Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Staaij en Pouw-Verweij over het bericht dat de National Health Service een fundamentele koerswijziging doorvoert in de behandeling van genderdysforie bij minderjarigen
Vragen van de leden Van der Staaij (SGP) en Pouw-Verweij (JA21) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat de National Health Service een fundamentele koerswijziging doorvoert in de behandeling van genderdysforie bij minderjarigen (ingezonden 27 oktober 2022).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 2 december
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 749.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Britse National Health Service (NHS)
van plan is om een fundamentele koerswijziging door te voeren in de behandeling van
genderdysforie bij minderjarigen?1, 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van de koerswijziging van de NHS om gendertransitie bij kinderen in de
vroege puberteit sterk te ontmoedigen?
Antwoord 2
Zoals ik in eerdere Kamervragen3 over dit onderwerp heb geantwoord, bemoeit de overheid zich niet met de manier waarop
zorgverleners zorg verlenen voor zover het medisch-inhoudelijke overwegingen betreft.
Het is aan veldpartijen om gezamenlijk, in professionele standaarden en richtlijnen,
invulling te geven aan de vraag wat goede transgenderzorg is. Er vindt op dit moment,
in opdracht van het Ministerie van VWS, een evaluatie plaats van de bestaande Kwaliteitsstandaard
Transgenderzorg Somatisch. In de reeds uitgevoerde oriënterende (literatuur)search
ten behoeve van de evaluatie is ook gekeken naar richtlijnen/protocollen van andere
landen. Deze richtlijnen, zoals onder andere die van Zweden, de Standards of Care
for the Health of Transsexual, Transgender, and Gender Nonconforming People (versie4, alsmede wetenschappelijke literatuur worden meegenomen in de actualiteitsbepaling
van de huidige kwaliteitsstandaard.
Vraag 3
Begrijpt u de keuze van de NHS om voortaan terughoudend te zijn om behandelingen toe
te passen bij minderjarigen met genderdysforie en een meer afwachtende houding aan
te nemen, omdat genderincongruentie in veel gevallen gedurende de adolescentie verdwijnt?
Antwoord 3
Zoals in het antwoord op vraag 2 staat bemoeit de overheid zich niet met de manier
waarop zorgverleners zorg verlenen, voor zover het medisch-inhoudelijke overwegingen
betreft. Het is aan veldpartijen om gezamenlijk, in professionele standaarden en richtlijnen,
invulling te geven aan de vraag wat goede transgenderzorg is. Het is niet aan mij
om daar een oordeel over te hebben.
Vraag 4
Onderkent u dat in het internationale onderzoek naar genderdysforie al lange tijd
consensus bestaat over het feit dat meer dan tweederde van de jongeren die niet in
vroege sociale transitie gaat na de puberteit niet meer als transgender geldt (desisters), terwijl het percentage desisters minimaal is bij jongeren die wél een vroege sociale transitie ondergaan?5
Antwoord 4
Ik heb hierover contact gehad met het Amsterdam UMC. Volgens het Amsterdam UMC zijn
de richtlijnen en onderzoeken waarnaar verwezen wordt in de voetnoot al wat ouder,
daarbij is het onderzoek zeer beperkt. Het klopt dat er internationaal lange tijd
werd gerefereerd aan het (oudere) onderzoek dat deze proportie – die in de vraag wordt
benoemd – heeft geconstateerd. Echter, dezelfde onderzoekers hebben deze cijfers intussen
genuanceerd (Ristori & Steensma, 20161). Daarnaast laat recenter onderzoek in de Nederlandse
context minder uitgesproken cijfers zien (Wiepjes 20182).
Op basis van uw vraag en de gestuurde onderzoeken is het daarom belangrijk een nuance
te maken. De vergelijking tussen de verschillende onderzoeken en de rol van een sociale
transitie binnen het proces van aanhouden of afnemen van deze gevoelens (persisteren
en desisteren) moet met veel voorzichtigheid worden gemaakt doordat de onderzoeken
(1) zich richten op andere landen, (2) zich richten op andere tijdsperiodes, (3) gebruik
maken van verschillende onderzoek samples (klinisch verwezen kinderen en niet-klinisch
verwezen kinderen).
Dit neemt niet weg dat de onderzoekers en clinici er duidelijk over zijn dat de genderidentiteit
voor de puberteit en adolescentie nog sterk in ontwikkeling is, aldus het Amsterdam
UMC. Jongeren krijgen in Nederland zorg op maat en elke vervolgstap wordt zorgvuldig
afgewogen met het hele team en de betrokkene zelf (Kwaliteitsstandaard Transgenderzorg
Somatisch, behandeling van kinderen en adolescenten module 2.1). Op zorgverleners
rust hier dus een belangrijke verantwoordelijkheid.
Vraag 5
Vindt u het belangrijk dat jongeren zoveel mogelijk de kans krijgen om hun identiteit
te ontwikkelen zonder een sociale transitie of zelfs medische behandelingen te moeten
ondergaan?
Antwoord 5
Het kabinet streeft ernaar dat iedereen zichzelf kan zijn in de maatschappij. Ik vind
het daarom belangrijk dat mensen in vrijheid kunnen leven in overeenstemming met hun
genderidentiteit en gewenste genderexpressie. Wanneer iemand besluit een sociale transitie
te ondergaan (bijvoorbeeld door andere kleding te gaan dragen of een andere sociale
genderrol aan te nemen) is dat een individuele keuze die betrekking heeft op iemands
persoonlijke genderidentiteit en genderexpressie. De sociale transitie staat op zichzelf
los van zorg of medische behandelingen. Het is dan ook niet aan het kabinet of aan
zorgverleners om daarover te oordelen.
Wat betreft het ondergaan van medische behandelingen is het niet aan mij om hier een
oordeel over te vormen. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 6
Deelt u de opvatting van de NHS dat een vroege sociale transitie bij kinderen of pubers
niet mag worden beschouwd als een neutrale handeling, maar een «actieve interventie»
die significante psychologische gevolgen kan hebben voor de minderjarige?
Antwoord 6
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 5.
Vraag 7
Hoe verhoudt de grote terughoudendheid van de NHS om puberteitsremmers toe te passen
bij minderjarigen vanwege het gebrek aan bewijs en kennis over de langetermijneffecten
zich tot uw recente antwoorden op Kamervragen dat «vanuit medisch oogpunt (...) hormoonbehandelingen [zijn] geaccepteerd als voldoende
veilig»?6
Antwoord 7
In de Kwaliteitsstandaard Transgenderzorg Somatisch is bepaald wat goede transgenderzorg
is. Daarin is aangegeven dat hormonen onder voorwaarden onderdeel kunnen uitmaken
van de behandeling van transgender personen (ook bij een deel van de minderjarigen).
Zoals u weet wordt deze Kwaliteitsstandaard op dit moment geëvalueerd. In de reeds
uitgevoerde oriënterende (literatuur)search ten behoeve van evaluatie van de kwaliteitsstandaard
is onder andere gekeken naar richtlijnen/protocollen van andere landen. Deze richtlijnen
en wetenschappelijke literatuur worden meegenomen in de actualiteitsbepaling van de
huidige Kwaliteitsstandaard Transgenderzorg Somatisch.
Vraag 8
Wat betekent het door de NHS geconstateerde gebrek aan medisch-wetenschappelijke onderbouwing
van puberteitsremmers voor het gebruik van dergelijke hormoonbehandelingen in Nederlandse
ziekenhuizen en klinieken?
Antwoord 8
Zie het antwoord op vraag 7.
Vraag 9
Wat vindt u ervan dat volgens de NHS gendervragen moeten worden behandeld door een
echt multidisciplinair team, dat niet alleen bestaat uit experts op het gebied van
genderdysforie, maar ook deskundigen met betrekking tot kindergeneeskunde, autisme,
neurologie en geestelijke gezondheid?
Antwoord 9
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, bemoeit de overheid zich niet
met de manier waarop zorgverleners zorg verlenen, voor zover het medisch-inhoudelijke
overwegingen betreft. Ik heb hier als Minister van VWS dan ook geen oordeel over.
Overigens is netwerkzorg waarbij verschillende disciplines worden betrokken wel één
van de uitgangspunten van de huidige Kwaliteitsstandaard Transgenderzorg Somatisch.
De kwartiermaker transgenderzorg heeft zich de afgelopen jaren ook ingezet voor meer
samenwerking en netwerkvorming.
Vraag 10
Bent u bereid om in contact te treden met de betreffende autoriteiten in het Verenigd
Koninkrijk, Finland en Zweden, om geïnformeerd te worden over de ingrijpende wijziging
in deze landen in de behandeling van kinderen en jongeren met genderdysforie en de
Kamer hierover te informeren?
Antwoord 10
Nee.
Zoals ik heb aangegeven bemoeit de overheid zich niet met de manier waarop zorgverleners
zorg verlenen, voor zover het medisch-inhoudelijke overwegingen betreft. In de reeds
uitgevoerde oriënterende (literatuur)search ten behoeve van evaluatie van de kwaliteitsstandaard
is onder andere gekeken naar richtlijnen/protocollen van andere landen. Deze richtlijnen
en wetenschappelijke literatuur worden meegenomen in de actualiteitsbepaling van de
huidige Kwaliteitsstandaard Transgenderzorg Somatisch.
Vraag 11
Bent u in ieder geval bereid om in gesprek te gaan met de NHS of de contacten te bevorderen
tussen de NHS en relevante organisaties in ons land (zoals het Zorginstituut Nederland
en de Inspectie Gezondheid en Jeugd) om te bezien of de beleidswijziging van de NHS
ook consequenties heeft voor transgenderzorg in Nederland?
Antwoord 11
Zie het antwoord op vraag 2 en 10.
Vraag 12
Wordt de koerswijziging van de NHS betrokken bij de evaluatie van de Kwaliteitsstandaard
Transgenderzorg Somatisch?
Antwoord 12
Zie het antwoord op vraag 10.
Vraag 13
Wanneer wordt de uitkomst van deze evaluatie verwacht?
Antwoord 13
Ik verwacht de uitkomsten van deze evaluatie rond de zomer 2023.
Vraag 14
Acht u het noodzakelijk om, in het licht van de ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk
en uit oogpunt van medische zorgvuldigheid, ook de Kwaliteitsstandaard Psychische
Transgenderzorg spoedig te laten evalueren?
Antwoord 14
Ik heb begrepen dat in het kader van de evaluatie van de Kwaliteitsstandaard Transgenderzorg
Somatisch ook met partijen gesproken wordt over het mogelijk integreren van deze Kwaliteitsstandaard
en de Kwaliteitsstandaard Psychische Transgenderzorg. Op de uitkomsten hiervan kan
ik op dit moment niet vooruitlopen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.