Antwoord schriftelijke vragen : Antwoorden op vragen van de leden Kröger, Van der Lee en Thijssen over de intentieverklaring tussen Nederland en met Oman over samenwerking op het gebied van groene waterstof
Vragen van de leden Kröger, Van der Lee (GroenLinks) en Thijssen (PvdA) aan de Ministers voor Klimaat en Energie en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de intentieverklaring tussen Nederland en met Oman over samenwerking op het gebied van groene waterstof (ingezonden 21 november 2022).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie) en van Minister Schreinemacher (Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 9 december 2022).
Vraag 1
Zijn er nog andere intentieverklaringen rondom groene waterstof in de maak? Zo ja,
welke?
Antwoord 1
Ja, Nederland werkt aan intentieverklaringen rondom groene waterstof met Australië
en Zuid-Afrika, en voert voorbereidende gesprekken met Spanje, Marokko en Curaçao.
Naast Oman zijn reeds intentieverklaringen gesloten met Canada, Chili, Namibië, Portugal,
Uruguay en de VAE.
Vraag 2
Deelt u de mening dat hoewel het positief is dat er naar samenwerking wordt gezocht
rondom groene waterstof, we bij de ontwikkeling van groene waterstof wereldwijd niet
de fouten van de fossiele energiewinning moeten herhalen, onder andere door ervoor
zorg te dragen dat bij energieprojecten de mensenrechten worden gewaarborgd en het
lokale milieu niet wordt geschaad?
Antwoord 2
Het kabinet deelt de mening dat bij de ontwikkeling van de groene waterstofketens
de aandacht voor mens en milieu gewaarborgd moet zijn.
Vraag 3
Deelt u de mening dat bij dit soort intentieverklaringen het van groot belang is om
in een zo vroeg mogelijk stadium al afspraken te maken rondom mensenrechten, milieu
en arbeidsrechten?
Antwoord 3
In een intentieverklaring worden geen juridisch bindende afspraken gemaakt. Het uitgangspunt
is dat samenwerking plaatsvindt op basis van wederzijds of wederkerig voordeel. Het
belang van mensenrechten, milieu en arbeidsrechten is hier onderdeel van.
In de tekst van de verklaring met Oman is dit verwoord als «reciprocal benefit» en
in teksten van eerdere Memoranda of Understanding (MoU’s) met bijvoorbeeld Namibië
als: «on the basis of mutual social, econonomic and environmental benefits to the
participants in order to promomote sustainable development».
Vraag 4
Waarom staan er in het memorandum of understanding geen waarborgen rondom mensenrechten,
milieu en arbeidsrechten?1
Antwoord 4
In een intentieverklaring worden geen juridisch bindende afspraken gemaakt waaraan
waarborgen, rechten of plichten kunnen worden ontleend. Het MoU is, behalve op kennisuitwisseling
tussen overheden, primair gericht op het faciliteren van contacten tussen bedrijven
en kennisinstellingen uit beide landen voor het ontwikkelen van internationale waterstofketens.
Los van deze intentieverklaring verwacht het kabinet van Nederlandse bedrijven dat
zij, conform de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen)
en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s), de risico’s voor
mens en milieu in hun waardeketen in kaart brengen, hun invloed aanwenden om deze
risico’s te voorkomen of aan te pakken, en hierover verantwoording afleggen. Dit geldt
dus ook voor betrokkenheid van Nederlandse bedrijven bij de implementatie van het
MoU.
Vraag 5
Hoe is de Internationale Klimaatstrategie tot uiting gekomen in de intentieverklaring,
aangezien hier onder andere staat dat Nederland inzet op een eerlijke en inclusieve
transitie en dat vergroening van economieën nieuwe en groene banen brengt, maar dat
dit vraagt om zorgvuldige transitiepaden en speciale aandacht voor onderwijs en scholing
toegespitst op een duurzame economie en decent jobs. Nederlandse expertise op het
gebied van leefbaar loon, het uitbannen van kinderarbeid en scholing kan hieraan bijdragen?
Antwoord 5
De Internationale Klimaatstrategie (IKS) heeft als doel de Nederlandse inzet voor
het klimaat wereldwijd te verstevigen en beschrijft concrete klimaatacties door de
Nederlandse overheid en partners. Het gaat hierbij om een breed handelingsperspectief,
waar het opzetten en uitbouwen van importketens voor duurzame energiedragers (zoals
groene waterstof en derivaten) onderdeel van is, aangezien dit zal bijdragen aan de
decarbonisering van het energiesysteem en een impuls kan geven aan de vergroening
van economieën van landen waarmee wij samenwerken. Het MoU over groene waterstof met
Oman past dus goed bij de doelstellingen van de IKS.
Vraag 6
Bent u ermee bekend dat Oman geen geweldige staat van dienst heeft op het vlak van
arbeidsrechten en Oman in categorie 4 valt van Global Rights Index van de International
Trade Union Confederation (ITUC) (systemic violation of rights)?
Antwoord 6
Zie antwoord op vraag 7.
Vraag 7
Bent u ermee bekend dat Oman 6 van de 10 conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie
van de VN (ILO) waarin fundamentele arbeidsrechten worden vastgelegd niet heeft geratificeerd?
Antwoord 7
De situatie omtrent arbeidsrechten in Oman heeft de aandacht van het kabinet. Oman
heeft de afgelopen jaren een aantal belangrijke hervormingen doorgevoerd op het gebied
van arbeidsrechten en is voornemens middels een herziening van de Arbeidswet in de
nabije toekomst nog verdere hervormingen door te voeren. Implementatie van de huidige
hervormingen blijft een punt van zorg. Nederland blijft Oman middels constructief-kritische
dialoog, zowel in bilateraal als in EU-verband, oproepen tot het doorvoeren van verdere
arbeidsrechthervormingen en het ratificeren van verdragen die ten grondslag liggen
aan fundamentele arbeidsrechten.
Vraag 8
Bent u ermee bekend dat vakbonden in Oman tegen flinke hindernissen aan lopen en vakbondsleden
actief onder druk worden gezet?
Antwoord 8
De vakbonden in Oman zijn aangesloten bij de overkoepelende vakbond General Federation
of Oman Workers (GFoW). GFoW werkt met internationale partners samen zoals IndustriALL,
een mondiale vakbondsorganisatie voor arbeiders in de mijnbouw en energie- en productieindustrie,
om de positie van vakbondsleden te versterken. Hun positie blijft echter kwetsbaar
en de uitdagingen waar zij tegenaan lopen vormen een punt van zorg binnen de bredere
situatie van arbeidsrechten. Dit brengt Nederland ook op in bilaterale gesprekken
met Omaanse autoriteiten.
Vraag 9
Wat vindt u van deze staat van dienst rondom arbeidsrechten? Bent u van mening dat
Nederland bij de samenwerking met Oman voor groene waterstof een verantwoordelijkheid
heeft om te zorgen dat werknemersrechten wel worden gerespecteerd?
Antwoord 9
Het kabinet heeft aandacht voor de situatie omtrent arbeidsrechten in Oman en brengt
de (bij het antwoord op vraag 6 en 7 genoemde) zorgen regelmatig over bij de Omaanse
autoriteiten. Ook spreekt Nederland zich uit in multilateraal verband, zoals tijdens
de eerste EU-Oman Mensenrechtendialoog in september jl. Daarnaast verwacht het kabinet
dat bedrijven die waterstof gaan importeren zich ervoor inspannen dat er in hun waardeketens
geen misstanden plaatsvinden in lijn met voornoemde OESO-richtlijnen en UNGP’s.
Vraag 10
Heeft u een analyse gemaakt rondom de IMVO-risico’s in Oman? Zo nee, bent u bereid
een dergelijke analyse uit te voeren en daarbij alle 6 de stappen die zijn vastgesteld
in de OESO richtlijnen te doorlopen?
Antwoord 10
Conform de motie Boucke (D66) en Kröger (GroenLinks) dd. 20 april 20222 werkt het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat aan een IMVO-risicoanalyse
voor waterstof importketens. Oman is één van de zeven landen die daarin als voorbeeld
wordt meegenomen. De uitkomst van dit onderzoek zal begin 2023 met de Tweede Kamer
worden gedeeld.
De zes stappen van de OESO-richtlijnen zijn bedoeld als werkwijze voor bedrijven om
de mensenrechten en milieurisico’s in hun keten in kaart te brengen. De groene waterstofhandel
moet nog op gang komen en dus ook de specifieke waardeketens tussen bedrijven. Het
kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij deze stappen vanaf het begin doorlopen.
Voor vragen over het toepassen van gepaste zorgvuldigheid kunnen bedrijven terecht
bij het IMVO-steunpunt bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Vraag 11
Heeft u erop toegezien dat Havenbedrijf Rotterdam, dat een joint venture heeft met
de overheid van Oman voor de ontwikkeling en exploitatie van de haven van Sohar in
het noorden van Oman, alle zes de stappen van de OESO richtlijn rond IMVO heeft doorlopen
/ doorloopt? Zo nee, waarom niet en bent u bereid te zorgen dat het havenbedrijf die
alsnog doet?
Antwoord 11
Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij gepaste zorgvuldigheid toepassen
in lijn met de OESO-richtlijnen en UNGP’s. Uiteindelijk dragen bedrijven zelf de verantwoordelijkheid
om te ondernemen volgens de OESO-richtlijnen en UNGP’s. De Nederlandse ambassade in
Oman heeft regelmatig contact met de Haven van Sohar over hun activiteiten in de breedste
zin van het woord. IMVO is onderdeel van deze gesprekken. Ook heeft de Minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de noodzaak en het belang van IMVO
geagendeerd tijdens haar bezoek aan de haven van Sohar in maart jl.
Vraag 12
Kunt u dit project benutten voor intensivering van de dialoog met Oman over mensenrechten
en milieu? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
De intentieverklaring versterkt de reeds goede bilaterale betrekkingen met Oman. Deze
onderwerpen zijn al onderdeel van de brede dialoog die Nederland heeft met Oman, waarin
Nederland in bilaterale en multilaterale contacten ook de mensenrechtensituatie bespreekt
en zoekt naar mogelijkheden tot samenwerking voor verbetering. Zo kwam dit ook ter
sprake in oktober jl. tijdens de jaarlijkse hoogambtelijke consultaties tussen de
Ministeries van Buitenlandse Zaken van Nederland en Oman.
Vraag 13
Bent u bereid om mensenrechten, milieu en arbeidsrechten integraal op te nemen in
toekomstige contracten rondom groene waterstof? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Het is belangrijk dat geïmporteerde groene waterstof ook duurzaam is op het vlak van
milieu en mensenrechten. De overheid sluit echter geen contracten voor de import van
groene waterstof; bedrijven doen dat. Zoals eerder aangegeven, verwacht het kabinet
van Nederlandse bedrijven dat zij gepaste zorgvuldigheid toepassen in lijn met de
OESO-richtlijnen en UNGP’s. Uiteindelijk dragen bedrijven zelf de verantwoordelijkheid
om te ondernemen volgens de OESO-richtlijnen en UNGP’s. De IMVO-risicoanalyse die
op dit moment wordt uitgevoerd (zie het antwoord op vraag 10) gaat bedrijven daarbij
helpen.
Als het gaat om toekomstige MoU over waterstof, dan zal Nederland voorstellen om in
de tekst te verwijzen naar de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties
en het belang benadrukken van lokale duurzame impact van waterstofprojecten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie -
Mede ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.