Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens over Wijziging van de Uitvoeringsregeling Algemene Wet inzake Rijksbelastingen 1994 (o.a. Kamerstuk 36045-86)
36 045 Situatie in de Oekraïne
Nr. 127
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 13 december 2022
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Financiën over de brieven van 7 en 13 juni 2022 over de
wijziging van de Uitvoeringsregeling Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (Kamerstuk
36 045, nrs. 86 en 90).
De vragen en opmerkingen zijn op 13 oktober 2022 aan de Staatssecretaris van Financiën
voorgelegd. Bij brief van 9 december 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Kling
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven en hebben verder geen
vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks hebben de brieven van de Staatssecretaris met
interesse gelezen en hebben nu geen verdere vragen.
Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt
Het lid Omtzigt merkt op dat de opheffing van de benodigde geheimhoudingsplicht wel
te laat kwam om snel en effectief te kunnen optreden tegen Russen die op de EU-sanctielijst
staan. Zijn er signalen dat Russen op de EU-sanctielijst onder de sancties uitkwamen,
omdat er nog geen ontheffing van de fiscale geheimhoudingsplicht is verleend tot en
met 24 maart 2022 en zo Russische bezittingen aan het zicht zijn onttrokken? Zo ja,
kan het kabinet die signalen hier toelichten?
Het lid Omtzigt blijft het bijzonder vinden dat wanneer toeslagenouders of andere
mensen met een laag inkomen, ergens mee te maken krijgen, niets te gek is voor informatie
uitwisseling zoals met zwarte lijsten, de Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI)
en nog meer zaken, terwijl wanneer het om grote bedrijven of rijke burgers gaat, er
altijd weer de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), de fiscale geheimhoudingsplicht
of iets anders is waardoor het totaal onmogelijk is informatie uit te wisselen.
Herkent het kabinet dit en hoe gaat het kabinet streven naar meer rechtsgelijkheid
op dit punt?
Het lid Omtzigt roept het kabinet de gewijzigde motie van het lid Omtzigt c.s.1 over het opzetten van een trustfonds met bevroren tegoeden in herinnering. In maart
was het kabinet afhoudend, maar nu lijkt daarvoor internationaal draagvlak te ontstaan.
Is het kabinet bezig om zo’n fonds op te zetten? Zo nee, waarom niet?
Met behulp van fiscale informatiesystemen en Rulinginformatie kan de Belastingdienst
achterhalen of er sprake is van aanwezigheid op de sanctielijst, vervolgens kan er
bevriezing plaatsvinden, constateert dit lid. Het lid Omtzigt benadrukt het belang
van delen van deze informatie met autoriteiten om informatie met elkaar te verbinden
en zo uitvoering te geven aan sancties. Het lid Omtzigt vraagt hoeveel miljoen euro
aan tegoeden van Russen die op de EU-sanctielijst staan tot nu toe zijn bevroren en
hoeveel tegoeden er volgens schatting aanwezig waren bij het begin van de sancties.
Daarnaast heeft lid Omtzigt heeft nog wel enkele vragen over de uitvoering. Eerder
werd in de beantwoording van Kamervragen op 12 mei jl.2 aangegeven dat er geen signalen waren dat sanctioneerde Russen vastgoed bezitten
in Nederland. Vorige week kwam na onderzoek van het NRC naar buiten dat een Russische
miljardair, die sinds juni op de sanctielijst staat, een miljoenenpand in Amsterdam
bezit.3 Door een offshore vennootschap via de Britse Maagdeneilanden bleef zijn herenhuis
buiten het zicht van de Nederlandse overheid. Hoe kan het zijn dat journalisten wel
achter deze informatie komen en de bevoegde autoriteiten hier blijkbaar nog niet voldoende
zicht op hebben? Het lid Omtzigt wil graag weten of er nog beperkingen in het toezicht
op de sancties worden ervaren, ook als het gaat om internationale samenwerking.
II Reactie van de Staatssecretaris
Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt
Vraag 1
Het lid Omtzigt merkt op dat de opheffing van de benodigde geheimhoudingsplicht wel
te laat kwam om snel en effectief te kunnen optreden tegen Russen die op de EU-sanctielijst
staan. Zijn er signalen dat Russen op de EU-sanctielijst onder de sancties uitkwamen,
omdat er nog geen ontheffing van de fiscale geheimhoudingsplicht is verleend tot en
met 24 maart 2022 en zo Russische bezittingen aan het zicht zijn onttrokken? Zo ja,
kan het kabinet die signalen hier toelichten?
Antwoord 1
Het lid Omtzigt vraagt of er signalen zijn dat Russen op de EU-sanctielijst onder
de sancties uitkwamen omdat (te) laat ontheffing van de fiscale geheimhoudingsplicht
zou zijn verleend. De Belastingdienst heeft daarover geen signalen. In de brief van
de Minister van Buitenlandse Zaken van 6 april 2022 is aangegeven dat namens de Staatssecretaris
van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst op 25 maart 2022 ontheffing is verleend
van de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
en de Invorderingswet 1990 voor het verstrekken van gegevens ter uitvoering van de
Sanctiewet 1977.4 De fiscale geheimhoudingsplicht stond vanaf dat moment dus niet langer aan voornoemde
informatieverstrekking in de weg. De inspecteur kan op grond van deze ontheffing desgevraagd
informatie verstrekken aan de bevoegde autoriteiten voor zover relevant voor de uitvoering
van de Sanctiewet 1977.
Voorts is in de brief van 6 april 2022 aangegeven dat na overleg met de landsadvocaat
is besloten om de grondslag voor het delen van informatie te verduidelijken. Volgens
de landsadvocaat kan de Belastingdienst op grond van de ontheffing al informatie met
de bevoegde autoriteiten desgevraagd delen, maar is deze grondslag mogelijk niet voldoende
duidelijk voor de burger. Gelet daarop is in aanvulling op de verleende ontheffing
gewerkt aan een wijziging van artikel 43c van de Uitvoeringsregeling Algemene wet
inzake rijksbelastingen 1994 (hierna: UR AWR 1994), met als doel de grondslag voor
het delen van fiscale gegevens ten behoeve van de uitvoering van Verordening (EU)
269/2014 en Verordening (EG) 765/2006 te verduidelijken. Voor de duidelijkheid: op
basis van de hiervoor genoemde ontheffing kon informatie reeds verstrekt worden en
is dat desgevraagd ook gebeurd.
Op 21 april 2022 is uw Kamer door de Minister van Buitenlandse Zaken geïnformeerd
over onder meer de voortgang van de wijziging van de UR AWR 1994. Tevens is in die
brief toegelicht dat vooruitlopend op de wijziging van de UR AWR 1994 (Kamerstuk 36 045, nr. 70) er ook verschillende wijzigingen van de Sanctieregeling territoriale integriteit
Oekraïne 2014 en de Sanctieregeling Belarus 2006 zijn gepubliceerd, waarin verstrekkingsverplichtingen
voor de Belastingdienst zijn opgenomen. Aanvullend is art. 43c uit de UR AWR verduidelijkt
waardoor er een voldoende duidelijke grondslag voor de Belastingdienst is om informatie
met de bevoegde autoriteiten te delen voor zover relevant voor de uitvoering van de
sanctiemaatregelen tegen Rusland en Belarus.
Vraag 2
Het lid Omtzigt blijft het bijzonder vinden dat wanneer toeslagenouders of andere
mensen met een laag inkomen, ergens mee te maken krijgen, niets te gek is voor informatie
uitwisseling zoals met zwarte lijsten, de Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI)
en nog meer zaken, terwijl wanneer het om grote bedrijven of rijke burgers gaat, er
altijd weer de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), de fiscale geheimhoudingsplicht
of iets anders is waardoor het totaal onmogelijk is informatie uit te wisselen.
Herkent het kabinet dit en hoe gaat het kabinet streven naar meer rechtsgelijkheid
op dit punt?
Antwoord 2
Wanneer de Belastingdienst informatie wil uitwisselen met derden moet hij onder meer
rekening houden met de regels uit de AVG en de fiscale geheimhoudingplicht. De AVG
dient ertoe alle burgers te beschermen tegen onrechtmatige en disproportionele privacy-inbreuken
en de fiscale geheimhoudingsplicht heeft mede ten doel dat zowel burgers als bedrijven
erop kunnen rekenen dat de informatie die zij aan de Belastingdienst verstrekken in
principe vertrouwelijk blijft. Het kabinet acht de bescherming van de privacy en de
fiscale geheimhouding voor een ieder van belang. Dat betekent dat deze regels ten
aanzien van alle burgers en bedrijven moeten worden nageleefd.
Vraag 3
Het lid Omtzigt roept het kabinet de gewijzigde motie van het lid Omtzigt c.s.5 over het opzetten van een trustfonds met bevroren tegoeden in herinnering. In maart
was het kabinet afhoudend, maar nu lijkt daarvoor internationaal draagvlak te ontstaan.
Is het kabinet bezig om zo’n fonds op te zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
De Europese Commissie heeft in haar mededeling6 benoemd dat voor de financiering van de toekomstige wederopbouw ook de mogelijkheid
tot inzet van bevroren Russische tegoeden moet worden onderzocht, conform gewijzigde
motie van het lid Omtzigt. De besprekingen hierover zijn gaande. Dat is niet eenvoudig
gelet op de verankering van het eigendomsrecht in de rechtsordes van EU-lidstaten.
Momenteel is het niet mogelijk om door sancties bevroren tegoeden te confisqueren.
Nederland neemt actief deel aan de door de Commissie opgezette Seize & Freeze Taskforce,
die zich o.a. richt op mogelijke bestemmingen van geconfisqueerde tegoeden.
Vraag 4
Met behulp van fiscale informatiesystemen en Rulinginformatie kan de Belastingdienst
achterhalen of er sprake is van aanwezigheid op de sanctielijst, vervolgens kan er
bevriezing plaatsvinden, constateert dit lid. Het lid Omtzigt benadrukt het belang
van delen van deze informatie met autoriteiten om informatie met elkaar te verbinden
en zo uitvoering te geven aan sancties. Het lid Omtzigt vraagt hoeveel miljoen euro
aan tegoeden van Russen die op de EU-sanctielijst staan tot nu toe zijn bevroren en
hoeveel tegoeden er volgens schatting aanwezig waren bij het begin van de sancties.
Antwoord 4
Ik verwijs naar de Kamerbrief Stand van zaken sanctienaleving7 die uitgebreid ingaat op de in bevroren tegoeden van Russen die op de EU-sanctielijst
staan.
Vraag 5
Daarnaast heeft lid Omtzigt nog wel enkele vragen over de uitvoering. Eerder werd
in de beantwoording van Kamervragen op 12 mei jl. aangegeven dat er geen signalen
waren dat sanctioneerde Russen vastgoed bezitten in Nederland. Vorige week kwam na
onderzoek van het NRC naar buiten dat een Russische miljardair, die sinds juni op
de sanctielijst staat, een miljoenenpand in Amsterdam bezit. Door een offshore vennootschap
via de Britse Maagdeneilanden bleef zijn herenhuis buiten het zicht van de Nederlandse
overheid. Hoe kan het zijn dat journalisten wel achter deze informatie komen en de
bevoegde autoriteiten hier blijkbaar nog niet voldoende zicht op hebben? Het lid Omtzigt
wil graag weten of er nog beperkingen in het toezicht op de sancties worden ervaren,
ook als het gaat om internationale samenwerking.
Antwoord 5
De heer Omtzigt vraagt specifiek naar een Russische miljardair, die volgens journalisten
een pand in Amsterdam in bezit zou hebben. Op grond van de fiscale geheimhoudingsplicht
kan ik geen uitspraken doen over deze specifieke casus. Ik hecht eraan te benadrukken
dat de Belastingdienst niet belast is met het opsporen van (de eigenaren van) onroerende
zaken en ook geen toezichthouder maar een uitvoerder van de sancties is. De Belastingdienst
heeft in dit kader de taak te voorkomen dat fiscale uitbetalingen gedaan worden aan
een gesanctioneerde en spant zich tot het uiterste in om aan deze taak te voldoen.
In de uitvoering van de sancties ervaart de Belastingdienst geen (internationale)
belemmeringen.
Wat betreft toezicht in algemene zin, geldt dat op dit moment alleen voor financiële
instellingen bestuursrechtelijk toezicht op de sanctieregelgeving bestaat. Toezichthouders
Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank kijken daar naar de bedrijfsvoering
van deze instellingen. Zoals aangegeven in de hoofdlijnenbrief modernisering van het
Nederlandse sanctiestelsel, die de Minister van Buitenlandse Zaken op 4 november aan
uw Kamer heeft verzonden8, ziet het kabinet de noodzaak voor het inrichten van bestuursrechtelijk toezicht
voor andere beroepsgroepen, zoals advocaten en notarissen. Dit om een effectieve naleving
en uitvoering van sanctiemaatregelen te verzekeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
Y.C. Kling, adjunct-griffier