Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de Geannoteerde agenda JBZ-Raad 8 en 9 december (vreemdelingen- en asielonderwerpen) (Kamerstuk 32317-790)
32 317 JBZ-Raad
Nr. 821
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 februari 2023
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de volgende stukken:
• Geannoteerde agenda van de JBZ-Raad van 8 en 9 december 2022 (Kamerstuk 32 317, nr. 790),
• Verslag van de formele JBZ-Raad van 13 en 14 oktober 2022 (Kamerstuk 32 317, nr. 785),
• Geannoteerde agenda JBZ-Raad op 13 en 14 oktober 2022 (Kamerstuk 32 317, nr. 772 en Kamerstuk 32 317, nr. 773),
• Aansprakelijkheidsvraagstuk Frontex (Kamerstuk 32 317, nr. 787),
• Schengentoetreding van Roemenië, Bulgarije en Kroatië (Kamerstuk 32 317, nr. 800).
De vragen en opmerkingen zijn op 5 december 2022 aan de Staatssecretaris van Justitie
en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 5 december zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Meijer
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie en antwoord van de Staatssecretaris
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de JBZ-Raad op 8 en 9 december 2022 (hierna: de geannoteerde agenda). Zij
hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang en de urgentie van een betere
aanpak van de grote irreguliere secundaire migratiestromen binnen de Europese Unie
(EU). De ministeriële conferentie over de Dublinverordening is dan ook een goed en
belangrijk initiatief. Deze leden lezen dat Nederland hierbij vooral met België zal
optrekken. Wat zal de inzet van de Staatssecretaris zijn bij deze conferentie? Voor
welke drukmiddelen is de Staatssecretaris bereid te pleiten om ervoor te zorgen dat
EU-lidstaten zich aan Dublin-afspraken houden? Op welke wijze kan de Europese Commissie
(EC) zich ervoor inzetten dat EU-lidstaten de opvang beter op orde krijgen, waardoor
de Raad van State het weer toestaat dat Dublin-transfers naar alle lidstaten plaatsvinden?
Is de Staatssecretaris bereid ervoor te pleiten dat de EC beter monitort in hoeverre
lidstaten het asielacquis hebben geïmplementeerd, conform de motie van het lid Brekelmans
(Kamerstuk 36 200 VI, nr. 24)? Kan de Staatssecretaris de Kamer op korte termijn informeren over de uitkomsten
van deze bijeenkomst?
Antwoord
Het kabinet zal tijdens de bijeenkomst met de andere lidstaten en de Europese Commissie
bespreken hoe de naleving van de Dublin-verordening binnen de bestaande wetgevende
kaders kan en moet worden verbeterd. Daartoe zullen de aanwezige lidstaten, waaronder
Nederland (indachtig de motie van het lid Brekelmans) de Commissie oproepen informatie-uitwisseling
tussen lidstaten te bevorderen, maar ook om zelf actuele informatie in te winnen en
te verstrekken over de opvang- en proceduresituatie in lidstaten. Het doel van deze
monitoring is om betere naleving van het Dublin-acquis en betere convergentie van
de asiel- en opvangpraktijken te bereiken, zodat secundaire migratie wordt ontmoedigd
en asielverzoeken worden afgehandeld door de lidstaat die daar verantwoordelijk voor
is. Daarnaast zullen de lidstaten verbetering van de onderlinge operationele samenwerking
verkennen, in lijn met de afspraken die Nederland eerder maakte met onder andere Duitsland
en de Benelux-landen. Het kan daarbij om samenwerking gaan die zich vooral richt op
het op kortere termijn reageren op elkaars informatie-, overname- en terugnameverzoeken.
Het kabinet heeft in aanloop naar deze conferentie hoogambtelijk overlegd met België,
onder andere om de reeds bestaande operationele samenwerking onder de Dublin-verordening
te bespreken.
De leden van de VVD-fractie zijn ook positief over het initiatief tot een ministeriële
bijeenkomst met lidstaten in Noordwest-Europa en met het Verenigd Koninkrijk. Het
Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Zweden hebben de laatste maanden gewerkt aan afspraken
met derde landen omtrent asielopvang. Welke lessen kunnen de EU-lidstaten daaruit
leren? Kan de Staatssecretaris de Kamer informeren over deze lessen, na afloop van
de bijeenkomsten?
Antwoord
Het kabinet zal deze bijeenkomst organiseren en zal onder andere met het Verenigd
Koninkrijk in gesprek gaan over het tegengaan van secundaire migratie en samenwerking
met derde landen, met het oog op het tegengaan van irreguliere migratie, het bevorderen
van terugkeer, en de aanpak van migrantensmokkel. Daarbij wordt ook bezien hoe de
operationele samenwerking tussen de deelnemende landen kan worden verbeterd, om migrantensmokkel
tegen te gaan. De focus van de bijeenkomst zal niet liggen op afspraken met derde
landen omtrent asielopvang. Het kabinet zal in het verslag van de JBZ-Raad dat uw
Kamer toekomt, ingaan op de uitkomsten van de bijeenkomst.
De leden van de VVD-fractie maken zich grote zorgen over de grote omvang van irreguliere
migratiestromen naar de EU. Deze zijn op het hoogste niveau sinds 2016. Deze leden
vinden het belangrijk dat de Staatssecretaris uitdraagt dat de huidige asielinstroom
naar de EU onhoudbaar is. Is de Staatssecretaris bereid om dit te doen? Is de Staatssecretaris
bereid om daarbij een pleidooi te houden voor het intensiveren van de binnengrenscontroles
door een groep gelijkgestemde landen, zolang de bewaking van de buitengrens onvoldoende
op orde is (conform de motie van het lid Brekelmans)? Is de Staatssecretaris bereid
om daarbij op te trekken met een groep gelijkgestemde landen in Noordwest-Europa en
daarbij het idee van een mini-Schengen voor te stellen (zoals in 2015/2016)?
Antwoord
Het kabinet werkt met gelijkgezinde landen aan een sterker, toekomst- en crisisbestendiger
Schengengebied ten aanzien van zowel de binnen- als buitengrenzen. Nederland overlegt
regelmatig met buurlanden en gelijkgezinde lidstaten over de versterking van de buitengrenzen,
het beperken van de instroom en secundaire migratie. De Schengenraad is daarvoor een
belangrijk gremium. Voor het kabinet is de meerwaarde van de Schengenraad namelijk
vooral gelegen in het feit dat lidstaten en de Commissie het functioneren van het
Schengen acquis met elkaar bespreken en elkaar – indien noodzakelijk – op politiek
niveau kunnen aanspreken op tekortkomingen in het Schengengebied. Het kabinet zal
deze JBZ-Raad dan ook aandacht vragen voor secundaire migratie. Ook zet het kabinet
zich in voor het verankeren van handelingsperspectief in de Schengengrenscode wanneer
sprake is van grootschalige secundaire migratiestromen binnen het Schengengebied.
Dit wordt ook richting de Commissie gezamenlijk met gelijkgezinde lidstaten uitgedragen.
Lidstaten als Oostenrijk, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Zweden en Frankrijk hebben
reeds binnengrenscontroles bij de Commissie genotificeerd. De motie van het lid Brekelmans1 ziet het kabinet als extra aanmoediging van bovenstaande inzet. Daarnaast kijkt het
kabinet, zoals gemeld in mijn brief van 8 november jl.2, naar welke aanvullende mitigerende maatregelen genomen kunnen worden op het gebied
van instroom, doorstroom en uitstroom. Het kabinet zal in de uitkomsten van deze intensieve
exercitie ook terugkomen op hoe de motie van het lid Brekelmans verder zal worden
uitgevoerd.
De leden van de VVD-fractie waarderen de inzet van de Staatssecretaris op het tegengaan
van migratiestromen en verwelkomen de actieplannen met derde landen om deze te beheersen.
Vindt de Staatssecretaris dat deze actieplannen voldoende opleveren? Is de Staatssecretaris
bereid ervoor te pleiten dat de EU meer drukmiddelen inzet voor het sluiten van migratiedeals;
niet alleen het afgeven van visa, maar ook toegang tot de interne markt en projecten
rondom ontwikkelingssamenwerking? Worden er naast het brede actieplan voor de Centrale
Mediterrane Route ook vergelijkbare actieplannen verwacht voor de overige migratiestromen?
Zo nee, is de Staatssecretaris bereid zich hiervoor in te zetten?
Antwoord
De samenwerking met herkomst- en doorreislanden is volgens het kabinet noodzakelijk
om als EU meer grip te krijgen op irreguliere migratie naar Europa. Dat betekent ook
dat het kabinet voorstander is van een integrale benadering en het effectief inzetten
van alle relevante instrumenten, zoals visa, handel en ontwikkelingssamenwerking.
Op verzoek van de Europese Raad in het najaar van 2021, zijn Actieplannen opgesteld
voor prioritaire landen in de focusregio’s van de EU (Noord-Afrika, Sub-Sahara Afrika,
Midden-Oosten en Westelijke Balkan). Deze actieplannen bouwen voort op eerdere voortgang
en combineren een geïntensiveerde dialoog met concrete acties en tastbare steun om
internationale samenwerking te versterken. Het zwaartepunt van de inzet verschilt
per land, maar voor elk land geldt dat terugkeersamenwerking nadrukkelijk onderdeel
van de samenwerking en dialoog is. In het voortgangsrapport3 van de Europese Commissie wordt de voortgang op het EU-externe migratiebeleid in
meer detail uiteengezet. Tijdens de extra JBZ-Raad van 25 november jl. heeft de Europese
Commissie een Actieplan voor de Centraal Mediterrane Route gepresenteerd om irreguliere
aankomsten in de Europese Unie te beperken. Zoals ook aangegeven in het verslag van
de JBZ-Raad van 25 november jl. verwelkomt het kabinet dit Actieplan, net als de aankondiging
van plannen voor de andere routes. Inmiddels heeft de Commissie ook een Actieplan
voor de Westelijke Balkan en de Oostelijk Mediterrane Route gepubliceerd4. Het kabinet steunt de Europese inzet langs vijf pilaren die in dit Actieplan wordt
voorgesteld: het versterken van grensmanagement, het versterken van terugkeersamenwerking,
het versnellen van asielprocedures en het vergroten van opvangcapaciteit, het tegengaan
van mensensmokkel en het harmoniseren van het visumbeleid van de Westelijke Balkanlanden
met het EU-visumbeleid.
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over Schengentoetreding
van Roemenië, Bulgarije en Kroatië. Zij ondersteunen de opvatting van het kabinet
dat alle voorwaarden van het Schengenacquis geïmplementeerd dienen te zijn, inclusief
het beschikken over capaciteit, middelen en procedures om de gezamenlijke buitengrenzen
effectief te beheren en uniforme Schengenvisa af te geven. Mede door de geografische
ligging van de landen, zouden zij bij toetreding een essentiële rol vervullen in het
bewaken van de buitengrenzen. Het is dus van groot belang dat aan alle voorwaarden
is voldaan, mede gezien de huidige geopolitieke ontwikkelingen. Is de Staatssecretaris
van mening dat in de drie landen alle benodigde wetgeving en regels niet alleen op
papier zijn ingevoerd, maar ook in de praktijk effectief worden geïmplementeerd? Zijn
de terechte zorgen van de Staatssecretaris rondom de rechtstaat en corruptie weggenomen?
Zo nee, deelt de Staatssecretaris de opvatting dat, gezien de hoge migratiedruk en
de actuele migratiecrisis binnen Nederland en andere EU-lidstaten, extra voorzichtigheid
en zorgvuldigheid moet worden betracht in de beoordeling of landen aan de Schengen-voorwaarden
voldoen?
Antwoord
Het kabinet deelt het standpunt van de leden van de VVD-fractie dat besluitvorming
over Schengentoetreding zorgvuldig dient plaats te vinden. Het kabinet is van mening
dat toetreding pas kan geschieden wanneer een lidstaat aan alle eisen voldoet.
In de brief van 2 december jl. is het kabinetsstandpunt ten aanzien van de Schengentoetreding
van Roemenië, Bulgarije en Kroatië uiteengezet. Het kabinet concludeert in die brief
dat het een positieve grondhouding heeft ten aanzien van een Raadsbesluit dat leidt
tot de Schengentoetreding van Kroatië, evenals Roemenië, mede indachtig motie van
het lid Van Wijngaarden5. Het kabinet acht het echter te vroeg om tijdens de aanstaande JBZ-Raad te besluiten
tot de Schengentoetreding van Bulgarije en de opheffing van de binnengrenscontroles.
Ten aanzien van Roemenië en Kroatië steunt het kabinet de conclusie van de Europese
Commissie dat wet- en regelgeving ten aanzien van het Schengenacquis ook in de praktijk
effectief wordt geïmplementeerd. Voor Kroatië is het actieplan daarover door de Commissie
in 2021 afgesloten.
Voor Roemenië geldt dat het kabinet steeds van mening geweest is dat op basis van
een Schengenevaluatie uit 2011 geen besluit over toetreding kan worden genomen. Dat
is te lang geleden om te beoordelen of regelgeving in de praktijk correct wordt toegepast.
Het kabinet verwelkomde dan ook het initiatief van Roemenië en Bulgarije voor een
vrijwillige fact-finding missie om de correcte toepassing van het Schengenacquis sinds
de laatste evaluatie te verzekeren. Daarbij heeft het kabinet steeds benadrukt dat
dit een grondige evaluatie moest zijn waarbij alle relevante beleidsterreinen aan
de orde komen, op vergelijkbare wijze als bij een Schengenevaluatie.
Vanwege de beperkte reikwijdte van de fact-finding missie die plaatsvond in Roemenië
heeft het kabinet aangedrongen op een aanvullende missie onder leiding van de Commissie,
die zou zien op de in de eerste missie ontbrekende beleidsterreinen visumbeleid, gegevensbescherming
en judiciële samenwerking in strafzaken, mede indachtig motie van het lid Van Wijngaarden.
In de week van 15 november jl. heeft de Commissie deze aanvullende missie georganiseerd.
Nederlandse experts hebben deelgenomen aan deze aanvullende missie naar Roemenië.
Op 22 november jl. heeft de Commissie het rapport met de lidstaten gedeeld. Uit de
aanvullende fact-finding missie blijkt dat het team van experts geen substantiële
tekortkomingen heeft geconstateerd op het gebied van visumbeleid, gegevensbescherming
en justitiële samenwerking in strafzaken. Het kabinet ondersteunt de conclusie ten
aanzien van Roemenië.
Waar het de rechtsstaat in Roemenië betreft verwijst het kabinet naar het uiteengezette
in de Kamerbrief. Kortgezegd waardeert het kabinet de welwillende houding van de Roemeense
regering en verwelkomt het kabinet dat er vele positieve stappen zijn gezet op het
gebied van rechtsstaat en corruptiebestrijding, zoals aangetoond in het CVM-rapport
van 22 november jl. Desalniettemin ziet het kabinet ook dat een aantal aanbevelingen
niet volledig is opgevolgd. Wel lijken de ontwikkelingen over het geheel genomen in
de juiste richting te bewegen. Al het voorgaande in ogenschouw genomen is het kabinet
voornemens in te stemmen met de Schengentoetreding van Roemenië.
Voor wat betreft Bulgarije heeft het kabinet aangegeven dat een aanvullende fact-finding
missie pas relevant is wanneer er zicht op een nieuw CVM-rapport (of een geloofwaardig
alternatief). Nederland heeft daarom besloten geen experts mee te sturen op de aanvullende
fact-finding missie naar Bulgarije. Zoals in de brief uiteengezet houdt het kabinet in afwezigheid
van een nieuw CVM-rapport, nog zorgen ten aanzien van de rechtsstaat en bestrijding
van corruptie in Bulgarije vanwege de relatie tot het functioneren van het Schengengebied
en grensbeheer.
De leden van de VVD-fractie lezen dat op het moment van het schrijven van de geannoteerde
agenda, het kabinet nog geen duidelijke uitkomst over de onderhandelingen omtrent
de verordening over het misbruik van migratiestromen voor geopolitieke doeleinden
verwacht. Instrumentalisering van migratie is een probleem waar deze leden zich grote
zorgen over maken. Deelt de Staatssecretaris de mening dat in situaties waarbij instrumentalisering
plaatsvindt, de lidstaten extra bevoegdheden moeten krijgen om versneld aanvragen
te kunnen behandelen en migranten te kunnen sturen? In de praktijk is er voor derdelanders
doorgaans geen risico op persoonlijke vervolging in het land dat hen als instrument
inzet (zoals eerder Belarus). Is de Staatssecretaris ook van mening dat dit in de
regels en procedures erkend dient te worden? Is de Staatssecretaris ook van mening
dat het effectief optreden tegen instrumentalisering van migratie in het veiligheidsbelang
van de EU en Nederland is?
Antwoord
Het kabinet deelt met de leden van de VVD-fractie, zoals ook aangegeven in het BNC-fiche
over deze ontwerpverordening6, dat lidstaten moeten worden ondersteund indien zij worden geconfronteerd worden
met een complexe situatie waarin migratie wordt geïnstrumentaliseerd. Het is van belang
dat de lidstaten de mogelijkheid geboden wordt asielverzoeken versneld maar zorgvuldig
af te doen en daarbij ongewilde secundaire migratie te voorkomen. Daarbij moeten het
recht op asiel en respect voor het principe van non-refoulement in acht worden genomen.
Onderdeel van de definitie van «instrumentalisering» is dat er een oogmerk is om de
Unie, of een lidstaat, te destabiliseren. Het kabinet is van oordeel dat hiermee ook
een veiligheidsbelang is gemoeid. Het kabinet hecht aan effectief optreden tegen instrumentalisering,
mede gezien de huidige geopolitieke situatie. Ondanks enkele openstaande bezwaren
heeft het kabinet over het algemeen een positieve grondhouding over het voorstel.
De leden van de VVD-fractie geven aan dat derdelanders doorgaans geen risico op persoonlijke
vervolging hebben in het land dat hen als instrument inzet. In wezen verwijzen zij
daarmee naar het vraagstuk omtrent veilige derde landen. De Procedurerichtlijn (en
in de toekomst de Procedureverordening) geeft specifieke regels voor het toepassen
van dit vraagstuk. Een «veilig derde land» is volgens de regelgeving een land waar
een vreemdeling niet wordt onderworpen aan vluchtelingrechtelijke vervolging, waar
geen risico op ernstige schade bestaat, waar het beginsel van non-refoulement wordt
nageleefd en waar de mogelijkheid bestaat om de vluchtelingenstatus te verzoeken en
bescherming te ontvangen. Voorts moet sprake zijn van een band tussen de verzoeker
en het betrokken derde land, op grond waarvan het voor de betrokkene redelijk zou
zijn naar dat land te gaan. Nederland zet er in het kader van de onderhandelingen
over de Procedurerichlijn op in om een ruimere interpretatie van dit «bandencriterium»
mogelijk te maken. Verder moet het betrokken derde land de verzoeker toelaten op zijn
grondgebied. Zo bezien kan een land dat migranten inzet als instrument niet zonder
meer worden aangemerkt als veilig derde land.
De leden van de VVD-fractie ondersteunen de aanpak van het kabinet omtrent de Eurodac-verordening.
Gezien de huidige migratieproblemen in de EU vinden deze leden het belangrijk dat
hier snel duidelijke afspraken over worden gemaakt. Deelt de Staatssecretaris de mening
dat er geen sprake kan zijn van meer solidariteit totdat de secundaire migratiestromen
substantieel afnemen?
Antwoord
Voor het kabinet is het terugdringen van secundaire migratie, zowel binnen en buiten
de context van Asiel- en Migratiepact, een prioriteit. Binnen de kaders van het Pact
zet kabinet zet daarvoor onder andere in op spoedige afronding van de Eurodac- en
Screeningsverordening. De Eurodac-verordening beoogt verbetering van de registratie
van asielzoekers. De screeningsverordening bevat afspraken over de screening en controle
van personen die het Schengengebied ongeautoriseerd binnenkomen. Beide verordeningen
zijn voor Nederland van belang met het oog op het tegengaan van secundaire migratie.
Daarnaast schept de screeningsverordening de juiste kaders voor het later kunnen invoeren
van een verplichte asielgrensprocedure. Op het Coreper van 7 december zal het Voorzitterschap
aan de lidstaten het mandaat vragen te starten met de trilogen met het Europees Parlement
op de Eurodac- en Screeningsverordening. Daarvoor zal het Voorzitterschap aan de lidstaten
voorleggen of zij bereid zijn ook te werken aan afronding van de Kwalificatieverordening,
de EU-hervestigingsverordening en de herziene Opvangrichtlijn. Deze wetgevende voorstellen
dateren uit 2016 en zijn nadien onderwerp geweest van meerdere besprekingsrondes tussen
de lidstaten en het Europees Parlement. Het resultaat dat nu aan de lidstaten wordt
voorgelegd als uitgangspunt is een onderhandelingsresultaat van medio 2018. Gezien
het grote belang dat het kabinet hecht aan het tegen kunnen gaan in de EU van secundaire
stromen zal het kabinet in Coreper de start van de trilogen op Eurodac- en Screeningsverordening
steunen. De herziene Opvangrichtlijn die ook wordt geagendeerd bevat enkele voorstellen
die ruimte bieden de opvang van Dublin-claimanten te versoberen vanaf het moment dat
een Dublinbeschikking geslagen is. Dit verwelkomt het kabinet, omdat ook dit prikkels
voor secundaire migratie kan verminderen. Het kabinet heeft echter ook enkele bezwaren
bij het in 2018 behaalde voorlopige akkoord met het Europees Parlement. Nederland
zal daarom steun voor de afronding van deze wetsvoorstellen uiteindelijk zal baseren
op de balans in de behaalde onderhandelingsresultaten op de Screening- en Eurodac-verordening.
In het algemeen is het kabinetsstandpunt dat voor stappen binnen het Asiel- en Migratiepact
balans nodig is tussen solidariteit en verantwoordelijkheid. Het terugdringen van
secundaire migratiestromen maakt onderdeel uit van die balans.
De leden van de VVD-fractie zijn groot voorstander van een snelle implementatie van
het EU-entry-exit-system (EES), maar hebben zorgen over de praktische consequenties.
Is de Staatssecretaris van mening dat het voor de Nederlandse luchthavens haalbaar
is om het EES per 1 mei 2023 te implementeren? Kan de Staatssecretaris er bij de EC
op aandringen om meer duidelijkheid te geven over wat bedoeld wordt met een geleidelijke
implementatie? Wat wordt van luchthavens verwacht per 1 mei 2023? Is fysiek toezicht
op het afnemen van vingerafdrukken noodzakelijk, of is het mogelijk om dit met cameratoezicht
uit te voeren? En wanneer wordt verwacht dat EU-LISA geïmplementeerd is en gebruikt
kan worden?
Antwoord
Overeenkomstig de EES-verordening beslist de Europese Commissie over de datum waarop
het EES in gebruik wordt genomen. Deze datum wordt bepaald op basis van gereed meldingen
van de lidstaten en eu-LISA. Voor Nederland is een effectieve en tijdige implementatie
van EES van belang. Nederland rapporteert al geruime tijd aan de Europese Commissie
7 maanden nodig te hebben na oplevering van de testomgeving van het Europese Centrale
EES. Deze periode is nodig voor finale technische- en functionele testen van het EES
in gekoppelde nationale systemen en het opleiden van personeel dat met deze systemen
werkt.
In juli jl. heeft de Europese Commissie in de JBZ-raad gemeld te werken aan een scenario
voor een geleidelijke aanpak voor grensdoorlaatposten met een hoge piekbelasting.
Op dit moment werken de Europese Commissie en de lidstaten aan de laatste uitwerking
alvorens deze politiek bekrachtigd kan worden. De Kamer zal na vaststelling van deze
aanpak nader geïnformeerd worden.
De Schengengrenscode en de EES verordening schrijven de vereisten voor op welke wijze
gegevens en biometrie geregistreerd en geverifieerd moeten worden. Er zijn verschillende
processen mogelijk voor de registratie en verificatie van biometrische gegevens. Indien
de biometrie is afgenomen middels een zelfbedieningssysteem, dient hier door een grenswachter
toezicht op te worden gehouden. Hierbij kan de grenswachter ondersteund worden met
technologische middelen zoals camera’s. Op de grensdoorlaatposten wordt door betrokken
stakeholders, bestaande uit publiek en private partners, nauw samengewerkt voor een
effectieve implementatie.
Eu-LISA is het Europees Agentschap voor grootschalige IT-systemen dat sinds 2012 operationeel
is. Op dit moment werkt eu-LISA nog aan het opleveren van het centrale EES. Dit proces
kent de nodige uitdagingen. Nederland zal blijven benadrukken dat een randvoorwaarde
voor het behalen van de doelstellingen van de verordeningen is, dat er ook voldoende
tijd is voor nationale implementatie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Ministeriële bijeenkomsten migratie rondom de JBZ-Raad
De leden van de D66-fractie lezen dat de Staatssecretaris zal spreken over de Dublinverordening.
Afspraken moeten uiteraard worden nagekomen, dus deze leden moedigen dat aan. Tegelijkertijd
vragen zij of de Staatssecretaris met hen van mening is dat humane opvang aan de grenzen
van Europa noodzakelijk is voor een goed functionerend Dublin-systeem. Kan de Staatssecretaris
toezeggen het een prioriteit te maken om met zijn collega’s te spreken over het zo
snel mogelijk terugbrengen van de opvang naar humaan niveau? Kan de Staatssecretaris
de «kortere deadlines» verder toelichten en daarbij aangeven hoe ervoor gezorgd zal
worden dat kortere deadlines niet leiden tot onzorgvuldige procedures?
Antwoord
Het kabinet verwijst ook naar het antwoord op een eerdere vraag van de leden van de
VVD-fractie over de kabinetsinzet voor de bijeenkomst over de Dublin-verordening.
De lidstaten zullen tijdens die bijeenkomst de Europese Commissie oproepen tot het
monitoren en analyseren van de asiel- en opvangsituatie in lidstaten. De kortere deadlines
hebben betrekking op de inkorten van de termijnen waarop de betrokken lidstaten reageren
op ingediende informatie-, overname- en terugnameverzoeken. De EU-Dublinverordening
biedt aan lidstaten de ruimte om dat te doen. Dergelijke vlottere Dublinprocedures
hoevengeen negatief effect te hebben op de zorgvuldigheid ervan.
De leden van de D66-fractie vragen welke verwachtingen de Staatssecretaris heeft van
de ministeriële bijeenkomst met de groep lidstaten in Noordwest-Europa. Welke voorstellen
is hij van plan hier te doen? Deze leden vragen de Staatssecretaris om solidariteit
hoog op de agenda te zetten en niet slechts als sluitstuk op tafel te leggen. Zonder
solidariteit richting grenslanden zal het moeilijk zijn om stappen te zetten, zo menen
deze leden. Zij vragen de Staatssecretaris daarom om dit mee te nemen in voorstellen
voor afspraken met een kleine groep lidstaten
Antwoord
De bespreking met deze landen, in aanwezigheid van de Europese Commissie, staat in
het teken van het tegengaan van secundaire migratiestromen binnen de EU en naar het
VK, en het samenwerken met derde landen om bijvoorbeeld migrantensmokkel tegen te
gaan. Ten aanzien van het Pact blijft het kabinet inzetten op een balans tussen solidariteit
en verantwoordelijkheid. Het kabinet zal uw Kamer na afloop informeren over de conclusies
van de bespreking in het verslag van de JBZ-Raad.
Toepassing Schengenacquis in Bulgarije, Kroatië en Roemenië
De leden van de D66-fractie zijn positief over het feit dat Kroatië en Roemenië voldoen
aan de eisen van Schengentoetreding. Deze leden vragen om gelijktijdig bij de Roemeense
regering aan te dringen op een spoedige oplossing voor het langslepende vraagstuk
rondom Multraship. Kan de Staatssecretaris hierop reageren?
Antwoord
Het langslepende conflict rond Multraship is vanuit de Nederlandse overheid al diverse
keren en op verschillende niveaus besproken met de Roemeense autoriteiten. De Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft het bedrijf eerder dit
jaar te kennen gegeven de kwestie te willen bespreken met haar Roemeense ambtgenoot.
Ook de Minister-President heeft recentelijk gesproken met vertegenwoordigers van dit
bedrijf. Op dit moment wordt gezocht naar een geëigend moment voor Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking om bij de Roemeense autoriteiten wederom aan te
dringen op een oplossing.
De leden van de D66-fractie horen graag van de Staatssecretaris waarom het kabinet,
ondanks de positieve beoordeling al in 2011, niet positief staat ten aanzien van de
toetreding van Bulgarije tot Schengen. Gelden er voor Bulgarije andere maatstaven?
Waarom is Nederland niet aangesloten bij de tweede fact finding missie van de EC tijdens
evaluatiebezoeken in november 2022? Acht de Staatssecretaris het niet vreemd dat Nederland
niet deelneemt aan de fact finding missie met Bulgarije maar desondanks de conclusies
van de missie terzijde schuift? Op basis van welke feiten concludeert de Staatssecretaris
dat de EC bevindingen, dat Bulgarije ook op de drie resterende beleidsvelden aan de
technische vereisten van het Schengenacquis voldoet, niet het geval zijn? Op basis
van welke feiten en onderzoeken heeft de Staatssecretaris de algehele keuze gemaakt
om dit onderzoek terzijde te schuiven? Acht de Staatssecretaris het nuttig om fact
finding missies te houden als lidstaten zonder eigen onderzoek zulke feitenonderzoeken
terzijde kunnen schuiven?
Antwoord
Zoals uw Kamer bekend volgt het kabinet de trajecten tot Schengentoetreding kritisch
en beoordeelt het daarbij elke lidstaat op zijn merites. Dat betekent dat toetreding
plaats kan vinden als een lidstaat, of dat nu Roemenië, Bulgarije of Kroatië is, aan
alle eisen van het Schengenacquis voldoet. Het kabinet onderstreept in dit verband
het belang van naleving van fundamentele rechten bij de uitvoering van het Schengenacquis,
in het bijzonder gedurende (buiten)grensbeheer. Daarnaast hecht het kabinet aan een
rapport van het Coöperatie- en Verificatiemechanisme (CVM) waaruit blijkt dat significante
voortgang is geboekt op het gebied van de rechtsstaat en corruptiebestrijding. Een
goed functionerende rechtsstaat met voldoende instrumenten om corruptie en georganiseerde
misdaad aan te pakken is immers essentieel voor onderlinge samenwerking tussen EU-lidstaten
en het functioneren van het Schengengebied. Het kabinet hecht eraan dat politieke
besluiten over Schengentoetreding worden genomen op basis van recente informatie en
blijvende monitoring. Het kabinet is bekend met de fact-finding missies onder leiding
van de Commissie en stipt deze ook aan in de brief. Wat het kabinet betreft kwam het
besluit tot deze aanvullende missie voor Bulgarije echter te vroeg. Het kabinet heeft
naar voren gebracht dat een aanvullende missie naar Bulgarije voor Nederland pas relevant
is wanneer er zicht is op een nieuw CVM-rapport (of een geloofwaardig alternatief).
Het kabinet schuift de uitkomsten dus niet terzijde, maar zal de resultaten ervan
later wegen. Nederland heeft daarom besloten geen experts mee te sturen op de aanvullende
fact-finding missie naar Bulgarije.
De leden van de D66-fractie horen graag waarom de Staatssecretaris een standpunt inneemt
dat ten koste gaat van de bescherming van onze buitengrenzen. Immers, als Bulgarije
de capaciteit die nu wordt ingezet aan de EU-grens kan inzetten aan de buitengrens,
dan gaat dat een positieve werking hebben op het beheersbaar maken van de forse irreguliere
migratie die daar plaatsvindt.
Antwoord
Het kabinet hecht eraan dat buitengrensbewaking van zeer hoge kwaliteit moet zijn.
De inzet van het kabinet is daarop gericht. Daar hoort bij dat Bulgarije eerst voortuitgang
moet laten zien op het gebied van rechtsstaat en aanpak van corruptie en georganiseerde
misdaad, alvorens Bulgarije zou kunnen toetreden tot het Schengengebied. Verplaatsing
van capaciteit aan de grenzen is daar geen oplossing voor.
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet eist dat er een nieuw Cooperation
and Verification Mechanism (CVM)-rapport wordt opgesteld bovenop het laatste CVM-rapport
voor Bulgarije uit 2019. Is dit een juridisch formele stap in de toetredingsprocedure
tot Schengen? Zo nee, waarop baseert het kabinet dan deze extra geïntroduceerde stap?
Acht de Staatssecretaris het wenselijk dat we zomaar afwijken van geformaliseerde
procedures? Acht de Staatssecretaris dit in overeenstemming met de houding van een
«strikt en fair» toetredingsbeleid in de EU zoals vastgelegd in het coalitieakkoord
(bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77)?
Antwoord
Het kabinet heeft reeds in 2011 de politieke koppeling gemaakt tussen Schengentoetreding
en het CVM en de rechtsstaat, mede op verzoek van uw Kamer. Dat is door uw Kamer recent
nog bevestigd in de motie van het lid Van Wijngaarden.7 Het kabinet is van mening dat een goed functionerende rechtsstaat met voldoende instrumenten
om corruptie en, voor Bulgarije, georganiseerde misdaad aan te pakken essentieel is
voor onderlinge samenwerking tussen EU-lidstaten en het functioneren van het Schengengebied.
Tekortkomingen in de aanpak van corruptie en georganiseerde misdaad kunnen grote gevolgen
hebben voor de veiligheid van het Schengengebied.
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet eist dat er een nieuw Cooperation
and Verification Mechanism (CVM)-rapport wordt opgesteld bovenop het laatste CVM-rapport
voor Bulgarije uit 2019. Is dit een juridisch formele stap in de toetredingsprocedure
tot Schengen? Zo nee, waarop baseert het kabinet dan deze extra geïntroduceerde stap?
Acht de Staatssecretaris het wenselijk dat we zomaar afwijken van geformaliseerde
procedures? Acht de Staatssecretaris dit in overeenstemming met de houding van een
«strikt en fair» toetredingsbeleid in de EU zoals vastgelegd in het coalitieakkoord?
Antwoord
Het kabinet is inderdaad niet principieel tegen de toetreding van deze drie landen,
en is van mening dat zij kunnen toetreden wanneer zij aan alle voorwaarden voldoen.
Tijdens het betreffende debat dat door de leden van de D66-fractie wordt aangehaald,
heeft de Minister-President niet geconcludeerd dat zij er alle drie klaar voor zijn,
maar juist de nog openstaande bezwaren geschetst. Daarbij ging hij ten aanzien van
Bulgarije in op het CVM.
Deze leden horen graag van de Staatssecretaris in detail welke stappen op het gebied
van de rechtstaat en corruptie Bulgarije nu verwacht worden om te nemen. Worden deze
benodigde stappen ook helder richting Bulgarije gecommuniceerd door de Staatssecretaris?
Antwoord
Het kabinet is net als voorgaande jaren van mening dat het CVM voor Bulgarije (net
als voor Roemenië]) pas kan worden beëindigd indien volledig is voldaan aan alle ijkpunten
en aanbevelingen en de doorgevoerde hervormingen als duurzaam en onomkeerbaar kunnen
worden beschouwd.8 Het kabinet heeft, met het oog op het functioneren van het Schengengebied, nog steeds
zorgen, met name over het ontbreken van en zicht op aanpak en berechting van corruptiezaken,
en over de anti-corruptiecommissie, en benadrukt dit in bilaterale contacten.
De leden van de D66-fractie horen graag welk effect wordt verwacht door de Staatssecretaris
op de afwijzing van Bulgarije op de toetreding van Roemenië gezien de koppeling.
Antwoord
Het Voorzitterschap heeft op de JBZ-Raad vooralsnog twee Raadsbesluiten geagendeerd:
één voor Kroatië en één voor Roemenië en Bulgarije. De Raad besluit met unanimiteit
over de Raadsbesluiten. Het Voorzitterschap besluit over de wijze van agendering.
En op de toetreding van Noord-Macedonië die momenteel door Bulgarije wordt tegengehouden.
Antwoord
Dankzij een compromisvoorstel van het voormalige Franse voorzitterschap heeft Bulgarije
de blokkade van het onderhandelingsraamwerk voor Noord-Macedonië opgeheven. Op 19 juli
vonden de eerste Intergouvernementele Conferenties (IGC’s) met Noord-Macedonië en
Albanië plaats. De onderhandelingen met Noord-Macedonië zullen starten zodra de Macedonische
Grondwet is aangepast, als onderdeel van het Franse voorstel.
Verordening over het aanpakken van situaties van instrumentalisering op het gebied
van migratie en asiel
De leden van de D66-fractie lezen dat er discussie plaatsvindt over de waarborgen
voor aanvragers. Kan de Staatssecretaris dit verder duiden? Welke discussie vindt
er plaats, wat vinden andere lidstaten en wat vindt Nederland? Wat is voor de Staatssecretaris
de ondergrens op het gebied van de waarborgen voor aanvragers? Heeft hij er vertrouwen
in dat die ondergrens wordt behouden? Zo nee, hoe gaat hij er dan voor zorgen dat
fundamentele rechten áltijd worden nageleefd? Bij deze leden leeft ook de zorg dat
niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) worden belemmerd in hun werk indien er sprake
zou zijn van instrumentalisering. Kan de Staatssecretaris garanderen dat dit soort
organisaties altijd hulp kunnen bieden? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat we geen herhaling
krijgen zoals in Polen vorig jaar, waar onder andere ngo’s en media de toegang tot
grensgebied werd ontzegd? Verder merken deze leden op dat verschillende lidstaten
kritisch zijn op het voorstel omdat mensenrechten niet voldoende gewaarborgd worden.
Hoe reflecteert de Staatssecretaris op de posities van deze lidstaten? Is hij bereid
zich bij hun kritische geluid aan te sluiten?
Antwoord
Vooropgesteld, het Voorzitterschap wenst een zogeheten gedeeltelijke Raadspositie
aan te nemen tijdens de Raad. Dat betekent dat dit geen volledige Raadspositie is,
een aantal teksten zullen tussen blokhaken (blijven) staan en zijn geen onderdeel
van de Raadspositie.
Zoals aangegeven in de geannoteerde agenda zijn er grofweg twee posities binnen de
onderhandelingen te onderscheiden, namelijk een aantal lidstaten dat meer bevoegdheden
wenst in geval van een situatie van instrumentalisering, en een andere groep lidstaten
die focust op fundamentele rechten. Een aantal lidstaten was van mening dat in de
tekst van de verordening meer de nadruk moet worden gelegd op de noodzakelijkheid
en proportionaliteit van te nemen maatregelen. Deze lidstaten vinden dat hulporganisaties
toegang moeten blijven houden tot aanvragers en dat humanitaire operaties niet zomaar
als instrumentalisering moeten kunnen worden aangemerkt. Ook Nederland heeft dit standpunt
tijdens de onderhandelingen uitgedragen. Dit heeft geleid tot aanpassingen in de tekst
van de overwegingen van de verordening, waarin nu wordt benoemd dat situaties waarin
niet-statelijke actoren betrokken zijn bij georganiseerde misdaad, met name mensensmokkel,
niet mogen worden beschouwd als instrumentalisering van migranten, zolang er geen
oogmerk is de Unie of een lidstaat te destabiliseren. Humanitaire hulpoperaties mogen
niet worden beschouwd als actoren die migranten instrumentaliseren zolang het niet
de bedoeling is de Unie of een lidstaat te destabiliseren.
Wat de zorgen betreft van de leden van de D66-fractie over voldoende waarborgen voor
aanvragers, hecht het kabinet eraan Uw kamer mede te delen dat op verzoek van onder
meer Nederland het Voorzitterschap verwijzingen naar de Procedureverordening in het
voorstel heeft opgenomen, zodat in de verordening rekenschap wordt gegeven van de
waarborgen voor aanvragers van internationale bescherming, zoals het recht een asielaanvraag
in te dienen, het recht op informatie over de procedure, het recht op rechtsbijstand
en een tolk en contact met UNHCR of andere organisaties.
Gezien het uiteenlopende krachtenveld is het nog niet duidelijk of het zal lukken
een gedeeltelijke Raadspositie aan te nemen. Het kabinet is niet onverdeeld positief
over de overeengekomen tekst, maar hecht zeer aan het hebben van handelingsperspectief
wanneer om geopolitieke redenen een lidstaat of de Unie onder druk wordt gezet. Zeker
in het licht van de huidige geopolitieke context waarin de Unie verkeert.
Russische agressie tegen Oekraïne
De leden van de D66-fractie juichen gesprekken over de lange termijn met betrekking
tot Oekraïense ontheemden toe. Zij vragen daarbij aan de Staatssecretaris welke plannen
hij verwacht voor de komende winter en op welke manier Nederland kan bijdragen, zowel
in de buurlanden als in Oekraïne zelf. Wordt er ook gesproken over vluchtelingen uit
Rusland? Kan de Staatssecretaris daarnaast schetsen of en waar een toename van Russische
vluchtelingen zichtbaar is, zowel binnen de EU als in de omringende landen? Hoe gaan
deze verschillende landen om met deze groep?
Antwoord
Het kabinet werkt aan plannen voor zowel de lange als korte termijn in het kader van
het bieden van opvang aan ontheemden uit Oekraïne in Nederland. Met de winter in aantocht,
is het van belang om goed voorbereid te zijn op eventuele nieuwe instroom. Het kabinet
monitort de situatie daarom nauwgezet – onder meer via het Europese Blueprint-netwerk,
dat migratiebewegingen monitort – en zet zich er vol voor in om te zorgen dat ook
bij nieuwe, grootschalige instroom voldoende capaciteit is om hen adequaat op te vangen.
Dat gebeurt in samenwerking met de veiligheidsregio’s.
Op Europees niveau participeert Nederland in het Solidariteitsplatform, dat onder
leiding staat van de Europese Commissie, waarin lidstaten met elkaar informatie en
ervaringen uitwisselen op het gebied van de opvang van ontheemden uit Oekraïne. Onderwerpen
die hier de revue passeren zijn onder andere het bieden van adequate opvang en onderwijs
en het waarborgen van de veiligheid van alleenstaande minderjarige vreemdelingen.
Ook is het mogelijk voor lidstaten om hulpverzoek te doen voor ondersteuning uit andere
lidstaten. Het kabinet heeft tot dusver geen dergelijke hulpverzoeken gekregen.
Materiële hulp aan Oekraïne en Moldavië wordt door de EU gecoördineerd via het Europese
civiele beschermingsmechanisme (UCPM). Hier maakt Nederland ook deel van uit. Door
UCPM zijn hubs opgericht in Polen, Roemenië en Slowakije waar hulpgoederen aan Oekraïne
worden geleverd. Nederland heeft met name een bijdrage geleverd in het verstrekken
van medische hulpgoederen. Ook levert Nederland financiële, humanitaire steun aan
onder meer het Ukranian Humanitarian Fund van het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden (OCHA) en aan
de Samenwerkende Hulp Organisaties. Nederland ondersteunt Moldavië door deelname aan
het Moldova Support Platform dat begin dit jaar is opgericht door verschillende lidstaten
om Moldavië in zware tijden bij te staan en door de pledge om 500 ontheemden uit Oekraïne
die nu in Moldavië verblijven over te nemen, als onderdeel van een initiatief waarbij
meerdere Europese lidstaten bij betrokken zijn. Om Oekraïne te ondersteunen in de
komende winterperiode, levert Nederland ook een financiële bijdrage van 180 miljoen
euro, die onder meer gericht is op het herstel van elektriciteitsvoorzieningen.
Op basis van informatie uit het Europese Blueprint-netwerk ontstaat het beeld dat
er nog steeds vluchtelingen vanuit Rusland de Europese Unie binnen komen, met name
richting Letland, Finland, Litouwen, Estland en Polen. Er was in november geen sprake
van een toename van de instroom ten opzichte van oktober. Na de afkondiging van de
gedeeltelijke mobilisatie in Rusland is er op Europees niveau gesproken over een gebalanceerde
en gecoördineerde aanpak, waarna richtsnoeren op het gebied van visumafgifte aan en
grenscontrole van burgers uit Rusland zijn aangescherpt.
Externe dimensie van de migratie en de situatie langs de belangrijkste migratieroutes
Is er bij de extra JBZ-Raad gesproken over een mechanisme om asielzoekers na ontscheping
over de lidstaten te verdelen, zo vragen de leden van de D66-fractie. Zo nee, dan
vragen zij de Staatssecretaris dit op te brengen tijdens de komende JBZ-Raad.
Antwoord
Tijdens de extra JBZ-Raad van 25 november jl. hebben enkele lidstaten opgeroepen tot
de oprichting van een dergelijk mechanisme. Over een structureel solidariteitsmechanisme
om lidstaten onder disproportionele migratiedruk te ontlasten, vinden voortdurend
besprekingen plaats in het kader van de onderhandelingen over het Asiel- en migratiepact.
Ook op de komende JBZ-raad zal de voortgang op het Pact op de agenda staan. Het standpunt
van het kabinet is dat stappen op solidariteit altijd in balans moeten zijn met stappen
op verantwoordelijkheid. Wat de inrichting van een solidariteitsmechanisme betreft
acht het kabinet het niet wenselijk dat voor personen die ontscheept worden na een
Search and Rescue (SAR)-operatie andere procedures gelden dan voor migranten die op
andere wijze de EU binnen reizen, gezien de mogelijke aanzuigende werking die dit
kan hebben op het wagen van een levensgevaarlijke oversteek via zee.
Werklunch: EU-terugkeerbeleid en samenwerking met derde landen
De leden van de D66-fractie hebben gezien dat, ondanks eerdere ontkenning hiervan,
een afspraak met Marokko is gemaakt waarin zowel migratie als het respecteren van
elkaars binnenlandse gelegenheden zijn opgenomen. Wat betekent dit in de praktijk,
zo vragen deze leden. Zijn in Europees verband ook afspraken met Marokko gemaakt?
Zo ja, hoe staan deze in verhouding tot de afspraken die Nederland met Marokko heeft
gemaakt?
Antwoord
Er zijn met Marokko geen afspraken gemaakt dat Nederland zich niet kritisch mag uitlaten
over mensenrechten. In het actieplan waarnaar uw leden verwijzen is alleen een bevestiging
van een bestaande regel in het internationaal recht opgenomen dat beide landen elkaars
soevereiniteit respecteren en zich niet mengen in interne zaken. Mensenrechten is
een regulier onderdeel van de politieke dialoog tussen beide landen, dit is ook zo
opgenomen in het publieke gezamenlijk communiqué9 (11 mei 2022) naar aanleiding van een bilateraal gesprek tussen beide Ministers van
Buitenlandse Zaken. De basis voor de samenwerking tussen de EU en Marokko is de EU-
Marokko Associatieovereenkomst uit 2000, en de gezamenlijke EU-Marokko verklaring
uit 2019. In het actieplan wordt ook verwezen naar deze laatste verklaring en dit
bilaterale actieplan ligt daarmee in het verlengde van de EU-Marokko samenwerking.
In deze verklaring, en in het associatieverdrag, zijn mensenrechten ook benoemd als
fundamenteel onderdeel van de samenwerking.
Asiel en migratie
De leden van de D66-fractie moedigen de verdere behandeling van het pact aan. Deze
leden lezen dat de Staatssecretaris van mening is dat lidstaten onder hun verantwoordelijkheid
voor solidariteit uit kunnen komen als de druk op het nationale asielsysteem te hoog
is. Dit roept de zorg op dat lidstaten hun eigen asielstelsel alleen maar verder zullen
uitkleden zodat zij zich hierop kunnen beroepen. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor
zorgen dat een dergelijke perverse prikkel geen werkelijkheid wordt? Welke objectieve
criteria wil hij hieraan verbinden?
Antwoord
Zoals aangegeven in het BNC-fiche over de AMMR-verordening10, waarin ook het standpunt van het kabinet over een solidariteitsmechanisme is opgenomen,
is het kabinet van mening dat het bepalen van een solidariteitsbijdrage bij voorkeur
plaatsvindt aan de hand van objectieve criteria. Daarbij kan gedacht worden aan criteria
als het aantal ingediende asielverzoeken, het aantal verstrekte vergunningen en het
aantal geeffectueerde terugkeer in een bepaalde periode.
PVV
De leden van de PVV-fractie zijn pertinent tegen elke vorm van uitbreiding van Schengen.
Naast deze principiële opstelling snappen deze leden niet waarom de Staatssecretaris
instemt met de toelating van corrupte halve bananenrepublieken tot de Schengenzone.
Waarom kiest de Staatssecretaris ervoor om onze grenzen wagenwijd open te zetten voor
criminele bendes en louche mensensmokkelaars uit Roemenië en Kroatië?
Antwoord
Het kabinet is van mening dat een lidstaat kan toetreden tot het Schengengebied als
een lidstaat aan alle voorwaarden voldoet. Voor Roemenië en Kroatië heeft het kabinet
geconstateerd dat dit het geval is. Deze landen zijn uitgebreid geëvalueerd op de
staat en kwaliteit van hun buitengrenzen. Het kabinet moedigt hen aan hun grenzen
grondig te blijven bewaken, bijvoorbeeld door verdere inzet en ondersteuning van Frontex
of het opzetten van asielgrensprocedures.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris ook of hij net als deze leden
van mening is dat de toetreding van Roemenië en Kroatië potentieel tot extra migrantenstromen
richting Nederland zal leiden. Zo nee, is de Staatssecretaris ermee bekend dat de
grenzen van Kroatië een belangrijk onderdeel vormen in het afsluiten van de Balkanroute
voor illegale (asiel)migranten?
Antwoord
De Commissie heeft vastgesteld dat de buitengrenzen van Kroatië en Roemenië op orde
zijn en er aldus geen aanleiding is te veronderstellen dat toetreding leidt tot een
toename van irreguliere migratie, het Schengengebied in. In beide landen wordt ook
Frontex ingezet. Verder verwijst het kabinet graag naar de beantwoording op de vraag
van de leden van de VVD-fractie over het Actieplan Westelijke Balkan dat de Commissie
op 5 december jl. presenteerde.
Waarom maakt het de Staatssecretaris het voor illegale (asiel)migranten nog makkelijker
om door te reizen naar Nederland, door Kroatië en Roemenië toe te laten tot de open
grenzen van Schengen, zo vragen de leden van de PVV-fractie. Hoe verhoudt dit zich
tot de uitspraken van de VVD-leider en tevens Minister-President Rutte om de asielinstroom
te beperken?
Antwoord
Het kabinet zet zich in Europa al geruime tijd in voor het versterken van de buitengrenzen
en het tegengaan van secundaire, irreguliere migratiestromen. Zo pleit het kabinet
voor een robuust asielsysteem met screening- en asielprocedures aan de grens, evenals
het volledig benutten van het mandaat van Frontex. Zoals hierboven gesteld, worden
landen die toetreden tot Schengen zijn uitgebreid geëvalueerd op de staat en kwaliteit
van hun buitengrenzen.
Vorige week kwamen er weer 1.100 asielzoekers naar Nederland. Is de Staatssecretaris
bereid om per direct Schengen op te schorten, grenscontroles in te voeren en alle
asielmigranten die via een veilig buurland Nederland proberen in te reizen aan de
grens terug te duwen naar een van deze veilige buurlanden, zo vragen de leden van
de PVV-fractie. Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het kabinet verwijst naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie
over het samenwerken met ons omringende landen op het gebied van grensbeleid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en hebben
hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
De ministeriële conferentie over de Dublinverordening op de vooravond van de JBZ-Raad
wordt positief ontvangen door de leden van de CDA-fractie. Inhoudelijk wordt aangegeven
wat lidstaten kunnen doen en afspraken over de verbetering van de onderlinge samenwerking
zullen ook worden gemaakt. Deze leden vragen de Staatssecretaris welke concrete voorstellen
Nederland gaat doen op deze ministeriële conferentie als het gaat om wat individuele
lidstaten kunnen doen. Welke opties zien wij als Nederland die een bijdrage kunnen
leveren aan het krijgen van grip op migratie?
Antwoord
Het kabinet verwijst naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie
over de kabinetsinzet voor de ministeriële conferentie over de Dublinverordening.
Het kabinet ziet de conferentie als een stap om te komen tot een beter functionerend
Dublinsysteem en daarmee meer grip te krijgen op secundaire migratie binnen de Unie.
Dit wenst het kabinet te bereiken door versterkte operationele samenwerking te verkennen
met de deelnemende lidstaten. Daarnaast zet het kabinet in op betere informatie-uitwisseling
tussen lidstaten en actieve informatieverstrekking door de Commissie, zodat meer zicht
is op de werking van het asiel- en opvangstelsel in de lidstaten.
Ziet de Staatssecretaris iets in de intensivering van de Mobiel Toezicht Veiligheid
(MTV)-controles in samenwerking met deze landen, conform de ruimte die het Schengenacquis
biedt?
Antwoord
Zoals uw Kamer bekend, heeft de Koninklijke Marechaussee (KMar) vanaf 12 november
jl. het mobiel toezicht veiligheid (MTV) geïntensiveerd om gerichter bij te dragen
aan het tegengaan irreguliere migratie, mensensmokkel en overbelasting van de Nederlandse
asielketen. Verder verwijst het kabinet graag naar het antwoord op de vraag van de
leden van de VVD-fractie over samenwerking met ons omringende landen op het gebied
van grensbeheer.
Daarnaast vragen deze leden of er de mogelijkheid is dat bij het verslag van de JBZ-Raad
een verslag over de ministeriële bijeenkomst rond migratie bijgevoegd kan worden,
inclusief de besproken maatregelen en gemaakte afspraken.
Antwoord
Het kabinet zal uw Kamer inderdaad bij verzending van het verslag van de JBZ-Raad
ook een verslag doen toekomen van de ministeriële bijeenkomsten die en marge van de
JBZ-Raad hebben plaatsgevonden.
De ministeriële bijeenkomst die mogelijk georganiseerd wordt door Nederland zal ook
gaan over de zogeheten small boats op het kanaal en samen met gelijkgezinde landen
op te trekken om meer grip te krijgen op de instroom, migratieafspraken en de naleving
van de Dublin-afspraken. De leden van de CDA-fractie vragen bij de discussie over
de small boats hoeveel signaleringen van dergelijke small boats op dit moment op jaarlijkse
basis in de Nederlandse territoriale wateren zijn. Worden er mensen met small boats
voor de Europese kust gesignaleerd en hoe handelen wij hier als Nederland in?
Antwoord
Het kabinet organiseert deze bijeenkomst om in gesprek te gaan met de deelnemende
lidstaten over samenwerking met derde landen, met het oog op het tegengaan van irreguliere
aankomsten in Europa en migrantensmokkel. In dat kader zal mogelijk ook de small boats problematiek aan de orde komen. Met name Frankrijk heeft te maken met de small-boats problematiek. De positie van Nederland in die discussie is er één van doorreisland.
Het komt voor dat migranten en mensensmokkelaars Nederland gebruiken voor doorreis
en aankoop van materieel zoals boten, alvorens zij doorreizen naar Frankrijk. Nederland
is zich hiervan bewust en zet zich in om dit tegen te gaan door samen te werken met
ons omringende landen, maar ook bijvoorbeeld met controles door de Koninklijke Marechaussee.
Verder hoopt het kabinet in gezamenlijkheid met de andere deelnemende landen tot oplossingsrichtingen
te komen tijdens de ministeriële bijeenkomst.
De leden van de CDA-fractie lezen dat tijdens de JBZ-Raad een er beleidsdebat met
mogelijke goedkeuring zal zijn met betrekking tot de volledige toepassing van het
Schengenacquis op Bulgarije, Kroatië en Roemenië. Deze leden vinden dat de samenhang
en binding binnen de Unie gewaarborgd moeten worden, en juist in deze geopolitieke
gespannen tijden er samen opgetrokken moet worden. De landen die progressie maken
en aan de toetredingscriteria voldoen moeten wij serieus nemen. In de basis is er
een positieve grondhouding. Toetreding van Bulgarije, Roemenië en Kroatië tot het
Schengenacquis zou mogelijk moeten zijn als aan alle criteria voldaan wordt en er
dus geen aanvullende risico’s voor de bescherming van onze buitengrenzen ontstaan.
Wij moeten elkaar op de inhoud beoordelen en niet louter op basis van politiek. Daarnaast
is het belangrijk dat wij ook in de toekomst ervan uit kunnen gaan dat deze landen
zich aan de toetredingscriteria houden en bijdragen aan de Europese waarden en normen.
Dit geldt natuurlijk voor alle landen binnen het Schengenacquis. Deze leden lezen
in de kabinetsbrief dat er een positieve grondhouding is ten aanzien van Kroatië en
Roemenië, maar er op dit moment nog geen besluit over Bulgarije genomen moet worden.
Deze leden hebben hier nog enkele vragen over.
De grens tussen Bulgarije en Turkije bezorgt begrijpelijk zorgen over migratiedruk,de
hoge asielaanvragen die het land te verwerken heeft en de grote hoeveelheden aan terugkeer
die Bulgarije moet realiseren. Kan de Staatssecretaris reflecteren op de vraag of
deze situatie zorgt voor veel irreguliere migratie aan de grenzen van de buurlanden
die wel in Schengen zitten. Zo ja, kan de Staatssecretaris reflecteren op de vraag
hoe verdere Europese assistentie of inzet van Frontex ter ondersteuning deze situatie
zou kunnen verbeteren?
Antwoord
Het kabinet deelt de zorgen van de Leden van de CDA-fractie over de grens tussen Bulgarije
en Turkije. De website van Frontex bevat cijfermatige informatie over de verschillende
migratiestromen in Europa en illegale grensoverschrijdingen door personen.11 Er zijn echter geen cijfers beschikbaar specifiek over de route via Bulgarije vanuit
Turkije. Het is verder voor het kabinet zelf moeilijk te achterhalen om wat voor aantallen
het gaat. Wel is er bijzondere aandacht voor deze sectie van de buitengrens door de
Commissie in de Schengen Barometer. Het is daarom, zoals dat ook geldt voor de andere
buitengrenzen, van groot belang dat de grensbewaking op orde is. Het feit dat in oktober
een aantal agenten van de grenspolitie is aangeklaagd op verdenking van corruptie
is een belangrijk signaal dat nog niet op orde is.
Frontex wordt overigens reeds in Bulgarije ingezet en het kabinet zou verdere uitbreiding
daarvan verwelkomen. Het kabinet is echter niet van mening dat daarmee de bezwaren
die Nederland nog heeft bij Schengentoetreding van Bulgarije daarmee zijn afgedaan.
Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie of de Staatssecretaris de positie van
Bulgarije als frontliniestaat in het kader van Schengen onderkent. Door toetreding
van Bulgarije tot Schengen zou Bulgarije mogelijk meer capaciteit voor de buitengrenzen
vrij kunnen maken. Deze leden vragen hierop een reflectie van de Staatssecretaris.
Antwoord
Het kabinet verwijst naar de beantwoording op een gelijkluidende vraag door de D66-fractie.
Daarnaast stellen deze leden de vraag wat voorzien is binnen Europa aan extra hulp
of mogelijkheden om de frontliniestaten van Schengen in voldoende mate te ondersteunen
en helpen.
Antwoord
Het kabinet acht het van belang dat lidstaten aan de (Schengen) buitengrenzen worden
ondersteund met als doel effectief en robuust beheer van de buitengrenzen. Dat kan
op diverse manieren. Bijvoorbeeld door aanvullende Frontex-inzet, maar ook door middel
van het inzetten van Europese fondsen voor grensbeheer, waardoor grensapparatuur en
-infrastructuur kunnen worden verbeterd. Ook zet het kabinet in het kader van de onderhandelingen
over het wijzigingsvoorstel van de Schengengrenscode in op effectieve maatregelen
die lidstaten kunnen nemen aan hun grenzen.
Als Bulgarije toetreedt, hoe zorgen wij voor genoeg assistentie voor Bulgarije ter
bescherming van de Bulgaars-Turkse grens?
Antwoord
Wat het kabinet betreft is de Schengentoetreding van Bulgarije op dit moment niet
aan de orde, zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 2 december jl.12 en eerdere vragen hierover van de leden van andere fracties
Geografisch gezien is het logisch dat de EC Roemenië en Bulgarije samen beoordeeld
heeft. Is het gezien de geografische ligging niet logischer beide landen toe te laten
treden, vragen de leden van de CDA-fractie. Heeft de Staatssecretaris overwogen of
wil de Staatssecretaris overwegen Bulgarije toe te laten treden met strenge eisen?
Antwoord
Het kabinet kan alleen instemmen met toetreding als aan de voorwaarden (zoals omschreven
in de Kamerbrief) is voldaan. Verder verwijst het kabinet naar het antwoord op een
gelijkluidende vraag van de D66-fractie.
Met betrekking tot de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit is er voortgang
gemaakt door operationele overeenkomsten te sluiten met buurlanden. De leden van de
CDA-fractie vragen of deze operationele overeenkomsten hebben geleid tot een hogere
pakkans en effectievere bestrijding van deze grensoverschrijdende criminaliteit. Kan
de regering hierop reflecteren?
Antwoord
De operationele samenwerking op grensoverschrijdende criminaliteit met buurlanden
en andere landen in Europa wordt gestimuleerd met behulp van een reeks verschillende
instrumenten en platforms tot samenwerking. Bij deze bestaande internationale samenwerkingsstructuren
moet gedacht worden aan de volgende bilaterale activiteiten: de aanwezigheid van liaisons
van politie, Koninklijke Marechaussee, Douane en het Openbaar Ministerie in andere
landen en vice versa, nauwe samenwerking tussen politie-eenheden in de grensregio’s,
evenals goede structurele samenwerking tussen de Koninklijke Marechaussee en douane
met hun Belgische en Duitse partners en met vele andere landen binnen en buiten de
EU inclusief in het kader van Frontex. Ook moet gedacht worden aan de intensievere
samenwerking in en tussen de havens van Nederland met haar buurlanden ook op handhaving
en opsporing. Ook de intensieve samenwerking tussen landen in EU-verband, via het
zogenoemde operationele EMPACT-instrument, zorgt ervoor dat multidisciplinair grote
opsporingsonderzoeken en controleacties worden uitgevoerd, ondersteund door EU-agentschappen
zoals Europol, Eurojust en Frontex. Via het EMPACT instrument nemen aan bepaalde operationele
acties ook ongeveer 30 niet-EU-partijen deel, waaronder landen als Oekraïne, Moldavië,
Westelijke Balkan-landen, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten. EU-lidstaten
en derde landen, waarmee een operationele samenwerkingsakkoord voor samenwerking tussen
de agentschappen en die derde landen is gesloten, maken via landendesks integraal
deel uit van Europol en Eurojust. Ook maken de samenwerkingsmogelijkheden in INTERPOL-verband
deel uit van de reeks intensieve samenwerkingsverbanden.
Met deze vormen van samenwerking wordt de informatiedeling tussen landen en hun autoriteiten
bevorderd, worden criminaliteitsbeelden in landen en op Europees niveau verrijkt en
worden meer verbanden gelegd tussen aanwijzingen van criminele activiteiten en het
handelen van criminele samenwerkingsverbanden. Daarmee wordt de kans om effectief
handhavend en strafrechtelijk tegen grensoverschrijdende criminaliteit op te treden
groter. Daarbij moet worden opgemerkt dat het Kabinet een omvattende aanpak van grensoverschrijdende
criminaliteit voorstaat waarbij naast de strafrechtelijke aanpak ook preventief, verstorend
en beschermend wordt opgetreden.
Het ontbreken van een nieuw CVM-rapport lijkt de zorgen omtrent volledige toepassing
van het Schengenacquis door Bulgarije te versterken. De leden van de CDA-fractie vragen
of de Staatssecretaris nader kan ingaan op de redenen waarom dit ontbreken zorgt voor
de toenemende zorgen. Welke indicaties zijn er dat sinds eind 2019 de voldoende voortgang
volgens de EC niet meer afdoende zou zijn?
Antwoord
Het kabinet is net als voorgaande jaren van mening dat het CVM voor Bulgarije pas
kan worden beëindigd indien volledig is voldaan aan alle ijkpunten en aanbevelingen
en de doorgevoerde hervormingen als duurzaam en onomkeerbaar kunnen worden beschouwd.
Het kabinet deelt de conclusie van de Commissie, die in het CVM-rapport van 201913 stelt dat het CVM voor Bulgarije kan worden afgerond, niet. De Commissie heeft de
CVM-beschikking met betrekking tot Bulgarije nog niet ingetrokken Dat betekent dat
de Commissie de rapportageverplichting die daarin is neergelegd (nog altijd) moet
nakomen.
Het kabinet heeft, met het oog op het functioneren van het Schengengebied, nog steeds
zorgen, met name over het ontbreken van en zicht op aanpak en berechting van corruptiezaken,
en over de anti-corruptiecommissie. Er is voor Bulgarije nog geen zekerheid over het
goed functioneren van het Schengengebied en grensbeheer in afwezigheid van een recent
CVM-rapport.
Is de concrete wetgeving en verdere implementatie van de verplichtingen in Bulgarije
doorgezet? Zou een nieuw CVM-rapport deze zorgen wegnemen? In welke Raad of Raden
is het vereiste van een extra CVM-rapport aangekondigd door Nederland?
Antwoord
Het kabinet heeft reeds in 2011 de politieke koppeling gemaakt tussen Schengentoetreding
en het CVM en de rechtsstaat, mede op verzoek van uw Kamer. Dat is door uw Kamer recent
nog bevestigd in de motie van het lid Van Wijngaarden.14 Het kabinet is van mening dat een goed functionerende rechtsstaat met voldoende instrumenten
om corruptie en, voor Bulgarije, georganiseerde misdaad aan te pakken essentieel is
voor onderlinge samenwerking tussen EU-lidstaten en het functioneren van het Schengengebied,
dat zich ten principale kenmerkt door het vrij verkeer van personen. Tekortkomingen
in de aanpak van corruptie en georganiseerde misdaad kunnen grote gevolgen hebben
voor de veiligheid van het Schengengebied.
Zoals aangemoedigd door de Commissie heeft Bulgarije inderdaad stappen gezet voor
wat betreft concrete wetgeving in het kader van het CVM, bijvoorbeeld op het gebied
van anti-corruptie en de positie van de Procureur-Generaal in het kader van het Bulgaarse
herstelplan Deze wetgeving is echter nog niet door het Bulgaarse parlement aangenomen
en is gepland voor uiterlijk Q1 2023. Een positief CVM-rapport (of geloofwaardig alternatief),
waarin wordt aangetoond dat duurzame, onomkeerbare voortgang is geboekt, zou bijdragen
aan het wegnemen van deze zorgen.
In het kader van de fact-finding mission in Bulgarije vragen de leden van de CDA-fractie
of Nederland een uitnodiging heeft gehad om hieraan deel te nemen. Zo ja, waarom is
er niet deelgenomen? Zo nee, waarom is er door de Staatssecretaris geen verdere inzet
gepleegd om wel deel te nemen en inzichten te verkrijgen?
Antwoord
Ook voor Bulgarije besloot de Commissie tot een vervolgmissie in november om de elementen
die in de eerste missie niet aan bod zijn gekomen (visa, judiciële samenwerking in
strafzaken en gegevensbescherming) te onderzoeken. Wat het kabinet betreft kwam dit
besluit te vroeg. Het kabinet heeft naar voren gebracht dat een aanvullende missie
naar Bulgarije voor Nederland pas relevant is wanneer er zicht is op een nieuw CVM-rapport
(of een geloofwaardig alternatief). Nederland heeft daarom besloten geen experts mee
te sturen op de aanvullende fact-finding missie naar Bulgarije. De Europese Commissie stelt in haar rapport over deze tweede
missie dat ook op de drie resterende beleidsvelden Bulgarije aan de technische vereisten
van het Schengenacquis voldoet.
De Staatssecretaris erkent de positieve ontwikkelingen in Bulgarije die te zien zijn
geweest in de eerste fact-finding mission, maar geeft aan dat zorgen over corruptie
aan de Bulgaars-Turkse grens blijven, zo lezen de leden van de CDA-fractie. De EC
lijkt hier een ander standpunt over in te nemen. Kan de Staatssecretaris reflecteren
op de vraag waar de verschillen in de evaluatie lijken te zitten tussen de EC en de
Staatssecretaris? Is het wenselijk Bulgarije de volledige implementatie te ontzeggen?
Wat kunnen de mogelijke consequenties daarvan zijn? In hoeverre is het wenselijk aanvullende
eisen naast de Schengencriteria te leggen terwijl de EC en het Europees Parlement
(EP) al een positieve evaluatie hebben neergelegd?
Antwoord
Graag verwijst het kabinet naar het antwoord op een gelijkluidende vraag van de leden
van de D66-fractie.
Kan de Staatssecretaris reflecteren op de vraag welke andere like-minded lidstaten
met dezelfde zorgen zitten omtrent Bulgarije en of hun inzet tijdens de JBZ-Raad vergelijkbaar
als die van Nederland gaat zijn?
Antwoord
Het is niet aan het kabinet om in te gaan op de details van de posities van andere
lidstaten. Het is de verwachting dat onder de lidstaten brede steun bestaat voor de
Schengentoetreding van de drie lidstaten. Nederland is niet de enige lidstaat die
nog bezwaren heeft.
In de Schengenraad zal gesproken worden over de algemene staat van de Schengenzone.
Hierbinnen zal gefocust worden op interne veiligheid en het tegengaan van migrantensmokkel.
De leden van de CDA-fractie omarmen de kabinetsinzet om aandacht te vragen voor de
toegenomen migrantenstromen. Deze leden vragen echter in hoeverre er de mogelijkheid
is om eventuele concrete acties tegen deze migrantenstromen overeen te komen binnen
deze Schengenraad in lijn met de conclusies van het Voorzitterschap. Ziet de Staatssecretaris
ruimte om met like-minded countries binnen de Schengenraad een aanzet te maken tot,
of concrete afspraken te maken om samenwerking met derdelanden te prioriteren en Europese
migrantensmokkel tegen te gaan?
Antwoord
Migratiesamenwerking met derde landen zal reeds worden besproken tijdens de JBZ-Raad.
Het kabinet geeft deze inzet vorm aan de hand van migratiepartnerschappen. Het kabinet
zal daar, vanwege de grotere slagkracht van de EU, het belang van Europese inzet benadrukken.
Dat geldt eveneens voor de aanpak van migrantensmokkel, dat onderwerp van gesprek
is met derde landen zowel via de EU als via bilaterale dialogen. Nederland trekt hierbij
nauw samen op met gelijkgezinde lidstaten.
In de media wordt veel gespeculeerd over de mogelijke inzet van veto’s op andere terreinen
door andere landen, als Nederland de toetreding van Bulgarije tot Schengen blijft
blokkeren, lezen de leden van de CDA-fractie. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren?
Hoe ziet de Staatssecretaris het speelveld in dit dossier? Is de Staatssecretaris
het ermee eens dat positie uitspreken belangrijk is, maar veto’s terughoudend moeten
worden gebruikt?
Antwoord
Het kabinet is voornemens het standpunt zoals verwoord in de Kamerbrief15 tijdens de JBZ-Raad over te brengen. Het kabinet gaat er voorts vanuit dat alle lidstaten,
net als Nederland, bij besluitvorming op dossiers op basis van inhoudelijke argumentatie
hun keuze zullen maken. Voor effectieve samenwerking in de Unie dient een tegenstem
in besluitvorming met unanimiteit terughoudend te worden gebruikt.
De implementatie van EES en European Travel Information and Authorisation System (ETIAS)
staat op dit moment gepland voor mei en november 2023. Kan de Staatssecretaris een
inschatting geven of de implementatie van deze systemen gaan zorgen voor langere wachttijden
bij de Koninklijke Marechaussee aan de grenzen? Daarnaast vraagt de leden van de CDA-fractie
zich af op welke manieren deze systemen bij kunnen dragen aan irreguliere grensoverschrijdingen
in het luchtruim? Zijn er cijfers over hoeveel irreguliere grensoverschrijdingen er
vermoedelijk plaats vinden via het Europese luchtruim op het moment, op Europees en
nationaal niveau?
Antwoord
Het EES staat momenteel gepland op medio mei 2023. Vanaf dat moment worden in- en
uitreis gegevens, persoons- en biometrische gegevens van derdelanders geregistreerd.
Voor de implementatie van EES en een veilig en soepel reizigersproces aan de Nederlandse
grensdoorlaatposten zijn verschillende samenwerkingsverbanden ingericht. Publieke-
en private partijen waaronder de Koninklijke Marechaussee, het Ministerie van Defensie,
het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de (lucht)havens werken nauw samen aan
een effectieve implementatie. Desondanks valt niet geheel uit te sluiten dat door
de implementatie van nieuwe Europese regelgeving de grenscontroles van de passagier
in de eerste fase langer gaat duren. Vanzelfsprekend is dit ook afhankelijk van andere
factoren zoals het aantal passagiers en de inrichting en het facilitatie proces op
een grensdoorlaatpost. Op dit moment werken de Europese Commissie en de lidstaten
aan een scenario voor een geleidelijke aanpak voor grensdoorlaatposten met een hoge
piekbelasting. Deze geleidelijke aanpak geeft de ruimte om in de eerste negen maanden,
bij excessieve lange wachtrijen, het proces te versnellen door het registreren van
de biometrische gegevens achterwege te laten. Na de initiële fase zal EES juist zorgen
voor een soepeler grensproces omdat een registratie in EES betekent dat deze reizigers
vervolgens versneld de grens kunnen passeren.
Het ETIAS staat momenteel gepland voor november 2023. Het ETIAS betreft het aanvragen
van een reisautorisatie voor niet visumplichtige derdelanders voorafgaand aan hun
reis naar het Schengengebied. Dit zal plaatsvinden via een onlineaanvraagformulier
die door het systeem wordt gecontroleerd aan de hand van de EU-informatiesystemen
voor grenzen en veiligheid. De implementatie van het ETIAS heeft geen invloed op langere
wachttijden bij de Koninklijke Marechaussee aan de grens.
Het EES is onderdeel van een breder pakket van Europese slimme grenzen verordeningen
en grensinformatiesystemen. Deze hebben als doel het vergroten van de veiligheid binnen
het Schengengebied, het bestrijden van illegale migratie en het beter faciliteren
van het grensproces. Het EES is van toepassing op onderdanen van derde landen die
de Europese buitengrenzen passeren. Dit beperkt zich niet tot de luchtgrenzen, ook
op de land en zeegrenzen is het EES van toepassing. In het EES systeem worden gegevens
opgeslagen over de datum, tijdstip en plaats van in- en uitreis en wordt de datum
van de duur van het toegestane verblijf berekend. Het systeem genereert meldingen
wanneer het toegestane verblijf is verstreken. Ook wordt indien toegang van een onderdaan
van een derde land wordt geweigerd geregistreerd waar en wanneer dat is gebeurd, door
welke autoriteit en waarom. Naast het bestrijden van irreguliere migratie draagt het
EES bij aan het voorkomen, opsporen en onderzoek van terroristische misdrijven en
andere ernstige strafbare feiten.
Etias is een nieuw Europees reisinformatie- en autorisatiesysteem, waarmee vóór de
afreis van niet-visumplichtige onderdanen van derde landen naar het Schengengebied
kan worden bepaald of zij in aanmerking komen voor toegang tot het Schengengebied
en of hun inreis een veiligheidsrisico, een risico op het gebied van illegale immigratie
of een hoog epidemiologisch risico vormt. Etias zal in voorkomende gevallen een reisautorisatie
afgeven aan derdelanders.
Het Etias informatiesysteem verwerkt de ingediende aanvragen en vergelijkt de aanvraaggegevens
geautomatiseerd met signaleringen in onder meer SIS, maar bijvoorbeeld ook met onder
andere het EES en VIS.
Cijfers laten zien dat op de grensdoorlaatposten op de luchthavens (Schiphol, Eindhoven
en Rotterdam) in 2022 t/m november aan ca. 2.575 vreemdelingen de toegang tot het
Schengengebied geweigerd, omdat de vreemdeling niet voldeed aan de voorwaarden voor
binnenkomst en verblijf in het Schengengebied. In het jaar 2021 waren dit 2.919 vreemdelingen
(Bron: Kmar).
In de geannoteerde agenda wordt omschreven dat de Raadspositie over de Verordening
betreffende de aanpak van instrumentalisering op het gebied van migratie en asiel
nog niet rond is. De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris op het
moment van het schrijven van de antwoorden inmiddels meer over dit proces kan delen.
Is het nog mogelijk dat er een gedeelde raadspositie komt?
Antwoord
Het kabinet verwijst ook naar de eerdere beantwoording van een gelijkluidende vraag
van de leden van de D66-fractie. Het Voorzitterschap zet nog steeds in op het aannemen
van een gedeeltelijke Raadspositie. Gezien het uiteenlopende krachtenveld is het nog
niet duidelijk of dat zal lukken. Het kabinet is niet onverdeeld positief over de
overeengekomen tekst, maar hecht zeer aan het hebben van handelingsperspectief wanneer
om geopolitieke redenen een lidstaat of de Unie onder druk wordt gezet. Zeker in het
licht van de huidige geopolitieke context waarin de Unie verkeert.
De leden van de CDA-fractie omarmen het initiatief om de lidstaten handelingsperspectief
te bieden om misbruik van migratiestromen voor geopolitieke doeleinden tegen te gaan
en zijn van mening dat er een instrumentalisering moet plaatsvinden waarin de fundamentele
rechten wel adequaat geborgd zijn. Kan de Staatssecretaris toezeggen in het verslag
van de JBZ-Raad expliciet een passage op te nemen met de voortgang van de discussie
over deze verordening en hoe de discussie over meer bevoegdheden in instrumentalisering
versus fundamentele rechten zich ontwikkelt?
Antwoord
Het Voorzitterschap zet nog steeds in op het aannemen van een gedeeltelijke Raadspositie.
Gezien het uiteenlopende krachtenveld is het nog niet duidelijk of dat zal lukken.
Het kabinet is niet onverdeeld positief over de overeengekomen tekst, maar hecht zeer
aan het hebben van handelingsperspectief wanneer om geopolitieke redenen een lidstaat
of de Unie onder druk wordt gezet. Zeker in het licht van de huidige geopolitieke
context waarin de Unie verkeert. Vanzelfsprekend zal uw Kamer op de hoogte worden
gebracht van de besprekingen van de instrumentaliseringsverordening via het verslag
van de JBZ-Raad.
Met de dalende temperaturen in Oekraïne en aanhoudende aanvallen op de energie-infrastructuur
is het reëel dat deze winter weer een verhoogde instroom Oekraïners richting de EU
komt. De Russische agressie tegen Oekraïne vindt plaats in onze regio en daarom vinden
de leden van de CDA-fractie dan ook dat wij bereid moeten zijn deze mensen op te vangen
zolang de oorlog daar voortduurt. Kan de Staatssecretaris reflecteren op de laatste
cijfers van het aantal Oekraïense ontheemden in Nederland en binnen de EU? Welke landen
hebben de zwaarste opvangdruk op dit moment in de Unie en hoe kunnen wij deze landen
en Moldavië verder ondersteunen zodat de opvang zo dicht mogelijk bij het thuisland
gerealiseerd wordt? Hoe zorgt Nederland alert te blijven op mogelijke dreigingen zoals
mensenhandel en -smokkel bij deze grote migratiestromen
Antwoord
Op dit moment staan er ongeveer 4 miljoen ontheemden uit Oekraïne geregistreerd onder
de Richtlijn Tijdelijke Bescherming in de Europese Unie. Daarvan staan er momenteel
bijna 92.000 ontheemden uit Oekraïne ingeschreven in Nederland onder de Richtlijn
Tijdelijke Bescherming, waarvan iets meer dan 85.000 personen met de Oekraïense nationaliteit
en ongeveer 6.700 zogeheten derdelanders.
Op dit moment worden er in Polen, Duitsland en Tsjechië de meeste ontheemden uit Oekraïne
opgevangen. Er wordt op Europees niveau met regelmaat gesproken over de opvang van
Oekraïners en de druk die dit geeft op de verschillende landen in de Unie. In het
Solidariteitsplatform, onder leiding van de Europese Commissie op ambtelijk niveau,
wordt op reguliere basis gesproken over best practices, ervaringen en knelpunten ten aanzien van het aanbieden van deze voorzieningen. Daarmee
tracht de Commissie te faciliteren dat lidstaten van elkaar leren hoe de best practice bij de ene lidstaat een mogelijk knelpunt in een andere lidstaat kan verhelpen. Het
kabinet heeft tot dusver geen concrete hulpverzoeken ontvangen van andere lidstaten.
Nederland participeert daarnaast in het Moldova Support Platform dat begin dit jaar
is opgericht ten doel om Moldavië te ondersteunen in het kader van de oorlog in Oekraïne.
Nederland ondersteunt Moldavië daarnaast nog steeds via de belofte om 500 ontheemden
uit Oekraïne die nu in Moldavië verkeren over te nemen.
Mensenhandelaren en mensensmokkelaren kunnen misbruik maken van vluchtelingen in kwetsbare
situaties. Tijdens eerdere JBZ-Raden is hier aandacht voor gevraagd door de Europese
Commissie. De Commissie heeft ook het 10-punten plan gepresenteerd waar de bestrijding
van mensenhandel en mensensmokkel ook onderdeel van uitmaakt.
Sinds het begin van de oorlog in Oekraïne organseert de Anti-Trafficking Coordinator van de Europese Commissie regelmatig extra vergaderingen van de Europese werkgroep
rondom Mensenhandel, met als doel het informeren van elkaar ten aanzien van de situatie
van mogelijke concrete meldingen van mensenhandel en van de activiteiten op het gebied
van bewustwording (zoals best practices en flyers die zijn opgesteld). Ook tijdens de reguliere vergadering van dit netwerk
op 26 en 27 oktober is daar weer aandacht voor gevraagd. Bovendien dragen EU-lidstaten
ook bij aan uitvoering van de EU-strategie voor de aanpak van mensenhandel voortkomend
uit de oorlog in Oekraïne.
Daarnaast monitort Europol gezamenlijk met de desbetreffende grenslanden de signalen
van mensenhandel en mensensmokkel nauwlettend. Zij hebben daarbij in het bijzonder
aandacht voor kwetsbare groepen. Binnen de EU vindt ook informatie-uitwisseling plaats
binnen het door Nederland geleide, operationele samenwerkingsverband rondom mensenhandel,
EMPACT-Trafficking Human Beings. Europol, Eurojust en Frontex en ook Oekraïne zijn partner in dit samenwerkingsverband.
Voorts vindt er afstemming plaats tussen EMPACT-THB en de Europese werkgroep rondom
Mensenhandel, onder leiding van de Europese Anti Trafficking Coordinator.
Ook wordt operationeel via opsporingsdiensten, handhaving en het OM actief door Nederland
bijgedragen aan de uitvoering van operationele actieplannen in het kader van het EU
EMPACT instrument om andere criminele fenomenen zoals mensensmokkel en illegale vuurwapenhandel
te bestrijden. Daarnaast zal de EU een gestructureerde veiligheidsdialoog aangaan
als het gaat om de zogenoemde interne veiligheidsgevolgen van de oorlog in Oekraïne
zoals inzake mensenhandel, illegale vuurwapenhandel, gewelddadig extremisme, cybercrime
en grensbewaking.
De leden van de CDA-fractie stellen dat afgelopen dagen in toenemende mate ook bombrieven
en bloederige pakketjes zijn afgeleverd bij Oekraïense ambassades in de gehele Unie.
Kan de Staatssecretaris reflecteren op de vraag of voor deze acties en dreigingen
ook aandacht zal zijn, zeker gezien het belang voor de Oekraïense ontheemden en nationale
overheden om via het Oekraïense postennetwerk in contact te blijven. In hoeverre vormen
deze toenemende dreigingen op Europees grondgebied een veiligheidsrisico?
Antwoord
Binnen het stelsel bewaken en beveiligen wordt specifieke informatie verzameld over
dreiging en risico ten aanzien van onder andere diplomatieke objecten en personen
in Nederland. Sinds het uitbreken van de oorlog in februari 2022 is er verscherpte
aandacht voor de veiligheid van de Oekraïense ambassade in Den Haag.
Op donderdag 1 december 2022 heeft de Oekraïense ambassade in Den Haag een pakketje
met dierenogen ontvangen. Bij de betrokken overheidsinstanties is aandacht voor het
incident en eventuele gevolgen voor de veiligheid van de Oekraïense ambassade. De
bevoegde autoriteiten verzamelen meer informatie om het incident nader te duiden.
Indien noodzakelijk worden aanvullende passende beveiligingsmaatregelen getroffen,
zodat de diplomatieke vertegenwoordigingen hun taken kunnen blijven uitvoeren.
De regering beschouwt het afleveren van dit soort post bij Oekraïense ambassades als
een zorgelijke ontwikkeling. Het is echter op dit moment nog te vroeg om definitieve
uitspraken te doen over de precieze impact op de veiligheid in de EU op de langere
termijn. Het kabinet houdt mogelijke dreigingen en veiligheidsrisico’s als gevolg
van het conflict nauwlettend in de gaten.
De leden van de CDA-fractie hechten veel waarde aan intensivering van de inzet voor
samenwerking met derde landen op het gebied van EU-terugkeerbeleid. Deze leden vragen
of bij het schrijven van de antwoorden op deze vragen reeds meer bekend is over de
inhoudelijke agenda van deze werklunch.
Antwoord
Het voorzitterschap heeft inmiddels een discussiepaper gedeeld waarin de voortgang
op het EU-terugkeerbeleid sinds de Europese Raadsconclusies van december 2021 wordt
besproken. Het Voorzitterschap constateert dat er meer aandacht nodig is voor de implementatie
en de inzet van relevant EU-instrumentarium. Het kabinet is voornemens om tijdens
deze lunch aandacht te vragen voor het stroomlijnen van de EU-interne procedures ten
aanzien van terugkeer en het daarvoor zo goed mogelijk in stelling brengen van de
EU-terugkeercoördinator. Ook zal het kabinet oproepen om terugkeersamenwerking met
derde landen te versterken en daarbij aandacht vragen voor migratiepartnerschappen,
waar het bevorderen van terugkeer onderdeel van is.
Deze leden vragen of de Staatssecretaris een voortgang kan geven op lopende onderhandelingen
voor migratie- samenwerkingdeals met derde landen en met welke landen er werkende
deals zijn met betrekking tot EU-terugkeerbeleid. Kan de regering aangeven welke landen
prioritair zijn om samenwerkingsverbanden mee te bewerkstelligen? Vallen hier bijvoorbeeld
ook de Westelijke Balkan-landen onder?
Antwoord
Op verzoek van de Europese Raad in het najaar van 2021, zijn Actieplannen opgesteld
voor prioritaire landen in de focusregio’s van de EU (Noord-Afrika, Sub-Sahara Afrika,
Midden-Oosten en Westelijke Balkan). Deze actieplannen bouwen voort op eerdere voortgang
en combineren een geïntensiveerde dialoog met concrete acties en tastbare steun om
internationale samenwerking te versterken. Het zwaartepunt van de inzet verschilt
per land, maar voor elk land geldt dat terugkeersamenwerking nadrukkelijk onderdeel
van de samenwerking en dialoog is. In het voortgangsrapport16 van de Europese Commissie wordt de voortgang op het EU-externe migratiebeleid in
meer detail uiteengezet.
De leden van de CDA-fractie hechten veel waarde aan goed functionerende asielgrensprocedures,
gezien het belang van goede en duidelijke registraties binnen de EU. Deze leden vragen
wat Nederland landen kan bieden in tijden van hoge migratiedruk om deze landen te
ondersteunen in de uitvoering van deze procedures, zowel qua personeel als materieel,
eventueel via het standing corps van Frontex. Kunnen concrete afspraken hierover bijdragen
aan versterking van de buitengrenzen en de grensinfrastructuur? Wat voor mogelijkheden
ziet de Staatssecretaris hier?
Antwoord
Het kabinet is het eens met de leden van de CDA-fractie waar het het versterken van
de buitengrenzen betreft. De lidstaten aan de buitengrenzen moeten ondersteund worden
waar nodig. Om meer grip te krijgen op irreguliere migratiestromen naar en binnen
de Unie, is Europees handelen nodig. Goede bewaking van de Europese buitengrenzen
is daarbij essentieel. Belangrijke facetten zijn het invoeren van systematische grenscontroles
aan de buitengrenzen, versterking van Frontex en het versterken van de Schengengovernance
en het Schengenevaluatiemechanisme. Daarbij hoort dat er goed functionerende asielprocedures
aan de EU-buitengrenzen komen. Als die procedures goed functioneren, kan aan de buitengrenzen
een snel onderscheid worden gemaakt tussen personen die bescherming nodig hebben en
personen wiens asielverzoek wordt afgewezen Bij afwijzing van een asielverzoek kan
vervolgens direct worden ingezet op een vertrek uit de Unie. Nederland voert al zo’n
asielgrensprocedure op de luchthaven Schiphol. De inzet in Europa is erop gericht
dat alle buitengrensstaten zo’n procedure implementeren. In de Brusselse gremia heeft
het kabinet dan ook zeer nadrukkelijk steun uitgesproken voor het voorstel voor de
Europese Commissie om een daartoe strekkende verplichting op te nemen in de Europese
asielwet- en regelgeving. De onderhandelingen over dit voorstel, dat onderdeel is
van het asiel- en migratiepact, lopen nog, zoals uw Kamer bekend.
Verder bestaan er reeds Europese fondsen op basis waarvan lidstaten aanspraak kunnen
maken voor de financiering van buitengrensbeheer. De middelen uit de EU-fondsen versterken
o.a. het grenstoezicht van de lidstaten door medefinanciering van infrastructuur,
gebouwen, systemen en diensten die aan de EU-buitengrenzen nodig zijn voor grenstoezicht,
zoals controles aan grensdoorlaatposten en bewaking tussen grensdoorlaatposten, in
overeenstemming met het Europees geïntegreerd grensbeheer en de Schengengrenscode.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en hebben
de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie begrijpen de inzet van het kabinet om Bulgarije niet toe
te laten tot Schengen. Ook ten aanzien van Kroatië en Roemenië past terughoudendheid.
Gezien het krachtenveld, gaat de Staatssecretaris voet bij stuk houden? Is het juist
dat Oostenrijk en Zweden eveneens bezwaren hebben? Hoe liggen de verhoudingen?
Antwoord
Het kabinet is voornemens het standpunt zoals verwoord in hierover verzonden Kamerbrief
van 2 december jl. tijdens de JBZ-Raad over te brengen. Het is niet aan het kabinet
om in te gaan op de details van de posities van andere lidstaten. Het is de verwachting
dat onder de lidstaten brede steun bestaat voor de Schengentoetreding van de drie
lidstaten. Nederland is echter niet de enige lidstaat die nog bezwaren heeft.
De leden van de SP-fractie steunen de inzet van de regering om Dublin beter te laten
functioneren. Het is goed dat de landen die deelnemen aan de conferentie aan de vooravond
van de JBZ-Raad «afspraken [zullen] maken over de verbetering van de operationele
samenwerking rond het overdragen van personen». De vraag is dan: welke afspraken?
Waarom doen de relevante landen uit Zuid-Europa niet mee aan deze Dublinconferentie,
terwijl een van de grootste bottlenecks ligt in het feit dat die landen asielzoekers
niet (altijd) registreren? Wat is er gedaan om die landen erbij te halen?
Antwoord
Ik verwijs u ook naar het eerdere antwoord op een vraag van gelijke strekking van
de leden van de VVD-fractie. Het versterken van operationele afspraken gaat over verschillende
onderdelen van de Dublin-samenwerking. Er kunnen afspraken worden verkend over verbeterde
informatie-uitwisseling of over versnelde beantwoording van overname- en terugkeerverzoeken.
Onder leiding van de Commissie hebben alle lidstaten zich gecommitteerd aan betere
implementatie van de Dublin-verordening, in de zogeheten Dublin roadmap. Deze conferentie
heeft als doel om met gelijkgezinde lidstaten enerzijds het gesprek aan te gaan met
de Europese Commissie over haar rol om daadwerkelijke implementatie te bevorderen
en anderzijds om met andere welwillende lidstaten te verkennen wat mogelijk is op
het gebied van onderlinge samenwerking.
De leden van de SP-fractie nemen met interesse kennis van het voornemen om een aantal
Noordwest-Europese landen, alsook het Verenigd Koninkrijk, uit te nodigen voor een
andere ministeriële bijeenkomst. Het doel is, behalve van elkaar leren, om «gezamenlijk
toe te werken naar oplossingsrichtingen». Kan de Staatssecretaris toelichten welke
doelen hier bedoeld worden?
Antwoord
Het kabinet denkt in deze context met name aan het verbeteren van de operationele
samenwerking met deze landen (binnen de bestaande afspraken en structuren) waar het
tegengaan van migrantensmokkel betreft. Ook zou het kabinet graag samen met deze landen
optrekken om secundaire migratie binnen de EU tegen te gaan en te bezien hoe samen
kan worden opgetrokken in de richting van derde landen. Het kabinet zal uw Kamer in
het verslag van de JBZ-Raad informeren over de uitkomsten.
De verordening over «instrumentalisering» van migratie blijft de leden van de SP-fractie
zorgen baren. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat hij zich zal blijven verzetten
tegen oprekking van de reikwijdte van de verordening, zodat fundamentele rechten van
asielzoekers niet in het geding komen?
Antwoord
Voor de beantwoording van deze vraag verwijst het kabinet naar de beantwoording van
gelijkluidende vragen van de leden van de D66-fractie.
Terecht wordt de mogelijkheid besproken dat er door de agressie van Rusland een nieuwe
stroom van ontheemden uit Oekraïne op gang komt, ook richting Nederland, zo stellen
de leden van de SP-fractie. Met welke aantallen houdt de staatsseretaris rekening?
Kan de Staatssecretaris bevestigen dat hij het huidige ruimhartige toelatingsbeleid
voor Oekraïners voortzet?
Antwoord
De regering blijft de ontwikkelingen in Oekraïne en het effect hiervan op de instroom
nauwlettend monitoren. Hiervoor wordt o.a. de expertise van onderzoeksinstituut Clingendael
gebruikt. Er wordt rekening gehouden met verschillende scenario’s voor instroom. De
regering zal personen die op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming recht hebben
op tijdelijke bescherming een veilige plek blijven bieden. Voor nu is de Richtlijn
Tijdelijke Bescherming in ieder geval actief tot en met maart 2024.
De opvolging van de JBZ-Raad van 25 november 2022 is zeer belangrijk. Met name samenwerking
met derde (transit- of herkomst-)landen moet concretere vorm krijgen. De inzet van
de Staatssecretaris, zoals in de geannoteerde agenda geformuleerd («.uitspreken voor
het belang om EU-instrumentarium op effectieve wijze in te zetten om de migratiesamenwerking
met derde landen te bevorderen»), klinkt daarbij wel erg vaag. Is de Staatssecretaris
bereid om de inzet concreter te maken?
Antwoord
Het kabinet zet zich ervoor in dat het brede EU-instrumentarium op bijvoorbeeld het
gebied van visa, ontwikkelingssamenwerking en handel, maar ook de inzet van de EU-agentschappen
effectiever wordt ingezet om de EU- migratiepartnerschappen kracht bij te zetten.
Dit betekent concreet dat – mede op aandringen van Nederland – artikel 25bis van de
Visumcode is ingevoerd die de mogelijkheid biedt om in EU-verband negatieve of positieve
visummaatregelen te treffen afhankelijk van medewerking aan terugkeer. Recent heeft
de Commissie nieuwe voorstellen gedaan voor maatregelen onder dit instrument. Het
kabinet is van mening dat art.25bis van de Visumcode een belangrijk kader biedt om
samenwerking op terugkeer met derde landen te verbeteren. Nederland zal het belang
van effectieve inzet van dit instrument benadrukken tijdens de Raad. Op het gebied
van handel zijn er momenteel onderhandelingen gaande over de herziening van het Algemeen
Preferentieel Stelsel (APS), waarmee de EU tariefpreferenties aanbiedt aan ontwikkelingslanden.
Nederland zet ook hier in op een koppeling met terugkeersamenwerking, waarbij ernstige
tekortkomingen in deze samenwerking kunnen leiden tot het (deels) intrekken van tariefpreferenties.
Daarnaast is er onder het Nabuurschaps-, Ontwikkelings- en Internationale Samenwerkingsinstrument
indicatief 10% van de financiering (ca. 7,9 miljard euro) beschikbaar gesteld voor
migratie en ontheemding. Hierbij is mede dankzij actieve inzet van Nederland flexibele
financiering beschikbaar om partnerschappen met derde landen te bevorderen. Tot slot
zijn ook de Europese Agentschappen Frontex, het Europees Asielagentschap en Europol
actief in derde landen. Nederland is voornemens de komende tijd meer aandacht te besteden
aan het versterken van de inzet van deze agentschappen en daar actief aan bij te dragen
vanuit de migratieketen.
Ten aanzien van het solidariteitsmechanisme constateert de Staatssecretaris dat «het
krachtenveld ongewijzigd» is. De vraag is: wat doet de Staatssecretaris eraan? Welke
diplomatieke instrumenten worden ontplooid om desbetreffende landen te beïnvloeden
en daarmee het krachtenveld onze kant op te trekken? Hoe kwalificeert de Staatssecretaris
de samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken?
Antwoord
Het kabinet benadrukt voortdurend in bilaterale contacten op alle niveaus en via verschillende
kanalen het belang van voortgang op het asiel- en migratiepact en stelt zich in gesprekken
over voortgang constructief op. De samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse
Zaken is goed. Nederlandse inzet op asiel- en migratieonderwerpen richting andere
landen vindt in nauwe onderlinge afstemming plaats.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen
van het verslag van de JBZ-Raad van 13 en 14 oktober 2022 en van de geannoteerde agenda
voor de JBZ Raad van 8 en 9 december aanstaande. Deze leden danken de Staatssecretaris
voor zijn brief over de juridische verantwoordelijkheidsverdeling voor het functioneren
van Frontex. Deze leden hebben hierover de volgende vragen.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie lezen zowel in het verslag als in de agenda
dat beheersing van migratiestromen door versterking van de buitengrenzen en de verbetering
van de werking van de Dublinverordening belangrijke gespreksonderwerpen blijven. Allereerst
vragen deze leden daarbij of, en zo ja in hoeverre, ook gesproken zal worden over
het gewenste asiel- en migratiepact en welke voortgang hierop wordt geboekt, met name
waar het de solidariteitsvoorstellen en de onderhandelingen over de asiel- en migratiebeheerverordening
betreft.
Antwoord
Het voorzitterschap heeft op de JBZ-Raad een korte bespreking van het asiel- en migratiepact
geagendeerd. Het voorzitterschap zal naar verwachting voor deze bespreking een discussiedocument
agenderen over de voortgang van de afgelopen maanden op technisch en strategisch niveau
op verschillende voorstellen. Zoals ook reeds aangekondigd in de Geannoteerde Agenda
zullen in dit discussiestuk mogelijk voorstellen worden opgenomen voor een solidariteitsmechanisme,
voor de criteria die bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor een asielverzoek
en voor een lichtere toepassing van asielgrensprocedures in tijden van crisis. Het
kabinet is van mening dat het document van het voorzitterschap goede elementen bevat,
waaronder de aanzet voor een structureel maar flexibel solidariteitsmechanisme, maar
dat balans met stappen op verantwoordelijkheid nog niet aanwezig is. Wat de criteria
betreft die bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor een asielverzoek is het
kabinet van mening dat dit stelsel zo eenduidig en simpel mogelijk moet zijn. Het
uitgangspunt dient te zijn dat zodra een lidstaat eenmaal verantwoordelijk is voor
een asielverzoek deze ook verantwoordelijk blijft voor eventueel nadien ingediende
asielverzoeken door dezelfde aanvragers, zodat doorreizen en het moedwillig van de
radar verdwijnen door asielzoekers wordt ontmoedigd. Voor de toepassing van asielgrensprocedures
is voor Nederland van belang dat deze procedure in zo veel mogelijk scenario’s wordt
toegepast en dat de procedure goed uitvoerbaar en niet complex is.
Naast een discussie op de JBZ-Raad over de voortgang van de onderhandelingen op de
wetsvoorstellen waarover nog geen Raadspositie is bereikt, zal het Voorzitterschap
mogelijk op het Coreper van 7 december aan de lidstaten het mandaat vragen te starten
met de trilogen met het Europees Parlement op de Eurodac- en Screeningsverordening.
Daarvoor zal het Voorzitterschap aan de lidstaten voorleggen of zij bereid zijn ook
te werken aan afronding van de Kwalificatieverordening, de EU-hervestigingsverordening
en de herziene Opvangrichtlijn. Deze wetgevende voorstellen dateren uit 2016 en zijn
nadien onderwerp geweest van meerdere besprekingsrondes tussen de lidstaten en het
Europees Parlement. Het resultaat dat nu aan de lidstaten wordt voorgelegd als uitgangspunt
is een onderhandelingsresultaat van 2018. Gezien het grote belang dat het kabinet
hecht aan het tegen kunnen gaan in de EU van secundaire stromen zal het kabinet in
Coreper de start van de trilogen op Eurodac- en Screeningsverordening. De herziene
Opvangrichtlijn die ook wordt geagendeerd bevat enkele voorstellen die ruimte bieden
de opvang van Dublin-claimanten te versoberen vanaf het moment dat een Dublinbeschikking
geslagen is. Dit verwelkomt het kabinet, omdat dit prikkels voor secundaire migratie
kan verminderen. Het kabinet heeft echter ook enkele bezwaren bij het in 2018 behaalde
voorlopige akkoord met het Europees Parlement, omdat het voorstel naar de mening van
het kabinet meer nieuwe maatregelen had kunnen bevatten rondom de instroom van degenen
uit veilige landen van herkomst en degenen die overlast veroorzaken. Nederland zal
daarom steun voor de afronding van deze wetsvoorstellen uiteindelijk baseren op de
balans in de behaalde onderhandelingsresultaten van de Screening- en Eurodac-verordening.
Op dit moment lijkt het erop dat vooral over geïsoleerde voorstellen gesproken zal
worden over de migratiedruk in het Schengengebied en de aanscherping van de beveiliging
van de EU-buitengrenzen. Dat doet volgens deze leden afbreuk aan de noodzaak om te
voorzien in een uitgebalanceerd maatregelenpakket waarbij de EU-grondrechten als ononderhandelbaar
uitgangspunt worden genomen. Deze leden vragen bijvoorbeeld of intensivering van de
binnengrenscontroles uiteindelijk niet het vrije personen-, goederen- en dienstenverkeer
frustreert. Kan de Staatssecretaris voorzien in een impactanalyse van de voorgestelde
maatregelen op de Nederlandse belangen bij het vrije personen- en goederenverkeer?
Antwoord
Intensiveren van controles in de binnengrensregio’s, bijvoorbeeld in het kader van
veiligheid of vreemdelingentoezicht, is conform de Schengengrenscode toegestaan voor
lidstaten zolang deze niet het effect hebben van systematische grenscontroles. In
dit kader voert Nederland reeds jaren Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) controles uit.
Nederland is er voorstander van dat alle lidstaten, mede om secundaire migratiebewegingen
te verminderen, effectief gebruik maken van deze mogelijkheid. In Europees verband
wordt onder andere met het Schengenevaluatiemechanisme gemonitord of controles in
de binnengrensregio’s conform het Schengenaccquis worden uitgevoerd. Systematische
grenscontroles kunnen alleen onder strikte regels en procedures worden ingesteld.
In dat verband moet ook aangegeven worden welke maatregelen lidstaten hebben genomen
om de impact op het vrij verkeer van personen en goederen te beperken.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie ontvangen graag een overzicht van alle
voorgestelde en besproken voorstellen om migratiestromen te beheersen en hoe deze
voorstellen zich verhouden tot het EU-gemeenschapsrecht.
Antwoord
Het kabinet kijkt, zoals gemeld in de brief van 8 november jl.17, naar welke aanvullende mitigerende maatregelen genomen kunnen worden op het gebied
van instroom, doorstroom en uitstroom. Uw Kamer zal hier later nader over geïnformeerd
worden.
In het bijzonder willen deze leden preciezer geïnformeerd worden over de Verordening
betreffende de aanpak van instrumentalisering op het gebied van migratie en asiel.
Klopt het dat bij instrumentalisatie de migratiestromen niet eens zo groot hoeven
te zijn, omdat als criterium vooral de intentie van de «instrumentaliserende» lidstaat
bepalend is? Zo ja, hoe onderbouw je activatie van «instrumentalisatie» en welke voorwaarden
gelden daarbij? Deze leden vermoeden dat met deze instrumentalisatie-verordening vooral
asielzoekers gestraft worden, terwijl zij juist het slachtoffer zijn en de voorgestelde
aanpak het onderliggende geopolitieke probleem van instrumentalisatie niet wegneemt.
Graag een reactie hierop.
Antwoord
Het kabinet verwijst ook naar de eerdere beantwoording van de vragen van de leden
van de D66-fractie. In de definitie van «instrumentalisering» is opgenomen dat er
sprake moet zijn van het aanmoedigen of faciliteren van het verplaatsen van migranten
naar de buitengrenzen met als doel de Unie of een lidstaat te destabiliseren wanneer
dergelijke acties essentiële functies van een lidstaat, waaronder de handhaving van
de openbare orde of de bescherming van de nationale veiligheid, in gevaar kunnen brengen.
De omvang van de migratiestroom is hierbij niet doorslaggevend. Lidstaten die menen
geconfronteerd te worden met een situatie van instrumentalisering dienen hiertoe bewijs
of informatie te overleggen aan de Commissie, die op basis daarvan een voorstel zal
doen voor een Raadsbesluit. Zoals aangegeven in het BNC-fiche over deze ontwerpverordening18, is het kabinet van oordeel dat het in gevaar brengen van grote groepen migranten
voor (geo)politieke doeleinden onaanvaardbaar is.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie vragen of het klopt dat inmiddels de definities
dusdanig zijn verruimd dat zo’n beetje elke grotere migratiestroom onder deze verordening
kan worden aangemerkt als «instrumentalisering» en dus kan worden afgeweken van de
gebruikelijke EU-mensenrechtenstandaard en het bestaande EU-acquis. Zo ja, van welke
rechten kan dan precies worden afgeweken en hoe wordt voorkomen dat verdergaande mensenrechtenschendingen
(denk aan pushbacks) plaatsvinden?
Antwoord
De veronderstelling dat de definities dusdanig zijn verruimd dat zo’n beetje elke
grotere migratiestroom onder deze Verordening kan worden aangemerkt als «instrumentalisering»
is niet juist. Het waarborgen van fundamentele rechten, zoals het principe van non-refoulement,
is expliciet opgenomen in het voorstel. Daarvan kan en mag volgens het kabinet in
geen geval van worden afgeweken.
In hoeverre dreigt met inwerkingtreding van deze verordening het gevaar dat het gemeenschappelijk
Europees asiel- en migratiebeleid wordt gefrustreerd omdat de onderlinge verschillen
op asielbeleid alleen maar verder worden vergroot en de secundaire migratiestromen
alleen maar in omvang zullen toenemen?
Antwoord
De Instrumentaliseringsverordening zal alleen van toepassing zijn op de specifieke
en uitzonderlijke situatie waarin een derde land of een niet-statelijke actor migratie
gebruikt als instrument om de EU of een lidstaat te destabiliseren. De Commissie dient
vast te stellen dat dat het geval is en vervolgens een voorstel doen voor een Raadsbesluit
om de verordening te kunnen toepassen. De verordening geeft de mogelijkheid om gedurende
een bepaalde periode op bepaalde punten af te wijken van de Procedureverordening,
de Opvangrichtlijn en/of de Terugkeerrichtlijn. Voor het overige blijft de algemene
EU-regelgeving van toepassing. Het kabinet verwacht daarom dat de verschillen in het
asielbeleid, en de daarmee samenhangende secundaire migratiestromen, niet zullen worden
vergroot.
Wordt, met andere woorden, hiermee uiteindelijk niet de huidige praktijk die op gespannen
voet staat met de EU-mensenrechtenstandaard, gelegaliseerd en wordt dus de facto de
mogelijkheid gegeven tot het beperken van het recht om in de EU asiel te vragen?
Antwoord
Het kabinet is van oordeel dat dat niet het geval is. Het kabinet verwijst u hiervoor
naar de beantwoording van gelijkluidende vragen van de leden van de D66-fractie.
In het verslag over de JBZ-Raad van 13 en 14 oktober jl. lazen de leden van de PvdA-
en GroenLinks-fractie dat is gesproken over de aankondiging van de EC om de Richtlijn
Tijdelijke Bescherming voor Oekraïense ontheemden te verlengen tot maart 2024. Deze
leden zijn op zich blij met deze verlenging, maar vragen of niet ook voor uit Oekraïne
gevluchte derdelanders met een tijdelijke verblijfsvergunning tijdelijke bescherming
moet worden geboden. Per maart volgend jaar wordt immers ingezet op uitzetting van
deze groep Oekraïense ontheemden. Deze leden vragen de Staatssecretaris om een analyse
over hoe andere EU-lidstaten met deze groep derdelanders uit Oekraïne omgaan en dringen
erop aan, gezien de met andere Oekraïense ontheemden vergelijkbare omstandigheden,
de beslissing tot uitzetting te heroverwegen.
Antwoord
Een beperkt aantal lidstaten heeft bij de implementatie van de Richtlijn Tijdelijke
Bescherming ervoor gekozen om hierbij ook bescherming toe te kennen aan derdelanders
met een niet-permanente verblijfsstatus in Oekraïne, waaronder Spanje, Portugal en
Ierland. Zo vangt Ierland ook een relatief grote groep studenten uit derde landen
op die in Oekraïne een tijdelijke verblijfsstatus hebben. Voor zover bekend voeren
deze landen geen specifiek beleid ten aanzien van derdelanders.
In het Solidariteitsplatform, onder leiding van de Europese Commissie op ambtelijk
niveau, wordt op reguliere basis gesproken over best practices, ervaringen en knelpunten
ten aanzien van het aanbieden van deze voorzieningen. Daarmee tracht de Commissie
te faciliteren dat lidstaten van elkaar leren hoe de best practice bij de ene lidstaat
een mogelijk knelpunt in een andere lidstaat kan verhelpen. Het onderwerp beleid ten
aanzien van derdelanders kan hierbij ook aan bod komen.
Dit klemt te meer bij studenten onder de derdelanders uit Oekraïne. Bij ongewijzigd
beleid worden zij immers gedwongen om voor de tweede keer hun studie te onderbreken,
met alle gevolgen van dien. Is de Staatssecretaris bereid om studenten uit derde landen
toe te staan om in Nederland hun studie af te ronden? Zo nee, waarom niet? Is de Staatssecretaris
bereid om aan de EC te vragen om de situatie van derdelanders in de EU te analyseren
en voorstellen te doen om hun positie te verbeteren?
Antwoord
Op het moment van de inschrijving voor een studie in het hoger onderwijs dient een
persoon rechtmatig in Nederland te verblijven. Concreet betekent dit voor de derdelanders
in het kader van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming het volgende: een derdelander
die zich vóór 19 juli 2022 in de Basisregistratie Personen (BRP) heeft ingeschreven
verblijft rechtmatig. Zodra hun recht op een inschrijving op basis van de Richtlijn
Tijdelijke Bescherming komt te vervallen, zullen ze onrechtmatig verblijven. Een asielaanvraag
geeft wel recht op rechtmatig verblijf in Nederland. Het staat ieder vrij om een asielaanvraag
in te dienen. Deze asielaanvraag wordt vervolgens individueel beoordeeld.
Het ingeschreven staan bij een opleiding geeft niet automatisch recht op een rechtmatig
verblijf. Betreffende studenten die ingeschreven staan bij een opleiding krijgen ook
niet automatisch een zogeheten studievisum: deze moet aangevraagd worden (en student
moet voldoen aan vele andere eisen). Als ze onrechtmatig verblijven mogen ze echter
wel het studiejaar afronden. Derdelanders die al vanaf het begin onrechtmatig in Nederland
verbleven – omdat ze zich niet in de BRP hebben ingeschreven, noch asiel hebben aangevraagd
– mogen hun studiejaar niet afronden.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben ook vragen over de praktische uitvoering
van de opvang van Oekraïense vluchtelingen in EU-lidstaten. Uit een LIBE-hoorzitting
van het Europees Parlement blijkt dat lokale overheden en ngo’s amper toegang hebben
tot EU-financiering voor de steun en opvang van Oekraïense vluchtelingen, terwijl
zij juist degenen zijn die dit vaak op zich nemen en het de bedoeling is dat minstens
30% van EU-financiering hiervoor naar hen stroomt. Kan voorzien worden in een overzicht
van de financieringsstromen naar lokale overheden en ngo’s?
Antwoord
Het kabinet erkent het belang van het werk dat regionale overheden en ngo’s doen in
het kader van opvang van ontheemden. Op 8 maart jl. presenteerde de Commissie twee
voorstellen om ongebruikte middelen uit de programmaperiode 2014–2020 uit verschillende
bestaande Europese fondsen flexibel inzetbaar te maken voor de opvang van ontheemden
uit Oekraïne, waaronder het AMIF. De Commissie heeft binnen deze bestaande budgetten
ruimte gevonden om middelen in te zetten voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen.
De lidstaten hebben de mogelijkheid gekregen om middelen binnen de fondsen uitgevoerd
in gedeeld beheer opnieuw te prioriteren en ze hebben ook meer tijd gekregen om de
middelen in Brussel te verantwoorden. Het kabinet bezit geen totaaloverzicht van de
financieringsstromen van deze fondsen in alle deelnemende lidstaten, dat valt onder
de verantwoordelijkheid van de Europese Commissie. Voor wat betreft de AMIF-gelden
die aan Nederland zijn toegekend, onderzoekt het kabinet waar ruimte is om deze middelen
flexibel in te zetten ten behoeve van de opvang van ontheemden uit Oekraïne. Het kabinet
hecht eraan te benadrukken dat de Europese Rekenkamer de besteding van alle EU-middelen
toetst op rechtmatigheid.
Via de bekostigingsregeling opvang ontheemden Oekraïne bekostigt het Rijk lokale overheden
om de steun en opvang van ontheemden uit Oekraïne uit te voeren. Verschillende ngo’s,
waaronder het Rode Kruis en Vluchtelingenwerk Nederland, ontvangen een subsidie van
het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het onderzoek
This is my life and I don’t want to waste a year of it, van Save the Children, waarin geconstateerd wordt dat er behoorlijke verschillen
bestaan in de praktische uitvoering van de opvang van Oekraïense vluchtelingen in
EU-lidstaten. Save the Children roept ertoe op om best practices tussen EU-lidstaten
uit te wisselen voor wat betreft opvang en voorzieningen. De noodzaak van het bieden
van bestendige voorzieningen op onder meer huisvesting, onderwijs, medische en psychosociale
zorg lijkt, naarmate de oorlog duurt, steeds belangrijker te worden. Is de Staatssecretaris
bereid om in EU-verband het initiatief te nemen tot een onderzoek naar hoe voorzieningen
kunnen worden verbeterd en voorkomen wordt dat het geboden beschermingsniveau voor
Oekraïense vluchtelingen in de EU uiteenloopt?
Antwoord
Het kabinet onderschrijft het belang van het bieden van bestendige voorzieningen voor
mensen die Oekraïne zijn ontvlucht als gevolg van de Russische agressie. De Richtlijn
Tijdelijke Bescherming biedt richtlijnen om deze voorzieningen vorm te geven, lidstaten
gaan vervolgens zelf over de invulling van deze voorzieningen. In het Solidariteitsplatform,
onder leiding van de Europese Commissie op ambtelijk niveau, wordt op reguliere basis
gesproken over best practices, ervaringen en knelpunten ten aanzien van het aanbieden
van deze voorzieningen. Daarmee tracht de Commissie te faciliteren dat lidstaten van
elkaar leren hoe de best practice bij de ene lidstaat een mogelijk knelpunt in een
andere lidstaat kan verhelpen. Nederland levert hierin een actieve bijdrage. Er zijn
mij geen indicaties bekend dat er bescherming wordt geboden in lidstaten onder het
niveau dat de Richtlijn Tijdelijke Bescherming voorschrijft, wat zou nopen tot een
dergelijk onderzoek.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie lezen dat er door de EU actieplannen zijn
geformuleerd en daarbij focusregio’s zijn vastgesteld. Naast een focus op constructieve
samenwerking zou ook gedacht worden over negatieve maatregelen. Deze leden vragen
de Staatssecretaris de beschikbare actieplannen naar de Kamer te sturen met een overzicht
van constructieve en negatieve maatregelen waarover wordt nagedacht.
Antwoord
De EU-Actieplannen bevatten de doelstellingen van de EU-partnerschappen en zijn gericht
op het versterken van de migratiesamenwerking met prioritaire landen. Het kabinet
zet zich ervoor in dat het brede EU-instrumentarium op bijvoorbeeld het gebied van
visa, ontwikkelingssamenwerking en handel, effectiever wordt ingezet om de aanpak
t.a.v. (EU-) migratiepartnerschappen kracht bij te zetten. Uitgangspunt van deze partnerschappen
is een constructieve en gelijkwaardige benadering. Bij uitblijven van verbetering
in de samenwerking kunnen echter ook negatieve maatregelen worden aangewend. Volledigheidshalve
verwijst het kabinet u naar de beantwoording van de vraag van de SP over het EU-instrumentarium.
Gezien het gevoelige karakter van de Actieplannen, met name richting de derde landen
zelf, zijn de Actieplannen van vertrouwelijke aard. Nederland benadrukt richting de
Commissie het belang van open communicatie en transparantie wanneer het gaat om de
manier waarop de partnerschappen met derde landen worden vormgegeven. Hier zal Nederland
ook tijdens de aankomende JBZ-Raad toe oproepen.
Frontex
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brief van
de Staatssecretaris over de Nederlandse juridische verantwoordelijkheid voor het functioneren
van Frontex. Al langere tijd maken deze leden zich, zoals bekend, grote zorgen over
de mate waarin operaties van Frontex voldoen aan de EU-mensenrechtenstandaard. Deze
leden stellen het daarom op prijs dat de Staatssecretaris een analyse van de juridische
verantwoordelijkheden heeft gemaakt. Kort gezegd begrijpen deze leden dat pas van
Nederlandse juridische aansprakelijkheid sprake is indien voldaan wordt aan de voorwaarden
dat handelingen aan Nederland kunnen worden toegerekend en dat Nederland daarbij in
strijd handelt met voor hen toepasselijke internationale verplichtingen. Het komt
erop neer dat het handelen van Frontex als agentschap van de Europese Unie primair
wordt toegerekend aan de Europese Unie. Voor wat betreft het handelen van individuele
Nederlandse Frontex-functionarissen blijft Nederland juridische verantwoordelijkheid
dragen, zo lezen deze leden.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie onderschrijven de inzet van het kabinet
om zich ervoor te blijven inspannen dat de EU-buitengrenzen op een wijze worden bewaakt
die grondrechten waarborgt. De vraag van deze leden is hoe de Staatssecretaris deze
inspanning precies vormgeeft. Deze leden vragen ook hoe het parlementair toezicht
vanuit het nationale- en het Europees Parlement verder kan worden versterkt, nu duidelijk
is dat het functioneren van Frontex voor beide parlementen relevant is en aan parlementaire
controle onderhevig moet zijn.
Antwoord
Het waarborgen van fundamentele rechten in het functioneren van Frontex is een prioriteit
voor het kabinet. Nederland brengt dit bijvoorbeeld altijd onder de aandacht in de
Management Board van Frontex. De rol van het Europees Parlement in toezicht op het
functioneren van Frontex is vastgelegd in de artikelen van de Europese Grens- en Kustwacht
(EGKW)-Verordening. Het Agentschap heeft een algemene verantwoordingsplicht ten aanzien
van het Europees Parlement.19 De rol van het Europees Parlement is dus stevig verankerd in de EGKW-verordening.
Het kabinet acht het van belang dat Frontex binnen de bestaande kaders, transparant
en proactief communiceert, uiteraard ook met het Europees Parlement. Voor wat betreft
de nationale parlementaire controle wordt er een jaarlijkse brief naar uw Kamer gezonden
om u te informeren over de voorgenomen inzet.
Sinds afgelopen jaar is deze uitgebreider en ziet de brief ook op de actuele ontwikkelingen.
Het kabinet kijkt uit naar de evaluatie van de EGKW-Verordening van de Commissie die
zij uiterlijk eind 2023 uit zal voeren. Dit betreft de verplichte evaluatie op grond
van artikel 121 van de EGKW-verordening. Deze evaluatie omvat onder andere een specifieke
analyse van de wijze waarop het Handvest en ander relevant Unierecht bij de toepassing
van de verordening is nageleefd.
Daarnaast blijven deze leden er bij de Staatssecretaris op aandringen om, naast deze
inspanning, ook op operationeel niveau te garanderen dat Nederlandse Frontex-functionarissen
op geen enkele wijze deelnemen aan acties waarbij mensenrechten in het geding kunnen
raken. Deze leden vragen of, en zo ja hoe, de Staatssecretaris hieraan gevolg gaat
geven.
Antwoord
Vooropgesteld zij dat Frontex en lidstaten er alles aan dienen te doen om betrokkenheid
bij mogelijke grondrechtenschendingen te voorkomen en als er toch een onregelmatigheid
wordt gesignaleerd, hier opvolging aan te geven. Het kabinet hecht eraan te benadrukken
dat er veel vertrouwen is in het gedetacheerde Nederlandse personeel, hun kennis en
integriteit. Zij worden daarnaast goed voorbereid op hun complexe maar belangrijke
werk aan de buitengrens, waarbij aandacht geschonken wordt aan aspecten die raken
aan mogelijke misstanden. De teamleden van een Frontex-operatie krijgen speciale training
over grondrechten en waar zij onregelmatigheden kunnen melden. Frontex heeft speciale
monitoringsmechanismes hiervoor, die onlangs verstevigd zijn na de kritische rapporten.
Schengentoetreding Roemenië, Bulgarije en Kroatië
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet het te vroeg vindt
om tijdens de aanstaande JBZ-Raad te besluiten tot de Schengentoetreding van Bulgarije
en de opheffing van de binnengrenscontroles. Daarmee staat het kabinetsstandpunt haaks
op de opvattingen van de meeste Nederlandse Europarlementariërs over een resolutie
hierover in het EP. Waarom gaat de Staatssecretaris niet mee in de meerderheidsopvatting
van de Nederlandse Europarlementariërs?
Antwoord
Het kabinet maakt een eigenstandige afweging. De totstandkoming van het Nederlandse
standpunt en de bezwaren die het kabinet nog heeft t.a.v. Bulgarije zijn in de brief
van 2 december jl. reeds toegelicht.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda
van de Raad. Zij hebben hierbij een aantal vragen en opmerkingen.
Ten aanzien de plannen om instrumentalisering van grote groepen asielzoekers om bijvoorbeeld
geopolitieke redenen tegen te gaan, vinden de leden van de ChristenUnie-fractie het
terecht dat Nederland inzet op een heldere en duidelijke definitie van instrumentalisering.
De situatie waarbij Wit-Rusland grote groepen vreemdelingen uit derde landen via het
grondgebied naar de Poolse grens liet reizen, om daar de grens over te steken, mag
als een duidelijk voorbeeld gelden waar de definitie op gebaseerd dient te zijn. Hetzelfde
geldt voor de situatie waarbij de Turkse autoriteiten asielzoekers naar de Griekse
grens brachten en ertoe drongen die over te steken. Om goed op te kunnen treden tegen
dergelijk misbruik van het asielrecht en tegelijk het asielrecht overeind te houden,
moet de definitie glashelder zijn, zonder enige kans op toepassing in oneigenlijke
situaties. De definitie dient daarom niet zodanig opgerekt te kunnen worden zodat
iedere crisissituatie aan de grens eronder zou vallen.
Antwoord
Het kabinet deelt de opvatting van de Leden van de ChristenUnie-fractie dat de definitie
glashelder moet zijn. Het kabinet vindt dat er een eenduidige definitie moet zijn
waarin onder meer duidelijk is dat er sprake moet zijn van een oogmerk om de Unie,
of een lidstaat daarvan, te destabiliseren. Dit is thans opgenomen in ontwerpverordening
en zal het kabinet zich voor blijven inzetten in de onderhandelingen. Voor andere
crisissituaties is de ontwerpverordening inzake aanpak situaties van crisis en overmacht
uitgebracht.20
Hoe denkt de Staatssecretaris aan zo’n definitie bij te kunnen dragen? Hoe denken
gelijkgezinde, ons omringende landen over het voorstel dat nu voorligt? Gaat de Staatssecretaris
tegen het voorstel stemmen wanneer de definitie zo ruim wordt dat bijvoorbeeld ook
reddingsacties op zee als «instrumentalisering» opgevat zouden kunnen gaan worden?
Antwoord
Voor het eerste deel van deze vraag verwijst het kabinet naar de beantwoording van
de vragen van de leden van de D66-fractie. Het kabinet is van oordeel dat een reddingsoperatie
op zee in de eerste plaats moet worden aangemerkt als humanitaire operaties. Dat een
dergelijke operatie deel uitmaakt van instrumentalisering, kan alleen zo zijn wanneer
de migratie wordt geïnitieerd door een derde land met als doel de Unie of delen van
de Unie te destabiliseren.
De leden van de ChristenUnie-fractie zouden graag van de Staatssecretaris horen of
hij indachtig de motie van het lid Ceder (Kamerstuk 36 200 VI, nr. 33) al met de premier en de Minister van Buitenlandse Zaken overleg heeft gehad om plannen
te ontwikkelen om tot een doorbraak op de impasse rond het Europees Migratiepact te
komen. Zo ja, hoe? Gaat de Staatssecretaris de genoemde ministeriële conferentie met
een groep lidstaten uit Noordwest-Europa hiervoor aangrijpen en acht hij dit ook een
gelegenheid om gelijkgezinde landen te vinden voor het vormen van een kopgroep, zoals
bedoeld in de motie van het lid Ceder (Kamerstuk 32 317, nr. 781)?
Antwoord
Er vindt binnen het kabinet voortdurend overleg plaats tussen betrokken bewindspersonen
over een toekomstbestendig en gebalanceerd asiel- en migratiebeleid. Tijdens gesprekken
over voortgang op het asiel- en migratiepact, die voortdurend op technisch en strategisch
niveau plaatsvinden, stelt het kabinet zich compromisbereid op. Daarnaast zoekt Nederland
de samenwerking met gelijkgezinde lidstaten, om zo ook in deelgroepen van bereidwillige
lidstaten verder te werken aan verbetering van het Europees asielstelsel, ook indachtig
de motie van het lid Ceder21. Het verkennen van afspraken over verbeterde onderlinge operationele samenwerking
onder de Dublin-verordening, waar op ingezet zal worden tijdens de ministeriële Dublin-conferentie
en marge van de JBZ-Raad, is hier inderdaad een invulling van.
Ten aanzien van Frontex zouden de leden van de ChristenUnie-fractie willen weten hoe
het staat met het opzetten van nationale monitoringsmechanismen voor grondrechten
aan de buitengrenzen, waarvan Nederland tijdens de vorige Raad het belang heeft onderstreept.
Vond deze onderstreping enige weerklank binnen de Raad? Kan de Staatssecretaris het
krachtenveld schetsen?
Antwoord
De Leden van de ChristenUnie refereren aan het onafhankelijk monitoringsmechanisme
dat iedere lidstaat zou moeten inrichten in het kader van het voorstel voor een Screeningsverordening.
In de Raadspositie ten aanzien van de screeningsverordening is de verplichting daartoe
reeds opgenomen. Bijvoorbeeld Kroatië heeft een dergelijk mechanisme ingesteld.
Frontex kent een eigen systematiek om de bescherming van grondrechten te monitoren.
Het Agentschap heeft een speciale, onafhankelijke grondrechtenfunctionaris. De grondrechtenfunctionaris
en zijn personeel onderzoeken of in gezamenlijke operaties fundamentele rechten in
voldoende mate worden gewaarborgd. Frontex heeft speciale monitoringsmechanismes hiervoor,
die onlangs verstevigd zijn na de kritische rapporten. Indien er vanuit gezamenlijke
operaties meldingen in het zogeheten Serious Incident Report Mechanism worden aangemaakt over vermeende mensenrechtenschendingen, belanden deze automatisch
bij de grondrechtenfunctionaris. De grondrechtenfunctionaris rapporteert periodiek
aan de Management Board en publiceert jaarlijks een algemeen rapport over de naleving
van grondrechten in Frontex operaties.
De brief van 4 november over het aansprakelijkheidsvraagstuk met betrekking tot Frontex
roept bij de leden van de ChristenUnie-fractie enkele vragen op. Begrijpen zij het
goed dat er in bepaalde gevallen sprake kan zijn van rechtsmacht door Nederland wanneer
er Nederlandse functionarissen betrokken zijn, en dat er in zulke gevallen, als er
ook sprake zou zijn van schendingen, Nederland wel degelijk verantwoordelijkheid zou
kunnen dragen, al zou dit van geval tot geval beoordeeld dienen te worden? Kan de
Staatssecretaris dit verder toelichten?
Antwoord
Zoals in de brief van het kabinet van 4 november jl. aangegeven is het geïntegreerd
grensbeheer een gezamenlijke verantwoordelijkheid van Frontex en de autoriteiten van
lidstaten. Lidstaten blijven primair verantwoordelijk voor hun segmenten van de EU-buitengrenzen.
In de brief is omschreven dat Nederland alleen aansprakelijk kan worden gehouden voor
operaties van Frontex waarbij schendingen van internationaal recht plaatsvinden, indien
i) de handelingen van Frontex aan Nederland kunnen worden toegerekend, en ii) er sprake
is van rechtsmacht voor Nederland onder het toepasselijk mensenrechtenverdrag en Nederland
vervolgens in strijd met een internationale verplichting onder dat verdrag heeft gehandeld.
Dit kan slechts, zoals de Leden van de ChristenUnie-fractie ook aangeven, worden beoordeeld
aan de hand van alle relevante feitelijke omstandigheden van het specifieke geval.
Hebben Nederlandse Frontex-functionarissen overigens expliciet de opdracht van de
regering meegekregen eventuele schendingen aan de regering te melden? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, kan de Kamer er dus vanuit gaan dat wanneer zich schendingen door Frontex
voordoen in het bijzijn van Nederlandse functionarissen dit dus altijd bekend zal
worden bij de Nederlandse regering? Deze leden zouden dit graag toegelicht krijgen
Antwoord
Het kabinet hecht eraan te benadrukken dat er veel vertrouwen is in het gedetacheerde
Nederlandse personeel, hun kennis en integriteit. Zij worden goed voorbereid op hun
complexe maar belangrijke werk aan de buitengrens, waarbij aandacht geschonken wordt
aan aspecten die raken aan mogelijke misstanden. De teamleden van de Frontex operatie
krijgen speciale training over grondrechten en over de monitoringsmechanismes zoals
het Serious Incident Report Mechanisme. Indien er vanuit de gezamenlijke operaties meldingen in het Serious Incident Report Mechanism worden aangemaakt over vermeende mensenrechtenschendingen, belanden deze automatisch
bij de grondrechtenfunctionaris. De grondrechtenfunctionaris rapporteert periodiek
aan de Management Board en publiceert jaarlijks een algemeen rapport over de naleving
van grondrechten in Frontex operaties. Daarnaast worden de uitzendende organisaties
door Frontex op de hoogte gebracht als er betrokkenheid is bij een serieus incident.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Daarover
hebben de deze leden nog de volgende vragen.
Ministeriële bijeenkomsten migratie rondom de JBZ-Raad
Kan de Staatssecretaris uitweiden over waarom de andere EU-lidstaten niet uitgenodigd
zijn voor de ministeriële bijeenkomst, georganiseerd door België? Verder vragen deze
leden welke definitie van «irreguliere secundaire migratiestromen» door Nederland
gehanteerd wordt en welke asielzoekers daar dan onder zullen vallen? Wordt deze definitie
gedeeld door de uitgenodigde landen?
Antwoord
Het, ook voor het kabinet, gangbare perspectief op secundaire bewegingen is een reisbeweging
vanuit de eerste lidstaat van binnenkomst in de EU naar een andere lidstaat (van keuze),
terwijl een asielzoeker in die eerste lidstaat geregistreerd moet worden en daar diens
asielverzoek moet indienen. Er zijn echter ook partijen, zoals de ACVZ, die secundaire
migratie definiëren als: doormigratie van asielzoekers binnen de EU van de lidstaat
die op grond van het Dublin-systeem verantwoordelijk is voor de behandeling van de
asielaanvraag, naar een andere lidstaat.
Verder hebben de leden van de Volt-fractie de vraag welke rol Nederland ziet voor
de EC op het gebied van monitoring en handhaving van irreguliere secundaire migratiestromen.
Verwacht de Staatssecretaris dat na deze bijeenkomst een brief zal worden opgesteld
en aan de EC zal worden voorgelegd? Zo ja, zal de Staatssecretaris de brief, alvorens
deze naar de EC wordt gestuurd met de Kamer delen?
Antwoord
Een van de taken van de Europese Commissie is erop toezien dat de EU-wetgeving (verordeningen
en richtlijnen) correct en op tijd wordt toegepast door de individuele lidstaten.
In deze rol wordt de Commissie ook wel «hoedster van de verdragen» genoemd. Het feit
dat niet-naleving van de Dublin-verordening leidt tot grote secundaire migratiestromen
en daarmee tot druk op de nationale asielsystemen van lidstaten is zeer zorgelijk.
(Mede) indachtig de motie van het lid Brekelmans22 zal het kabinet tijdens de Ministeriële bijeenkomst dan ook bij de Commissie het
belang van naleving van de Dublin-verordening aan de orde stellen en de Commissie
oproepen tot goede monitoring en actieve informatieverstrekking. Omdat de Commissie
bij de Ministeriële bijeenkomst vertegenwoordigd zal zijn, is het op voorhand niet
vanzelfsprekend dat na afloop van de bijeenkomst ook nog een brief aan de Commissie
zal worden gestuurd. Uiteraard zal het kabinet uw Kamer via het verslag van de JBZ-raad
berichten over hetgeen tijdens de bijeenkomst is besproken en afgesproken.
Wat betreft de ministeriële bijeenkomst die Nederland zelf wil organiseren, wat is
de Nederlandse inzet voor deze bijeenkomst? Zal Nederland aandringen op een Europese
aanpak voor migratieafspraken met derde landen, vragen de leden van de Volt-fractie.
Antwoord
De bespreking met deze landen, in aanwezigheid van de Europese Commissie, staat in
het teken van het tegengaan van secundaire migratiestromen binnen de EU en naar het
VK, en het samenwerken met derde landen om bijvoorbeeld migrantensmokkel tegen te
gaan. Met betrekking tot de samenwerking met derde landen is Nederland voornemens
het belang van migratiepartnerschappen en samenwerking met gelijkgezinde Europese
landen te benadrukken, bijvoorbeeld op het gebied van aanpak van mensensmokkel in
samenwerking met derde landen. Het doel is daarbij van elkaar te leren en gezamenlijk
toe te werken naar oplossingsrichtingen. Het kabinet zal uw Kamer na afloop informeren
over de uitkomsten.
De leden van de Volt-fractie hebben grote zorgen over het opnieuw relevant maken van
de Dublinverordening, waarvan in 2015 al werd gesteld door de EU en haar lidstaten
dat zij onuitvoerbaar bleek en waarom er gewerkt wordt aan een Gemeenschappelijk Asiel-
en Migratiebeleid. De Nederlandse regering lijkt echter steeds vaker in te zetten
op het verbeteren van Dublin, in plaats van het vervangen van Dublin. Wat zijn de
verwachtingen van de Staatssecretaris betreffende de effecten van het maken van afspraken
over de verbetering van de operationele samenwerking rond het overdragen van personen
onder de Dublinverordening op de onderhandelingen omtrent het Asiel- en Migratiepact?
De aanpassingen van de wetgeving middels het Asiel- en migratiepact en het werken
aan een verbetering van de operationel samenwerking kunnen parallel aan elkaar lopen,
zonder dat de ene een negatief effect zou hoeven te hebben op de andere.
Antwoord
Er zijn onder het Asiel- en Migratiepact meerdere voorstellen ingebracht om de werking
van de Dublin-verordening te verbeteren, met name via de Asielmanagement-verordening.
Het kabinet zet er op in om via de gesprekken over die voorstellen het huidige Dublin-stelsel
te verbeteren en waar nodig beter uitvoerbaar te maken. Dat neemt niet weg dat – zo
lang geen overeenstemming is bereikt over die vernieuwingen – lidstaten huidige asielafspraken
gewoon moeten uitvoeren. Het is niet acceptabel wanneer lidstaten hun verantwoordelijkheden
naast zich neerleggen. Het kabinet hecht eraan te markeren dat ten behoeve van voortgang
binnen het Asiel- en Migratiepact balans nodig is tussen solidariteit en verantwoordelijkheid.
Het nakomen van de huidige asielafspraken, zoals het Dublin-acquis, maakt echt onderdeel
uit van die balans.
Kan de Staatssecretaris uitweiden over de Nederlandse visie voor de toekomst van de
Dublinverordening en de verhouding daarvan tot een mogelijk akkoord op het Asiel-
en Migratiepact?
Antwoord
Bindende afspraken over welke lidstaat verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling
van een asielverzoek zijn essentieel. Zowel om te voorkomen dat de asielmigrant in
een situatie komt dat geen enkele lidstaat zich verantwoordelijk acht voor de beoordeling
van zijn/haar asielverzoek, maar ook om de voorkomen dat een asielmigrant in meerdere
lidstaten een asielverzoek kan indienen dat op inhoud dient te worden beoordeeld.
Ook met het oog op het voorkomen van secundaire migratiestromen binnen de Unie, vindt
het kabinet het van belang dat een belangrijk uitgangspunt van het Dublinstelsel is
dat de verantwoordelijkheid voor de afwikkeling van het asielverzoek berust bij de
lidstaat waar de asielzoeker de Unie als eerste is binnengekomen. Bij een goed werkend
Dublinsysteem is een structureel solidariteitsmechanisme (dat verlichting biedt aan
lidstaten die onder een aanhoudende disproportionele druk staan) een flankerende maatregel.
Hoe wordt dit standpunt ontvangen in het licht van de onderhandelingen op het Asiel-
en Migratiepact, specifiek door de Zuidelijke lidstaten die vragen om meer solidariteit
van de Noordwestelijke lidstaten?
Antwoord
De visie van het kabinet op de toekomst van de Dublin-verordening is in het antwoord
op de hierboven staande vraag opgenomen als ook in het BNC-fiche over de Verordening
Asielmanagement en beheer (AMMR). De inzet van het kabinet is om structurele Europese
verbeteringen en structurele solidariteit hand in hand te laten gaan in een situatie
waarin alle lidstaten verantwoordelijkheid nemen. De implementatie van een goed functionerende
asielprocedure aan de buitengrenzen van de EU is essentieel om een onderscheid te
maken tussen kansarmere en kansrijkere asielaanvragen, waarbij de terugkeer van afgewezen
asielzoekers direct ter hand kan worden genomen. Daarenboven zijn effectievere en
efficiëntere procedures nodig om het huidige Dublinstelsel beter te laten functioneren
en daarmee secundaire migratie te ontmoedigen.
Algemene staat van de Schengenzone; interne veiligheid: migrantensmokkel tegengaan
De leden van de Volt-fractie lezen dat het tegengaan van irreguliere migratiestromen
in het Schengengebied en de aanpak van migrantensmokkel een grote prioriteit is. Deze
leden delen de mening van het kabinet dat er een Europese aanpak nodig is voor het
aanpakken van migrantensmokkel, alsook migrantensmokkel binnen het Schengengebied.
Deze leden hebben echter grote zorgen over de verwijzingen naar instrumentalisering
in de herziening in de Schengen Grenscode, gezien het feit dat migratie an sich geen
serieuze bedreiging vormt voor interne veiligheid en daarom niet thuishoort in de
Schengengrenscode. Daarin delen zij de mening van de rapporteur van het EP. Daarover
hebben deze leden dan ook de volgende vragen.
De leden van de Volt-fractie vragen of de Staatssecretaris de mening van de EP-rapporteur
deelt dat de verwijzingen naar instrumentalisering uit de Schengen Grenscode geschrapt
moeten worden. Indien de Staatssecretaris de mening van de EP-rapporteur niet deelt,
welke redenen ziet de Staatssecretaris om de verwijzingen naar instrumentalisering
in de tekst op te nemen? Welke meerwaarde hebben de verwijzingen omtrent instrumentalisering
in de Schengen Grenscode volgens de Staatssecretaris ten opzichte van de aparte Verordening
betreffende de aanpak van instrumentalisering?
Is de Staatssecretaris het eens met de beoordeling van de rapporteur dat migratie
an sich geen serieuze bedreiging vormt voor interne veiligheid en daarom niet thuishoort
in de Schengen Grenscode als criterium op extra grenscontroles in te stellen, vragen
de leden van de Volt-fractie. Indien de Staatssecretaris het niet eens is met de beoordeling
van de rapporteur, kan de Staatssecretaris dan uiteenzetten op basis van welke criteria
hij interne Europese migratie aanmerkt als serieuze bedreiging voor de interne veiligheid
van Nederland?
Deelt de Staatssecretaris de mening van de rapporteur dat de Schengen Borders Code
een oplossing probeert te bieden voor de vertraging op het doorvoeren van het Asiel-
en Migratiepact, vragen de leden van de Volt-fractie. Zo nee, waarom niet? Indien
de Staatssecretaris deze mening deelt, kan hij aangeven of het Nederlands kabinet
voorstander is van deze aanpak in plaats van het proberen van een doorbraak te forceren
op de onderhandelingen omtrent het Asiel- en Migratiepact? Zo ja, waarom?
Antwoord
De lidstaten hebben tijdens de JBZ-Raad van juni jl. overeenstemming bereikt over
een Raadspositie op het voorstel tot wijziging van de Schengengrenscode. Onderdeel
van deze overeenstemming was een definitiebepaling over instrumentalisering en welke
compenserende maatregelen lidstaten aan de grens kunnen nemen. Op dit moment is de
Raad in afwachting van positiebepaling van het Europees Parlement om te kunnen starten
met de triloogfase over het voorstel. Het kabinet heeft kennisgenomen van de voorstellen
van de EP-rapporteur en kijkt met interesse uit naar de definitieve standpuntbepaling
van het Europees Parlement. Voor het kabinet is het van belang dat er één heldere
definitiebepaling over instrumentalisering komt om te zorgen dat het voor lidstaten
duidelijk is wanneer er sprake is van instrumentalisering van migranten en lidstaten
vervolgens compenserende maatregelen kunnen nemen. Daar zal het kabinet zich voor
inzetten, zowel ten aanzien van de onderhandelingen over de Schengengrenscode als
de instrumentaliseringsverordening. Verder zouden lidstaten volgens het kabinet op
basis van de nieuwe Schengengrenscode in de toekomst effectieve maatregelen moeten
kunnen nemen om irreguliere secundaire migratie te beperken.
Verordening over het aanpakken van situaties van instrumentalisering op het gebied
van migratie en asiel
De leden van de Volt-fractie delen de zorgen van het kabinet om instrumentalisering
van migranten tegen te gaan. Asielzoekers mogen niet worden ingezet als geopolitiek
drukmiddel. Tegelijkertijd zijn deze leden van mening dat de rechten van asielzoekers
op een individueel en nauwkeurig proces in lijn met het EU-asielacquis voldoende gegarandeerd
moeten worden. Deze leden maken zich dan ook grote zorgen over deze verordening. Kan
de Staatssecretaris daarom reflecteren op de meerwaarde van de instrumentaliseringsverordening
in verhouding tot het Crisis Mechanisme zoals voorgesteld in het Asiel- en Migratiepact?
Hoe worden standaarden voor de opvang en het proces van asielzoekers ook gehandhaafd
in het geval van instrumentalisering zoals het voorstel nu voorligt? Wil Nederland
daarin nog aanpassingen aanbrengen? Deze leden hebben de angst dat de instrumentaliseringsverordening
te veel mogelijkheden biedt om af te wijken van het asielacquis en daarmee een «race-to-the-bottom»
veroorzaakt met betrekking tot de standaarden voor opvang en proces. Kan de Staatssecretaris
bevestigen dat Nederland ervoor zal waken dat in de instrumentaliseringsverordening
opgenomen zal worden dat het asielproces moet voldoen aan dezelfde standaarden als
de gebruikelijke procedure?
Verder stellen de leden van de Volt-fractie een aantal vraagtekens bij het voorstel
van het Tsjechische voorzitterschap betreffende de definitie van instrumentalisering.
Daarom vragen zij de Staatssecretaris hoe hij tegenover het voorstel staat van het
Tsjechische voorzitterschap om als definitie van instrumentalisering de definitie
uit de Schengen Grenscode over te nemen. Indien de Staatssecretaris hier positief
tegenover staat, welke definitie wenst de Staatssecretaris dat er gehanteerd wordt?
Kan de Staatssecretaris daarbij specifiek ingaan op het voorstel om ook «non-state
actors» aan te duiden als actoren voor het instrumentaliseren van asielzoekers?
De leden van de Volt-fractie zijn van mening dat de instrumentaliseringsverordening
alleen ingezet mag worden bij uitzonderlijke omstandigheden waarin duidelijk sprake
is van instrumentalisering. Daarbij moeten te allen tijde de rechten van asielzoekers
gewaarborgd blijven. Is de Staatssecretaris het daarom eens met deze leden dat de
instrumentaliseringsverordening bedoeld is voor uitzonderlijke omstandigheden? Kan
de Staatssecretaris daarbij ook bevestigen dat Nederland deze verordening alleen wil
inzetten in het geval van uitzonderlijke omstandigheden? Zo ja, wat verstaat de Staatssecretaris
onder uitzonderlijke omstandigheden?
Zowel verscheidende ngo’s, het EP, het Europees Bureau voor de grondrechten (FRA)
en verscheidene Europese lidstaten hebben grote zorgen geuit over het effect op fundamentele
rechten, omdat het lidstaten de mogelijkheid geeft om hun plichten onder het Vluchtelingenverdrag
te ontlopen. De leden van de Volt-fractie delen deze zorgen en vragen daarom aan de
Staatssecretaris hierop te reflecteren. Welke stappen neemt Nederland in de onderhandelingen
om ervoor te zorgen dat er niet aan fundamentele rechten, noch aan de plichten van
het Vluchtelingenverdrag getornd wordt? Kan de Staatssecretaris toezeggen dat Nederland
niet in zal stemmen met een voorstel dat mogelijk tornt aan fundamentele rechten en
het Vluchtelingenverdrag? Steunt de Staatssecretaris de oproep van het EP voor een
Substitute Impact Assesment uitgevoerd door de EC, waarbij specifiek wordt gekeken
naar de impact van de verordening op fundamentele rechten? Zo nee, waarom niet? Hoe
staat de Staatssecretaris tegenover het voorstel om uitzonderingen te maken op het
asielacquis in het geval van instrumentalisering?
Antwoord
De instrumentaliseringsverordening onderscheidt zich van de Crisisverordening doordat
zij ziet op de specifieke en uitzonderlijke situatie waarin een derde land of een
niet-statelijke actor migratie gebruikt als instrument om de EU of een lidstaat te
destabiliseren, terwijl de crisisverordening ziet op crisis- en overmachtssituaties
in het algemeen. De verordening geeft de mogelijkheid om gedurende een bepaalde periode
op bepaalde punten af te wijken van de Procedureverordening, de Opvangrichtlijn en/of
de Terugkeerrichtlijn. Voor het overige blijft de algemene EU-regelgeving van toepassing.
Nederland heeft tijdens de besprekingen steeds benadrukt dat de fundamentele rechten,
zoals het recht op asiel, het principe van non-refoulement, het garanderen van basisbehoeften
voor migranten dienen te worden nageleefd. In de huidige tekst zijn verschillende
clausules opgenomen waaruit volgt dat de waarborgen van het Vluchtelingenverdrag dienen
te worden nageleefd. Dit is voor het kabinet ook een voorwaarde. Ten aanzien van definitie
van «instrumentalisering» verwijst het kabinet naar de beantwoording van de fracties
van PvdA en GroenLinks en de D66-fractie.
Werklunch: EU-terugkeerbeleid en samenwerking met derde landen
De leden van de Volt-fractie lezen dat het kabinet zal inzetten op een intensivering
van de migratiesamenwerking met de voor Nederland meest relevante migratieherkomst-
en transitlanden, zowel bilateraal als in Europees verband, middels een partnerschapsaanpak.
Deze leden maken zich daarbij grote zorgen over zowel de afspraken en inhoud van deze
partnerschappen als de effectiviteit van een bilaterale aanpak. In het wetgevingsoverleg
begrotingsonderdeel migratie van 7 november 2022 gaf de Staatssecretaris aan dat algemeen
bekend is dat bilaterale afspraken vaak weinig, niet of zelfs averechts werken en
dat de diplomatieke kracht van een Europese aanpak daarom het uitgangspunt zou moeten
zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom Nederland hier in de Raad dan alsnog
zal pleiten voor zowel een Europese inzet als een Nederlandse bilaterale aanpak?
Antwoord
Het kabinet zet zich in voor migratiepartnerschappen met belangrijke landen van herkomst
en transit, ten behoeve van het beperken van irreguliere migratie en het bevorderen
van terugkeer bij onrechtmatig verblijf en de bescherming van migranten. Gelijkwaardigheid,
duurzaamheid en effectiviteit vormen het uitgangspunt, waarbij nadrukkelijk oog is
voor wederzijdse belangen. Het kabinet is voorts voorstander van een op maat gemaakte
aanpak per land, binnen de kaders van internationaal en Europees recht. Vanwege de
grote schaal en slagkracht ligt de EU-inzet op migratiepartnerschappen in belangrijke
mate in het verlengde van de bilaterale inzet – en zetten deze twee sporen elkaar
kracht bij.
Verder werd in de afspraken met Marokko afgesproken «zich niet te mengen in binnenlandse
aangelegenheden», zo lezen de leden van de Volt-fractie. Betekent dit ook dat Nederland
zich niet langer zal uitspreken over mensenrechtenschendingen in Marokko? Hoe zal
Nederland in diplomatieke relaties met Marokko alsnog mensenrechten bespreekbaar maken?
Antwoord
Het kabinet verwijst u naar het antwoord op een gelijkluidende vraag van de leden
van de D66-fractie. Er zijn met Marokko geen afspraken gemaakt dat Nederland zich
niet, of niet kritisch, mag uitlaten over mensenrechten. In het actieplan is alleen
een bevestiging van een bestaande regel in het internationaal recht opgenomen dat
beide landen elkaars soevereiniteit respecteren en zich niet mengen in interne zaken.
Mensenrechten is een regulier onderdeel van de politieke dialoog tussen beide landen.
Hierbij verwijst het kabinet ook naar het publieke gezamenlijk communiqué (11 mei
2022) naar aanleiding van een bilateraal gesprek tussen beide Ministers van Buitenlandse
Zaken.
De leden van de Volt-fractie maken zich daarom zorgen om de inhoud van toekomstige
partnerschappen. Is de Staatssecretaris van plan om andere bilaterale partnerschappen
te modelleren op basis van de afspraken met Marokko? Wat betekent dit voor de diplomatieke
mogelijkheden van Nederland om mensenrechtenschendingen te bespreken met deze staten?
Antwoord
Voor alle landen geldt nadrukkelijk dat het partnerschap wordt gebaseerd op een brede
agenda. Naast de migratiedoelstellingen van dit kabinet, wordt daarbij nadrukkelijk
naar het gekeken versterken van onze brede relatie met de partnerlanden. Ten aanzien
van mensenrechten verwijst het kabinet ook naar bovenstaand antwoord. In de reguliere
dialoog tussen Nederland en Marokko kunnen alle onderwerpen worden besproken, inclusief
mensenrechten.
Daarnaast lezen deze leden ook dat negatieve maatregelen zouden moeten worden ingezet,
indien positieve maatregelen en partnerschappen niet voldoende blijken. Op welke negatieve
maatregelen doelt de Staatssecretaris hier? Wanneer zouden deze maatregelen ingezet
moeten worden volgens de Staatssecretaris?
Antwoord
Volledigheidshalve verwijst het kabinet naar de beantwoording van een gelijkluidende
vraag van de leden van de SP-fractie. Het kabinet zet zich ervoor in dat het brede
EU-instrumentarium op bijvoorbeeld het gebied van visa, ontwikkelingssamenwerking
en handel, effectiever wordt ingezet om de aanpak ten aazien van (EU-) migratiepartnerschappen
kracht bij te zetten.
8. Asiel en migratie
De leden van de Volt-fractie verwelkomen de beslissing van de Raad om voortgang te
maken op het Asiel- en Migratiepact. Daarbij vragen zij echter hoe groot de bereidheid
is van Nederland om echt voortgang te boeken op de solidariteitsmechanismen in het
pact. Daarom hebben deze leden nog de volgende vragen: Is de uitvoering van Dublin
een voorwaarde voor de Staatssecretaris om het te hebben over solidariteitsmechanismen?
Hoe verhoudt dit zich tot het oordeel in 2015 dat Dublin niet werkt en onuitvoerbaar
is? Hoe houdbaar acht de Staatssecretaris de uitvoering van Dublin en wat betekent
dit voor verdere onderhandelingen van het Pact?
Antwoord
Er zijn onder het Asiel- en Migratiepact meerdere voorstellen ingebracht om de werking
van de Dublin-verordening te verbeteren, met name via de Asielmanagement-verordening.
Het kabinet zet er op in om via de gesprekken over die voorstellen het huidige Dublin-stelsel
te verbeteren en waar nodig beter uitvoerbaar te maken. Dat neemt niet weg dat – zo
lang geen overeenstemming is bereikt over die vernieuwingen – lidstaten huidige asielafspraken
uitvoeren. Het kabinet brengt het belang van de naleving van het huidig acquis in
de onderhandelingen over het Asiel- en Migratiepact regelmatig naar voren. Zoals ook
geantwoord op uw eerdere gelijkluidende vraag, is de inzet van het kabinet is om structurele
Europese verbeteringen en structurele solidariteit hand in hand te laten gaan in een
situatie waarin alle lidstaten verantwoordelijkheid nemen. In het algemeen is het
kabinetsstandpunt dat voor stappen binnen het Asiel- en Migratiepact balans nodig
is tussen solidariteit en verantwoordelijkheid. Het terugdringen van secundaire migratiestromen
maakt onderdeel uit van die balans..
Verder lezen de leden van de Volt-fractie dat er gepleit wordt voor een lichtere toepassing
van asielgrensprocedures in tijden van crisis. Wat wordt hiermee bedoeld? Welke waarborgen
worden hierbij voorgesteld, zowel door de EC, het voorzitterschap en Nederland, om
ervoor te zorgen dat de kwaliteit van asielprocedures gewaarborgd wordt?
Antwoord
De voorstellen voor een lichtere toepassing van asielgrensprocedures komen uit het
discussiedocument dat het voorzitterschap mogelijk ter bespreking zal agenderen voor
deze JBZ-Raad. Het gaat om voorstellen die in werking zouden treden op het moment
dat de Asielprocedureverordening met daarin afspraken over verplichte asielgrensprocedures
succesvol wordt afgerond. Het voorzitterschap stelt voor om de reikwijdte en toepassing
van verplichte asielgrensprocedures in tijden van crises of hoge influx minder verplichtend
of op een minder grote groep asielzoekers van toepassing te laten zijn. Het kabinet
volgt deze voorstellen kritisch. Een verplichte asielgrensprocedure is voor Nederland
een belangrijk onderdeel een Europees asielstelsel dat meer grip biedt op irreguliere
migratie. Het kabinet wenst daarom de reikwijdte en toepassing van de asielgrensprocedure
zo breed mogelijk te maken. Nederland heeft daarbij uiteraard oog voor het belang
van haalbaarheid en uitvoerbaarheid. Het kabinet gaat daarom graag met de lidstaten
in gesprek over de benodigde randvoorwaarden, extra capaciteit of andere ondersteuning
die nodig is om zorgvuldige asielgrensprocedures in zo veel mogelijk scenario's te
kunnen uitvoeren.
Daarnaast lezen de leden van de Volt-fractie dat Nederland pleit voor criteria voor
het afbakenen van het in aanmerking komen voor een solidariteitsbijdrage. Welke voorstellen
zal Nederland hiervoor doen?
Antwoord
Naar de opvatting van het kabinet is het van belang om het afbakenen zowel mogelijk
aan de hand van objectieve criteria te doen. Hierbij denkt het kabinet aan criteria
als het aantal ingediende asielverzoeken, het aantal verstrekte asielvergunningen
en het aantal gerealiseerde vertrekken in een bepaalde periode.
Welke aanscherping van criteria die bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor
een asielverzoek zal Nederland voorstellen? Wat betekent dit over de verdeling van
draagkracht door de hele EU?
Antwoord
Wat de criteria betreft die bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de afhandeling
van een asielverzoek is het kabinet van mening dat dit stelsel zo eenduidig en obectief
mogelijk moet zijn. Het Dublin-systeem is gebaat bij objectieve criteria, zodat er
tussen de lidstaten geen verschil van inzicht kan ontstaan welke lidstaat verantwoordelijkheid
moet nemen voor de afhandeling van het asielverzoek. Het toevoegen van meer subjectieve
criteria, zal er in de praktijk voor zorgen dat er tussen de lidstaten verschil van
inzicht kan ontstaan over wie verantwoordelijk is voor de afwikkeling van de asielaanvraag.
Dit zou weer kunnen leiden tot langere Dublinprocedures en situaties waarin de asielzoeker
in een onduidelijke-situatie komt omdat geen enkele lidstaat zich verantwoordelijk
voelt voor de asielaanvraag. Zodra een lidstaat eenmaal verantwoordelijk is voor een
asielverzoek dient dit alleen in uitzonderingsgevallen te wijzigen, zodat doorreizen,
herhaalde asielaanvragen of het onderduiken door asielzoekers wordt ontmoedigd. Zoals
ook reeds uiteengezet in het BNC-fiche betreffende de door de Europese Commissie voorgestelde
Verordening betreffende asiel- en migratiebeheer, staat het kabinet negatief tegenover
de uitbreiding van de definitie van familieleden naar broers en zussen23. Het kabinet zet vraagtekens bij de aanname van de Commissie dat het mogelijk is
de familieband, in voorkomende gevallen, snel vast te stellen. Het kabinet is van
mening dat dit kan leiden tot vormen van misbruik. De opvattingen van de lidstaten
lopen derhalve nog uiteen. Wat de aanscherping van Dublin-criteria betekent voor de
draagkracht van lidstaten over de gehele Unie zal in samenhang met de voortgang op
afspraken over een solidariteitsmechanisme moeten worden bezien.
Als laatste roepen de voorstellen in de vorm van een hoofdlijnenakkoord en mini-deal
met het EP van het Tsjechische voorzitterschap grote vraagtekens op bij de leden van
de Volt-fractie, gezien het mogelijk de bereidheid van lidstaten kan verminderen om
voortgang te maken op andere delen van het Pact, die niet in de mini-deal zijn opgenomen.
Wat is de Nederlandse positie ten aanzien van het hoofdlijnenakkoord dat Tsjechië
zal presenteren? Wat is de Nederlandse positie ten aanzien van de mini-deal tussen
het EP en de JBZ-Raad op de Eurodac, screening-, asieldefinitie en hervestigingsverordening
en opvangrichtlijn?
Antwoord
Het kabinet blijft zich inzetten voor voortgang op de onderhandelingen op de wetsvoorstellen
van het Asiel- en Migratiepact waarover nog geen Raadspositie is bereikt. Dit onderwerp
zal ook op de agenda van de JBZ-raad staan. Tegelijkertijd is het van belang dat ook
voortgang wordt geboekt op de voorstellen waar de lidstaten al wel overeenstemming
over hebben bereikt. In dat kader zal het Voorzitterschap op het Coreper van 7 december
aan de lidstaten het mandaat vragen te starten met de trilogen met het Europees Parlement
op de Eurodac- en Screeningsverordening. Daarvoor zal het Voorzitterschap aan de lidstaten
voorleggen of zij bereid zijn ook te werken aan afronding van de Kwalificatieverordening,
de EU-hervestigingsverordening en de herziene Opvangrichtlijn. Deze wetgevende voorstellen
dateren uit 2016 en zijn nadien onderwerp geweest van meerdere besprekingsrondes tussen
de lidstaten en het Europees Parlement. Het resultaat dat nu aan de lidstaten wordt
voorgelegd als uitgangspunt is een onderhandelingsresultaat van 2018. Gezien het grote
belang dat het kabinet hecht aan het tegen kunnen gaan in de EU van secundaire stromen
zal het kabinet in Coreper de start van de trilogen op Eurodac- en Screeningsverordening
steunen. De herziene Opvangrichtlijn die ook wordt geagendeerd bevat enkele voorstellen
die ruimte bieden de opvang van Dublin-claimanten te versoberen vanaf het moment dat
een Dublinbeschikking geslagen is. Dit verwelkomt het kabinet, omdat ook dit prikkels
voor secundaire migratie kan verminderen. Het kabinet heeft echter ook enkele bezwaren
bij het in 2018 behaalde voorlopige akkoord met het Europees Parlement. Nederland
zal daarom steun voor de afronding van deze wetsvoorstellen uiteindelijk baseren op
de balans in de behaalde onderhandelingsresultaten op de Screening- en Eurodac-verordening.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie is ervan overtuigd dat een overleg betreffende de Dublinverordening
niet alleen gewenst is, maar ook noodzakelijk. Het wordt hoog tijd om de verantwoordelijkheid
in gemaakte afspraken Europa-breed mee te gaan nemen. Echter is dit lid ook van mening
dat de uitkomst dat dit onmogelijk is, niet ondenkbaar is. In dit geval bepleit dit
lid, net als op andere dossiers, dat het van belang is te veronderstellen dat verdragen
en internationale wetgeving geen natuurwetten zijn die ons van boven opgelegd worden;
we kunnen ze zelf aanpassen.
Het is daarom dat het lid van de BBB-fractie in een dergelijke situatie dan ook pleit
voor het herzien van het Dublinverdrag waarin we de kaders en afspraken heroverwegen
opdat ze wel mogelijk blijken om uit te voeren. In een dergelijke heroverweging is
dit lid dan ook van mening dat er in Europees verband knopen doorgehakt moeten worden
omtrent het grotere probleem dat structureel een solide opvang in Europa onmogelijk
maakt: de instroom. Alleen met het inperken van de instroom van migranten wordt het
mogelijk de asielopvang door geheel Europa naar een nette standaard te verhogen.
Daarnaast moet hierbij de blik ook breder zijn dan enkel op asielmigratie, vindt het
lid van de BBB-fractie. Het rondschuiven van Europese internationale studenten en
arbeidsmigranten heeft gigantische sociaaleconomische gevolgen voor lidstaten als
Nederland die momenteel niet voldoende erkend worden. Momenteel voorzien we veel Europeanen
van kansen en welvaart, zonder de middelen te krijgen om deze mensen te huisvesten
en deze kansen en welvaart te blijven bieden.
Betreffende de beoogde bijeenkomst van West-Europese landen rondom het Kanaal en Noordzee
is het lid van de BBB-fractie van mening dat de dialoog met het Verenigd Koninkrijk
geïntensiveerd dient te worden opdat het Verenigd Koninkrijk meer verantwoordelijkheid
neemt omtrent haar immigratiebeleid. Feit is dat het Verenigd Koninkrijk een aanzuigende
werking heeft voor economische migranten die door Europa trekken om het Verenigd Koninkrijk
te bereiken. De migranten die afzien van de oversteek worden een Europees probleem
en degenen die het wel doen beginnen aan een ongewenste illegale overgang met enorm
menselijk leed maar al te vaak tot gevolg. In deze dialoog moeten de Europese landen
en het Verenigd Koninkrijk tot een concreet beleid komen waarbij asielaanvragen in
de herkomstlanden afgehandeld kunnen worden. Zo kunnen migranten met bestemming Verenigd
Koninkrijk veiliger hun aanvraag doen, en verlaagt de migratie- en doorreisdruk op
de EU en het Europees continent in het algemeen.
Het is om deze redenen dat het lid van de BBB-fractie de Staatssecretaris oproept
tot drie zaken. Allereest het herzien van de Dublinverordening opdat deze daadwerkelijk
nageleefd kan worden. Ten tweede het actief aanwakkeren van de discussie in EU-verband
omtrent de migratie-instroom. Hierbij mag de Staatssecretaris ook zeker de interne
migratie binnen de EU niet onbesproken laten. Als derde de oproep om tijdens het overleg
met de landen langs en rondom het kanaal migranten te beschermen door duidelijke afspraken
te maken met het Verenigd Koninkrijk.
Antwoord
Het kabinet verwijst ook naar het antwoord op een eerdere vraag van de leden van de
VVD-fractie over de kabinetsinzet voor de bijeenkomst over de Dublin-verordening.
Nederland overlegt regelmatig met buurlanden en gelijkgezinde lidstaten over de versterking
van de buitengrenzen, het beperken van de instroom en secundaire migratie en zal dat
ook blijven doen. Zoals gesteld in het antwoord van de vragen van de leden van de
VVD-fractie wordt in het overleg met de landen langs en rondom het kanaal gekeken
hoe de operationele samenwerking tussen de deelnemende landen, inclusief het Verenigd
Koninkrijk, kan worden verbeterd om migrantensmokkel tegen te gaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S.F.F. Meijer, adjunct-griffier