Schriftelijke vragen : De uitspraak van de Raad van State over statiegeld op metalen drankverpakkingen
Vragen van het lid Hagen (D66) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de uitspraak van de Raad van State over statiegeld op metalen drankverpakkingen (ingezonden 8 december 2022).
Vraag 1
Wat is uw eerste reactie op de uitspraak van de Raad van State (202205978/1/R4 en
202206371/1/R4) en concreet op de extra tijd die producenten en importeurs krijgen
om te voldoen aan de wettelijke verplichting en de preventieve lasten onder dwangsom
die komen te vervallen? Welke vervolgstappen gaat u zetten?
Vraag 2
Klopt het dat producenten en importeurs bijna twee jaar de tijd hebben gehad om blikjes
toe te voegen aan het bestaande statiegeldsysteem? Klopt het dat een dergelijke opzet
in het buitenland vaak maar een jaar kost?
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat het bedrijfsleven aan het langste eind lijkt te trekken,
nu de preventieve last onder dwangsom komt te vervallen en de ingangsdatum wordt uitgesteld?
Vraag 4
Bent u het ermee eens dat deze uitspraak van de Raad van State bewijst dat uitgebreide
producentenverantwoordelijkheid (UPV) als middel wettelijk niet goed is verankerd?
Bent u het ermee eens dat de statiegeldwet moet worden aangescherpt? En bent u het
ermee eens dat we hier lering uit moeten trekken voor hoe we UPV als instrument verankeren
in wetgeving? Zo ja, welke vervolgstappen gaat u zetten?
Vraag 5
Bent u bereid om een evaluatieproces op te zetten met betrekking tot het proces en
de wetgeving rondom statiegeld en de wettelijke verankering van de UPV waarbij u ook
de Tweede Kamer betrekt?
Indieners
-
Gericht aan
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Indiener
K.B. Hagen, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.