Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Palland en Boswijk over wachtlijsten bij agrarische kinderopvang vanwege starre regelgeving
Vragen van de leden Palland en Boswijk (beiden CDA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over wachtlijsten bij agrarische kinderopvang vanwege starre regelgeving (ingezonden 19 oktober 2022).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 6 december 2022). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 737.
Vraag 1
Kent u het bericht dat starre regelgeving ervoor zou zorgen dat er lange wachttijden
zijn ontstaan voor kinderopvang bij de boer?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat kinderopvang bij de boer als voordeel heeft dat kinderen in
contact komen met het buitenleven en kinderen al vroeg leren hoe ons voedsel wordt
geproduceerd? En dat deze vorm van multifunctionele landbouw bijdraagt aan het (her)verbinden
van landbouw en samenleving?
Antwoord 2
Ja. De multifunctionele landbouwsector draagt vanwege het karakter van de diensten
(bijvoorbeeld zorg, kinderopvang, natuurbeheer, recreatie) ook bij aan de economische
ontwikkeling en de maatschappelijke en ecologische kwaliteit van een gebied. De multifunctionele
landbouw kan een belangrijke rol spelen in het verdienmodel van de boer en kan een
rol spelen in het verkleinen van de afstand tussen boeren en burgers. Daarnaast kunnen
dit soort innovatieve vormen van kinderopvang in deze tijd van arbeidsmarktkrapte
een goede toevoeging zijn aan de kinderopvangsector in zijn geheel. Het is uiteraard
wel van belang dat de kinderopvang veilig en van hoge kwaliteit is en dus voldoet
aan de kwaliteitseisen die vanuit de Wet kinderopvang worden gesteld.
Vraag 3
Deelt u voorts de mening dat kinderopvang bij de boer een aanvulling kan zijn voor
het verdienmodel voor de boer en dat daardoor mogelijk meer geld beschikbaar is voor
investeringen, zodat voldaan kan worden aan de doelen die er liggen voor de sector,
zoals bijvoorbeeld stikstofreductie?
Antwoord 3
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) ziet multifunctionele landbouw,
waaronder agrarische kinderopvang, als één van de mogelijkheden om het verdienmodel
van de boer te verbeteren, ook in relatie tot de extensivering en omschakeling die
de komende tijd noodzakelijk zal zijn. Deze vorm van landbouw zal echter naar verwachting
niet voor elke boer een aanvullende inkomstenbron kunnen bieden, omdat de vraag vanuit
de markt voldoende moet zijn en omdat kinderopvang niet voor elke ondernemer een geschikte
nevenactiviteit is, vanwege de benodigde affiniteit met de zorg voor kinderen en de
fysieke situatie van de onderneming.
Gezien deze mogelijkheid om het verdienmodel van de boer te verbeteren wil de Minister
van LNV de multifunctionele landbouw, waaronder kinderopvang, de komende tijd stimuleren
en daarmee een geleidelijke groei van deze sector faciliteren. De Minister van LNV
is in gesprek over het position paper over Multifunctionele landbouw (MFL) dat LTO
recent heeft uitgebracht, over de belangrijkste uitdagingen voor de ontwikkeling van
MFL-activiteiten. In overleg met de partijen in het Platform MFL wordt de komende
tijd bezien hoe multifunctionele landbouw verder gestimuleerd kan worden, en welke
middelen daarvoor nodig zijn.
Vraag 4
Is het juist dat gemeentelijke vergunningverlening in veel gemeenten een obstakel
blijkt, omdat agrarische kinderopvang voor gemeenten een nog nieuw fenomeen is? Is
het kabinet bereid te bezien, al dan niet met Land- en Tuinbouworganisatie Nederland
(LTO) en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), wat nodig is om deze drempel
te slechten? Moet er ook een handreiking multifunctionele landbouw voor gemeenten
komen?
Antwoord 4
Het Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Sociale Zaken en Werkgelegenheid
hebben contact met LTO en VNG over de ervaren knelpunten.
Deze knelpunten zien enerzijds op de vergunningverlening bij het starten van een agrarische
kinderopvang en anderzijds op (toekomstige) veranderingen in de bedrijfssituatie die
kunnen botsen met de oorspronkelijke vergunningen. Daarnaast is overleg geweest met
de VNG over de gemeentelijke vergunningsverlening dat een van de ervaren belemmeringen
is. Op dit moment wordt vanuit LNV samen met VNG en LTO aan een voorstel gewerkt om
de «Handreiking Multifunctionele Landbouw en Ruimtelijke Ordening» uit 2011 te actualiseren.
De informatie uit deze handreiking kan door gemeenten worden toegepast bij gemeentelijke
beleidsafwegingen en bij het maken van plannen op het terrein van ruimtelijke ordening,
economie en milieu op het gebied van multifunctionele landbouw.
Vraag 5
Is het juist dat regels inzake multifunctionele landbouw de groei van agrarische kinderopvangbedrijven
onmogelijk maakt? Welke regels inzake multifunctionele landbouw worden hierin als
belemmerend ervaren?
Antwoord 5
Het aantal agrarische kinderopvangorganisaties is flink gegroeid de afgelopen jaren,
ondanks de ervaren belemmeringen. In 2020 waren er naar schatting 263 bedrijven met
agrarische kinderopvang2, in 2007 waren er dat nog slechts 20.
Uit de inventarisatie van LTO blijkt dat de belemmeringen vooral worden ervaren bij
o.a. gemeentelijke vergunningverlening. Hierover zijn we met VNG en LTO in gesprek.
Ook de handreiking genoemd in het antwoord op vraag 4 kan gemeenten hierin ondersteunen.
Vraag 6
Is het juist dat het volgens de huidige regelgeving niet mogelijk is om het aantal
dieren te verminderen en het aantal kinderopvangplekken uit te breiden, omdat dit
zou betekenen dat de neventak kinderopvang dan groter wordt dan de hoofdtak veehouderij?
Antwoord 6
Het kan zijn dat in sommige gemeenten de vergunning voor een agrarische kinderopvang
gekoppeld is aan het uitoefenen van een actief agrarisch bedrijf, en dat daarbij een
specifiek omzetpercentage is opgenomen. Eén van de redenen hiervoor is mogelijk de
wens tot behoud van de agrarische hoofdfunctie van een gebied. Gemeenten kunnen die
koppeling heroverwegen. VNG is gevraagd om te inventariseren hoe dat nu bij verschillende
gemeenten geregeld is en we gaan hierover verder in gesprek, ook om te kijken of die
koppeling mogelijk in de toekomst tot belemmeringen kan leiden wanneer boeren in de
transitie zich gaan oriënteren op het verbreden van het verdienmodel.
Een toename van de agrarische kinderopvang leidt immers enerzijds tot een groter aanbod
kinderopvangplekken waar nu in veel regio’s sprake is van wachtlijsten en anderzijds
tot mogelijkheden voor agrarische ondernemers om het verdienmodel te verbreden.
Vraag 7
Kunt u aangeven of er nog meer (starre) regelgeving is die de verdere groei van agrarische
kinderopvang in de weg staat?
Antwoord 7
Die is mij niet bekend. Vanuit SZW en LNV zijn en blijven we in gesprek met LTO en
de Verenigde Agrarische Kinderopvang (VAK) om te horen welke knelpunten en belemmeringen
zij ervaren bij het opstarten van een kinderopvang en om signalen op te halen.
Vraag 8
Zo ja, bent u bereid om, deze regels inzake multifunctionele landbouw en/of andere
knellende regels op dit punt te heroverwegen, hierover het gesprek te voeren met LTO
en voorstellen te doen waardoor het wel mogelijk wordt om bijvoorbeeld minder dieren
te houden en meer kinderen opvang te bieden?
Antwoord 8
Zoals bij het antwoord op vraag 7 aangegeven gaan we nog verder in gesprek met LTO
en Verenigde Agrarische Kinderopvang om te horen wat hun ervaringen zijn. Uiteraard
zijn we altijd bereid om te kijken hoe en waar we onnodige belemmeringen kunnen wegnemen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.