Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Sahla over kleinschalige zorg voor ouderen
Vragen van het lid Sahla (D66) aan de Minister voor Langdurige zorg en Sport over kleinschalige zorg voor ouderen (ingezonden 9 november 2022).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 7 december 2022).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over nieuwe ketens van kleinschalige zorg
voor ouderen? Zo ja, in hoeverre klopt het beeld dat in de berichtgeving naar voren
komt?1
Antwoord 1
Ja. Bij de verdere vragen zal ik ingaan op het beeld dat uit de berichtgeving naar
voren komt.
Vraag 2 en 3
Hoe gaat u ervoor zorgen dat gezond ouder worden in de eigen omgeving of in een kleinschalige
setting zo goed mogelijk gefaciliteerd wordt en de problemen die worden beschreven
in het NRC-artikel worden weggenomen?
Deelt u het beeld dat de voorwaarden om langer thuis of in een kleinschalige setting
te kunnen blijven wonen niet altijd goed zijn, waardoor er teveel druk bij de huisarts
komt te liggen?
Antwoord 2 en 3
Ik deel het beeld dat de voorwaarden om langer thuis of in een kleinschalige setting
te kunnen blijven wonen niet altijd goed zijn en de Inspectie voor de Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ) en Nederlandse Zorg autoriteit (NZa) bevestigen dit in hun beleidssignalering
medisch generalistische zorg (mgz) van 20 september 20222.
De zorgbehoefte en de zorgzwaarte van deze patiënten stellen additionele eisen aan
de expertise. Ook de intensiviteit van de benodigde zorg speelt een rol. De huidige
arbeidsmarktproblematiek brengt met zich mee dat de beschikbaarheid van zowel huisartsen
als artsen verstandelijk gehandicapten (Artsen VG’s) of specialisten ouderengeneeskunde
(SO’s) steeds meer onder druk staat. In mijn antwoord op vraag 5 ga ik verder in op
de inspanningen om de organiseerbaarheid en toegankelijkheid van mgz te verbeteren
via afspraken.
Vraag 4
Deelt u het beeld dat een betere inzet van de specialist ouderengeneeskunde buiten
het verpleeghuis kan helpen om deze druk te verlichten?
Antwoord 4
Ja, aandacht voor de inzet van de SO ten behoeve van (kwetsbare) ouderen is van groot
belang. Uit de beleidssignalering MGZ van NZa en IGJ blijkt dat afspraken tussen huisartsen,
artsen VG’s en SO’s over taakverdeling voor Wlz-cliënten nodig zijn. In mijn brief
aan uw Kamer van 1 november 2022 ben ik hier ook op ingegaan.3
Vraag 5
Welke complicaties in beleid of bekostiging zijn er nu om deze specialist ouderengeneeskunde
goed te kunnen inzetten buiten het verpleeghuis?
Antwoord 5
Er zijn zowel in de Zvw als in de Wlz mogelijkheden voor de bekostiging van specialisten
ouderengeneeskunde buiten het verpleeghuis. De NZa heeft deze mogelijkheden beschreven
in haar onderzoeksrapport4 naar de toegankelijkheid, beschikbaarheid en organiseerbaarheid van de medisch-generalistische
zorg uit 2020.
Daarnaast constateerde de NZa een gebrek aan afstemming, coördinatie en samenwerking
tussen alle betrokkenen rondom MGZ. De NZa gaf aan een duidelijke opdracht te zien
voor artsen om ervoor te zorgen dat de zorg op elkaar aansluit en dat ieders verantwoordelijkheid
helder is. De NZa benoemde tenslotte dat er gezamenlijke afspraken van betrokken partijen
nodig zijn om de juiste randvoorwaarden te organiseren. Die opdracht en het maken
van gezamenlijke afspraken zijn nog steeds actueel. In de voornoemde beleidssignalering
MGZ van NZa (met IGJ) wordt (opnieuw) benadrukt dat afspraken tussen huisartsen, artsen
VG’s en SO’s over de taakverdeling nodig zijn.
Zoals ik in de Kamerbrief van 1 november jl. aangaf, ben ik verheugd dat in lijn met
de afspraken in WoZo en IZA, de veldpartijen ActiZ, Ineen, LHV, NVAVG, Verenso en
VGN, onder aanvoering van Zorgverzekeraars Nederland, het commitment hebben uitgesproken
de organiseerbaarheid en toegankelijkheid van mgz te verbeteren via nadere afspraken.
Deze afspraken moeten zodanig concreet en voldoende geborgd zijn, dat ze een niet
vrijblijvend karakter hebben. Daarbij wordt gedacht aan het mogelijk inzetten van
instrumenten als leidraden, richtlijnen en kwaliteitseisen. De genoemde partijen stellen
hiertoe een projectplan en een nadere planning op. De nadruk ligt in het gezamenlijke
project op de benodigde landelijke kaders voor, en borging (realisatie) van, de toegankelijkheid
van mgz in de regio. Een belangrijk onderdeel van het gezamenlijke project betreft
het vanuit de zorginhoud opstellen van de taakverdeling voor het leveren van mgz tussen
huisarts, specialist ouderengeneeskunde en arts VG, aangevuld met andere behandelaren
en zorgmedewerkers, waarbij de mgz wordt geleverd door de zorgverlener die daarvoor
op zorginhoudelijke gronden het beste geëquipeerd is. Uw Kamer wordt begin 2023 geïnformeerd
over de voortgang.
Vraag 6
In hoeverre is bijvoorbeeld het Volledig Pakket Thuis (VPT) toereikend om gebruik
te maken van de professionele hulp van een specialist ouderengeneeskunde wanneer dat
nodig is?
Antwoord 6
Er zijn mogelijkheden om gebruik te maken van een specialist ouderengeneeskunde bij
het volledig pakket thuis. De NZa heeft deze mogelijkheden beschreven in de eerdergenoemde
onderzoeksrapportage uit 2020 (hoofdstuk 3). Ik heb onlangs de NZa een opdracht gegeven
om voor de zomer van 2023 een bekostigingsadvies uit te brengen over de financiering
van behandeling voor Wlz-cliënten die zorg ontvangen via de leveringsvorm volledig
pakket thuis. Dat advies moet bijdragen aan adequate prikkels voor een transparante
en doelmatige zorginkoop van behandeling (waaronder de zorg van een specialist ouderengeneeskunde)
door zorgkantoren bij het vpt in de Wlz.
Vraag 7
Herkent u het beeld van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) dat het onderscheid tussen
«thuis» en «in een verpleeghuis wonen» niet goed te maken is of goed gemaakt wordt?5
Antwoord 7
Ik herken het beeld dat het onderscheid tussen «thuis» en «in een verpleeghuis wonen»
niet altijd goed te maken is. Daarbij geldt dat de uitersten vaak wel duidelijk zijn,
maar daar waar mensen bijvoorbeeld geclusterd wonen en zorg afnemen via VPT, MPT of
pgb is dat vaak minder duidelijk. Ik heb de NZa gevraagd om in vervolg op hun verkenning
naar het VPT6 advies uit te brengen hoe vanuit de bekostiging kan worden bijgedragen aan het bereiken
van de uitgangspunten van het programma WOZO. Daarbij heb ik de NZa ook gevraagd om
na te denken over de voor- en nadelen om (in de bekostiging) eventueel een onderscheid
te maken tussen geclusterd VPT (waarbij meer mensen bij elkaar wonen) en ongeclusterd
VPT (verspreid in de wijk).
Vraag 8, 9 en 10
Hoe kan het onderscheid tussen «thuis» en «in een verpleeghuis wonen» beter gemaakt
worden en hoe wordt er voor gezorgd dat juist in het grijze gebied uit het artikel
mensen niet tussen wal en schip vallen?
In hoeverre speelt volgens u het beter laten aansluiten van zorgvraag en zorgaanbod
voor bewoners van kleinschalige wooninitiatieven zonder behandeling daarin een rol?
Wat wordt er gedaan om dit beter op elkaar te laten aansluiten? Welke bevoegdheden
hebben de NZa en de Inspectie van Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) (extra) nodig om
dit te verbeteren?
Antwoord 8, 9 en 10
Voorop staat dat de kwetsbare oudere in elke variant van het palet van woonvormen
van de toekomst de zorg krijgt, die passend is en dat elke woonvorm voelt als thuis.
Uit de beleidssignalering blijkt dat op dit moment niet duidelijk is wie verantwoordelijk
en aanspreekbaar is op de basiszorg voor Wlz patiënten zonder behandeling. Daarmee
houdt verband dat de taken van Huisarts / Specialist Ouderengeneeskunde / Arts Verstandelijk
gehandicapten onvoldoende zijn bepaald.
Zoals ik bij vraag 5 al aangaf zullen veldpartijen in lijn met de afspraken in WoZo
en IZA toegankelijkheid en organiseerbaarheid van mgz verbeteren. Vanuit zorginhoud
zal een taakverdeling tussen huisarts, specialist ouderengeneeskunde en arts VG worden
opgesteld.
Om het zorgaanbod binnen kleinschalige wooninitiatieven beter te laten aansluiten
op de zorgvraag van cliënten is het niet nodig om extra bevoegdheden toe te kennen
aan de IGJ en NZa. Wel is het belangrijk dat duidelijker wordt omschreven wie verantwoordelijk
is voor de mgz aan deze groep cliënten.
Hiertoe roepen de IGJ en NZa ook op in hun gezamenlijke beleidssignalering «Toegankelijkheid
van medisch generalistische zorg in de Wlz». In hun beleidssignalering vragen de IGJ
en NZa aandacht voor de toegankelijkheid van de basiszorg aan Wlz-cliënten in kleinschalige
wooninitiatieven.
Vraag 11 en 12
Wanneer ontvangt de Kamer de uitwerking van de verkenning die u met de NZa uitvoert
naar het VPT?
Wordt in die verkenning door u ook gekeken naar eventuele wetswijzigingen om via de
zorginkoop beter te sturen op extramurale leveringsvormen?
Antwoord 11 en 12
Ik heb uw Kamer op 7 juli 2022 de verkenning van de NZa naar het VPT7 aangeboden. In antwoord op vraag 7 heb ik aangegeven dat ik de NZa om aanvullend
advies heb gevraagd. Het advies van de NZa is primair gericht op de bekostiging. Ik
verwacht uw Kamer voor het begin van de zomer 2023 te kunnen informeren.
Vraag 13
Hoe kan de IGJ beter ingezet worden om toezicht te houden op de woonvormen zoals beschreven
in het artikel, bijvoorbeeld bij het nemen van vrijheidbeperkende maatregelen, maar
ook om de kwaliteit van zorg te borgen?
Antwoord 13
De IGJ ziet nu al toe op kleinschalige woonvormen zoals beschreven in het artikel.
Daarbij toetst de inspectie of de zorg aansluit op de behoefte van cliënten, de ingezette
zorgverleners voldoende deskundig zijn en of het bestuur stuurt op de kwaliteit en
veiligheid van de geleverde zorg. Als hier aanleiding toe is betrekt de inspectie
in haar toezicht ook de wijze waarop een aanbieder omgaat met gedwongen zorg. Voor
de inspectie is het uitgangspunt dat de geleverde zorg aansluit op het zorgprofiel
van de bewoners. De wijze waarop de zorg bekostigd wordt is daarbij niet relevant.
De inspectie heeft aangegeven de ontwikkelingen op het gebied van kleinschalige zorg
/ woonvormen voor ouderen te blijven volgen. In dit kader constateert de inspectie
een knelpunt als gaat om de basiszorg voor cliënten in kleinschalige woonvormen zonder
behandeling. Zie ook mijn antwoord op vraag 10.
Vraag 14
Wanneer wordt het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) ouderenzorg naar de Kamer
gestuurd, waarin wordt ingegaan op een toekomstbestendige ouderenzorg?
Antwoord 14
Mijn verwachting is dat het rapport dit jaar wordt afgerond en dat het begin 2023
met een kabinetsreactie naar uw Kamer kan worden gestuurd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.