Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Hoop over verlaging van de urennorm
Vragen van het lid De Hoop (PvdA) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over verlaging van de urennorm als deeloplossing voor het lerarentekort en verhoging van de kwaliteit van lessen (ingezonden 10 november 2022).
Antwoord van Minister Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs) (ontvangen 12 december
2022).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het pleidooi van de AOb en de VO-raad dat docenten minder tijd
voor de klas hoeven te staan zodat zij meer tijd krijgen voor voorbereiding van lessen,
ontwikkeling en professionalisering, de werkdruk vermindert en hun werkplezier en
de kwaliteit van het onderwijs omhoog gaat?1
Antwoord 1
Ik begrijp goed dat leraren het pleidooi van de AOb en de VO-raad wenselijk vinden.
Ik ga hiernaar kijken als onderdeel van verdere afspraken met de sociale partners.
Dit is echter ook complex, omdat dit consequenties kan hebben voor bijvoorbeeld de
onderwijskwaliteit, het curriculum, kansengelijkheid en leerresultaten. Als er per
leraar minder lessen gegeven worden en het aantal leraren stijgt niet substantieel,
kunnen er minder lessen gegeven worden. Daarom is het belangrijk om zorgvuldig met
dit pleidooi om te gaan, met oog voor de eerdergenoemde consequenties. Over de voortgang
van de afspraken met de sociale partners zal ik uw Kamer voor het commissiedebat van
15 december informeren.
Vraag 2
Welke consequenties verbindt u aan het gegeven dat bij een korte peiling onder leraren
van het Lerarencollectief 80% van de 116 respondenten meent dat voor een aantrekkelijker
beroep en minder uitval en daarmee de bestrijding van het lerarentekort ontwikkeltijd
nodig is?2
Antwoord 2
Allereerst wil ik benadrukken dat ik het belangrijk vind dat leraren voldoende ruimte
hebben om hun lessen voor te bereiden en zich – samen met collega’s – verder te ontwikkelen.
Daarom investeren we € 300 miljoen in de aanpak van de werkdruk in het vo en continueren
we de werkdrukmiddelen in het po. De aantrekkelijkheid van het beroep heeft mijn hoogste
prioriteit. De peiling komt overeen met de inbreng van betrokkenen uit het onderwijsveld
naar aanleiding van de Kamerbrief over de lerarenstrategie.3In de update van deze Kamerbrief geef ik aan dat het belangrijk is om hier verder
over te spreken.4 Ik ga hierover graag in gesprek met uw Kamer op 15 december.
Vraag 3
In hoeverre werd sinds juni 2017 gestalte gegeven aan de uitvoering van de motie van
de leden Van Meenen en Ypma om te komen tot een maximaal aantal lesuren van twintig
per (fulltime) leraar voor het voortgezet onderwijs en acht dagdelen voor een (fulltime)
leraar in het primair onderwijs?5
Antwoord 3
De wetgever bepaalt niet hoeveel lesuren leraren geven. Werknemers en werkgevers maken
gezamenlijk afspraken over het maximaal aantal lesuren voor een (fulltime) leraar
in de cao. Zo zijn de sociale partners in het vo tot overeenstemming gekomen over
het maximaal aantal lesuren, zie paragraaf 8.2 van de cao vo 2022–2023.
Vraag 4
Rekent u verlaging van de urennorm tot de onorthodoxe maatregelen die nodig zijn bij
de aanpak van het lerarentekort, waarover u schrijft in uw begroting?6 Zo neen, waarom dan niet?
Antwoord 4
De wettelijke urennormen voor onderwijstijd zijn verschillend voor het po en het vo.
In de Kamerbrief over de update van de Lerarenstrategie stel ik voor om te kijken
of, en hoe, we ruimte kunnen bieden in de wet- en regelgeving ten aanzien van onderwijstijd.
Momenteel spreken we met de sociale partners over nadere afspraken rondom onderwijstijd.
Hierover zullen wij uw Kamer informeren.
Vraag 5
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het commissiedebat van 15 december a.s. over
leraren en lerarenopleidingen?
Antwoord 5
Ja
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.