Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Plas over het artikel 'Aerius dubbel ongeschikt voor opkoop piekbelasters» en de onderliggende studie 'Rebuttal On RIVM’s Critique Of Briggs et al. AERIUS/OPS Model Performance'
Vragen van het lid Van der Plas aan de Minister voor Natuur en Stikstof over het artikel «Aerius dubbel ongeschikt voor opkoop piekbelasters» en de onderliggende studie «Rebuttal On RIVM's Critique Of Briggs et al. AERIUS/OPS Model Performance» (ingezonden 24 oktober 2022).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 1 december
2022).
Vraag 1 en 2
Kunt u exact aangeven wat uw definitie is van «piekbelaster», gezien het feit dat
in de afgelopen jaren verschillende definities van «piekbelaster» werden gehanteerd,
zoals bijvoorbeeld: overschrijding van de grenswaarde van twee mol per hectare per
jaar, een relatief hoge totale vracht op één natuurgebied, een relatief hoge totale
vracht op de landelijke natuur en soms wordt gesproken over de hoogste emissies in
plaats van de deposities, oftewel de gekozen uitgangspunten en rekenmethode bepalen
de uitkomst?1
Kunt u daarbij precies aangeven hoe deze wordt berekend?
Antwoord 1 en 2
Bij brief van 14 oktober 20222 heb ik de Tweede Kamer aangegeven dat de aanpak piekbelasters vraagt om een zorgvuldige
definitie van de bedrijven waar het om gaat. Mede met het oog op deze zorgvuldigheid
wil ik u, voor de nadere omschrijving van piekbelasters en de te hanteren rekenmethodiek,
verwijzen naar de brief «Voortgang integrale aanpak landelijk gebied en opvolging
Porthosuitspraak» die op vrijdag 25 november aan de Tweede Kamer is gestuurd.
Vraag 3
Erkent u dat de keuze in uitgangspunten en rekenmethode bepalend zijn voor wie als
piekbelaster wordt aangemerkt?
Antwoord 3
Uitgangspunten en rekenmethodiek zijn van belang voor de vraag of iemand wel of geen
piekbelaster is. Voor een nadere invulling verwijs ik naar voornoemde brief.
Vraag 4
Klopt het dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) de inhoudelijke
analyses heeft gemaakt voor het memo «Concept-analyse mogelijk effect piekbelasters,
30-9-'22» dat gebruikt is voor het rapport van Johan Remkes, op verzoek van het Ministerie
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit?3
Antwoord 4
Nee, dat klopt niet. Deze memo is opgesteld door mijn departement, in samenwerking
met het Ministerie van Financiën. Een deel van de conclusies is wel gebaseerd op eerdere
analyses door het RIVM. Ook heeft het RIVM op basis van eigen berekeningen een verificatie
uitgevoerd op de ordegrootte-effecten uit de memo.
Vraag 5, 6 en 7
In dit memo zijn twee nieuwe definities van piekbelaster geformuleerd, wie heeft deze
twee definities geformuleerd?
Is dit een politieke keuze of een wetenschappelijk onderbouwde keuze?
Waarom is voor deze twee definities gekozen?
Antwoord 5, 6, en 7
De in de memo gehanteerde uitgangspunten zijn bedoeld om een indicatieve bandbreedte
te geven van wat een bepaald aantal piekbelasters bijdraagt aan de stikstofdepositie.
Het is niet bedoeld als definitief selectiecriterium of vastgestelde definitie voor
piekbelasters. Ik streef ernaar de Tweede Kamer uiterlijk in januari 2023 te informeren
over keuzes rondom criteria voor onder andere de in voornoemde brief genoemde plusregeling
(LBV+).
Vraag 8 en 9
Kunt u aangeven hoe groot de onzekerheid is in de berekende piekbelasting die één
piekbelaster veroorzaakt?
Kunt u dit specifiek voor één boerderij, die piekbelasting veroorzaakt op één Natura
2000-gebied aangeven?
Antwoord 8 en 9
Een exact en eenduidig getal voor de onzekerheid is niet te geven. Aangezien de bijdrage
van één bedrijf wordt berekend binnen het toepassingsbereik van de rekenmodellen en
de resultaten zijn gegeven in totale depositievracht, is de onzekerheid relatief beperkt.
De uitgevoerde analyse is bedoeld om de ordegrootte-effecten van een aanpak piekbelasters
in beeld te brengen. In geval van uitvoering van het verplichtende traject van de
aanpak piekbelasters zal altijd zorgvuldig getoetst worden aan de feitelijke situatie.
Vraag 10 en 11
Klopt het dat deze onzekerheid groter wordt, naarmate de emissie hoger is?
Voor de (her)uitgifte van stikstofruimte voor nieuwe projecten is de depositie per
relevant hexagoon maatgevend, wanneer één piekbelaster op één hexagoon een berekende
stikstofbelasting veroorzaakt van 20 mol per hectare per jaar (een realistisch getal),
hoe groot is dan de onzekerheid in dit berekende getal?
Antwoord 10 en 11
Er is volgens het RIVM geen vaste relatie tussen de onzekerheid van de berekening
en de grootte van de emissie.
De onzekerheid van de berekening is onder andere afhankelijk van de afstand van de
bron tot een specifiek hexagoon en het type natuur dat op die locatie aanwezig is.
Er kan daarom geen exact getal gegeven worden.
Vraag 12 en 13
Wanneer de emissies van deze piekbelaster worden teruggebracht naar nul, berekent
AERIUS 20 mol per hectare per jaar minder depositie op het relevante hexagoon, zou
de «stikstofwinst» gezien de forse onzekerheid ook veel minder kunnen zijn dan 20
mol per hectare per jaar, bijvoorbeeld maar 10 mol per hectare per jaar of zelfs nul?
Of kan het veel meer zijn dan 20 mol per hectare per jaar?
Antwoord 12 en 13
Onzekerheden zijn inherent aan modelberekeningen en zullen bij deze methodiek dus
altijd blijven bestaan. Er is geen algemene absolute onzekerheid te verbinden aan
depositierekeningen op individuele hectares.
Wel werkt het RIVM continu aan de doorontwikkeling van de modellen om de onzekerheden
zo veel mogelijk te beperken.
Vraag 14
Klopt het dat voor inname van stikstof (het terugbrengen van de stikstofuitstoot van
piekbelasters naar bijna nul) gerekend wordt op het detailniveau van hexagonen? Met
andere woorden, wordt per hexagoon de stikstofafname bepaald? Zo ja, waarom is het
nodig om op hexagoonniveau te rekenen?
Antwoord 14
In de memo (waar vraag 4 naar verwijst) is voor de analyse gekeken naar de totale
depositievracht per natuurgebied. Dit is de berekende depositie op alle relevante
hectares binnen een natuurgebied bij elkaar opgeteld. Het te hanteren detailniveau
is een beleidskeuze die nog moet worden gemaakt. Waar het gaat om criteria voor afbakening
van de doelgroep van de LBV+ streef ik ernaar de Tweede Kamer uiterlijk in januari
2023 te informeren.
Vraag 15
Klopt het dat bij heruitgifte van de stikstofruimte voor nieuwe projecten gekeken
wordt op het detailniveau van hexagonen? Zo ja, kan AERRIUS dergelijke berekeningen
op hexagoonniveau met voldoende zekerheid maken?
Antwoord 15
Voor de uiteindelijke en eventuele her-uitgifte van de stikstofdepositie aan PAS-melders
is een berekening op hectare-niveau vereist.
Het is bij toestemmingverlening een juridisch vereiste om uit te sluiten dat een project
significante negatieve effecten op de beschermde natuur heeft. Dit vraagt om berekeningen
op gedetailleerd niveau, omdat de KDW en de totale depositie per locatie verschilt.
Vraag 16
Bent u het eens dat de studie «Rebuttal On RIVM's Critique Of Briggs et al. AERIUS/OPS
Model Performance» laat zien dat de onzekerheid van AERIUS groter is, naarmate de
emissiebron groter is? Zo nee, uit welke studie blijkt het tegendeel?4
Antwoord 16
Het RIVM heeft op zijn website5 uitgebreid gereageerd op deze kritiek op het Operationele Prioritaire Stoffen model
(OPS).
Het is goed om te zien dat hierover een wetenschappelijk dialoog gevoerd wordt. Dit
helpt bij de continue doorontwikkeling van de modellen. Voorlopig is de algemene wetenschappelijke
consensus dat OPS geschikt is voor het berekenen van stikstofdepositie.
Ik zie daarom geen aanleiding om de gehanteerde rekenmethodiek te herzien.
Vraag 17
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de AERIUS-berekeningen op piekbelaster-niveau (uitgaande
van één onderneming bij één natuurgebied), die relatief grote onzekerheden kennen,
niet gaan leiden tot nóg meer rechtszaken, gezien het feit dat het aantal rechtszaken
hand over hand toeneemt omdat er, kort samengevat, onvoldoende wordt gegarandeerd
dat het beleid werkt en daardoor te grote onzekerheden debet zijn aan die rechtszaken?
Antwoord 17
De gehanteerde rekenmethodiek wordt continu doorontwikkeld en is daarmee gebaseerd
op de meest actuele wetenschappelijke consensus. Onzekerheden zijn inherent aan het
uitvoeren van modelberekeningen. Daarom kan de onzekerheid nooit volledig naar nul
worden gebracht.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.