvang. In de laatste RAP-regeling heb ik voor schoolbesturen de verplichting
opgenomen om gezamenlijk een strategisch personeelsplan in de regio op te stellen.
Hierdoor krijgen schoolbesturen meer inzicht in de gezamenlijke toekomstige personeelsbehoefte
en kunnen ze beter passende en grotere banen aanbieden.
Vraag 13
Zou het verplicht aanbieden van een vast contract na één jaar een onorthodoxe maatregel
van u kunnen zijn om het lerarentekort aan te pakken? Kunt u uw antwoord toelichten?
En heeft u wellicht ook andere ideeën over onorthodoxe maatregelen om het aandeel
vaste contracten in het onderwijs op korte termijn te laten stijgen?
Antwoord 13
Het aanbieden van een vast contract na een jaar is al gebruikelijk in het primair
en voortgezet onderwijs. Dat is geregeld in de cao’s. Ik zie dat veel schoolbesturen
hiernaar handelen. Slechts in zeer bijzondere situaties kan ook na het eerste tijdelijke
jaarcontract nog een tweede tijdelijk contract worden aangegaan, voor ten hoogste
een jaar. Samen met de PO-Raad en de VO-raad wil ik afspraken maken om het aandeel
vaste contracten verder te verhogen, en meer startende leraren snel uitzicht te geven
op een vast contract. Mijn ambitie is om hier zo snel mogelijk, liefst nog dit schooljaar
concreet invulling aan te geven. Mocht dit onverhoopt niet het gewenste resultaat
hebben, dan wil ik dit invullen bij het wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid.
Zie verder ook de antwoorden op de vragen 2 en 8.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.